gepubliceerd op 28 mei 2003
Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen
10 APRIL 2003. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 9 december 1993 betreffende de hulp en de tegemoetkomingen van het Waalse Gewest voor de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën, inzonderheid op de artikelen 7 en 8;
Overwegende dat de programma's voor een rationeler energiegebruik door de publiekrechtelijke personen en de niet-commerciële instellingen ondersteund en het aandeel van de hernieuwbare energiebronnen in de primaire energiebalans, evenals het gebruik van een kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling, verhoogd dienen te worden;
Overwegende dat het belangrijk is de publiekrechtelijke personen en die niet-commerciële instellingen beslissingsondersteunend bij te staan om een beter beheer van hun energie-uitgaven mogelijk te maken;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 mei 2002;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 8 mei 2002;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 4 juli 2002 over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen een termijn van minder dan één maand;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 2 oktober 2002;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 16 december 2002, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie;
Na beraadslaging, Besluit : Begripsomschrijvingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1°) Minister : de Minister bevoegd voor Energiebeleid; 2°) Bestuur : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest; 3°) publiekrechtelijke persoon : elke Waalse gemeente, elk Waals openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, elke Waalse provincie; 4°) niet-commerciële instelling : de instellingen zoals omschreven in artikel 1, 4°, van het decreet van 9 december 1993 betreffende de hulp en de tegemoetkomingen van het Waalse Gewest voor de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën; 5°) hernieuwbare energiebron : elke andere energiebron dan fossiele brandstoffen en kernsplitsing zoals omschreven in artikel 2, 4°, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt; 6°) kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling : gecombineerde productie van warmte en elektriciteit zoals omschreven in artikel 2, 3°, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt; 7°) energieprestatie van een gebouw : globale energie-efficiëntie van een gebouw, uitgedrukt in één of meer numerieke indicatoren die berekend zijn met inachtneming van de thermische isolatie, van de technische installatiekenmerken, het ontwerp en de ligging in samenhang met de klimatologische aspecten, de blootstelling aan de zon en de invloed van aangrenzende structuren, de eigen energieopwekking en andere factoren, waaronder het binnenklimaat die van invloed zijn op de vraag naar energie; 8°) energieboekhouding : boekhoudsysteem van de energiestroom zoals omschreven in bijlage I, dat ten eerste als beleidsinstrument kan dienen voor het energiebeheer, meer bepaald door in de inzameling, de verwerking en de mededeling van informatie over door elke technische bedrijfseenheid per dienst of per gebruik verbruikte energievectoren te voorzien, ten tweede verbruiksratio's kan vaststellen en ten derde, in voorkomend geval, alarm kan geven en de controle mogelijk kan maken bij buitensporig energieverbruik; 9°) energie-audit : evaluatiemethode, zoals omschreven in bijlage II, van de energieprestatie van een gebouw, van de uitrustingen en het beheer ervan, rekening houdend met de kenmerken en het gebruik ervan; 10°) haalbaarheidsvoorstudie : studie, zoals omschreven in bijlage III, naar de dimensionering en de technische, energetische en economische kenmerken van een investering zonder enige verwijzing naar een type of een specifiek merk met betrekking tot die investering; 11°) werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw : werken opgenomen in bijlage V bij dit besluit, die betrekking hebben op het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de installatie van een kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling, de verbetering van de verwarmingssystemen, de ventilatie, de airconditioning, de verlichting, het energiebeheer waarbij eveneens rekening gehouden wordt met het thermisch winter- en zomercomfort en de kwaliteit van de binnenlucht en die een betere energie-efficiëntie van een gebouw in de hand werken; 12°) erkend auditeur : natuurlijke persoon, erkend krachtens artikel 13 van dit besluit; 13°) actief energiebeheersingsbeleid : samenhangend en gecoördineerd geheel van acties en methodes waaraan gebouwen uit eenzelfde gebouwenbestand onderworpen worden, om enerzijds de normale opvolging van het energieverbruik mogelijk te maken en om zich anderzijds de beginselen inzake rationeel energiegebruik in de bouw, het beheer, het onderhoud en de renovatie van het gebouwenbestand toe te eigenen, met als doel een betere energie-efficiëntie. Dat kan gebeuren door de invoering van een energieboekhouding die op zijn minst de informatievergaring omschreven in bijlage VII mogelijk maakt, door de aanwijzing van een energieverantwoordelijke, de doorvoering van nauwkeurige audits of bijzondere energie-investeringen, de invoering van specifieke energieclausules in de bestekken voor de bouw/de renovatie, een beter energiebeheer voor het gebouwenbestand, de informatieverstrekking aan of de sensibilisering van de bewoners, het vrijmaken van een specifiek voor energie aangewende begroting, of elke andere actieve beheersdaad die een betere energie-efficiëntie in de gebouwen uit eenzelfde gebouwenbestand als gevolg heeft.
Voorwaarden voor de toekenning van de susbidie
Art. 2.Binnen de perken van de begrotingskredieten kent de Minister aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen een subsidie toe voor de invoering van een energieboekhouding, de doorvoering van audits en haalbaarheidsvoorstudies, evenals voor de uitvoering van werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw dat deel uitmaakt van hun gebouwenbestand.
Voor de werken waarbij noch van hernieuwbare energiebronnen, noch van kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling, noch van de invoering van een energieboekhouding sprake is, kan een subsidie evenwel enkel worden toegekend indien de aanvrager ervan het gebouw in kwestie bewoont en indien dat gebouw sinds minstens tien jaar gebouwd is.
Art. 3.§ 1. De berekeningsgrondslag voor de subsidie wordt geraamd met als referentie alle in aanmerking komende kosten samen genomen, BTW inbegrepen. § 2. Onder in aanmerking komende kosten wordt verstaan : a) voor de invoering van een energieboekhouding, de levering en de installatie van de instrumenten voor de meting van het energieverbruik, het toebehoren, de kabels, de elektriciteitskasten, met inbegrip van eventuele afstandsbediende toestellen, de toestellen voor de registratie van de gegevens en de software voor de gegevensopvang, -analyse en -validering, evenals de kosten van de daarop betrekking hebbende personeelsopleiding;b) voor de doorvoering van een energie-audit door een erkend auditeur en de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie met betrekking tot een investering met het oog op de doorvoering van werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw, de nodige prestatie van de persoon belast met de studie, evenals de kost voor het verrichten van de eventuele energietellingen;c) voor de werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw, de aankoop en de installatie van materiaal of uitrustingen voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw.
Art. 4.§ 1. Het percentage dat van toepassing is op de berekeningsgrondslag voor het bedrag van de subsidie wordt als volgt bepaald : a) voor de invoering van een energieboekhouding wordt het percentage van de subsidie vastgesteld op 50 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten;b) voor de doorvoering van een energie-audit door een erkend auditeur, de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering met het oog op een betere energie-efficiëntie van het gebouw wordt het percentage van de subsidie vastgesteld op 50 % van de in aanmerking komende kosten;het percentage wordt op 60 % vastgesteld als de aanvrager sinds minstens twee jaar een actief energiebeheersingsbeleid voor zijn gebouwenbestand voert; c) voor de werken die een betere energie-efficiëntoe in een gebouw mogelijk dienen te maken wordt het percentage van de subsidie vastgesteld op 30 % van de in aanmerking komende kosten;dat percentage wordt evenwel op 40 % vastgesteld als de aanvrager sinds minstens twee jaar een actief energiebeheersingsbeleid voor zijn gebouwenbestand voert. § 2. Om aanspraak te kunnen maken op de subsidie bedoeld in § 1, c) , dient het bedrag van de in aanmerking komende kosten gelijk te zijn aan of hoger te zijn dan 2.500 euro.
Art. 5.Subsidies mogen gecumuleerd worden voor zover de totale som van de toegekende subsidies 100 % van het totale bedrag van de in aanmerking komende kosten niet overschrijdt.
Art. 6.Om gesubsidieerd te kunnen worden, dient de audit te worden doorgevoerd door een erkend auditeur. In dat geval dient laatstgenoemde volgende voorwaarden na te leven : - onafhankelijk zijn tegenover de onderneming en de vennootschappen die de werken zullen uitvoeren of de investeringen zullen doorvoeren die door de auditeur geanalyseerd zullen worden; - geen energieleverancier noch leverancier van uitrustingen zoals in de audit bedoeld, zijn; - referenties voorleggen waaruit zijn ervaring blijkt inzake de analyse van de energie-efficiëntie van de installaties, uitrustingen of activiteiten die bestudeerd worden.
Indiening van de subsidieaanvraag
Art. 7.§ 1. Het dossier met de subsidie-aanvraag wordt in twee exemplaren bij het Bestuur ingediend. Het bestaat uit : 1°) voor de invoering van een energieboekhouding : - het in bijlage VI bij dit besluit omschreven aanvraagformulier; - het bestek of de beschrijving van de uit te voeren werken en het te plaatsen materiaal; - de kostenraming voor het leveren en plaatsen van het materieel waarvoor de subsidie verleend wordt; - een verklarende nota met betrekking tot de conformiteit van de werken met het voorschrift van bijlage I; - alle stukken met betrekking tot alle financieringsbronnen en de voor de doorvoering van de beoogde werken reeds verkregen, aangevraagde of aan te vragen subsidies; 2°) voor de doorvoering van een energieaudit door een erkend auditeur of van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering met het oog op de uitvoering van werken die een betere energie-efficiëntie van het gebouw mogelijk maken : - het in bijlage VI bij dit besluit omschreven aanvraagformulier; - de audit of de haalbaarheidsvoorstudie voor een investering die is doorgevoerd overeenkomstig het voorschrift van bijlage II of III naargelang; - het afschrift van de omstandige factuur voor het ereloon met betrekking tot de studie; - het afschrift van het betaalbewijs; - de schuldvordering tegenover het Gewest; - het attest van de erkend auditeur waarbij laatstgenoemde bevestigt dat hij aan de voorwaarden van artikel 6 voldoet in geval van een audit; - in voorkomend geval, een presentatie van het actieve energiebeheersingsbeleid in het gebouwenbestand van de aanvrager; 3°) voor de uitvoering van de werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in een gebouw : - het in bijlage VI bij dit besluit omschreven aanvraagformulier; - het bestek of de beschrijving van de uit te voeren werken of het te plaatsen materieel; - de kostenraming voor het leveren en plaatsen van het materieel waarvoor de subsidie verleend wordt; - een verklarende nota met betrekking tot de naleving van de energiecriteria vermeld in bijlage V; - alle stukken met betrekking tot alle financieringsbronnen en de voor de doorvoering van de beoogde werken reeds verkregen, aangevraagde of aan te vragen subsidies; - in voorkomend geval, een presentatie van het actieve energiebeheersingsbeleid in het gebouwenbestand van de aanvrager.
Art. 8.§ 1. Binnen de maand die volgt op de ontvangst van de subsidieaanvraag richt het Bestuur een ontvangstbewijs aan de aanvrager waarbij het aangeeft of het aanvraagdossier al dan niet volledig is.
Indien het dossier onvolledig wordt verklaard, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, die ingaat op de datum waarop het Bestuur zijn ontvangstbewijs verstuurd heeft, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Indien de aanvrager na afloop van die termijn het Bestuur de verzochte inlichtingen verstrekt heeft, wordt er een tweede ontvangstbewijs verstuurd om de aanvrager erover in te lichten dat zijn dossier volledig is.
Indien de aanvrager na afloop van die termijn evenwel de opgevraagde inlichtingen niet verstrekt heeft, wordt de aanvraag geacht nooit te zijn ingediend. § 2. Van de beslissing tot weigering en van de belofte dat de subsidie toegekend wordt, wordt binnen de drie maanden te rekenen van het versturen van het ontvangstbewijs waarbij aangegeven wordt dat de aanvraag volledig is, kennis gegeven. § 3. Het toekennen van de subsidie voor de invoering van een energieboekhouding of voor werken met het oog op een betere energie-efficiëntie van een gebouw houdt de verplichting in om het Bestuur jaarlijks gedurende tien jaar de inlichtingen te verstrekken over het energieverbruik in het betrokken gebouw zoals bedoeld in de bijlagen VII en VIII naar gelang.
Art. 9.§ 1. De subsidieaanvragen die betrekking hebben op de invoering van een energieboekhouding, evenals de subsidieaanvragen die betrekking hebben op de uitvoering van werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in het gebouw dienen te gebeuren vóór de offerteaanvraag en vóór de uitvoering van de werken, die pas na de kennisgeving van de beslissing tot weigering of van de belofte dat de subsidie zal worden toegekend, plaats mogen vinden. De beslissing tot toekenning van de subsidie kan verbonden worden aan de voorwaarde dat sommige technische aspecten van het aanvraagdossier gewijzigd zouden worden. § 2. Indien de werken evenwel dringend noodzakelijk zijn, kunnen ze vóór de indiening van de aanvraag aangevat worden voorzover het Bestuur schriftelijk de toelating heeft gegeven om de werken aan te vangen die evenwel niet gelijkstaat met een beslissing tot toekenning van de subsidie. § 3. De subsidieaanvragen die betrekking hebben op de doorvoering van een energieaudit door een erkend auditeur of op de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering met het oog op de uitvoering van werken die een betere energie-efficiëntie in een gebouw mogelijk maken, worden uiterlijk zes maanden na doorvoering van bedoelde audits of studies ingediend.
Art. 10.§ 1. De gesubsidieerde werken dienen uitgevoerd te worden binnen een termijn van drie jaar te rekenen van de kennisgeving van de belofte dat de subsidie toegekend zal worden.
Die termijn kan evenwel verlengd worden met één jaar indien begunstigde daartoe uiterlijk drie maanden vóór de dag waarop de oorspronkelijk bepaalde termijn verstrijkt, een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek bij het Bestuur indient.
Aanvraag tot uitbetaling van de subsidie
Art. 11.§ 1. De aanvraag tot uitbetaling van de subsidie voor de invoering van een energieboekhouding en voor de uitvoering van werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in het gebouw dient in twee exemplaren bij het Bestuur te worden ingediend in de loop van het jaar volgend op het jaar waarin de werken zijn uitgevoerd. § 2. Indien die termijn niet is nageleefd, wordt het dossier afgehandeld en vervalt de beslissing tot toekenning. § 3. De aanvraag tot uitbetaling van de subsidie voor de werken bevat : - de beslissing tot toewijzing van de opdracht voor aanneming van werken en de vergelijkende analyse van de offertes; - het afschrift van de offerte van de aannemer die de werken toegewezen kreeg; - de verschillende staten van vordering van de werken, de eindafrekening en de daarop betrekking hebbende facturen; - het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken; - de schuldvordering tegenover het Gewest voor de uitbetaling van de subsidie. § 4. Binnen de maand volgend op de ontvangst van de aanvraag tot uitbetaling van de subsidie, richt het Bestuur een ontvangstbewijs aan de aanvrager waarin aangegeven wordt of het dossier al dan niet volledig is.
Indien het dossier onvolledig wordt verklaard, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, die ingaat op de datum waarop het Bestuur zijn ontvangstbewijs verstuurd heeft, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.
Indien de aanvrager na afloop van die termijn het Bestuur de verzochte inlichtingen verstrekt heeft, wordt er een tweede ontvangstbewijs verstuurd om de aanvrager erover in te lichten dat zijn dossier volledig is.
Indien de aanvrager na afloop van die termijn evenwel de opgevraagde inlichtingen niet verstrekt heeft, wordt de aanvraag geacht nooit te zijn ingediend.
Begeleidingscomité
Art. 12.. § 1. Bij de Minister wordt een Begeleidingscomité opgericht dat belast is met de technische behandeling van de subsidieaanvraagdossiers. § 2. Het Begeleidingscomité bestaat uit : - één vertegenwoordiger van de Minister bevoegd voor het Energiebeleid; - twee vertegenwoordigers van het Bestuur; - de Inspecteur van Financiën; - één of meer door de Minister aangewezen energiedeskundigen. § 3.Voor de dossiers met betrekking tot de werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in een gebouw evalueert het Begeleidingscomité de subsidieaanvraag door middel van volgende criteria : - de energieprioriteit van het vooropgestelde project in het kader van het gebouw; - de relevantie van de keuze van de voorgestelde technieken en voorzieningen; - de energiebesparing, inzonderheid besparing van primaire energie en de verwachte vermindering van CO2-emissies; - de raming van het boekhoudkundig terugwineffect; - in voorkomend geval, het actieve energiebeheersingsbeleid in het gebouw. § 4. Voor de andere subsidie-aanvraagdossiers dan die bedoeld in § 3 wordt de kwaliteit ervan door het Begeleidingscomité enkel geëvalueerd door middel van volgende criteria : - methologie en technische nauwgezetheid; - de relevantie van de keuze van de voorgestelde technieken en voorzieningen; - de energiebesparing, inzonderheid besparing van primaire energie en de verwachte vermindering van CO2-emissies.
Erkenning van de auditeurs
Art. 13.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon kan een aanvraag indienen tot erkenning als auditeur. Die aanvraag wordt per aangetekend schrijven bij het Bestuur ingediend.
De erkenningsaanvraag bevat volgende gegevens : - naam, adres en beroep van de aanvrager; - titels, kwalificaties en referenties van de aanvrager in het vakgebied « energieaudit »; - de technische en de samenwerkingsmiddelen waarover de aanvrager beschikt. § 2. De Minister beslist over de erkenningsaanvraag, na advies van het Bestuur, dat over de mogelijkheid beschikt om de aanvrager te horen.
De beslissing tot erkenning wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De erkenning wordt voor drie jaar verleend. Zij is hernieuwbaar op grond van een hernieuwingsaanvraag die vóór de datum waarop de erkenning verstrijkt, ingediend moet worden. In dat geval wordt zij verlengd tot op het tijdstip waarop de Minister over de hernieuwingsaanvraag beslist heeft. § 3. Indien het Bestuur ertoe gebracht wordt om tekortkomingen vast te stellen die de erkend auditeur toe te schrijven zijn, ongeacht of diens technische kennis, diens methodes en nauwgezetheid, of nog de kwaliteit van het auditverslag in het geding zijn, wordt de auditeur opgeroepen. Na de auditeur uitgenodigd te hebben om te worden gehoord, stelt het Bestuur de Minister in voorkomend geval voor om hem ofwel een waarschuwing ofwel een tijdelijke dan wel definitieve intrekking van de erkenning als erkend auditeur toe te sturen. De Minister beslist aan de hand van het eensluidend advies van het Bestuur. De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Overgangsmaatregelen
Art. 14.De subsidieaanvragen die vóór inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, blijven onderworpen aan het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juli 1983 betreffende de verlening van subsidies aan de gemeenten voor de uitvoering van werken om energiebesparingen te verwezenlijken.
Art. 15.De subsidieaanvragen die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van dit besluit of binnen de twee jaar na inwerkingtreding van dit besluit voor werken die aanvingen vóór inwerkingtreding ervan blijven onderworpen aan het koninklijk besluit van 10 februari 1983 houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik.
Art. 16.Alle subsidieaanvragen met betrekking tot de doorvoering van een energie-audit door een erkend audtiteur, tot de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering met het oog op de doorvoering van werken die een betere energie-efficiëntie in een gebouw overeenkomstig dit besluit mogelijk maken, kunnen enkel betrekking hebben op opdrachten die na de datum van inwerkingtreding van dit besluit besteld en verwezenlijkt zijn.
Art. 17.Tijdens een periode van twee jaar die ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit kunnen alle werken die beantwoorden aan de in aanmerking komende criteria van het besluit van 13 juli 1983 betreffende de verlening van subsidies aan de gemeenten voor de uitvoering van werken om energiebesparingen te verwezenlijken gewijzigd bij de besluiten van 20 juni 1984, 2 oktober 1985, 23 januari 1986 en 2 juni 1988 en aan de criteria van het koninklijk besluit van 10 februari 1983 houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik en diens uitvoeringsbesluit van 1 augustus 1983 in aanmerking komen voor een subsidie van 15 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten, volgens de procedure bepaald bij dit besluit.
Slotbepalingen
Art. 18.Artikel 1, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 15 december 2000 tot toekenning van een toelage voor de installatie van een warmwatertoestel met zonne-energie wordt geschrapt en vervangen als volgt : « 2° de aanvrager : elke natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van de begunstigden van het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen. »
Art. 19.In geval van fraude wordt de begunstigde gedurende tien jaar uit zijn recht ontzet om een nieuwe subsidie-aanvraag in te dienen.
Art. 20.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juli 1983 betreffende de verlening van subsidies aan de gemeenten voor de uitvoering van werken om energiebesparingen te verwezenlijken, gewijzigd bij de besluiten van 20 juni 1984, 2 oktober 1985, 23 januari 1986 en 2 juni 1988 wordt opgeheven.
Art. 21.Het koninklijk besluit van 10 februari 1983 houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik en diens uitvoeringsbesluit worden opgeheven.
Art. 22.Dit besluit treedt in werking de tiende dag van de maand volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .
Art. 23.De Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 10 april 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS
Bijlage I Minimumbestek voor de invoering van een energieboekhouding Doelstelling Doel van de energieboekhouding is, het energieverbruik in een gebouw over de tijd heen te volgen en argumenten aan te leveren voor de beslissingen die getroffen dienen te worden wat betreft het energieverbruik in een gebouw, waarbij meer bepaald voorzien wordt in : - de inzameling, de verwerking en de communicatie van informatie over de energievectoren die zijn verbruikt per systeem, per verbruiksplaats, per dienst of per geheel; - de vaststelling van verbruiksratio's per systeem, per verbruiksplaats, per dienst of per geheel; - een alarm- en controlefunctie die bij buitensporig energieverbruik in werking treedt; - de evaluatie van de impact van de uitgevoerde maatregelen.
Eisen De energieboekhouding dient het volgende mogelijk te maken : - de inzameling in fysische eenheden van het energieverbruik in een gebouw en de verschillende verbruikswijzen ervan per vector en gebruik, ongeacht prijzen en tarieven; - de opbouw van indicatoren die gebaseerd zijn op meer bepaald de specifieke consumptie; - een regelmatige opvolging van de stand van zaken over de tijd heen, zodat snel op buitensporig verbruik, op onregelmatigheden enz. gereageerd kan worden; - het in overweging nemen van elke belangrijke variatie in het gebruik van het gebouw; - de integratie van alle stappen in het informatiebeheer : verwerving en verwerking van de relevante gegevens, opbouw van operationele indicatoren, mededeling aan de personen die maatregelen kunnen treffen, constante opvolging van de evolutie. De resultaten dienen meer bepaald voorgesteld te worden in de vorm van een betere energie-efficiëntie en een betere energiebalans in absolute zin.
In de werking van een energieboekhouding worden drie fases onderscheiden : 1) Inzameling van de gegevens Door het inzamelen van de gegevens wordt de identificatie van de systemen en de verbruiksplaatsen mogelijk gemaakt, met in voorkomend geval onderscheid in de verschillende gebruiksvormen.Daardoor wordt een globaal inzicht in het verbruik verkregen.
Elk systeem en elke verbruiksplaats dient geïdentificeerd te worden door : - de gebruikte energievector; - het gebruik van de energie (al dan niet verwarming); - de wijze van bevoorrading (teller of opslag); - de fysische teleenheid (liter, m3, kg, Wh...); - de vermenigvuldigingsfactor tussen de index en de fysieke teleenheid; - de omzettingsfactor voor de standaardisering van de consumptie in kWh. 2) Verwerking van de gegevens - standaardisering van het energieverbruik uitgedrukt in eenzelfde energie-eenheid : kWh; - berekening van het energieverbruik in een primaire energie-eenheid; - uitschakeling van de invloed van strenge weersomstandigheden in de opmeting van het energieverbruik door ze terug te brengen tot de referentiële weersituatie via de techniek van de dagtemperaturen; - berekening van de CO2-emissies voor een referentiële weersituatie; - vaststelling voor elk systeem en elke verbruiksplaats van de vergelijkende ratio's en van een voor het verbruik in het gebouw representatieve efficiëntietabel. Elke beheerder kiest de criteria uit die hem het meest relevant lijken. 3) Interpretatie en presentatie van de resultaten Om de resultaten te interpreteren en er operationele conclusies uit te trekken is het noodzakelijk om het gebouw goed te kennen, evenals diens systemen en gebruiksvormen waarop de verbruiksplaatsen betrekking hebben. Met die resultaten moet het mogelijk zijn om meer bepaald, in voorkomend geval, de volgende elementen waar te nemen : - fouten bij de lezing, de invoering en plots buitensporig verbruik; - reguleringsproblemen; - geleidelijk buitensporig verbruik (gebrek aan onderhoud van de uitrustingen,...); - het bestaan van verbruiksvormen die losstaan van strenge weersomstandigheden; - de vaststelling van een energieconsumptiepeil in een jaar met normale weersomstandigheden; - de vaststelling van een budget voor energie-uitgaven in een jaar met normale weersomstandigheden; - besparingsmaatregelen die verkregen zijn dankzij de opgezette projecten; - ...
De resultaten dienen duidelijk voorgesteld te worden (grafiek, tabel,...) zodat ze begrepen en geïnterpreteerd kunnen worden door niet-vakmensen.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen.
Namen, 10 april 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS
Bijlage II Minimumbestek voor de doorvoering van een energieaudit Doelstelling Doel van de energieaudit is, een staat van de energieconsumptie in een gebouw vast te stellen waarbij rekening gehouden wordt met diens kenmerken en gebruiksvormen, evenals de punten waarop diens energie-efficiëntie verbeterd kan worden, te identificeren.
Eisen De energieaudit moet het volgende vaststellen : - een omschrijving van de kenmerken (bouwschil en systemen) van het gebouw en diens gebruiksvormen in functie van de energie-overwegingen, met inbegrip van de beheerssystemen en de beslissende reguleringsparameters; - een globale analyse van de energiestroom in het gebouw, namelijk het energieverbruik voor de laatste drie kalenderjaren per energievector (gas, stookolie, elektriciteit, steenkool, enz.), uitgedrukt in fysische eenheden (kWh, ton, liter...) in kWh en genormaliseerd (namelijk teruggebracht tot een jaar met normale weersomstandigheden - voor de gebruiksvormen die dat verantwoorden), wat dient te resulteren in een uiteindelijke verbruikstabel die omgezet is in primaire energie (MWh); in CO2-emissies (kg CO2) (op grond van de omzettingscoëfficiënten die door de Minister van Energie zijn medegedeeld); - een identificatie van de punten waarop de energie-efficiëntie van het gebouw verbeterd kan worden, met rangschikking ervan volgens de prioriteiten (bouwschil, uitrustingen, beheer...).
De audit moet de uitwerking van een globaal actieplan met het oog op een betere energie-efficiëntie in het gebouw mogelijk maken of de relevantie van een door te voeren investering evalueren met het oog op een rationeler energieverbruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen of een kwalitietsvolle warmtekrachtkoppeling.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen.
Namen, 10 april 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS
Bijlage III Minimumbestek voor de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering Doelstelling Doel van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering is, de dimensionering en de meest interessante technische, energetische en economische kenmerken voor een investering te bepalen waarbij geenszins gerefereerd wordt aan één of ander type of merk met betrekking tot die investering. De studie dient verschillende hypotheses uit te testen die in voorkomend geval de energetische minimumeisen bedoeld in bijlage V naleven.
Eisen De haalbaarheidsvoorstudie voor een investering dient volgende bestanddelen te bevatten : - de voorstelling van de energiebehoeften waarin voorzien dient te worden door de investering en het daadwerkelijke verbruik vóór de investering in het geval van een bestaand gebouw; - de werkhypotheses; - de berekening van de technische dimensionering van de investering en de referentiegrootheden waarvan gebruik is gemaakt voor de berekeningen; - in voorkomend geval, een evaluatie van de dwingende gebruiksvoorwaarden (onderhoud,...); - een evaluatie van de energie- en CO2-besparingen; - een raming van de eceonomisch kost van de investering; - een raming van het terugverdieneffect van de investering; - de verantwoording van de keuze van de vooropgestelde technieken en voorzieningen.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen.
Namen, 10 april 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS
Bijlage IV Verklarende nota voor de berekeningen van de dimensionering van bepaalde werken uitgevoerd met het oog op een betere energie-efficiëntie in het gebouw Doel Doel van de verklarende nota voor de berekeningen van de dimensionering is, de berekening van de dimensionering en de technische, energetische en economische kenmerken van de investering te kunnen bepalen zodat gecontroleerd kan worden of de vooropgestelde voorziening doeltreffend is.
Eisen De verklarende nota voor de berekeningen van de dimensionering dient volgende bestanddelen te bevatten : - voorstel van de energiebehoeften waarin de investering dient te voorzien en, in voorkomend geval, het daadwerkelijke verbruik vóór de investering; - de werkhypotheses; - de berekening van de technische dimensionering van de investering en de referentiële grootheden die voor de berekening zijn gebruikt; - een evaluatie van de energiebesparingen; - de berekening van de economische kost van de investering; - de verantwoording van de keuze van de vooropgestelde technieken en voorzieningen; - de normen en de codes van goede praktijk die als referentie worden gebruikt.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen.
Namen, 10 april 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS
Bijlage V Lijst der werken die een betere energie-efficiëntie in een gebouw beogen en die voor een subsidie in aanmerking komen In het kader van dit besluit kunnen volgende werken gesubsidieerd worden : 1. De installatie van systemen voor exploitatie van hernieuwbare energiebronnen voor de eigen behoeften van het gebouw. De warmtepompen zijn daarbij inbegrepen, met uitzondering van de pompen die een inversie van het systeem mogelijk maken zodat bij zeer warm weer op airconditioning overgeschakeld kan worden. Bij gebruik van de warmtepomptechnologie dient aan de hand van een verklarende nota conform aan bijlage IV te worden aangetoond dat de warmtepomp die in de subsidieaanvraag beoogd wordt een nettowinst in primaire energie mogelijk maakt volgens de aan het gebouw aangepaste functioneringsvoorwaarden.
De installatie van waterverwarmingssystemen via zonnepanelen dient gepaard te gaan met een systeem voor de opvolging van de efficiëntie ervan gedurende minstens twee jaar. 2. De installatie van een warmtenetwerk indien laatstgenoemde een onontbeerlijke voorwaarde is voor rationeel energieverbruik.3. De installatie van kwaliteitsvolle warmtekrachtskoppelingseenheden, met inbegrip van de elektrische aansluiting eigen aan de installatie en noodzakelijk voor de behoeften van een gebouw of van verschillende naburige gebouwen.4. De thermische isolatie van de wanden van het gebouw zoals hierna bedoeld, zodat globale doorgangscoëfficiënt van de wand gelijk is aan of kleiner is dan volgende waarden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld K-waarden berekend volgens vigerende Belgische normen.5. De vervanging of de verbetering van elk verwarmingssysteem en dat beantwoordt aan één van de volgende categorieën : a .de condensatieverwarmingsketels in dat geval dient bij het aanvraagdossier het installatieschema gevoegd te worden, en de regulering die daarmee gepaard gaat zodat aangetoond wordt dat de temperatuur bij de terugkeer van het warmtedragend fluïdum daadwerkelijk de condensatie mogelijk maakt b . de werken voor de deling van het warmteverdelingssyteem in functie van de verschillende gebruiksvormen van het gebouw; c . de thermostatische kranen aangepast aan de wijze waarop de lokalen bewoond worden; d . de systemen voor de regulering dienen daarbij minstens een optimisering mogelijk te maken bij het stilleggen van de installatie in functie van de overheersende weersomstandigheden en de binnenvraag; e . alle andere werken die betrekking hebben op de verwarmingsinstallatie en die op die wijze zijn opgevat dat het verwarmingssysteem (ketel, warmteverdeling en regulering) bijzonder efficiënt wordt gemaakt, namelijk een systeem dat enerzijds voor een energie-efficiëntie zorgt die hoger is dan bij een traditioneel systeem en dat anderzijds een warmteverdeling en -regulering mogelijk maakt die aangepast zijn aan de beginselen van een rationeel energieverbruik voor de verschillende gebruiksvormen van het gebouw.
In dat geval dient een verklarende nota conform aan bijlage IV te worden voorgelegd.
In alle andere gevallen dienen de buizen voor de warmteverdeling door het gesubsidieerde verwarmingssysteem die door niet-verwarmde lokalen passeren, warmte-isolerend te zijn. Het isolerend materiaal voor de warmte-isolering van het buizengestel dient een thermische weerstand te bezitten die hoger is dan of gelijk is aan 0.25 m2.K/W. 6. De verlichtingsinstallaties die aan de vigerende Belgische normen beantwoorden en die aan één der volgende categorieën beantwoorden : a .De vervanging van het verlichtingssysteem waarvan het na uitvoering van werken geïnstalleerde vermogen niet meer bedraagt dan : - 3 W/m2 per 100 lux in sportzalen en zwembaden; - 2,5 W/m2 per 100 lux in kantoren en schoollokalen; - 3 W/m2 per 100 lux in ziekenhuislokalen; - tussen 3 W/m2 per 100 lux in een lage, brede gang (min. 30 m x 2 m x 2,8 m) en 8,5 W/m2 per 100 lux in een hoge, smalle gang (min 30 m. x 1 m x 3,5 m).
Bij gebruik van lichtinstallaties die uitgerust zijn met fluorescerende lampen of gasontladingslampen dienen uitsluitend een ingebouwde elektronische ballast te hebben. b . Elk systeem dat de optimisering van de werking van het verlichtingssysteem mogelijk maakt, meer bepaald : - tijdschakelaar, eventueel gepaard gaande met aanwezigheidsmelders, in doorgangslokalen, overlopen en toiletten; - regeling van de lichtstroom met alles of niets dan wel in continue belichting, in functie van de natuurlijke verlichting van het lokaal; - twee stroombanen die een beperkte verlichting mogelijk maken (van 30 tot 50 %). 7. Elke elektrische draaiende uitrusting (pompen, ventilatoren, compressoren) waarvan de motor uitgerust is met een regulering met variabele snelheid.Wat betreft de warmte-, de ventilatie- en de afkoelingsvraag, dient hij uitgerust te zijn met een automatisch beheer dat aangepast is aan de reële behoeften van het gebouw en diens bewoners. 8. Elke uitrusting voor de ventilering of de afkoeling van een gebouw die aan één van de volgende categorieën beantwoordt : a .reguleringssystemen die op vraag het debiet kunnen beheren : horloge, aanwezigheidsmelding, CO2-sonde die de regeling van de ventilatie mogelijk maken; b . installaties voor het terugwinnen van de warmte uit de lucht die uit het gebouw gezogen wordt; c . buiten geplaatste zonnewering voor het verminderen van de oververwarming in het gebouw en in voorkomend geval, voor de beperking van het gebruik van de airconditioning in de lokalen; d . installaties voor het verminderen van de afkoelingssystemen dankzij een rechtstreekse afkoeling door middel van de free-chilling techniek; e . installaties voor afkoeling via natuurlijke of gemengde ventilering. 9. Elke andere uitrusting of elk ander systeem die betrekking hebben op een betere energie-efficiëntie in een gebouw en die bijzondet efficiënt zijn, namelijk elke uitrusting of elk systeem die enerzijds een energie-efficiëntie ontwikkelen die hoger is dan wat normaal gangbaar is en die een inspelen op de beginselen van rationeel energiegebruik voor de verschillende gebruiksvormen van het in overweging genomen gebouw.In dat geval dient een verklarende nota conform aan bijlage IV voorgesteld te worden.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen.
Namen, 10 april 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld