Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 28 maart 2013
gepubliceerd op 29 april 2013

Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van studies en werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2013202456
pub.
29/04/2013
prom.
28/03/2013
ELI
eli/besluit/2013/03/28/2013202456/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MAART 2013. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van studies en werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA)


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 9 december 1993 betreffende de hulp en de tegemoetkomingen van het Waalse Gewest voor de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën, inzonderheid op de artikelen 7 tot 8;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2010 tot toekenning van een premie voor de installatie van een zonneboiler en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 27 november 2003 tot toekenning van een premie voor de installatie van een zonneboiler;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 oktober 2012;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 8 november 2012;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad voor de Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 20 november 2012;

Gelet op het advies 52.844/4 van de Raad van State, gegeven op 6 maart 2013, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Energie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving

Artikel 1.§ 1. Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG, alsook van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit (omwerking). § 2. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is;2° administratie : de Waalse Overheidsdienst, Operationeel directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie, Departement Energie en Duurzaam Gebouw;3° publiekrechtelijke persoon : elke gemeente, elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn en elke provincie, evenals elke lokale politiezone met rechtspersoonlijkheid in de zin van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;4° niet-commerciële instellingen : de instellingen zoals omschreven in artikel 1, 4°, van het decreet van 9 december 1993 betreffende de hulp en de tegemoetkomingen van het Waalse Gewest voor de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën;5° hernieuwbare energiebronnen : alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen en splijtstoffen, waarvan het toekomstige gebruik niet beperkt wordt door het verbruik daarvan, inzonderheid hydraulische energie, windenergie, zonne-energie, geothermische energie en de biomassa;6° kwaliteitswarmtekrachtkoppeling : elke gecombineerde productie van warmte en elektriciteit.Ze wordt ontworpen naar gelang van de warmte- of koelbehoeften van de afnemer en bespaart energie ten opzichte van de afzonderlijke productie van dezelfde hoeveelheden warmte en elektriciteit en, in voorkomend geval, van kou in de moderne referentie-installaties waarvan de jaarlijkse exploitatierendementen jaarlijks door de "Commission wallonne pour l'énergie" (Waalse energiecommissie) "Cwape" bepaald en bekendgemaakt worden; 7° energieprestatie van een gebouw "E.P.B." : de hoeveelheid energie die daadwerkelijk wordt verbruikt of geraamd om tegemoet te komen aan de verschillende behoeften in verband met een standaardgebruik van het gebouw, met inbegrip van de verwarming, het warme water, het mogelijke verkoelingssysteem, de ventilatie en de verlichting; deze hoeveelheid, uitgedrukt in één of meer numerieke indicatoren, vloeit voort uit een berekening rekening houdend met de isolatie, de technische kenmerken en de kenmerken van de installaties, het concept van het gebouw en de ligging ervan, in verhouding tot de klimaatparameters, de ligging ten opzichte van de zon en het effect van de aanpalende structuren, de zelfproductie van energie en andere factoren zoals het binnenklimaat, die invloed hebben op de vraag naar energie; 8° Energieboekhouding : boekhoudsysteem van de energiestroom zoals omschreven in bijlage 1, dat ten eerste als beleidsinstrument kan dienen voor het energiebeheer, meer bepaald door in de inzameling, de verwerking en de mededeling van informatie over door elke technische bedrijfseenheid per dienst of per gebruik verbruikte energievectoren te voorzien, ten tweede verbruiksratio's kan vaststellen en ten derde, in voorkomend geval, alarm kan geven en de controle mogelijk kan maken bij buitensporig energieverbruik;9° energie-audit : evaluatiemethode, zoals omschreven in bijlage 2, van de energieprestatie van een gebouw, van de uitrustingen en het beheer ervan, rekening houdend met de kenmerken en het gebruik ervan;10° haalbaarheidsvoorstudie : studie, zoals omschreven in bijlage 3, naar de dimensionering en de technische, energetische en economische kenmerken van een investering zonder enige verwijzing naar een type of een specifiek merk met betrekking tot die investering;11° werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw : werken opgenomen in bijlage 5 bij dit besluit, die betrekking hebben op het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de installatie van een kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling, de verbetering van de verwarmingssystemen, de ventilatie, de airconditioning, de verlichting, het energiebeheer waarbij eveneens rekening gehouden wordt met het thermisch winter- en zomercomfort en de kwaliteit van de binnenlucht en die een betere energie-efficiëntie van een gebouw in de hand werken;12° erkend auditeur : natuurlijke persoon, erkend krachtens artikel 13;13° energieverantwoordelijke : de energieverantwoordelijke gecertificeerd in het kader van de opleidingscycli georganiseerd door het Waalse Gewest;14° actief energiebeheersingsbeleid : samenhangend en gecoördineerd geheel van acties en methodes waaraan gebouwen uit eenzelfde gebouwenbestand onderworpen worden, om enerzijds de normale opvolging van het energieverbruik mogelijk te maken en om zich anderzijds de beginselen inzake rationeel energiegebruik in de bouw, het beheer, het onderhoud en de renovatie van het gebouwenbestand toe te eigenen, met als doel een betere energie-efficiëntie. HOOFDSTUK II. - Toekenningsvoorwaarden van de subsidie

Art. 2.§ 1. Voor de gebouwen die sinds minstens tien jaar zijn opgetrokken op de datum van indiening van de subsidieaanvraag kan er, binnen de perken van de begrotingskredieten, door de Minister een subsidie toegekend worden aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de invoering van een energieboekhouding, de doorvoering van audits en haalbaarheidsvoorstudies, evenals voor de uitvoering van werken voor een betere energie-efficiëntie van het gebouw, met inachtneming van volgende voorwaarden : 1° de publiekrechtelijke persoon of de niet-commerciële instelling die de subsidie aanvraagt, beschikt over een zakelijk hoofdrecht of een persoonlijk genotsrecht van negen jaar of meer op het gebouw en de ingevoegde of gerenoveerde bestanddelen maken deel uit van zijn eigendom of dat van een houder van een zakelijk recht op het goed;2° op de datum van de indiening van de subsidieaanvraag wordt het gebouw gebruikt voor de uitvoering van de opdracht van openbare dienst of de niet-commerciële opdracht van de aanvrager. De bestemming bedoeld in lid 1, 2°, wordt in stand gehouden voor een minimumduur van drie jaar te rekenen van de voorlopige oplevering van de werken waarvoor de subsidie is toegekend. § 2. Voor de gebouwen die sinds minstens tien jaar zijn opgetrokken of in opbouw zijn op de datum van indiening van de subsidieaanvraag kan er, binnen de perken van de begrotingskredieten, door de Minister een subsidie toegekend worden aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieprestatie van een gebouw die een beroep doen op hernieuwbare energiebronnen of kwaliteitswarmtekrachtkoppeling of de invoering van een energieboekhouding, met inachtneming van volgende voorwaarden : 1° de publiekrechtelijke persoon of de niet-commerciële instelling die de subsidie aanvraagt, beschikt over een zakelijk hoofdrecht of een persoonlijk genotsrecht van negen jaar of meer op het gebouw en de ingevoegde of gerenoveerde bestanddelen maken deel uit van zijn eigendom of dat van een houder van een zakelijk recht op het goed;2° op de datum van de indiening van de subsidieaanvraag wordt het gebouw gebruikt voor de uitvoering van de opdracht van openbare dienst of de niet-commerciële opdracht van de aanvrager;wanneer het gebouw in opbouw is, wordt het gebruikt voor de uitvoering van de opdracht van openbare dienst of de niet-commerciële opdracht van de aanvrager vanaf de ingebruikname van het gebouw.

De bestemming bedoeld in lid 1, 2°, wordt in stand gehouden voor een minimumduur van drie jaar te rekenen van de voorlopige oplevering van de werken waarvoor de subsidie is toegekend. § 3. Enkel de audits, studies en werken waarvoor de regelgeving inzake overheidsopdrachten is nageleefd komen in aanmerking. § 4. De acties en methodes bedoeld in artikel 1, 14°, vereisen de aanwijzing van een energieverantwoordelijke of van een persoon die een ervaring van minstens 2 jaar heeft inzake de energieopvolging van de gebouwen en steunen op de combinatie van verschillende acties die in een document zijn opgenomen. Deze acties bestaan uit de doorvoering van nauwkeurige audits of haalbaarheidsstudies van bijzondere energie-investeringen, de invoering van specifieke energieclausules in de bestekken voor de bouw, de renovatie en het onderhoud, een beter energiebeheer voor het gebouwenbestand, de informatieverstrekking aan of de sensibilisering van de bewoners, het vrijmaken van een specifiek voor energie-efficiëntie aangewende begroting en de invoering en exploitatie van een opvolging van het energieverbruik.

Art. 3.§ 1. De grondslag voor de berekening van de subsidie wordt bepaald met als ijkpunt de gezamenlijke in aanmerking komende kosten, btw inbegrepen. § 2. Onder in aanmerking komende kosten wordt verstaan : 1° voor de invoering van een energieboekhouding, de levering en de installatie van de instrumenten voor de meting van het energieverbruik, het toebehoren, de kabels, de elektriciteitskasten, met inbegrip van eventuele afstandsbediende toestellen, de toestellen voor de registratie van de gegevens en de software voor de gegevensopvang, -analyse en -validering, evenals de kosten van de daarop betrekking hebbende personeelsopleiding;2° voor de doorvoering van een energie-audit en de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie met betrekking tot een investering met het oog op de doorvoering van werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw, de nodige prestatie van de persoon belast met de studie, evenals de kost voor het verrichten van de eventuele energietellingen;3° voor de werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw, de aankoop en de installatie van materiaal of uitrustingen voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw.

Art. 4.§ 1. Het percentage dat geldt als grondslag voor de berekening van het subsidiebedrag bedraagt : 1° voor de invoering van een energieboekhouding, de uitvoering van een energie-audit door een erkende auditeur, van een haalbaarheidsvoorstudie betreffende een investering met het oog op de verwezenlijking van werken die de energie-efficiëntie van het gebouw kunnen verhogen : a) 50 % van de in aanmerking komende kosten;b) 55 % indien de aanvrager sinds minstens twee jaar een actief energiebeheersingsbeleid van zijn gebouwenbestand toepast;2° voor de werken die een betere energie-efficiëntie in een gebouw mogelijk maken : a) 30 % van de in aanmerking komende kosten;b) 35 % indien de aanvrager sinds minstens twee jaar een actief energiebeheersingsbeleid van zijn gebouwenbestand toepast; Als er voor de investeringen bedoeld in het eerste lid andere subsidies verleend worden door de gemeenschappen, het gewest, de provincies of de gemeenten, die gelijk zijn aan meer dan 40 % van het in dit besluit in aanmerking komende bedrag, worden de percentages vastgelegd in dit lid berekend op het deel van de investeringen dat niet onder die andere subsidies valt. § 2. Om in aanmerking te kunnen komen voor de subsidie bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, dient het bedrag van de in aanmerking komende kosten minstens gelijk te zijn aan 2.500 euro.

In afwijking van lid 1 wordt een aanvraag met betrekking tot de uitvoering van identieke werken in meerdere gebouwen aanvaard zelfs als het bedrag van de in aanmerking komende kosten per gebouw het bedrag van 2.500 euro niet bereikt, op voorwaarde dat het samengevoegde bedrag van de in aanmerking komende kosten minstens gelijk is aan die som en die werken deel uitmaken van één enkel bestek.

Art. 5.De samenvoeging van de subsidie ingevoerd bij dit besluit met andere subsidies of premies is enkel mogelijk op voorwaarde dat de totale som van de toegekende subsidies 100 percent van het totaalbedrag van de in dit besluit in aanmerking genomen kosten niet overschrijdt.

Art. 6.Om in aanmerking te komen voor subsidies wordt de energie-audit door een erkende auditeur uitgevoerd. HOOFDSTUK III. - Indiening van de subsidieaanvraag

Art. 7.De subsidieaanvraag wordt bij de administratie ingediend.

Het subsidieaanvraagdossier bevat : 1° voor de invoering van een energieboekhouding : a) het aanvraagformulier, ter beschikking gesteld door de administratie;b) het bestek of omschrijving van de uit te voeren werken of het aan te brengen materieel;c) de kostenraming voor de levering en de plaatsing van het materieel bedoeld bij de subsidie;d) een toelichtingsnota met betrekking tot de conformiteit van de werken met het voorschrift van bijlage I;e) alle stukken met betrekking tot alle financieringsbronnen en de voor de doorvoering van de beoogde werken reeds verkregen, aangevraagde of aan te vragen subsidies;f) in voorkomend geval, een presentatie van het actief energiebeheersingsbeleid in het gebouwenbestand van de aanvrager;2° voor de uitvoering van een energie-audit of van een haalbaarheidsvoorstudie betreffende een investering met het oog op de verwezenlijking van werken die de energie-efficiëntie van het gebouw kunnen verhogen : a) het aanvraagformulier, ter beschikking gesteld door de administratie;b) de energie-audit of de haalbaarheidsvoorstudie voor een investering die is uitgevoerd overeenkomstig het voorschrift van bijlage 2 of 3 naargelang;c) het afschrift van de omstandige factuur voor het ereloon van de energie-audit of de studie;d) het afschrift van het betaalbewijs;e) het attest van de auditeur waarbij laatstgenoemde bevestigt dat hij, op de bestellingsdatum van de energie-audit, beschikt over een geldige erkenning;f) alle stukken met betrekking tot alle financieringsbronnen en de voor de doorvoering van de beoogde investeringen reeds verkregen, aangevraagde of aan te vragen subsidies;g) in voorkomend geval, een presentatie van het actief energiebeheersingsbeleid in het gebouwenbestand van de aanvrager;h) de aangifte van schuldvordering tegenover het Gewest in tweevoudig exemplaar voor de vereffening van de subsidie;3° voor de uitvoering van de werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in een gebouw : a) het aanvraagformulier, ter beschikking gesteld door de administratie;b) het bestek of omschrijving van de uit te voeren werken of het aan te brengen materieel;c) de omstandige kostenraming voor de levering en de plaatsing van het materieel bedoeld bij de subsidie;d) een toelichtingsnota betreffende de naleving van de energiecriteria verwoord in bijlage 5;e) de gegevens inzake energieverbruik voor de drie jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag of, wanneer die gegevens onbeschikbaar zijn, de gegevens in verband met de performantie van de bouwschil waardoor een theoretisch energieverbruik berekend kan worden;f) de omschrijving van de aard van de bestemming van het gebouw en de gebruiksintensiteit ervan;g) een omstandige berekeningsnota voor de energiebesparingen voortvloeiend uit de overeenkomstig de vereisten van bijlage 4 overwogen werken;h) alle stukken met betrekking tot alle financieringsbronnen en de voor de doorvoering van de beoogde werken reeds verkregen, aangevraagde of aan te vragen subsidies;i) in voorkomend geval een presentatie van het actief energiebeheersingsbeleid in het gebouwenbestand van de aanvrager.

Art. 8.§ 1. Binnen een maand na ontvangst van de subsidieaanvraag stuurt de administratie een bericht van ontvangst naar de aanvrager waarin zij aangeeft of het aanvraagdossier al dan niet volledig is.

Indien het dossier onontvankelijk wordt verklaard, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum van verzending van het bericht van ontvangst, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.

Indien de aanvrager de gevraagde gegevens na afloop van de termijn bedoeld in lid 2 aan de administratie heeft overgemaakt, wordt een tweede bericht van ontvangst verstuurd om hem mee te delen dat zijn dossier volledig is.

Als de aanvrager daarentegen na afloop van de termijn bedoeld in lid 2 de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt, is de aanvraag onontvankelijk. § 2. De beslissing tot weigering van de subsidie wordt aan de aanvrager betekend binnen zes maanden, te rekenen van de datum van verzending van het bericht van ontvangst waaruit blijkt dat het dossier volledig is. § 3. Het toekennen van de subsidie voor de invoering van een energieboekhouding of voor werken met het oog op een betere energie-efficiëntie van een gebouw houdt de verplichting in om de administratie jaarlijks gedurende tien jaar de inlichtingen te verstrekken over het energieverbruik in het betrokken gebouw, aan de hand van het door de administratie ter beschikking gesteld formulier.

De verplichting bedoeld in lid 1 gaat in het jaar van de vereffening van de subsidie. § 4. Bij niet-naleving van de krachtens § 3 opgelegde verplichting om de gegevens te verstrekken in verband met het energieverbruik, zijn de latere subsidieaanvragen met betrekking tot hetzelfde gebouw onontvankelijk zolang de aanvrager zijn verplichtingen niet nakomt.

Art. 9.De subsidieaanvragen die betrekking hebben op de invoering van een energieboekhouding of de subsidieaanvragen die betrekking hebben op de uitvoering van werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in het gebouw gaan vooraf aan de bestelling en uitvoering van de werken, die ten vroegste na kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de subsidie plaatsvinden. De beslissing tot toekenning van de subsidie kan gebonden worden aan de voorwaarde van wijziging van bepaalde technische aspecten van het aanvraagdossier.

Indien de werken evenwel dringend noodzakelijk zijn, kunnen ze vóór de kennisgeving van de beslissing i.v.m het dossier aangevat worden voorzover de administratie schriftelijk de toelating heeft gegeven om de werken aan te vangen die evenwel niet gelijkstaat met een beslissing tot toekenning van de subsidie.

De subsidieaanvragen die betrekking hebben op de doorvoering van een energie-audit of op de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering met het oog op de uitvoering van werken die een betere energie-efficiëntie in een gebouw mogelijk maken, worden uiterlijk zes maanden na de factuurdatum of de ereloonnota ingediend.

Art. 10.§ 1. De gesubsidieerde werken worden uitgevoerd en opgeleverd binnen een termijn van drie jaar te rekenen van de kennisgeving van de beslissing tot toekenning van de subsidie.

Die termijn kan met één jaar worden verlengd indien de begunstigde daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek indient, uiterlijk drie maanden voor de datum van verstrijken van de oorspronkelijk voorziene datum. § 2. De Minister of diens gemachtigde kan de inhoud van de documenten bedoeld in dit hoofdstuk, de vorm ervan en hun toepassingsmodaliteiten nader bepalen. HOOFDSTUK IV. - Aanvraag tot vereffening van de subsidie

Art. 11.§ 1. De aanvraag tot uitbetaling van de subsidie voor de invoering van een energieboekhouding en voor de uitvoering van werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in het gebouw dient bij de administratie te worden ingediend binnen de twaalf maanden te rekenen van de voorlopige oplevering van de werken.

In het geval dat een afwijking is toegekend aan de aanvrager met inachtneming van de bepalingen van artikel 9, tweede lid, wordt de aanvraag tot uitbetaling ingediend binnen de twaalf maanden die volgen op de datum van kennisgeving van de toekenning van de subsidies. § 2. Bij niet-inachtneming van de termijn bedoeld in § 1, wordt het dossier gesloten en vervalt de toekenningsbeslissing. § 3. De aanvraag tot uitbetaling van de subsidie voor de invoering van een energieboekhouding en de uitvoering van werken met het oog op een betere energie-efficiëntie van een gebouw bevat : 1° de beslissing tot toewijzing van de overheidsopdracht voor de aanneming van werken en de vergelijkende analyse van de offertes;2° het afschrift van de offerte van de aannemer;3° de verschillende staten van vordering van de werken, de eindafrekening en de desbetreffende facturen;4° het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de werken;5° de aangifte van schuldvordering tegenover het Gewest in tweevoudig exemplaar voor de vereffening van de subsidie. § 4. Binnen een maand na ontvangst van de aanvraag tot vereffening van de subsidie stuurt de administratie een bericht van ontvangst naar de aanvrager waarin zij aangeeft of het aanvraagdossier al dan niet volledig is.

Indien het dossier onvolledig is, beschikt de aanvrager over een termijn van twee maanden, te rekenen van de datum van ontvangst van het bericht, om de ontbrekende gegevens te verstrekken.

Indien de aanvrager de gevraagde gegevens na afloop van de termijn bedoeld in lid 2 aan de administratie heeft overgemaakt, wordt een tweede bericht van ontvangst verstuurd om hem mee te delen dat zijn dossier volledig is.

Als de aanvrager daarentegen na afloop van de termijn bedoeld in lid 2 de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt, is de aanvraag onontvankelijk. HOOFDSTUK V. - Begeleidingscomité

Art. 12.§ 1. Er wordt bij de Minister een Begeleidingsomité opgericht, belast met de technische behandeling van de subsidieaanvraagdossiers. § 2. Het Begeleidingscomité is samengesteld als volgt : 1° één vertegenwoordiger van de Minister;2° twee vertegenwoordigers van de administratie;3° één of meerdere deskundigen inzake overheidsopdrachten, aangewezen door de Minister;4° één of meerdere deskundigen inzake energie, aangewezen door de Minister; § 3. Voor de dossiers met betrekking tot de werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in een gebouw evalueert het Begeleidingscomité de subsidieaanvraag door middel van volgende criteria : 1° het prioritair karakter van het project inzake energie, vanuit het oogpunt van het gebouw;2° de relevantie van de keuze van de voorgestelde technieken en regelingen, met name hun kostprijs ten opzichte van de gemiddelde marktprijs;3° de energiebesparingen in gestandaardiseerde gebruiksvoorwaarden, met name inzake primaire energie, en de vermoedelijke terugval van CO2-emissies;4° de berekening van de boekhoudkundige terugverdientijd van de investering;5° in voorkomend geval, het actief energiebeheersingsbeleid van het gebouw. § 4. Voor de andere subsidie-aanvraagdossiers dan die bedoeld in § 3 wordt de kwaliteit ervan door het Begeleidingscomité geëvalueerd door middel van volgende criteria : 1° methologie en technische nauwgezetheid;2° de relevantie van de keuze van de voorgestelde technieken en voorzieningen;3° de energiebesparing, inzonderheid besparing van primaire energie en de verwachte vermindering van CO2-emissies. HOOFDSTUK VI. - Erkenning van de auditeurs

Art. 13.§ 1. De erkenning als globale energie auditeur voor gebouwen of als auditeur van verlichtingssystemen kan door elke natuurlijke persoon worden verkregen die aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° hetzij het bewijs kunnen leveren van minimum drie jaar ervaring in het vereiste bevoegdheidsgebied;hetzij beschikken over een masterdiploma burgerlijk ingenieur, architect, wetenschappen industrieel ingenieur; 2° onafhankelijk zijn van elke leverancier van energie, uitrustingen of werken bedoeld in de audit;3° niet het voorwerp zijn geweest, minder dan drie jaar vóór de indiening van de erkenning, van een beslissing tot intrekking van de erkenning of van de bevoegdheid die overeenstemt met de aangevraagde erkenning, of van een beslissing van niet-verlenging van de erkenning met één jaar of van de bevoegdheid met één jaar die overeenstemt met de aangevraagde erkenning, overeenkomstig dit besluit, het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA) of het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE). § 2. De erkenninsgaanvraag wordt ingediend d.m.v. het door de administratie ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Het erkenningsaanvraagdossier bevat o.a. de volgende elementen : 1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager;2° een afschrift van het vereiste diploma of elk document ter bevestiging van het ervaringsniveau vereist in § 1;3° een omschrijving van de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;4° een afschrift van minstens drie auditrapporten opgesteld door de aanvrager in de loop van de drie laatste jaren die aan de aanvraag voorafgaan en die betrekking hebben op het vaardigheidsdomein waarvoor de aanvrager erkend wenst te worden. § 3. Binnen twintig dagen na ontvangst van het aanvraagdossier richt de administratie aan de aanvrager een bericht van ontvangst waarin nader bepaald wordt of het aanvraagdossier volledig is. Indien het aanvraagdossier onvolledig is, wordt in het bericht van ontvangst gewezen op de ontbrekende stukken en wordt gepreciseerd dat de procedure hervat wordt met ingang van de datum van ontvangst van het volledige dossier.

De Minister beslist over de erkenningsaanvraag binnen een termijn van vijfenveertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het volledige dossier. Die termijn bedraagt zestig dagen indien de aanvrager door de Minister of zijn afgevaardigde werd gehoord. De Minister geeft de aanvrager kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vijfenzeventig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het volledige dossier. Die termijn bedraagt negentig dagen indien de aanvrager door de Minister of zijn afgevaardigde werd gehoord.

De erkenningsaanvraag wordt onderzocht op basis van de elementen waaruit het erkenningsaanvraagdossier bestaat. De kwaliteit van de rapporten bedoeld in paragraaf 2, tweede lid, 4°, wordt onderozocht op basis van de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 6.

In voorkomend geval wordt de erkenning toegekend voor een duur van vijf jaar, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing van de Minister.

De erkenning kan worden hernieuwd wanneer de auditeur, tijdens de afgelopen erkenningsperiode, minstens drie audits heeft uitgevoerd m.b.t. de bevoegheid van de erkenning, conform met de eisen van dit besluit.

De hernieuwingsaanvraag wordt ingediend d.m.v. het formulier ter beschikking gesteld door de administratie en dit, uiterlijk honderd twintig dagen voor de vervaldatum van de erkenning. In dat geval wordt de erkenning verlengd totdat de Minister zich over de hernieuwingsaanvraag uitgesproken heeft. § 4. Indien een aanvrager die houder is van één van de in § 1, 1°, opgesomde diploma's zijn erkenningsaanvraag onmogelijk vergezeld kan laten gaan van de rapporten bedoeld in paragraaf 2, 4°, heeft de erkenning een duur van één jaar, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing van de Minister.

In het geval bedoeld in het eerste lid moet de begunstigde een afschrift van de rapporten die hij in het kader van zijn erkenning heeft opgesteld binnen vijftien dagen na de opstelling ervan aan de administratie overmaken.

De kwaliteit van de overgemaakte rapporten wordt onderozocht op basis van de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 6.

Binnen dertig dagen na ontvangst van de rapporten deelt de administratie aan de begunstigde mee of voornoemde controle geen nalatigheid aan het licht gebracht heeft.

Indien de controles bedoeld in het derde lid, op basis van de in bijlage 6 opgenomen kwaliteitscriteria herhaalde nalatigheden aan het licht hebben gebracht of indien de erkende auditeur geen auditrapport heeft overgelegd, laat de Minister of zijn afgevaardigde de begunstigde van de erkenning uiterlijk veertig dagen voor de einddatum van dat eerste erkenningsjaar weten dat de erkenning afgelopen is.

Na afloop van dat eerste erkenningsjaar wordt de erkenning door de Minister of zijn afgevaardigde voor een hernieuwbare periode van vijf jaar verlengd indien de voornoemde controles geen herhaalde nalatigheid aan het licht hebben gebracht op basis van de kwaliteitscriteria opgenomen in bijlage 6. § 5. De Minister of zijn afgevaardigde is bevoegd om controle uit te oefenen op de door erkende auditeurs uitgevoerde audits.

Onverminderd de sanctiemogelijkheden kan de administratie aan de auditeur opleggen om de audits de verbeteren waarvan de slechte kwaliteit is vastgesteld krachtens de criteria vastgelegd in bijlage 6.

De Minister kan de auditeur die een audit heeft opgesteld, straffen als deze audit niet voldoet aan de criteria die in bijlage 6 worden vastgelegd.

Wanneer de Minister of zijn afgevaardigde nalatigheden in de uitgevoerde audit vaststelt, wijst hij de auditeur daarop in een schrijven.

In dat schrijven wordt gewag gemaakt van bedoelde auditrapport(en), alsook van voornoemde kwaliteitscriteria op grond waarvan de nalatigheid is vastgesteld en wordt de erkende auditeur voor verhoor uitgenodigd. Tijdens zijn verhoor laat de auditeur zijn argumenten m.b.t. de vastgestelde nalatigheden gelden. Na dat verhoor of indien de erkende auditeur weigert verhoord te worden, beslist de Minister om desgevallend een waarschuwing te verzenden of de erkenning als auditeur op te schorten of in te trekken.

De beslissing wordt aan de auditeur meegedeeld door de Minister of zijn afgevaardigde.

De erkenning die aan een deskundige verleend wordt overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 30 mei 2002 betreffende de toekenning van toelagen voor de verbetering van de energetische efficiëntie en voor de bevordering van een rationeler energiegebruik van de privé-sector (AMURE), wordt voor de betrokken bevoegdheden opgeschort voor een duur die gelijk is aan de duur die door de Minister beslist is voor de erkenning die overeenkomstig die besluit gegeven is of loopt van rechtswege af in geval van intrekking van de erkenning die overeenkomstig die besluit gegeven is. § 6. De lijst van de erkende auditeurs wordt door de administratie bekendgemaakt en bijgehouden. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen

Art. 14.De subsidieaanvragen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn ingediend, blijven onderworpen aan het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA).

Art. 15.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en tijdens een periode van zes maanden die ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit kan een subsidieaanvraag worden ingediend voor de doorvoering van energie-audits en haalbaarheidsvoorstudies betreffende een investering met het oog op de verwezenlijking van werken die de energie-efficiëntie van het gebouw kunnen verhogen en die voldoen aan de in aanmerking komende criteria van het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA). In dit geval wordt het bedrag van de subsidie berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, § 1, eerste lid, 1°.

Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en tijdens een periode van één jaar die ingaat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit kan een subsidieaanvraag worden ingediend voor de invoering van een energieboekhouding en voor de uitvoering van werken met het oog op een betere energie-efficiëntie in een gebouw, met uitsluiting van de installatie van fotovoltaïsche zonnepanelen, die voldoen aan de in aanmerking komende criteria van het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA).

In dit geval bedraagt het subsidiebedrag 15 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten in de zin van hetzelfde besluit. § 3. De samenvoeging van de subsidies bedoeld in de §§ 1 en 2 met andere subsidies is enkel mogelijk op voorwaarde dat de totale som van de toegekende subsidies 100 percent van het totaalbedrag van de in aanmerking genomen kosten van het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA) niet overschrijdt.

De aanvragen bedoeld in de §§ 1 en 2 worden ingediend overeenkomstig artikel 7 en onderzocht overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, 11 en 12.

Art. 16.Dit besluit is van toepassing op de erkenningen die verkregen zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA), onder de volgende voorwaarden : 1° komen in aanmerking als globale energie auditeur voor gebouwen, de erkende auditeurs die een erkenning hebben verkregen voor één van de volgende bevoegheidsgebieden : a) globale energie-audit van gebouwen;b) audit van verwarmings-, ventilatie- en airconditioningssystemen;c) audit van systemen voor energieproductie uit hernieuwbare energiebronnen;d) energie-audit van industriële processen.2° komen in aanmerking als auditeur van verlichtingssystemen, de erkende auditeurs die een erkenning hebben verkregen voor het bevoegheidsgebied betreffende de uitvoering van een audit van verlichtingssystemen. Dit besluit is van toepassing op de erkenningsaanvragen die ingediend zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit in het kader van het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA). HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 17.Artikel 2, 2°, van het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2010 tot toekenning van een premie voor de installatie van een zonneboiler en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 27 november 2003 tot toekenning van een premie voor de installatie van een zonneboiler, wordt vervangen als volgt : « 2° "aanvrager" : iedere natuurlijke of rechtspersoon, met uitzondering van degenen die een investeringstoelage voor de installatie van een zonneboiler hebben genoten krachtens het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 tot toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA), het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van studies en werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA) of het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de uitzonderlijke toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen ("UREBA exceptionnel"). »

Art. 18.Bij fraude ten opzichte van dit besluit, ten opzichte van het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA) of van het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de uitzonderlijke toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en de niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van studies en werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen ("UREBA exceptionnel") kan de begunstigde gedurende 10 jaar te rekenen van de ontdekking van de fraude geen nieuwe subsidie aanvragen in de zin van dit besluit.

Art. 19.Het besluit van de Waalse Regering van 10 april 2003 betreffende de toekenning van subsidies aan de publiekrechtelijke personen en aan de niet-commerciële instellingen voor de verwezenlijking van studies en werken die een betere energieprestatie van de gebouwen beogen (UREBA), zoals laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 2010, wordt opgeheven.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 21.Naar dit besluit wordt in de Franse taal verwezen met de uitdrukking "UREBA exceptionnel".

Art. 22.De Minister bevoegd voor het Energiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 28 maart 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

Bijlage 1 Minimumbestek voor de invoering van een Energieboekhouding 1. Doelstelling : Doel van de energieboekhouding is, het energieverbruik in een gebouw over de tijd heen te volgen en informatie te leveren voor de beslissingen die getroffen dienen te worden wat betreft het energieverbruik in een gebouw, waarbij meer bepaald voorzien wordt in : 1° de inzameling, de verwerking en de communicatie van informatie over de energievectoren die zijn verbruikt per systeem, per verbruiksplaats, per dienst of per geheel;2° de vaststelling van verbruiksratio's per systeem, per verbruiksplaats, per dienst of per geheel;3° een alarm- en controlefunctie die bij buitensporig energieverbruik in werking treedt;4° de evaluatie van de impact van de uitgevoerde maatregelen.2. Eisen : § 1.De energieboekhouding dient het volgende mogelijk te maken : 1° de inzameling in fysische eenheden van het energieverbruik in een gebouw en de verschillende verbruikswijzen ervan per vector en gebruik, ongeacht prijzen en tarieven; 2° de opbouw van indicatoren die gebaseerd zijn op, o.a., de specifieke consumptie; 3° een regelmatige opvolging van de stand van zaken over de tijd heen, zodat snel op buitensporig verbruik, op onregelmatigheden enz. gereageerd kan worden; 4° het in overweging nemen van elke belangrijke variatie in het gebruik van het gebouw;5° de integratie van alle stappen in het informatiebeheer : verwerving en verwerking van de relevante gegevens, opbouw van operationele indicatoren, mededeling aan de personen die maatregelen kunnen treffen, constante opvolging van de evolutie.De resultaten dienen meer bepaald voorgesteld te worden in de vorm van een betere energie-efficiëntie en een betere energiebalans in absolute zin. § 2. In de werking van een energieboekhouding worden drie fases onderscheiden : 1° Inzameling van de gegevens : Door het inzamelen van de gegevens wordt de identificatie van de systemen en de verbruiksplaatsen mogelijk gemaakt, met in voorkomend geval onderscheid in de verschillende gebruiksvormen.Daardoor wordt een globaal inzicht in het verbruik verkregen.

Elk systeem en elke verbruiksplaats dient geïdentificeerd te worden door : a) de gebruikte energievector;b) het gebruik van de energie (al dan niet verwarming);c) de wijze van bevoorrading (teller of opslag); d) de fysische teleenheid (liter, m3, kg, Wh...); e) de vermenigvuldigingsfactor tussen de index en de fysieke teleenheid;f) de omzettingsfactor voor de standaardisering van de consumptie in kWh.2° Verwerking van de gegevens : De gemeten gegevens moeten worden geregistreerd en behandeld om de volgende redenen : a) standaardisering van het energieverbruik uitgedrukt in eenzelfde energie-eenheid : kWh;b) berekening van het energieverbruik in een primaire energie-eenheid;c) uitschakeling van de invloed van strenge weersomstandigheden in de opmeting van het energieverbruik door ze terug te brengen tot de referentiële weersituatie via de techniek van de dagtemperaturen;d) berekening van de CO2-emissies voor een referentiële weersituatie;e) vaststelling voor elk systeem en elke verbruiksplaats van de vergelijkende ratio's en van een voor het verbruik in het gebouw representatieve efficiëntietabel.Elke beheerder kiest de criteria uit die hem het meest relevant lijken. 3° Interpretatie en presentatie van de resultaten : Om de resultaten te interpreteren en er operationele conclusies uit te trekken is het noodzakelijk om het gebouw goed te kennen, evenals diens systemen en gebruiksvormen waarop de verbruiksplaatsen betrekking hebben. De aanvrager dient een persoon aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de monitoring en exploitatie van de gegevens.

Met die resultaten moet het mogelijk zijn om meer bepaald, in voorkomend geval, de volgende elementen waar te nemen : a) Fouten bij de lezing, de invoering en plots buitensporig verbruik;b) Reguleringsproblemen; c) geleidelijk buitensporig verbruik (gebrek aan onderhoud van de uitrustingen,...);d) het bestaan van verbruiksvormen die losstaan van strenge weersomstandigheden; e) de vaststelling van een energieconsumptiepeil in een jaar met normale weersomstandigheden;f) de vaststelling van een budget voor energie-uitgaven in een jaar met normale weersomstandigheden;g) besparingsmaatregelen die verkregen zijn dankzij de opgezette projecten. De resultaten dienen duidelijk voorgesteld te worden (grafiek, tabel,...) zodat ze begrepen en geïnterpreteerd kunnen worden door niet-vakmensen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA).

Namen, 28 maart 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

Bijlage 2 Minimumbestek voor de doorvoering van een energie-audit 1. Doelstelling : Het doel van de energie-audit van een gebouw is om aan de opdrachtgever, op een eenvoudige en niettemin ondubbelzinnige manier, een stand van de energie-efficiëntie van het gecontroleerde gebouw in werkelijke gebruiksvoorwaarden voor te stellen, alsook de mogelijke verbeteringen en de daaruit voortvloeiende energiebesparingen.De audit moet de mogelijkheid geven om een globaal actieplan op te stellen dat de nodige acties rangschikt en de verbetering van de energie-efficiëntie van het gebouw beoogt door de noodzaak van een uit te voeren investering te evalueren die bestemd is voor : 1° rationeel gebruik van de energie;2° het gebruik van hernieuwbare energiebronnen of de kwaliteitswarmtekrachtkoppeling.2. Eisen : § 1.De energie-audit moet het volgende vaststellen : 1° een omschrijving van de kenmerken (bouwschil en systemen) van het gebouw en diens gebruiksvormen in functie van de energieoverwegingen, met inbegrip van de beheerssystemen en de beslissende reguleringsparameters; 2° een globale analyse van de energiestroom in het gebouw, namelijk het energieverbruik voor de laatste drie kalenderjaren per energievector (gas, stookolie, elektriciteit, steenkool, enz.), uitgedrukt in fysische eenheden (kWh, ton, liter...) in kWh en genormaliseerd (namelijk teruggebracht tot een jaar met normale weersomstandigheden - voor de gebruiksvormen die dat verantwoorden), wat dient te resulteren in een uiteindelijke verbruikstabel die omgezet is in primaire energie (MWh); in CO2-emissies (kg CO2) (op grond van de omzettingscoëfficiënten die door de Minister zijn medegedeeld); 3° een identificatie van de punten waarop de energie-efficiëntie van het gebouw verbeterd kan worden, met rangschikking ervan volgens de prioriteiten (bouwschil, uitrustingen, beheer...).

De audit moet de uitwerking van een globaal actieplan met het oog op een betere energie-efficiëntie in het gebouw mogelijk maken of de relevantie van een door te voeren investering evalueren met het oog op een rationeler energieverbruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen of een kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling. § 2. Het auditrapport moet o.a. het volgende bevatten : 1° de doelstelling van de audit (welke vectoren worden in de audit onderzocht, eventuele beperkingen,...); 2° de werkhypothesen : parameters gebruikt in de audit (Conversiefactoren - PCI, PCS, CO2-emissiecoëfficiënten - kosten van de verschillende vectoren,...); 3° de algemene voorstelling van de kenmerken van het gebouw (of de gebouwen) (Bouwjaar, architectuur, bestemming, gebruikte oppervlakte,...); 4° de analyse van de verbruiken - idealiter over minimum 3 jaar voor elke geanalyseerde vector - (in brutowaarden, gecorrigeerd naar gelang van de graden-dagen, met eventueel een vergelijking met andere gebouwen van dezelfde sector,...); desgevallend, evolutie van het verbruik over een gegeven periode (burgerlijk jaar, zomerperiode,...) die overgangsverschijnselen aan het licht kan brengen (kwartierpiek, verbruikspiek,...); 5° uitvoerige omschrijving van de bouwschil en van de uitrustingen met hun eventuele gebreken; 6° de energiebalans (gegrond op berekeningen - waarden van de transmissiecoëfficiënten, schatting van de luchtverversing, berekening van de warmteverliezen, rendementen van de installatie,...); 7° de verbeteringsvoorstellen (gedetailleerd inzake de tenuitvoerlegging - gebruikt materiaal, dikte - of inzake gebruikte techniek - condensatie, eventuele warmteterugwinning - becijferd inzake kosten, energiebesparing, vermindering van de emissies van verontreinigende gassen en rendabiliteit) - de verbeteringen worden in een logische volgorde voorgesteld (structuren, uitrustingen, beheer) of in voorrangsvolgorde (gemotiveerd door de staat van het gebouw en/of de uitrustingen, de gegenereerde besparingen en de rendabiliteit) rekening houdend met de weerslag van elk van hen op de volgende;er zal een bijzondere aandacht besteed worden aan het afstemmen van de behoeften op het voorgestelde materiaal; 8° het eventuele beroep op technologieën zoals warmtekrachtkoppeling, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen; 9° de beschikbare hulp voor de verschillende overwogen verbeteringen (Bronnen, bedrag,...); 10° de conclusies die duidelijk en interpreteerbaar moeten zijn door een persoon die geen specifieke kennis heeft van de besproken domeinen. § 3. De voorgestelde verbeteringen moeten aan de eisen voldoen, o.a. op energetisch vlak, die van kracht zijn in de verschillende regelgevingen.

De verschillende berekeningen met hun hypothesen en de gebruikte parameters zullen in bijlage worden bezorgd als ze niet noodzakelijk deel uitmaken van de audit.

De Minister is ertoe gemachtigd de verplichte inhoud van de audit en van het rapport verder aan te vullen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA).

Namen, 28 maart 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

Bijlage 3 Minimumbestek voor de doorvoering van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering 1. Doel : Doel van een haalbaarheidsvoorstudie voor een investering is, de dimensionering en de meest interessante technische, energetische en economische kenmerken voor een investering te bepalen waarbij geenszins gerefereerd wordt aan één of ander type of merk met betrekking tot die investering.De studie dient verschillende hypothesen uit te testen die, in voorkomend geval, de energetische minimumeisen bedoeld in bijlage 5 naleven. 2. Eisen : De haalbaarheidsvoorstudie voor een investering dient minstens de volgende bestanddelen te bevatten : 1° de voorstelling van de energiebehoeften waarin voorzien dient te worden door de investering en het daadwerkelijke verbruik vóór de investering in het geval van een bestaand gebouw;2° de werkhypothesen;3° de berekening van de technische dimensionering van de investering en de referentiegrootheden waarvan gebruik is gemaakt voor de berekeningen;4° de globale energiebalans rekening houdend met het voorgestelde systeem, de tot stand gebrachte systemen, hun wijze van regulering en hun interactie; 5° in voorkomend geval, een evaluatie van de dwingende gebruiksvoorwaarden (onderhoud,...); 6° een evaluatie van de energie- en CO2-besparingen;7° een raming van de economische kost van de investering;8° een raming van het terugverdieneffect van de investering;9° de verantwoording van de keuze van de voorgestelde technieken en regelingen. De Minister is ertoe gemachtigd de verplichte inhoud van de haalbaarheidsvoorstudie verder aan te vullen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA).

Namen, 28 maart 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

Bijlage 4 Toelichtingsnota betreffende de berekening van energiebesparingen voortvloeiend uit de werken met het oog op de energieprestatie van het gebouw 1. Doel : De toelichtingsnota strekt ertoe de technische kenmerken te bepalen, met inbegrip van hun gepaste, energie- en economiegebonden dimensionering van de investering om de doeltreffendheid van het overwogen systeem te beoordelen.2. Eisen : De toelichtingsnota dient met name volgende gegevens te bevatten : 1° een overzicht van de technische kenmerken van de investeringen met het oog op de vermindering van de energiebehoeften en aanvullend, indien nodig, de technieken waarmee doeltreffender en spaarzamer ingespeeld kan worden op de energiebehoeften;2° de werkhypothesen;3° de berekening van de technische dimensionering van de investering en de referentiegrootheden gebruikt voor de berekening (al naar gelang;thermische transmissiecoëfficiënten voor en na de werken en rendementen van de installatie); 4° een beoordeling van de energiebesparingen en van de vermindering van vervuilende emissies (CO2, SO2);5° de economische balans van de investering waarbij rekening wordt gehouden met de investering en de valorisering van de energiebesparingen;6° de verantwoording van de keuze van de voorgestelde technieken en regelingen;7° de normen en codes van goede praktijken die als ijkpunten worden gebruikt. De Minister is ertoe gemachtigd de verplichte inhoud van de nota verder aan te vullen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA).

Namen, 28 maart 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

Bijlage 5 Lijst van de werken met het oog op de verbetering van de energieprestatie van een gebouw dat voor subsidie in aanmerking komt Onderstaande werken kunnen gesubsidieerd worden in het kader van dit besluit, voor zover strikt noodzakelijk voor de uitvoering van verbeteringswerken op energievlak, met uitsluiting van de werken waarvan de boekhoudkundige terugverdientijd 20 jaar overschrijdt voor de systeeminvesteringen en 60 jaar voor de bouwschilinvesteringen : 1. De installatie van systemen voor exploitatie van hernieuwbare energiebronnen voor de eigen behoeften van het gebouw.Daarmee worden uitsluitend de volgende systemen bedoeld : 1° De warmtepompen zijn daarbij inbegrepen, met uitzondering van de pompen die een inversie van het systeem mogelijk maken zodat bij zeer warm weer op airconditioning overgeschakeld kan worden.In dat geval dient de toelichtingsnota overeenkomstig bijlage 4 aangevuld te worden met de berekening van de nettowinst aan primaire energie op jaarbasis in de werkingsomstandigheden aangepast aan het gebouw voor de voorgestelde warmtepomp.

In afwijking is de uitsluiting van warmtepompen die een inversie toelaten niet van toepassing in het kader van een gebruik in een ziekenhuis, een rustoord, een rust- en verzorgingstehuis, voorzover de gebruiksvoorwaarden (belastingsprofiel warm en koud) de investering op energetisch vlak interessant maken. 2° De installatie van waterverwarmingssystemen via zonnepanelen komt in aanmerking voor een subsidie voor zover : a) de collector aan de vereisten van de Europese norm voldoet;b) het systeem een besparing van primaire energie mogelijk maakt;c) de werken worden uitgevoerd door een erkende installateur in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2010 tot toekenning van een premie voor de installatie van een zonneboiler en tot opheffing van het besluit van de Waalse Regering van 27 november 2003 tot toekenning van een premie voor de installatie van een zonneboiler;d) de installatie een systeem voor de opvolging van zijn prestaties bevat dat een jaarlijkse globale energiebalans mogelijk maakt (productie van zonne-energie en aanvulling).3° De biomassa verwarmingsketels en hun randinstallaties.De biomassa verwarmingsketels moeten over een thermisch rendement van minstens 85 % beschikken dat berekend wordt volgens de norm NBN EN 303-5.

Bovendien moeten zij voldoen aan de definities, vereisten, beproevingsmethoden en etikettering van deze norm. 2. De installatie of de uitbreiding van een warmtenet als deze werken een onontbeerlijke voorwaarde zijn voor rationeel energiegebruik. In dat geval moet de toelichtingsnota overeenkomstig bijlage 4 aangevuld worden met een berekeningsnota waaruit blijkt dat het warmtenet een globale energie-efficiëntie bereikt dat die van gedecentraliseerde installaties overschrijdt. 3. De installatie van kwaliteitsvolle warmtekrachtskoppelingseenheden, met inbegrip van de elektrische aansluiting eigen aan de installatie en noodzakelijk voor de behoeften van een gebouw of van verschillende naburige gebouwen.In dat geval moet de toelichtingsnota overeenkomstig bijlage 4 aangevuld worden met een jaarlijkse globale energiebalans van de installaties (warmtekrachtinstallatie en aanvullende bron op thermisch vlak). 4. De thermische isolatie van de muren van het gebouw, zoals hieronder opgegeven, waardoor - ofwel globale transmissiecoëfficiënten bereikt kunnen worden, lager dan of gelijk aan volgende waarden - ofwel coëfficiënten van thermische weerstand bereikt kunnen worden, hoger dan of gelijk aan volgende waarden :

Muren met oppervlakteverlies van het gebouw

Umax (W/m2K) of Rmin (m2K/W)

a.Vensters

Umax 1,1

Bovendien moeten de ramen en vensters een transmissiecoëfficiënt vertonen lager dan

Umax 1,8

b. Deuren

Umax 2

c.Lichtdichte muren en wanden :

1° niet in contact met de vloer, uitgezonderd de muren bedoeld in punt 2°

Umax 0.32

2° in contact met een kruipruimte of een kelder buiten het beschermde bouwvolume

Rmin 1.2

3° in contact met de vloer

Rmin 1.3

d. Dak of zoldering scheiden het beschermd bouwvolume van een onverwarmd niet-vorstvrij lokaal verleende erkenning als zonneboilerinstallateur

Umax 0,27

Plankenvloer :


1° in contact met de buitenomgeving of boven een onverwarmde nevenkamer

Umax 0,35

2° andere plankenvloeren (plankenvloeren op aardeophopingen, boven een kruipruimte of boven een kelder buiten een beschermd volume, ingegraven plankenvloeren van kelders)

Umax 0,35 of Rmin 1.3


De waarden Umax en Rmin worden berekend volgens Bijlage VII bij het besluit van de Waalse Regering van 10 mei 2012 tot wijziging, wat de energieprestatie van de gebouwen betreft, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie. 5. De vervanging of de verbetering van elk verwarmingssysteem die overeenkomen met één van volgende categorieën : 1° de condensatieketels.In dat geval bevat het aanvraagdossier het installatieschema en de daarmee gepaard gaande afstelling waaruit blijkt dat de teruglooptemperatuur van de warmtegeleidende vloeistof de condensatie daadwerkelijk mogelijk zal maken; 2° de werken voor de opdeling van de warmtedistributie in functie van de verschillende gebruiksfuncties van het gebouw;3° installatie van thermostaatkranen aangepast aan de bezetting van de lokalen en bestemd voor het wegwerken van eventuele oververhitting en/of de vermindering van de omgevingstemperatuur in specifieke lokalen;4° installatie van reguleringssystemen voor een minimale optimisering bij het stilleggen van de installaties in functie van het buitenklimaat en de vraag binnenhuis;5° alle andere werken in verband met de verwarmingsinstallaties en die zo zijn opgevat dat het verwarmingssysteem (verwarmingsketel, warmtedistributie en regulering) bijzonder werkzaam is, namelijk een systeem dat enerzijds een energieprestatie bevordert die boven het klassieke systeem uitstijgt en die anderzijds een distributie en een regulering van de warmte mogelijk maakt die aangepast zijn aan de beginselen inzake rationeel energiegebruik voor de verschillende gebruiksfuncties van het gebouw. Hoe dan ook moeten de buizen voor de verspreiding van de warmte van het gesubsidieerde warmtesysteem in niet-verwarmde lokalen overeenkomstig de regels van de kunst tegen elk warmteverlies beschermd worden. 6. De volgende verbeteringen aan de verlichtingsinstallaties : 1° De vervanging van het verlichtingssysteem door een naar Belgische normen aangelegd systeem waarvan het na werken geïnstalleerd vermogen niet verder reikt dan : a) 3 W/m2 per 100 lux in sporthallen en zwembaden;b) 2,5 W/m2 per 100 lux in kantoren en schoollokalen;c) 3 W/m2 per 100 lux in lokalen voor ziekenhuisgebruik;d) tussen 3 W/m2 per 100 lux in een lage en brede gang (min 30 m x 2 m x 2,8 m) en 8,5 W/m2 voor 100 lux in een hoge en smalle gang (min 30 m x 1 m x 3,5 m). De vervanging van enkel de lichtbron is niet toegelaten.

Verlichtingstoestellen uitgerust met fluorescerende lampen of ontladingslampen worden uitsluitend van elektronische ballasts voorzien. 2° Installatie van elk systeem voor de optimisering van de werking van het verlichtingssysteem, met name : a) een timer, eventueel gecombineerd met aanwezigheidsdetectoren, in de doorgangsvertrekken evenals in de doorgangen en toiletten;b) een "alles of niets" of continue regeling van de lichtstroom in functie van de natuurlijke verlichting van het vertrek;c) een dubbele ontsteking die een minder sterke verlichting mogelijk maakt (van 30 tot 50 %).7. Installatie van elke roterende elektrische uitrusting (pompen, ventilatoren, compressoren) waarvan de motor uitgerust is met een variabele snelheidsregeling.Voor wat betreft de verwarmings-, ventilatie- of afkoelingsvraag, moet hij uitgerust zijn met een automatisch beheer aangepast aan de reële noden van het gebouw en de bewoners. 8. Installatie van elke uitrusting in het domein van de ventilatie, de afkoeling en de bescherming tegen oververhitting van een gebouw, die overeenstemt met één van volgende categorieën : 1° regulatiesystemen die op vraag een debietbeheer mogelijk maken : uurwerk, aanwezigheidsdetectie, CO2-sonde... waardoor de ventilering geregeld kan worden; 2° systemen voor het terugwinnen van warmte op lucht die aan het gebouw onttrokken wordt.In dat geval dient de toelichtingsnota overeenkomstig bijlage 4 aangevuld te worden met de berekening van de netto-winst aan primaire energie op jaarbasis in de werkingsomstandigheden aangepast aan het gebouw voor het voorgesteld systeem; 3° installatie van aan de buitenkant geplaatste zonneweringen ter beperking van de werkingstijd van een bestaande klimatisering of ter voorkoming van de plaatsing van een dergelijke installatie in een gebouw door terugdringen van oververhitting.Vensters uitgerust met zonneweringen dienen tussen zuidoosten en westen via het zuiden te worden geplaatst, namelijk van 135° tot 270°; 4° systemen voor het verminderde gebruik van afkoelingsinstallaties door een onmiddellijke afkoeling van de ijswaterkringloop door de buitenlucht ("free chilling techniek");5° koelinstallatie door natuurlijke of hybriede ventilatie.9. Installatie van alle andere uitrustingen of systemen in verband met een verbeterde energieprestatie van het gebouw, uitgezonderd systemen die draaien op hernieuwbare energieën die niet opgenomen zijn in punt 1 hierboven, en die hoogrenderend zijn, namelijk elke uitrusting of elk systeem dat enerzijds bovengemiddeld presteert en dat anderzijds op gepaste wijze inspeelt op de beginselen inzake rationeel energiegebruik voor de verschillende gebruiksfuncties van het bedoelde gebouw. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA).

Namen, 28 maart 2013.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

Bijlage 6 Kwaliteitscriteria geanalyseerd door de Administratie in het kader van de erkenningsprocedure Criterium 1 : Doelstellingen, hypothesen en stand van zaken : 1° Doelstelling van de audit (welke vectoren worden in de audit onderzocht, eventuele beperkingen,...); 2° De werkhypothesen : parameters gebruikt in de audit (conversiefactoren - PCI, PCS, CO2-emissiecoëfficiënten - kosten van de verschillende vectoren,...); 3° Algemene voorstelling van de kenmerken van het gebouw (of de gebouwen) (bouwjaar, architectuur, bestemming, gebruikte oppervlakte,...), of van het industrieel proces of van het nut (damp, gedrukte lucht, enz).

Criterium 2 : Analyse van de toestand : 1° Analyse van de verbruiken - idealiter over minimum drie jaar voor elke geanalyseerde vector - (in brutowaarden, gecorrigeerd naar gelang van de graden-dagen, eventueel : vergelijking met andere gebouwen van dezelfde sector,...); desgevallend, evolutie van het verbruik over een gegeven periode (burgerlijk jaar, zomerperiode,...) die overgangsverschijnselen aan het licht kan brengen (kwartierpiek, verbruikspiek,...); 2° Uitvoerige omschrijving van het industrieel proces, van het nut of van het omhulsel van het gebouw en van de uitrustingen met hun eventuele gebreken; 3° Energiebalans (gegrond op berekeningen - bijvoorbeeld voor een gebouw : waarden van de transmissiecoëfficiënten, schatting van de luchtverversing, berekening van de warmteverliezen, rendementen van de installatie,...).

Criterium 3 : Becijferde verbeteringsvoorstellen : 1°Verbeteringsvoorstellen (bijvoorbeeld voor een gebouw zullen ze gedetailleerd zijn inzake de tenuitvoerlegging - gebruikt materiaal, dikte - of inzake gebruikte techniek - condensatie, eventuele warmteterugwinning - becijferd inzake kosten, energiebesparing, vermindering van de emissies van verontreinigende gassen en rendabiliteit) - de verbeteringen worden in een logische volgorde voorgesteld (structuren, uitrustingen, beheer) of in voorrangsvolgorde (gemotiveerd door de staat van het gebouw en/of de uitrustingen, de gegenereerde besparingen en de rendabiliteit) rekening houdend met de weerslag van elk van hen op de volgende; er zal een bijzondere aandacht besteed worden aan het afstemmen van de behoeften op het voorgestelde materiaal; 2° Eventueel beroep op technologieën zoals warmtekrachtkoppeling, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen,...

CCriterium 4 : Kennis van de mechanismen inzake financiële tegemoetkomingen van de overheid : Beschikbare hulp voor de verschillende overwogen verbeteringen (bronnen, bedragen,...).

Criterium 5 : Conclusies : Bondige opsomming van de meest relevante beslissingen die genomen moeten worden met het oog op de verbetering van de toestand naar gelang van de doelstelling.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 28 maart 2013 betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van werken voor de verbetering van de energieperformantie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen (UREBA).

Namen, 28 maart 2013 De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET

^