gepubliceerd op 30 juni 2006
Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz , tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz en het inhoudelijk ontwerp van milieueffectonderzoek
27 APRIL 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz (blad 44/3), tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz en het inhoudelijk ontwerp van milieueffectonderzoek
De Waalse Regering, Gelet op het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, inzonderheid op de artikelen 19, 22 tot 29, 32, 35 tot 37, 39, 41 en 42 tot 46;
Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999;
Gelet op het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 24 juli 1981, gedeeltelijk gewijzigd bij een besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 25 juli 1991 (opneming van het tracé van de hogesnelheidslijn) en bij het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2003 (uitbreiding van de zandgroeve Deviaenne);
Gelet op de aanvraag ingediend door de stad Antoing d.d. 27 juni 2005 met het oog op de herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz op het grondgebied van de gemeente Antoing om terreinen om te zetten die tegenwoordig opgenomen zijn als landbouwgebied, bosgebieden, groengebieden, ontginningsgebieden, woongebieden, woongebieden met landelijk karakter, recreatiegebieden, gebieden voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, watervlakken en die voor een deel gelegen zijn in een oppervlakte met een landschappelijke waarde van 320,75 ha om er een Europees centrum voor natuur- en glijsporten tot stand te brengen;
Overwegende dat bovengenoemd project van Europees centrum voor natuur- en glijsporten bestaat in de totstandbrenging door een privé-consortium van : - infrastructuren bestemd voor indoor en outdoor sportactiviteiten waarvan de voornaamste gericht zijn op het glijden (snow-park, langlaufring, ijsring, skate-park, rollerring, free-fall-wind-tunnel - vrije valsimulator-, zwemparadijs, kayak-raftingtraject, outdoor wake-park, glijkidsclub, driving rang, rijcentrum, sportterreinen (tennis ...), speelpleinen, een halte voor boten op het kanaal en de "Grand-Large", visserijactiviteiten; - wandelactiviteiten en activiteiten inzake natuurontdekking : voettochten, ruitercircuits, fiets- of terreinfietscircuits, activiteiten inzake de natuurontdekking; - socio-culturele activiteiten gericht op de "porte du Hainaut", huis voor toerisme, oprichting van vergaderzalen, een auditorium, ontmoetingsruimten, sportmuseum; - fitnessactiviteiten en speelpleinen, oprichting van een wellnesscentrum (SPA); - huisvesting voor korte toeristische verblijven : golflandhuisje, landhuisje van de ruiters, landhuisje van de "Grand-Large", lake-houses en vissershuisjes, hutten in de bossen, fun-dorp, paalhutten en landhuisje in de moestuin, huisvesting van het personeel en van de animatoren; - horeca-activiteiten waarvan een charmehotel-restaurant; - winkels voor de uitoefening van de voorgestelde activiteiten; - gebouwen en installaties voor technische en administratieve diensten, voor onderhoudsdiensten, medische diensten en veiligheids- en brandweerdiensten;
Overwegende dat het project geografisch gezien in een grensoverschrijdende ruimte gelegen is, namelijk op het kruispunt van het Waalse Gewest en van Frankrijk vlakbij het Vlaamse Gewest en makkelijk te bereiken vanuit steden zoals Doornik, Kortrijk, Bergen of Roubaix, Rijsel en Valenciennes; dat het project door zijn omvang en zijn nabijheid een kwaliteitsvolle aantrekkingspool vormt voor de bevolkingsgroepen die 80 km in het rond wonen;
Overwegende dat uit het bij de aanvraag van de stad Antoing gevoegde dossier blijkt dat het project niet concurreert met infrastructuren gericht op de bestaande glijsporten voor zover deze infrastructuren in het Gewest tamelijk weinig talrijk zijn en ze geen toeristisch product aanbieden dat vergelijkbaar is met de pluraliteit, de complementariteit en de omvang van dit project;
Overwegende dat het project bovendien een enig revolutionair concept in Europa en in de wereld ontwikkelt, dat gegrond is op de synergie tussen wereldoriëntatie, natuur en sport;
Overwegende dat het project als voordeel heeft dat het gelegen is in een natuurlijk gebied van meer dan 300 ha, waardoor glijsporten gecombineerd kunnen worden met traditionele sporten, met ontspanningsactiviteiten en activiteiten inzake de natuurontdekking en waardoor het project in een gewestelijke sportieve en culturele omgeving kadert;
Overwegende dat een belangrijke milieubekommernis aan het project ten grondslag ligt, met zorg voor het behoud van landschappen, fauna en flora op de site, wat de keuze van de projectontwikkelaars voor zijn ligging met name gerechtvaardigd heeft;
Analyse van de feitelijke en rechtstoestand Overwegende dat in het gewesplan Doornik-Leuze-Pérulwez de bij het project betrokken terreinen die aan beide kanten van het kanaal Nimy-Blaton-Péronnes gelegen zijn, tegenwoordig als volgt zijn opgenomen : * ten noorden van het kanaal : - zijn de meeste terreinen als bosgebied (Bois de Fouage en Lanchon) bestemd, met uitzondering van het zandgebied "Deviaenne" dat als ontginningsgebied en watervlak opgenomen is, - in het noord-noordoostgedeelte van het gebied zijn de terreinen opgenomen als landbouwgebied; groen- en landbouwgebieden liggen in het zuidoosten in het verlengde van het ontginningsgebied, - ten noordwesten stemt een recreatiegebied overeen met de huidige ligging van de "Tournai Yacht Club", - is het uiterst noordelijke gedeelte als landbouwgebied opgenomen, - is het grootste deel van dit noordelijk gelegen gebied ondergebracht in een landschappelijk waardevolle omtrek; * ten zuiden van het kanaal : - zijn de meeste terreinen als bosgebied ("Bois de Péronnes en Lanchon") bestemd, - omvat de site ook twee groengebieden en een watervlak : het oude zandgebied van de "Bois de Lanchon" en het zuidelijk gedeelte van het vliegveld van Maubray, - is dit laatste momenteel als gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen opgenomen en ligt het aan de zuiderkant langs een ander recreatiegebied waarop motorcrossterreinen aangelegd zijn, - is een gedeelte van de beboste ruimte liggend naast het zandgebied van de "Bois de Lanchon" als ontginningsgebied opgenomen, - zijn enige terreinen als landbouwgebied opgenomen;
Gelet op het zogenaamde bijzonder plan van aanleg nr. 4 "Zandgebied van het Bois de Fouage" goedgekeurd bij ministerieel besluit van 10 juli 1989 ten noorden van de site;
Gelet op de aanvraag om globale vergunning d.d. 30 juli 2003, die ongeveer 15 ha betreft; Overwegende dat ten gevolge van deze aanvraag het zandgebied Deviaenne (onderaannemer van Wienerberger (oud KORAMIC en eindgebruiker van de hulpbron) op 10 december 2003 een globale vergunning heeft gekregen voor een termijn van 20 jaar; dat in dat opzicht op te merken is dat het vooruitlopende uitbatingsproject (ongeveer 60.000 m3/jaar) zich eerder over een vijftiental jaar uitstrekt, namelijk tot ongeveer 2018-2019;
Overwegende dat, aangezien de uitbating tot die datum zeer waarschijnlijk is, het project voorziet in de cohabitatie van beide activiteiten en voor de verenigbaarheid ervan zorgt via met name de aanleg van een rechtstreekse toegang naar rijksweg 52 door de hoofdweg voor het aan het zandgebied gebonden verkeer;
Overwegende dat de in de vergunning bedoelde herinrichtingsvoorwaarden na twee adviezen van de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en van het "Parc naturel" tot stand zijn gekomen; dat er met deze voorwaarden rekening wordt gehouden in het project;
Overwegende dat de site bovendien gelegen is in de omtrek van het "Parc naturel des Plaines de l'Escaut" erkend bij besluit van de Waalse Regering van 13 juni 1996;
Overwegende dat een bestaande recreatiegebied ten noordwesten van de site het voorwerp heeft uitgemaakt van een onteigeningsbesluit van 28 januari 1986 op grond van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie; dat het besluit niet uitgevoerd is;
Overwegende dat het project aan het Natura 2000-gebied BE 22044 "Scheldebekken stroomopwaarts van Doornik" grenst, dat bij beslissing van de Regering van 26 september 2002 aan de Europese Commissie is voorgesteld;
Overwegende dat de site verschillende wegen en paden vermeld in de atlas van de buurtwegen omvat;
Overwegende dat het project twee sites met een groot biologisch belang omvat, te weten het zandgebied van het "Bois de Fouage" en de zandhoudende heuvel van het vliegveld van Maubray;
Overwegende dat de site niet betrokken is bij de leidingen van een hoofdtransmissienet van vloeistoffen en energie in de zin van artikel 23, 2°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;
Overwegende dat wat de voorkomings- en waterwingebieden betreft, het project in een geslagen put (P_1) voorziet; dat tweeëntwintig andere grondwaterlagen in een straal van 3 km worden geteld en dat ze alle actief zijn;
Overwegende op erfgoedgebied het project niet slaat op onroerende goederen die op de beschermingslijst staan, beschermd zijn, gelegen zijn in een in artikel 209 van het Wetboek bedoelde beschermingsgebied of in een landschap dat voorkomt op de in artikel 233 van het Wetboek bedoelde inventaris van de archeologische vindplaatsen.;
Overwegende dat de verkaveling " TGV/2 Antoing-Péruwelz/Antoing " (code 8502/2) met een oppervlakte van 725 ha, waarvan het verkavelingscomité op 3 maart 1993 is ingesteld en waarvan de ruilakte op 15 februari 2000 getekend is, aan de rand van de site gelegen is; dat deze verkaveling nog aan de gang is en herenigd zou moeten worden met de naburige verkaveling " TGV/2 Antoing-Péruwelz/Antoing " (code 8502/1) met een oppervlakte van 1.824 ha;
Verantwoording ten opzichte van de liggingen van het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan Overwegende dat het ontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999 conform is, wat betreft de volgende opties : De ruimtestructuur van het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan versterken en de supranationale dimensie in de ontwikkeling van Wallonië integreren : Doornik wordt enerzijds als een pool en een toeristische trekpleister voor Wallonië beschouwd en anderzijds als een grensoverschrijdend ankerpunt op twee grote verkeersassen van Noordwest-Europa (AMNO) : Rijsel-Brussel en Rijsel-MHAL (via Bergen, Charleroi en Namen).
De keuze van de ligging van de site zet alles op de exploitatie van de grensoverschrijdende grootstadsgebieden en van de eurocorridors.
Bovendien is het project van dien aard dat het niet te verwaarlozen economische effecten op de landelijke gemeenten garandeert en dat het tegelijkertijd zorgt voor de complementariteit met de meest dichtbije stedelijke polen.
Rekening houdende met zijn schaal, met zijn originele karakter en met de steun die de plaatselijke en gewestelijke besturen het a priori graag willen geven, zorgt dit project ervoor dat Wallonië beter aansluit op de aangrenzende gebieden, bevestigt Wallonië als een belangrijke partner en zorgt ervoor dat Wallonië op werkzame en doeltreffende wijze deelneemt aan de supraregionale dynamiek voor ruimtelijke ontwikkeling.
Overkoepelende vormen van samenwerking organiseren : Het toerisme wordt erkend als een werkgelegenheidscheppende sector Henegouwen is bovendien één van de Waalse provincies die het meest lijden onder het gebrek aan werkgelegenheid. De ligging van een werkgelegenheidscheppend project in de Doornikse regio is dus volledig gegrond.
De concretisering van dit project impliceert de ontwikkeling van publiek-private samenwerkingsverbanden op contractuele basis.
In de primordiale behoeften voorzien : Door een stimulerend leefklimaat te waarborgen, zorgt het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan er met name voor ontmoetingsruimten of -voorzieningen te creëren. Zonder nu te willen zeggen dat het project voorziet in een primordiale behoefte van het geheel van de bevolking, is het nu algemeen bekend dat de kwaliteit van de volksgezondheid gepaard gaat met de regelmatige beoefening van sportactiviteiten en dat het feit dat een wijdse recreatieruimte vrijgemaakt wordt voor sport in dat verband bijdraagt in het vervullen van een gezamenlijke behoefte.
Tot de schepping van arbeidsplaatsen en rijkdommen bijdragen : Het project zou een echte verankering in deze regio van West-Henegouwen en een bijzondere troef vormen voor de gewestelijke economie dankzij zijn vernieuwend concept in Europa. Dit project is goed voor een investering van ongeveer 290 miljoen euro, dat rechtstreekse en onrechtstreekse economische effecten kan genereren voor de regio en zowel ter plaatse als daarbuiten banen kan scheppen.
Het bij de aanvraag gevoegde dossier bevat een verdeling van de investeringen alsmede een analyse van de bezoekersaantallen, waardoor de aan het project gebonden procedure verantwoord kan worden.
In termen van arbeidsplaatsen zou het project de schepping, in de uitbatingsfase, van 400 voltijdse functies en 700 deeltijdse functies mogelijk maken. De in de horeca tot stand gebkomen werkgelegenheid vertegenwoordigt 180 tot 200 werknemers. Ten slotte zijn de externe arbeidsplaatsen goed voor 200 tot 300 werknemers.
Wegens zijn effecten op werkgelegenheid is dit project van dien aard dat het bijdraagt tot de opleving van de economie van de regio zoals bedoeld in de gewestelijke beleidsverklaring van 20 juli 2004 en in het Marshallplan.
De bereikbaarheid van het Waalse grondgebied verbeteren en de mobiliteit beheren : Een goed georganiseerd vervoersysteem moet in een bijzondere rol voorzien voor elk vervoermiddel uitgaand van diens eigenschappen, de overstap van één vervoermiddel naar een ander in goede banen leiden en een modale keuze aanbieden aan de gebruikers. Rekening houdende met de bestaande vervoersinfrastructuren in de regio van Antoing heeft dit project als doel in deze zorg te voorzien.
Het erfgoed valoriseren en de hulpbronnen beschermen : Het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan beveelt aan om de stedenbouwkundige handelingen veel beter op elkaar te laten inspelen en spreekt de groeiende zorg uit om kwaliteitsvolle koepels uit te werken. Het wezenlijke concept van het project is het Natuur- en glijcentrum te integreren door het natuurlijke erfgoed te behouden en te valoriseren met inachtneming van de Europese Conventie met betrekking tot het Landschap ondertekend te Firenze op 20 oktober 2000.
De toeristische sector valoriseren en structureren.
Het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan wijst erop dat de toeristische en vrijetijdssector soms gekenmerkt wordt door een te grote verstrooiing van de initiatieven zowel wat de activiteiten betreft als inzake de huisvestings- of diensteninfrastructuren. Gezien de omvang van het project, de diversiteit van de voorgestelde activiteiten ter aanvulling van de bestaande toeristische activiteiten van de Doornikse en de Rijselse regio is het project een ware toegangspoort en maakt het de bevordering van de Waalse toeristische ruimte mogelijk.
Verantwoording van de ligging van het project Gelet op de volgende criteria die de keuze van de ligging van het project mede hebben bepaald : - homogene site met een voldoende oppervlakte en dichtbij het watervlak; - goede bereikbaarheid; - verwijdering ten opzichte van de woonzones en de bedrijfsruimten; - culturele, natuurlijke en toeristische aantrekkelijkheid van de regio;
Overwegende dat naar gelang van de stedelijke nabijheid en de bereikbaarheid acht alternatieve sites overwogen zijn in Precq, ten zuidoosten van Doornik, ten zuiden van Doornik, in Aat, in Lessen, in Ecaussines, in Waver en in Itter;
Dat deze sites onderworpen zijn aan een op de volgende criteria gegrond onderzoek : - relatieve verwijdering van de woonzones, - bereikbaarheid van de site (op minder dan 1 km van een route van het autonoom net voor traag verkeer), - verwijdering van industriële activiteiten, - toeristische aantrekkelijkheid van de regio, - belangrijke aanwezigheid van watervlakken, - natuurlijke sites, - grondbezit, - reliëf, Dat het uit het uitvoerige onderzoek vermeld in het bij de aanvraag gevoegde dossier blijkt dat de site van Antoing a priori de meest aangepaste oplossing is;
Bereikbaarheid Overwegende dat de site talrijke troeven heeft in termen van bereikbaarheid dankzij de bestaande autosnelweginfrastructuren (A16, E42 en A8) en wegeninfrastructuren (N504 en N52);
Dat het project ook goed gelegen is ten opzichte van het spoorwegnet (Waalse spoorwegas, lijn Doornik-Brussel en Doornik-Moeskroen, Hogesnelheidslijn);
Overwegende dat de projectontwikkelaars het voornemen hebben om verbindingswegen aan te leggen tussen de site en de stations van Antoing, Péruwelz en Doornik;
Overwegende dat het TEC-net de regio van Antoing bedient met de lijnen nr. 491 en 98 die met name haltes in de bovenvermelde stations, in het oude station van Callenelle, in Péronnes "Ecluse", in Péronnes "Pont de Péronnes"en in Péronnes "la Crique" omvatten;
Overwegende dat wat de waterwegen betreft, het project zich aan beide kanten van het kanaal Nimy-Blaton-Péronnes, dat als waterweg van klasse IV is opgenomen, uitbreidt, waardoor de toeristische aken een halte kunnen doen op de "Grand-Large", Overwegende dat de ligging van het project ook door de nabijheid van lijn 1 van het autonoom net voor traag verkeer gerechtvaardigd wordt;
Milieueffecten van het project Overwegende dat het dossier voorziet in een voorafgaande milieueffectonderzoek van het project en enkele oplossingen voorstelt, die het voorwerp zullen uitmaken van een grondigere evaluatie overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek;
Dat de belangrijkste effecten samengevat worden in volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Keuze van de zonering.
Overwegende dat zoals hierboven vermeld de door de projectontwikkelaars gekozen site maar heel gedeeltelijk opgenomen is als recreatiegebied in het vigerende gewestplan;
Overwegende dat in het bij de aanvraag van de stad Antoing gevoegde dossier wordt voorgesteld het geheel van het Europees Centrum voor natuur- en glijsporten als recreatiegebied op te nemen;
Overwegende dat de oorspronkelijk voorgestelde omtrek die voor herziening vatbaar is en met een oppervlakte van 320,73 ha slechts eigendommen van Prins Charles-Antoine de Ligne omvatte;
Overwegende dat drie aanpassingen met het oog op coherentie zijn uitgevoerd, wat de oppervlakte op 350,13 ha brengt : - een verbinding van het noorder- en het zuidergedeelte via een klein recreatiegebied overeenstemmend met de aanlegbreedte van de (toekomstige) loopbrug; - de uitbreiding naar het Oosten om het geheel van de goederen inbegrepen in de omtrek van het gemeentelijke plan van aanleg nr.4 van Antoing op te nemen; - een andere uitbreiding naar het Oosten om het saldo van het gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen (oud vliegveld van Maubray) gelegen op het grondgebied van Pérulwelz op te nemen.
Overwegende dat het ruimtelijke effect van het Centrum op deze site bovendien gestructureerd wordt volgens tweeërlei drukfactoren : enerzijds de intensieve recreactieactiviteiten en anderzijds de extensieve recreatieactiviteiten;
Overwegende dat het uit de analyse van het dossier blijkt dat enkele in het Europees Centrum voor natuur en sport voorgestelde activiteiten niet als recreatiegebied in het gewestplan hoeven te worden opgenomen;
Overwegende dat de sportactiviteiten zoals driving range, sportterreinen (tennis ...), speelpleinen, visserijactiviteiten en de wandelingactiviteiten en activiteiten inzake natuurontdekking, zoals voettochten, ruitercircuits, fiets- of terreinfietscircuits, activiteiten inzake de natuurontdekking of nog enkele onderhoudsinfrastructuren of infrastructuren voor gemeenschapsvoorzieningen zoals de technisch gebouwen of met gras ingezaaide parkeerplaatsen bij voorbeeld volgens het geval opgenomen kunnen worden als parkgebied, bosgebied of groengebied;
Overwegende dat er wordt voorgesteld het project van het Europees Centrum voor natuur- en glijsporten als recreatiegebied (119,80 ha), parkgebied (100,30 ha, waarvan 18,66 ha van watervlakken), bosgebied (61,95 ha) en groengebied (38,68 ha) in het gewestplan Doornik-Leuze-Pérulwez volgens de bij dit besluit gevoegde kaart op te nemen;
Toepassing van de bijkomende omtrekken en voorschriften.
Gelet op de artikelen 40 en 41 van het Wetboek betreffende de mogelijkheid voor de Regering om de voorschriften van de gewestplannen via omtrekken in overdruk en aanvullende voorschriften nader te bepalen;
Overwegende dat in casu wordt voorgesteld : - in een aanpassing van de oppervlakte met een landschappelijke waarde die een deel van de omtrek van het project dekt, in het licht van het effectonderzoek betreffende de herziening van het gewestplan te voorzien; - de bestemming van enkele gebieden nader te bepalen; - het parkgebied met de overdruk "*P 1" zal een golfterrein (driving range) en in de bomen gebouwde hutten omvatten; - het parkgebied met de overdruk "*P 2" een golfbaan (putting met bunkers + holes voor opleiding in de golfsport) en zijn bijgebouwde installaties (club house, technische lokalen, ...) alsmede met gras ingezaaide parkeerplaatsen omvatten; in een omkeerbaarheidsclausule m.b.t. de bestemming van het nieuwe recreatiegebied - dat zich aan beide kanten van het kanaal ontwikkelt - in bosgebied te voorzien in geval van niet-uitvoering van het project binnen zeven jaar na de inwerkingtreding van de herziening van het gewestplan via een bijkomend voorschrift voorzien van het merkteken "*L1";
Opmaking van het gemeentelijk plan van aanleg overeenkomstig de artikelen 39, 41 en 140 van het Wetboek Overwegende dat gezien de decretale voorschriften betreffende de uitvoering van een recreatiegebied en een parkgebied met een oppervlakte van 5 ha en meer de goedkeuring van een gemeentelijk plan van aanleg vóór hun uitvoering vereist wordt;
Overwegende dat een indicatief overzichtsplan opgemaakt is, dat een eerste versie van de omtrek van het gemeentelijk plan weergeeft;
Overwegende dat de omtrek van het gemeentelijk plan van aanleg om redenen van coherentie in de herzieningsomtrek vastgesteld moet worden;
Overwegende dat aangezien het gemeentelijk plan van aanleg zich op het grondgebied van twee gemeenten uitbreidt, artikel 54, 5°, van het Wetboek toegepast zal worden;
Verificatie van de in artikel 46 van het Wetboek bedoelde voorwaarden Overwegende dat de in deze herziening van het gewestplan geplande bestemmingsveranderingen verenigbaar zijn met artikel 46, § 1, 1 en 2 van het Wetboek;
Overwegende dat luidens artikel 46, § 1, 1° van het Wetboek de nieuwe bebouwingsgebieden aan een bestaand bebouwingsgebied moeten grenzen; dat in casu het nieuwe recreatiegebied opgenomen is als uitbreiding van twee bestaande recreatiegebieden; dat het een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen omvat; dat het aan een ontginningsgebied grenst; dat bovenvermeld artikel bovendien bepaalt dat van dit voorschrift kan worden afgeweken aangezien het om enkele recreatiegebieden gaat;
Overwegende dat luidens artikel 46, § 1, 1°, van het Wetboek in de nieuwe bebouwingsgebieden lintbebouwing langs de openbare weg verboden is; dat uit de bij dit besluit gevoegde kaart blijkt dat deze voorwaarde klaarblijkelijk vervuld is;
Gelet op artikel 46, § 1, 3°, van het Wetboek dat bepaalt dat : « de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaande bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering. »;
Overwegende dat er in casu in drie types compensatie wordt voorzien : - de planologische compensaties bij de opneming van nieuwe bebouwbare gebieden; - de alternatieve compensaties die in dit geval van twee types zouden zijn : enerzijds, maatregelen betreffende de mobiliteit en, anderzijds, maatregelen die gunstig zijn voor de plaatselijke omgeving; - de compensaties voortvloeiend uit vermenigvuldigende effecten van de private investeringen op de kwaliteit van het verkeersnetwerk aan de rand van de site alsmede op het net van de socio-culturele voorzieningen van de aangrenzende eenheden en ten slotte op de werkgelegenheid;
Overwegende dat uit de vergelijking tussen het totaal van de overgedragen percelen van de gebieden die voor de bebouwing niet bestemd zijn naar de bebouwingsgebieden, dat een oppervlakte van 90 ha vertegenwoordigt, en het totaal van de overgedragen percelen van de bebouwingsgebieden naar de gebieden die voor de bebouwing niet bestemd zijn in de bestaande toestand (vigerend gewestplan) en de geplande toestand (aangevraagde herziening), met een oppervlakte van 49,07 ha, blijkt dat de te compenseren oppervlakte 40,93 ha beloopt voor de oprichting van het Centrum zelf;
Overwegende dat wat de planologische compensaties betreft, 18,40 ha recreatiegebieden, naast de hierboven vermelde compensaties die bij de herziening van het gewestplan verricht zijn, overgedragen kunnen worden naar gebieden die niet voor de bebouwing bestemd zijn, nl. : - de noordrand van de site van het Centrum (1,60 ha) die van het recreatiegebied naar het bosgebied zou moeten worden overgedragen; - de noordrand van de "Grand Large" (9,00 ha) die van het recreatiegebied naar het landbouwgebied zou moeten worden overgedragen; - het recreatiegebied ten oosten van de Schelde (7,80 ha) ten noordwesten van het Centrum, dat voor het groengebied zou worden bestemd;
Overwegende dat er als alternatieve compensaties gebonden aan mobiliteit in twee maatregelen wordt voorzien, met name : - de oprichting van een rechtstreekse toegang naar de N52 via de grote weg voor het verkeer gebonden aan de ontginning van het zandgebied, wat mogelijk zou maken dit verkeer rechtstreeks naar het noorden te oriënteren door de gemeentewegen van dit verkeer te ontlasten en door de woonkernen, met name Brunehaut, volledig te vermijdenen door bovendien de coëxistentie van deze ontginning met het Centrum te vergemakkelijken; de financiering van deze wegen zou ten laste komen van de operateur na aftrek, in voorkomend geval, van het gesubsidieerde gedeelte; - voorkeur geven aan mobiliteit via het openbaar vervoer door verkeersverbindingen op te richten tussen de stations en het Centrum; de financiering van deze busverkeersverbindingen zou ten laste komen van de operator na aftrek, in voorkomend geval, van het door de "TEC" gesubsidieerde gedeelte;
Overwegende dat de compensatiemaatregelen inzake milieu en landschap die in de herzieningsomtrek gepland zijn, eerst als doel hebben hetgeen volgt te waarborgen : - het behoud en het beheer van de gedeelten van het domein met een grote biologische of landschapswaarde die de centrale gebieden vormen van de primaire ecologische vermazing, zoals zandgebieden, vochtige gebieden, enz. alsmede hun bescherming tegen elke vorm van druk wegens recreatieve activiteiten; - een geïntegreerd bosbouwbeheer bestemd om de biotoop te regeneren, de ecologische vermazing en het bomenlandschap te verrijken; - de uitvoering van maatregelen bestemd om de recreatieve druk in te perken; - de uitvoering van maatregelen bestemd om de bosfauna te behouden en te beheren; - de uitvoering van voor landschap bestemde maatregelen;
Overwegende dat deze alternatieve compensaties complementair zullen zorgen voor de maatregelen die de door vroegere activiteiten aangerichte schade herstellen, of de uitvoering van de infrastructuren zoals het vliegveld van Maubray, in het bijzonder de herinrichting van de rand van het Bos van Flines waarvoor de "ONF" (Franse Nationale Bosdienst) gewezen heeft op een problematiek inzake de verzakking van de glooiingen van de zandheuvel van het vliegveld en die verenigd moet worden met de zorg voor het behoud van deze ecologische habitat gewenst door de Waalse natuurkenners;
Overwegende dat naast beide gebieden met een grote biologische waarde die op de site reeds geïdentificeerd zijn, met name het vochtige gebied van het zandgebied van het Bos van Fouage en van de zandheuvel dichtbij het vliegveld van Maubray, de andere elementen van de primaire ecologische vermazing waarvoor beschermingsmaatregelen en een specifiek beheer worden vereist, geïdentificeerd zullen worden; dat in het kader van het effectonderzoek de haalbaarheid om het net aan te vullen met de inrichting van bijkomende gebieden met een biologische waarde, geëvalueerd zal worden;
Overwegende dat sensibiliseringsacties voor het behoud van de natuurlijke omgeving en van het leefmilieu in tweede orde tot de compensatiemaatregelen zullen kunnen bijdragen zoals de didactische markering of de activiteiten met het oog de bewustmaking van het publiek voor de milieuproblemen;
Overwegende dat de operator overigens wenst dat de groen- en bosgebieden van het domein waarin de "extensieve" recreatieve activiteiten georganiseerd zullen worden, gezamenlijk met de plaatselijke, gewestelijke en "transnationale" personen die actief zijn inzake behoud en valorisatie van de natuurlijke omgeving, beheerd en geleid worden;
Overwegende dat deze alternatieve compensatie erin bestaat voor het milieubeheer van de interessante biotopen te zorgen, die in het domein waarin het Centrum opgericht moet worden, aanwezig zijn;
Overwegende dat om deze doelstelling te halen, een partnerschap gevormd zal worden in de vorm van een overeenkomst tussen de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en dat een vzw belast met de valorisatie en het beheer van het domein opgericht zal worden om een beheersplan op te maken; dat het Europees Centrum voor natuur- en glijsporten een jaarlijkse dotatie zal storten aan bovengenoemde vzw, waarvan de samenstelling, de ruimte waarin geïntervenieerd wordt en de actiegebieden, de administratieve beheersmodaliteiten en de dotatie met de partners bepaald zullen moeten worden;
Overwegende dat naast de operator het Europees Centrum voor natuur- en glijsporten en de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, het "Parc Naturel des Plaines de l'Escaut onder bescherming waarvan de Franse partners ("ONF", "Parc naturel régional Scarpe-Escaut", "Parc naturel transfrontalier du Hainaut") tussenbeide zullen komen, een bevoorrechte acteur blijkt te zijn;
Overwegende dat deze overeenkomst aan de Regering ter goedkeuring zal worden voorgelegd uiterlijk op de datum van de definitieve goedkeuring van de wijziging van het gewestplan Doornik-Leuze-Antoing;
Overwegende dat wat de uit de vermenigvuldigende effecten van het project voortvloeiende compensaties betreft, de volgende hooflijnen nu reeds overwogen worden in het bij de aanvraag gevoegde dossier : - de verbetering en de beveiliging van de aangrenzende netten voor de toevoer van drinkwater; - de verbetering van de toegangswegen tot de sites; - de toegangswegen tot het Centrum voor de plaatselijke scholen en sportclubs.
Milieueffectonderzoek.
Overwegende dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 42, tweede en vierde lid van het Wetboek, de Regering gehouden is een milieueffectonderzoek waarvan ze de omvang en de precisiegraad bepaalt, te laten verrichten, en het ontwerp van inhoud van het effectonderzoek alsmede het voorontwerp van plan ter advies voor te leggen aan de gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aan de "'Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable"' (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling); dat de adviezen van de Afdeling Natuur en Bossen, van het "Parc naturel des Plaines de l'Escaut" alsmede van de betrokken grensoverschrijdende overheden zal worden aangevraagd;
Overwegende dat de opneming van de nieuwe geplande gebieden voldoet aan de wil om het Europees Centrum voor natuur- en glijsporten op te richten met inachtneming van de landschapsesthetiek door de biologische omgeving te bevestigen en te valoriseren (bossen, vochtige gebieden of groengebieden);
Overwegende dat, wat de omvang van het uit te voeren onderzoek betreft, en aangezien het Centrum gelet op,enerzijds, zijn schaal en, anderzijds, op de specificiteit gebonden aan de glijsporten maar ook op de verschillende voorgestelde activiteiten, geen te verwaarlozen milieueffecten niet zou kunnen hebben, het overeenkomstig artikel 42, eerste lid, van het Wetboek uit te voeren effectonderzoek van het plan betrekking zal moeten hebben op het geheel van de omtrek van het Europees Centrum voor natuur- en glijsporten;
Overwegende dat wat de nauwkeurigheid van het uit te voeren onderzoek betreft, het bij dit besluit gevoegde inhoudontwerp enerzijds de in artikel 12, tweede lid, van het Wetboek bedoelde standaardinhoud naleeft en anderzijds opgemaakt is met inachtneming van de specificiteiten van het project;
Overwegende dat het sociaal-economisch gezien blijkt geschikt te zijn twee methodes te gebruiken voor de evaluatie van de behoeften die het voorontwerp (fase B) rechtvaardigen rekening houdende met de specificiteit van het dossier : ten eerste de aanvraag evalueren en ontwikkelingsperspectieven te bepalen voor de plaatselijke economische activiteiten en ten tweede gevolgen trekken uit de ontwikkelingsperspectieven op de natuur en op de voor de verschillende activiteiten nodige dimensionering;
Overwegende dat het onderzoek van de menselijke, sociaal-economische en milieueigenschappen gepland is op de schaal van een grondgebied aangepast aan twee overwogen onderzoekschalen : het mesogeografische niveau van een referentiegrondgebied (fase C) en het microgeografische niveau van een grondgebied voor het onderzoek van de kwetsbaarheden en ecologische drukfactoren (fase D);
Overwegende dat het rekening houdende met het opvallende landschaps- en milieukarakter van het project, van de Europese schaal van het Centrum en in het bijzonder van het aantal verwachte bezoekers, van het belang van de aan het water gebonden activiteiten en van voor de exploitatie van het Centrum nodige energie, te gelegener tijd past om onder de erkende ontwerpers het ontwerpbureau te kiezen, dat een nuttige ervaring heeft inzake natuur, landschap, mobiliteit, water en energie, Besluit :
Artikel 1.De Regering keurt het besluit tot herziening en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz (blad 44/3) met het oog op de opneming van een recreatiegebied, van parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden op het grondgebied van de gemeenten Antoing en Péruwelz, overeenkomstig de bijgaande kaart goed.
Art. 2.Het volgende bijkomende voorschrift voorzien van het merkteken "*P 1" is van toepassing in het parkgebied dat bij dit besluit ten noorden van het kanaal in het plan opgenomen is. "Het van het merkteken "-P 1" voorziene parkgebied is bestemd voor een golfoefenterrein"
Art. 3.Het volgende bijkomende voorschrift voorzien van het merkteken "P 2" is van toepassing in het parkgebied dat bij dit besluit ten zuiden van het kanaal in het plan opgenomen is. "Het van het merkteken "*P 2" voorziene parkgebied is bestemd voor een golfbaan, voor zijn bijgebouwde installaties (club house, technische lokalen,...) alsmede voor met gras ingezaaide parkeerplaatsen".
Art. 4.Het volgende bijkomende voorschrift voorzien van het merkteken "*P 3" is van toepassing in de parkgebieden die bij dit besluit ten noorden en ten zuiden van het kanaal in het plan opgenomen zijn. "Het van het merkteken "*P 3" voorziene parkgebied is bestemd voor watervlakken".
Art. 5.Het volgende bijkomende voorschrift voorzien van het merkteken "*L 1" is van toepassing in het recreatiegebied dat bij dit besluit aan beide kanten van het kanaal van Nimy-Blaton-Péronnes in het plan opgenomen is. "Het van het merkteken "*L 1" voorziene recreatiegebied is onderworpen aan clausule inzake de omkeerbaarheid van de bestemming in bosgebied in geval van niet-uitvoering van het project binnen zeven jaar na de inwerkingtredingsdatum van de herziening van het gewestplan".
Art. 6.Bij wijze van alternatieve compensatie legt de Regering hetgeen volgt op : - de oprichting van een rechtstreekse toegang naar de N52 via de grote weg voor het verkeer gebonden aan de ontginning van het zandgebied; de financiering van deze wegen zou ten laste komen van de operator na aftrek, in voorkomend geval, van het gesubsidieerde gedeelte; - de verkeersverbinding met de bus tussen de stations en het Centrum; de financiering van deze verkeersverbindingen zou ten laste komen van de operateur na aftrek, in voorkomend geval, van het door de "TEC" gesubsidieerde gedeelte; - de sluiting van een overeenkomst tussen de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en een vzw belast met de valorisatie en het beheer van het domein om te zorgen voor een milieubeheer van de interessante biotopen die in het domein waarin het Centrum opgericht moet worden, aanwezig zijn en om een beheersplan op te maken, waarbij het Europees Centrum voor natuur- en glijsporten een jaarlijkse dotatie stort aan bovengenoemde vzw, waarvan de samenstelling, de ruimte waarin geïntervenieerd wordt en de actiegebieden, de administratieve beheersmodaliteiten en de dotatie met de partners bepaald zullen moeten worden. Deze overeenkomst zal aan de Regering ter goedkeuring worden voorgelegd uiterlijk op de datum van de definitieve goedkeuring van de wijziging van het gewestplan Doornik-Leuze-Antoing.
Art. 7.De Regering keurt het ontwerp van inhoud van het bij dit besluit gevoegde milieueffectonderzoek.
Art. 8.De Regering belast er de Minister van Ruimtelijke Ordening mee bovengenoemd inhoudontwerpvan het milieueffectonderzoek voor advies voor te leggen aan de Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening, aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable", aan de Afdeling Natuur en Bossen, aan het "Parc naturel des Plaines de l'Escaut" en aan de betrokken grensoverschrijdende overheden en haar daarna ter goedkeuring voor te leggen.
Namen, 27 april 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE
Bijlage Voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz met het oog op de opneming van een recreatiegebied en een parkgebied in Antoing.
Inhoudontwerp van het milieueffectonderzoek betreffende het gewestplan 1. Het voorontwerp van herziening van het gewestplan DOORNIK-LEUZE-PERUWELZ goedgekeurd bij besluit van de Waalse Regering van .../.../2006 omvat de opneming op het grondgebied van de gemeente ANTOING van : - recreatiegebieden van ongeveer 110 ha die hoofdzakelijk bezet worden door de onthaalstructuren (parkeerterrein, restaurant ...), het glijcentrum, het zwemparadijs, huisvestingsstructuren, ...; - parkgebieden bestemd voor de installatie van een golf, woning in de bomen en groengebieden uitgevoerd met inachtneming van de landschapsesthetiek. Dit gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 64 ha; - bosgebieden die het niet-uitgebate deel van de groeve betreffen of die de gedeeltelijke ontbossingen compenseren en die de reeds aanwezige bosomgeving versterken; - groengebieden die zullen zorgen voor een globaal beheer van de reeds aanwezige groengebieden; - watervlakken die de reeds aanwezige wateromgeving versterken; - kleine landbouwgebieden. 2. Omvang van het effectonderzoek en precisiegraad van de inlichtingen (art.42, tweede lid van het Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium). 2.1. Omvang.
De opneming van watervlakken, landbouwgebieden, bosgebieden, groengebieden voldoet ofwel aan de wil om deze feitelijk toestanden te bevestigen of te versterken (bestaande omgevingen : bossen, vochtige gebieden of groengebieden), ofwel aan de wil om gebieden die het landschappelijk schoon vrijwaren, op te nemen.
Aangezien deze nieuwe bestemmingen geen niet te verwaarlozen effecten op het leefmilieu kunnen hebben, zal het overeenkomstig artikel 42, eerste lid, van het Wetboek uit te voeren effectonderzoek van het plan alleen betrekking hebben op : - recreatiegebieden; - parkgebieden; 2.2. Precisiegraad van de inlichtingen.
Het hieronder overwogen bestek is een standaarddocument waarvan de precisiegraad geacht wordt voldoende te zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek.
Rekening houdende met de specificiteit van het voorontwerp blijkt het nodig te zijn twee verschillende methodes te gebruiken voor de evaluatie van de behoeften (fase B).
Het onderzoek van de menselijke, sociaal-economische en milieueigenschappen wordt verricht op de schaal van een grondgebied dat beantwoordt aan de maatstaf van de twee gebruikte onderzoeksschalen : mesogeografisch niveau van een referentiegrondgebied (fase C), microgeografisch niveau van een grondgebied voor het onderzoek van de ecologische kwetsbaarheden en drukfactoren (fase D);
Ten slotte worden de wijzigingsfactoren van de omgeving en de bestanddelen die de feitelijke en de rechtstoestand in bijlage aangeven, maar dan moeten de auteurs van het milieueffectonderzoek slechts de relevante factoren en elementen voor het onderzoek in overweging nemen.
Het effectonderzoek van het plan moet het maximum gegevens vermelden die vereist worden voor de effectbeoordeling betreffende de aanvraag om herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz.
Fase A. Omschrijving en analyse van het Doel, van de doelstellingen en motiveringen van het wijzigingsvoorontwerp van plan A.1. Omschrijving.
Hier moeten alleen het doel, de doelstellingen en de motiveringen van de Waalse Regering zoals ze worden vermeld in het besluit tot goedkeuring van het wijzigingsvoorontwerp van plan en zonder kritische analyse beschreven en bepaald worden. (overeenkomstig punt 1° partim van artikel 42, tweede lid van het Wetboek).
A.1.1. Doel van de herziening.
Omschrijving van de in het gewestplan aangebrachte wijziging (bestemmingsgebieden, hoofdzakelijke infrastructuren en omtrekken) en de daaraan gebonden cartografie.
Omschrijving van de bijkomende voorschriften (art. 23, tweede lid, 2°) en andere inrichtingsmaatregelen (art. 23, tweede lid, 3°) bedoeld in het voorontwerp (zie bijlage A).
A.1.2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van het voorontwerp.
Onder doelstellingen van het voorontwerp worden verstaan de doelstellingen die de Waalse Regering nastreeft door het wijzigingsvoorontwerp van het gewestplan.
A.1.3. Identificatie en explicitatie van de motiveringen van het voorontwerp.
Onder motiveringen van het voorontwerp worden verstaan de redenen waarvoor de opmaking van het voorontwerp noodzakelijk is voor de realisatie van de doelstellingen.
A.2. Analyse.
Doel is hier over te gaan tot een eerste analyse van de coherentie van de doelstellingen van het wijzigingsvoorontwerp van het gewestplan ten opzichte van de gewestelijke opties.
Opte merken valt dat de kritische analyse van de motiveringen van het voorontwerp in dit stadium onmogelijk is. Ze zal worden gevoerd als algemene conclusie (fase F) wanneer het geheel van de beoordelingselementen beschikbaar zullen zijn.
A.2.1. Onderzoek van de overstemming van de doelstellingen van het voorontwerp met de gewestelijke opties.
Hier moet worden nagegaan of de doelstellingen van het voorontwerp verenigbaar zijn met de in de gewestelijke orientatiedocumenten voorgestelde opties : - het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan : project van ruimtelijke structuren en inrichtingsprinciepen; - het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling; - het Toekomstcontract; - de gewestelijke beleidsverklaring ...
Dit punt legt een verband tussen het voorontwerp van plan en de andere relevante plannen en programma's (art. 42, tweede lid, 1° partim van het Wetboek) en identificeert de relevante doelstellingen van de milieubescherming ten opzichte van het voorontwerp (art. 42, tweede lid, 7° partim van het Wetboek).
A.2.2. Geldigverklaring van het type zonering/infrastructuur opgenomen in het voorontwerp.
Er moet worden nagegaan of het type gebied of infrastructuur opgenomen in het voorontwerp aangepast is aan de door de Waalse Regering nagestreefde doelstellingen.
A.2.3. Onderzoek van de overeenstemming van het voorontwerp met de vigerende reglementeringen.
Er moet worden nagegaan of het voorontwerp met de vigerende reglementeringen en in het bijzonder artikel 46 van het "CWATUP" overeenstemt.
A.2.4. Identificatie/geldigverklaring van het referentiegrondgebied.
Het referentiegrondgebied stemt over hett geheel genomen overeen met het mesogeografisch niveau van de beoordeling van de behoeften (onder voorbehoud van de hierna vermelde overwegingen) en van de keuze van de ligging, met wat het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium "bedoeld grondgebied" in artikel 42, tweede lid, 3°, noemt. Het is het grondgebied dat overwogen moet worden om de relevantie van de wijziging van het gewestplan op dat niveau na te leven. Het moet dus verschillend zijn naar gelang van de doelstellingen van de herziening en van het type betrokken gebied of infrastructuur.
Twee denkbeeldige situaties zijn te onderscheiden : - het referentiegrondgebied wordt in het besluit van de Regering bepaald en de auteur van het onderzoek moet er de relevantie van verifiëren; - als er geen territoriale referentie is in het voorontwerp, moet de auteur van het onderzoek er één voorstellen.
Wanneer de Waalse Regering als doelstelling heeft te voldoen aan behoeften aan ruimte voor een bepaalde bestemming in een bepaald grondgebied (nood aan een bedrijfsruimte in een werkgelegenheidsgebied, aan een woongebied in een gebied, aan een recreatiegebied in een toeristische vallei) en wanneer het in het gewestplan op te nemen gebied bijgevolg in dit grondgebied gelegen moet zijn, is het referentiegrondgebied het grondgebied waarvan de behoeften worden geëvalueerd (punt B) en waarin de liggingsvarianten (punt C) gezocht zullen worden.
Wanneer de Regering als doelstelling heeft de installatie of de ontwikkeling van een bepaald project in het algemeen op een bepaalde site mogelijk te maken en wanneer het bijgevolg niet relevant is het begrip "behoeften aan ruimte van een bepaald gebied" te gebruiken, is het referentiegrondgebied alleen het grondgebied waarin liggingsvarianten zullen worden gezocht, aangezien de beoordeling van de behoeften op grond van een ontwikkelingsperspectief bepaald op een meer aangepaste schaal (b.v. internationale verzorgingsgebied) wordt verricht.
De auteur van het project zal de methode bepalen die overwogen wordt om het referentiegebied te identificeren of geldig te verklaren.
A.2.5. Synthese.
Het in het licht stellen van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van hun verenigbaarheid met de gewestelijke inzetten en conclusies over het referentiegrondgebied.
Fase B. Geldigverklaring van de sociaal-economische behoeften die het voorontwerp verantwoorden B.1. Voorontwerp.
B.1.1. Evaluatie van de aanvraag en bepaling van ontwikkelingsperspectieven voor de plaatselijke economische activiteiten. Omschrijving van de menselijke en sociaal-economische eigenschappen van het referentiegrondgebied - Identificatie van de potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en menselijke en sociaal-economische drukfactoren (zwakheden en bedreigingen). Alleen de ten opzichte van het voorontwerp relevante elementen moeten overwogen worden.
B.1.2. Gevolgen van in B.1.1. samengevatte ontwikkelingsperspectieven over de natuur en de dimensionering van de voor de verschillende activiteiten nodige ruimten.
Identificatie van de liggingscriteria die voldoen aan de doelstellingen van het voorontwerp van gewestplan, aan de gewestelijke opties en aan de vigerende reglementeringen.
Identificatie en evaluatie van het relevante aanbod (= dat voldoet aan de liggingscriteria) binnen het referentiegrondgebied.
B.1.3. Conclusie wat betreft de onmogelijkheid (of de mogelijkheid) om het in punt B.1.2. bedoelde project uit te voeren in de huidige stand van het gewestplan.
Fase C. Geldigverklaring van de ligging Het gaat er hier om op schaal van het referentiegrongebied de ligging van het voorontwerp al dan niet geldig te verklaren : - ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - naar gelang van de liggingscriteria die in fase B geïdentificeerd zijn of tijdens fase C geïdentificeerd moeten worden (naar gelang van de doelstellingen van het voorontwerp, van de princiepen inzake ruimtelijke ordening en van de vigerende reglementeringen); - rekening houdende met de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van bovengenoemd grondgebied;en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen dat grondgebied te zoeken. (Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11° van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek - zie ook fase D en E).
C.1. Analyse van de menselijke, sociaal-economische en milieueigenschappen van het referentiegrondgebied.
Het gaat om de bepaling op mesogeografisch niveau van de menselijke, sociaal-economische en milieueigenschappen van het referentiegrondgebied.
De nadruk moet worden gelegd op zijn potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en drukfactoren (zwakheden en bedreigingen) voor de opneming van de overwogen gebieden en een cartografische synthese daarvan moet worden gemaakt. (overeenkomstig punt 3° partim van artikel 42, tweede lid van het Wetboek).
Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG (punt 5 van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) en als het voorontwerp voorziet in de opneming van woongebieden en in gebieden of infrastructuren die door het publiek vaak worden bezocht, aan de inrichtingen met een hoog risico voor de personen, goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG (punt 6° partim van art. 42, tweede lid van het Wetboek).
C.2. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties.
Doel is de visie die door de gewestelijke oriënterende documenten aan het referentiegrondgebied wordt verleend over te schrijven en er een cartografische synthese van te maken.
De volgende documenten moeten onderzocht worden : - het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, in het bijzonder het project van ruimtelijke structuur; - het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling; - het Toekomstcontract; - het gewestelijke beleidsverklaring.
Dit punt verbindt het voorontwerp van plan met de andere relevante plannen en programma's (art. 42, tweede lid, 1° partim van het Wetboek) op de schaal van het referentiegrondgebied.
C.3. Herinnering/identificatie van de liggingscriteria.
Hier gaat het erom de liggingscriteria die in fase B (in casu in B.2.2.1) geïdentificeerd zijn, te herinneren, of in voorkomend geval ze te identificeren naar gelang van de doelstellingen van het voorontwerp, van de princiepen inzake ruimtelijke ordening en van de vigerende reglementeringen.
C.4. Geldigverklaring van de ligging van het voorontwerp.
Hier gaat het erom de relevantie van de ligging van het wijzigingsvoorontwerp van gewestplan te onderzoeken ten opzichte van de liggingscriteria die in fase B of in punt C.3 geïdentificeerd zijn, van de analyse van de eigenschappen van het referentiegrondgebied (C 1) en van de daarop toepasselijke grote gewestelijke opties (C 2). C.5. Keuze van liggingsvarianten.
Als het adviesbureau van mening is dat het zoeken naar liggingsvarianten niet gerechtvaardigd is, moet het zijn positie ernstig motiveren.
Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria die in fase B of in punt C.3 geïdentificeerd zijn op het referentiegrondgebied toe te passen met inachtneming van de analyse van de eigenschappen van het referentiegrondgebied (C 1) en van de daarop toepasselijke grote gewestelijke opties (C 2).
Deze poging kan indien nodig in twee etappes uitgevoerd worden : het zoeken naar potentiële sites voor liggingsvarianten; keuze van liggingsvarianten onder deze potentiële sites.
C.6. Schatting van de kosten en termijnen van de uitvoering van het voorontwerp en zijn liggingsvarianten.
Dit punt moet met name de kosten ten laste van de privé-operatoren en die ten laste van de gemeenschap (MET, grossiersbedrijven, gemeenten, intercommunales ...) onderscheiden.
C.7. Synthese : vergelijking van het voorontwerp van plan en van zijn liggingsvarianten.
Deze vergelijking is gegrond op een tabel met de voor- en nadelen van het voorontwerp en van de verschillende liggingsvarianten voor met name de volgende elementen : - de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - de liggingscriteria (met inbegrip van de doelstellingen van het voorontwerp, de princiepen inzake ruimtelijke ordening en de vigerende reglementeringen); - de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van bovengenoemd grondgebied; - de kosten en termijnen.
Fase D. Geldigverklaring van de afbakening en van de uitvoering Op microgeografische schaal moet de afbakening en de uitvoering van het voorontwerp en van elke liggingsvariant gepreciseerd worden ten gevolge van de gedetailleerde analyse van zijn studieomtrek. Als verschillende liggingsvarianten aan het einde van fase C in overweging worden genomen, moet fase D herhaald worden voor elke van de liggingsvarianten. De studieomtrek is het gebied dat bij het voorontwerp of een liggingsvariant betrokken zou kunnen zijn of dat drukfactoren zou kunnen vertonen voor de geplande ligging. Hij kan dus verschillend zijn naar gelang van het overwogen element van de bestaande toestand aangezien hij afhankelijk is van de aard van het overwogen omgevingselement (min of meer gevoelig voor de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving) of van de overwogen drukfactor. (Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11° van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek - zie ook fase C en E).
D.1. Identificatie van de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving.
Het past om de componenten van het project die de omgeving zouden kunnen storen, te identificeren en ze te rangschikken (volgens 3 graden bij voorbeeld : hoge, gemiddelde en kleine verstoring) volgens de omvang van deze storingen in drie stadia : - de uitrusting van het gebied en de bouw van installaties; - de werkingsfase van de activiteiten; - de meest in de toekomst gelegen saneringsfase van de bedrijfsruimte.
De te onderzoeken storende componenten van de omgeving worden in bijlage D 1 vermeld zonder volledigheid.
D.2. Beschrijving van de bestaande rechtstoestand.
De in overweging te nemen elementen van de bestaande rechtstoestand zijn degene die dreigen te lijden onder de effecten van de in D 1 geïdentificeerde wijzigingsfactoren van de omgeving, die men "kwetsbaarheden van de omgeving" (punt 4 van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) zal noemen, of die drukfactoren vormen voor de geplande ligging. Ze moeten het voorwerp uitmaken van een cartografie.
Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG (punt 5 van art. 42, tweede lid, van het Wetboek).
Bijlage D. 2. stelt een onvolledige inhoud van een bestaande rechtstoestand voor.
D.3. Beschrijving van de naar recht bestaande situatie.
Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG (punt 5 van art. 42, tweede lid, van het Wetboek).
Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG (punt 5 van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) en als het voorontwerp voorziet in de opneming van woongebieden en in gebieden of infrastructuren die door het publiek vaak worden bezocht, aan de inrichtingen met een hoog risico voor de personen, goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG (punt 6° partim van art. 42, tweede lid van het Wetboek).
Een bijzondere aandacht zal ook worden besteed aan de opneming van gebieden waarin inrichtingen met een hoog risico voor de personen, goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG (punt 6° partim van art. 42, tweede lid van het Wetboek) zich zouden kunnen vestigen.
Het past ook om de waarschijnlijke evolutie van de leefmilieutoestand te onderzoeken als het plan niet wordt uitgevoerd (punt 3° partim van art. 42, tweede lid, van het Wetboek).
D.4. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten.
Doel is vanuit de in D 2 en D 3 bepaalde kwetsbaarheden en drukfactoren over te gaan tot een eerste identificatie van afbakenings- of uitvoeringsvarianten van het voorontwerp en, in voorkomend geval, van de aan het einde van fase C overwogen liggingsvarianten. De varianten hebben met name als doel de milieueffecten te beperken en de liggingsverplichtingen in aanmerking te nemen. Een gelijkwaardige denkoefening zal in punt D. 6. Uitgevoerd worden na beoordeling van de milieueffecten van de hier geïdentificeerde varianten.
De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van het gebied.
De uitvoeringsvarianten omvatten de bijkomende voorschriften of de andere denkbare inrichtingsmaatregelen (zie bijlage A).
D.5. Beoordeling van de waarschijnlijke niet-verwaarloosbare effecten bij de verschillende stappen voor de uitvoering van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten. (Stemt overeen met de punten 8 en 9 van art. 42, tweede lid, van het Wetboek).
Doel is de storende componenten van de in punt D.4. bepaalde varianten in verband te brengen met de in D.2. en D. 3. bedoelde kwetsbaarheden van de omgeving om de waarschijnlijke niet-verwaarloosbare effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) op het leefmilieu alsmede op de landbouw- en bosactiviteit duidelijk te maken.
Deze analyse moet in drie stadia gevoerd worden : - de uitrusting van het gebied en de bouw van installaties; - de werkingsfase van de activiteiten; - de meest in de toekomst gelegen saneringsfase van de bedrijfsruimte.
Met deze analyse moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoering) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005.
D.5.1. Identificatie van de voornaamste milieueffecten.
De te onderzoeken milieueffecten worden opgesomd in bijlage D.5.
D.5.2. Vergelijking van de varianten.
Opmaking van een synoptische tabel voor de vergelijking van de verschillenden afbakenings- en uitvoeringsvarianten naar gelang van hun effecten op het milieu.
D.6. Onderzoek van de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten te beperken. (Stemt overeen met punt 10 van art. 2, tweede lid, van het Wetboek).
D.6.1. Voorstelling van de te nemen maatregelen.
Doel is de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de in D 4. bepaalde verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten te beperken, te identificeren.
Het kan gaan om : - een aanpassing van aangrenzende zoneringen; - bijkomende voorschriften; - andere inrichtingsmaatregelen.
D.6.2. Doeltreffenheid van de maatregelen en schatting van de (niet-reduceerbare) residuele effecten van elke variant.
D.6.3. Vergelijking van de verschillende varianten.
D.7. Schatting van de kosten en termijnen van de uitvoering van de verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten.
De in D 4. oorspronkelijk bepaalde afbakenings- en uitvoeringsvarianten maken ook het voorwerp uit van een evaluatie.
Fase E. Synthese van de evaluatie (Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11°van art. 2, tweede lid, van het Wetboek).
Opmaking van een vergelijkende tabel van voor- en nadelen van de tijdens fase D bepaalde verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten voor het voorontwerp en de in fase C overwogen liggingsvarianten.
Commentaren van deze tabel ten opzichte met name van de naleving van artikel 1, § 1, van het Wetboek (punt 2 van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) en van de inachtneming van de in punt A.2.1. (punt 7, partim van art. 42, tweede lid van het Wetboek) bepaalde doelstellingen van de milieubescherming met inbegrip van de kritische analyse van de motiveringen van het voorontwerp.
Met deze synthese moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoering) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005.
Fase F. Aanvullingen F.1. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden. (Punt 12 van art. 42, tweede lid).
Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te begrijpen en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methoden voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn.
F.2. Grenzen van het onderzoek.
Het betreft de punten van het onderzoek die in de milieueffectbeoordelingen diepgaand onderzocht zouden moeten worden, die op de concrete projecten uitgevoerd zullen worden.
F.3. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de belangrijke milieueffecten van de uitvoering van het wijzigingsvoorontwerp van gewestplan. (Punt 13° van art. 42, tweede lid).
Doel is om in een vroegtijdig stadium de onvoorziene negatieve effecten aan te duiden en zodoende de gepaste correctiemaatregelen te kunnen invoeren.
Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, berekeningswijze ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.
Niet-technisch samenvatting (maximum 30 bladzijden + illustraties)
Bijlage A Bijkomende voorschriften en andere inrichtingsmaatregelen De in artikel 23, tweede lid, 2° van het Wetboek bedoelde bijkomende voorschriften worden bepaald in artikel 41 en kunnen met name betrekking hebben op : 1° de bepaling van de bestemming van de gebieden;2° de fasering van hun bezetting;3° de omkeerbaarheid van de bestemmingen;4° de dichtheid van de gebouwen of woningen;5° de verplichting om een gemeentelijk plan van aanleg voorafgaand aan hun uitvoering;6° de verplichting om een voorafgaand gemeentelijk stedenbouwkundig reglement op te maken of nog op elk andere type voorschrift inzake stedenbouw of planologie. De in artikel 23, tweede lid, 2° van het Wetboek bedoelde andere inrichtingsmaatregelen omvatten met name : ? de in of buiten de site geplande uitrustingen (infrastructuren voor vervoer, water-, gas-, elektriciteitaanvoer, riolering/zuivering); ? de voorzieningen voor het milieubeheer en voor de vermindering van de effecten (zuiveringsstation, vergaarkom); ? de maatregelen voor landschapsintegratie.
Bijlage D.1.
Storende componenten van de omgeving.
Storende componenten gebonden aan de mobilisatie of de consumptie van natuurlijke hulpbronnen. ? Immobilisatie van de grond en ondergrond (winning uit de grond en de ondergrond ten opzichte van andere bestaande en potentiële menselijke activiteiten); ? Waterconsumptie.
Storende componenten gebonden aan de lozingen en emissies van de activiteiten. ? Geluid.
Vaste, vloeibare en gasachtige lozingen, afvalstoffen.
Storende componenten of risico's gebonden aan de opslag van producten. ? Grondstoffen, processtoffen, producten, bijproducten, afvalstoffen, ...
Storende componenten gebonden aan de mobilisatie van de infrastructuren en openbare uitrustingen binnen en buiten de site. ? Mobilisatie van de wegen - verkeer. ? Mobilisatie van de parkeerplaatsen. ? Mobilisatie van de aanvoeruitrustingen (rechtverkrijgenden : water, elektriciteit, pijpleidingen, ...). ? Mobilisatie van de infrastructuren voor opvang en zuivering van afvalwater.
Bijlage D.2.
Bestaande rechtstoestand.
De volgende elementen moeten overwogen worden : ? De omtrekken en de reglementaire inrichtingsgebieden; gedecentraliseerde gemeenten en/of gemeenten die een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement hebben goedgekeurd, omtrekken van gemeentelijke plannen van aanleg, gemeentelijk rioleringsplan, omtrekken vastgesteld in toepassing van het algemeen reglement op de bouwwerken in landelijk gebied, ...; ? De territoriale elementen onderworpen aan een bijzondere regelgeving : juridisch statuut van het wegennet en van de verbindingswegen; juridisch statuut van de bossen en wouden, autonoom net voor traag verkeer ... ? De vergunningsomtrekken met beperking van het burgerlijk recht : omtrekken van de bestaande verkavelingen, omtrekken waarvoor het rampfonds is tegemoetgekomen, onroerende goederen onderworpen aan het recht van voorkoop, onroerende goederen onderworpen aan de onteigening ten algemenen nutte ... ? De omtrekken gebonden aan de beleidsvormen inzake operationele inrichting : ruilverkavelingsomtrekken, stadsheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden ... ? De patrimoniale omtrekken en sites : beschermde monumenten en sites met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst van de bomen en bijzondere hagen ... ? de omtrekken van de ecologische drukfactoren; ? De landschappelijk waardevolle omtrekken : afbakening van de landschappelijk waardevolle omtrekken zoals opgenomen in het gewestplan.
Bijlage D.3.
Naar recht bestaande situatie.
Biofysisch milieu. ? Lucht en klimaat (waarvan windrichting). ? Oppervlakte- en grondwater. ? Grond en ondergrond (waarvan het reliëf en de identificatie van afzettingen met een te beschermen hoge economische of patrimoniale waarde). ? Biotopen. ? Risico's op natuurrampen en geotechnische drukfactoren waaraan de studieomtrek onderworpen is : ? overstromingen; ? karstnatuurfenomenen; ? mijnrisico; ? instorting; ? grondverschuiving; ? aardbevingsrisico. ? Landschappelijk waardevolle omtrekken (naar gelang van de krachtlijnen van het landschap en de aanwezigheid van uitzonderlijke uitzichten) Menselijk milieu. ? Geluids- en geuromgeving. ? Ligging van de woongebieden, stedenbouwkundige structuur en architecturale vorm van het bebouwd gedeelte en van de openbare ruimten. ? Culturele en natuurlijke erfgoederen. ? Landschap en visuele omgeving. ? Infrastructuren en uitrustingen. ? Het verkeer van de langzame vervoermiddelen. ? Aanwezigheid van onroerende goederen of van een beschermde site. ? Net van openbare vervoersmiddelen en frequenties - bereilkbaarheidskaarten.
De menselijke activiteiten. ? Aard en eigenschappen van de huidige en potentiële activiteiten (in het kader van het huidige gewestplan). ? Gevoelige sociaal-culturele uitrustingen. ? Andere menselijke bezigheden gevoelig voor de storende activiteiten. ? Landbouwactiviteiten. ? Andere economische activiteiten.
Bijlage D.5.
Milieueffecten.
Effecten op lucht en klimaat. ? Eventuele verstoring van het microklimaat door hoge gebouwen (schaduw, turbulentie aan de voet van hoogbouw ...). ? Eventuele deelneming aan de mistvorming door de emissie van stoffen in de lucht onder gunstige spreidingsvoorwaarden.
Effecten op het oppervlakte- en grondwater. ? Wijziging van het hydrogeologische stelsel van de waterhoudende en hydrologische lagen van de waterlopen gebonden aan de impregnatie van de gronden door de gebouwen en inrichtingen in de bodem (wegen en parkeerplaatsen). ? Wijziging van de chemische en microbiologische kwaliteit en van de troebelheid van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. ? Wijziging van het stelsel van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. ? Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. ? Mogelijk gebruik van plaatselijke watervoorraden door het putten. ? Karststelsel en instortingen door de bronbemaling van de lagen.
Effecten op de grond en ondergrond. ? Onomkeerbare immobilisatie van de grond en ondergrond gebonden aan de ligging van de gebouwen en aan inrichtingen van de bodem door de wegen en parkeerplaatsen. ? Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. ? Kaarst- en/of mijninstortingen met hoge risico's.
Effecten op de fauna en de flora. ? Verwoesting en/of opdeling van de biotopen gebonden aan de ligging van de gebouwen, aan de inrichtingen van de bodem en aan de wijziging van het bodemreliëf. ? Verslechtering van de ecotopen door gasachtige, vloeibare of vaste verontreinigende stoffen. ? Verstoring van de fauna gebonden aan de activiteiten (geluid, bewegingen, ...). ? Effect op de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG (behoud van de vogelstand) en 92/43/EG (instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna = Natura 2000-netwerk).
Effecten op de menselijke gezondheid en veiligheid. ? Verslechtering van de gezondheid gebonden aan lawaai geproduceerd door de voertuigen die het circuit gebruiken, met name, de motorfietsen, en door de verkeerstoename. ? Verslechtering van de gezondheid gebonden aan de emissie van atmosferische verontreinigende stoffen. ? Inbreuk op de veiligheid gebonden aan de toename van het verkeer van motorfietsen, wagens, vrachtwagens op het wegennet. ? Trillingen te wijten aan de processen van de ondernemingen (zeven, stamp- en breekmachines ...) Effecten op aangenaam leefklimaat. ? Verslechtering van de geuromgeving door de emissie van gasachtige verontreinigende stoffen en zelfs afvalstoffen. ? Verslechtering van de geluidsomgeving door de luidruchtige activiteiten en de toename van het verkeer. ? Verslechtering van de visuele kwaliteit gebonden aan de volumetrie of aan de architecturale en stedenbouwkundige samenstelling van de toekomstige gebouwen alsmede aan de vermoedelijke wijzigingen van het bodemreliëf om ze te bouwen.
Effecten op de materiële en patrimoniale goederen. ? Beschadiging van de patrimoniale onroerende goederen door de atmosferische emissies van enkele verontreinigende industrieën. ? Schade aan eventuele archeologische plaatsen.
Effecten op mobiliteit, verkeersnetten en infrastructuren. ? Scheiding van het verkeer per vervoersmiddel. ? Ongeschikte mobilisatie van de verkeersinfrastructuren verantwoordelijk voor de gevolgen op de vlotte doorstroming van het verkeer. ? Verstoring door een ongeschikte last op het netwerk voor bruikbaarheid en zuivering van water ? Overbelasting van de elektriciteits-, gas- en communicatienetten.
Effecten op de activiteiten. ? Effect op de primaire activiteiten (landbouw, bosbouw) die aanwezig zijn op de site van het voorontwerp gebonden aan de mobilisatie van de grond en ondergrond. ? Effect op enkele gebruiken van de bodem en voortdurende of toevallige gevoelige activiteiten (woonplaatsen, toerisme ...) gebonden aan eventuele geluids- of reukshinder.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Regering van 27 april 2006 tot herziening van het plan Doornik-Leuze-Pérulwez (blad44/3) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden in Antoing en Péruwelz en het inhoudelijk ontwerp van milieueffectonderzoek.
Namen, 27 april 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE