gepubliceerd op 02 augustus 2019
Besluit van de Waalse Regering betreffende de investeringssteun in de sectoren van de aquacultuurproductie en van de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten
25 APRIL 2019. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de investeringssteun in de sectoren van de aquacultuurproductie en van de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten
De Waalse Regering, Gelet op verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad ;
Gelet op Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad;
Gelet op verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad;
Gelet op Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad;
Gelet op het Waalse Landbouwwetboek, artikelen D.4 en D.241 tot D.247;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 februari 2019;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 14 maart 2019;
Gelet op het rapport van 19 februari 2019 opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2015 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen, gericht aan de Raad van State op 18 maart 2019 overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het uitblijven van advies binnen de voorgeschreven termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het Waalse programma voor de commerciële visserijsector (2014-2020) dat op 13 december 2017 door de Waalse Regering is bekrachtigd voor wat betreft de op het Waalse grondgebied uit te voeren verrichtingen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 10 maart 2005 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de intensieve visteelt;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de Administratie: de Directie Europese Programma's van het Departement Europees Beleid en Internationale Akkoorden van de Administratie in de zin van artikel D.3, 3°, van het Wetboek; 2° de aquacultuurexploitant als hoofdberoep : de natuurlijke persoon of, in voorkomend geval, de gedelegeerd bestuurder of zaakvoerder of vennoot-zaakvoerder van een rechtspersoon, die hetzij : a) aquacultuuractiviteiten uitoefent en uit zijn activiteiten in aquacultuur, toerisme, pedagogie, ambacht of ook in agrovoeding op de site van het betrokken bedrijf een totaal jaarlijks bruto belastbaar inkomen haalt dat hoger is dan vijftig procent van het bedrag van zijn totaal jaarinkomen, namelijk de som van het belastbaar brutobedrag uit alle beroepsactiviteiten en het vervangingsinkomen van de aquacultuurexploitant die een steunaanvraag indient, uit al zijn verschillende beroepsactiviteiten;b) een jaarproductie van minstens 5 ton vis per jaar aantoont;3° de aquacultuur : de aquacultuur zoals omschreven in artikel 4, paragraaf 1, 25), van Verordening (EU) nr.1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad; 4° de begunstigde : de steunaanvrager die een gunstige beslissing tot toekenning van de steun overeenkomstig dit besluit heeft ontvangen;5° het Wetboek : het Waalse Landbouwwetboek;6° het opvolgingscomité : het comité ingesteld krachtens artikel 47 van Verordening (EU) nr.1303/2013; 7° de datum van vestiging door oprichting : de datum van registratie van het bedrijf dat overeenkomstig Titel 2 van Boek III van het Wetboek van economisch recht als onderneming bij de Kruispuntbank van Ondernemingen opgericht is;8° de datum van vestiging door overname : de datum van registratie van het nieuw bedrijf als onderneming bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, overeenkomstig Titel 2 van Boek III van het Wetboek van economisch recht, overeenstemmend met de datum van overname vermeld in de overnameovereenkomst of elk ander desbetreffend bewijsstuk ;9° de in aanmerking komende uitgave : een door de Minister vastgestelde uitgave die de begunstigde heeft gedaan in de periode waarin de uitgaven in aanmerking komen en voor een in aanmerking komende investering overeenkomstig de artikelen 6 tot 8, die in het kader van een ontvankelijke aanvraag tot uitbetaling van steun krachtens artikel 17 aangegeven is, en die voldoet aan de voorschriften vastgesteld in Verordeningen nr.508/2014 en nr. 1303/2013, en aan die vastgesteld in dit besluit of krachtens dit besluit; 10° de ondernemer die tot de aquacultuursector toetreedt : de aquacultuurexploitant aan het hoofd van een eerst aquacultuurbedrijf en die een aanvraag binnen de vierentwintig maanden na de registratiedatum van dit eerste bedrijf in vestiging door oprichting of door overname indient ;11° het aquacultuurbedrijf : het geheel van de aquacultuurproductie-eenheden gelegen op het grondgebied van het Waalse Gewest en beheerd op autonome wijze door één aquacultuurexploitant;12° de investeringen : verrichtingen die gericht zijn op de aankoop, de bouw of de vernieuwing van onroerende goederen of op de aankoop van roerende goederen voor de steunbegunstigden;13° het ondernemingsplan : het in artikel 22, § 2, bedoelde plan ;14° het Waalse programma voor de commerciële visserijsector : het Waalse programma voor de commerciële visserijsector (2014-2020) dat op 13 december 2017 door de Waalse Regering goedgekeurd is;15° Verordening nr.508/2014 : de Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad; 16° Verordening (EU) nr.1303/2013: Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad; 17° de aquacultuurproductie-eenheid : de productie-eenheid in de zin van artikel 2, f), van Verordening (EG) nr.889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controles betreft, die een vestigingseenheid is in de zin van artikel I.2, 16°, van het Wetboek van economisch recht; 18° de verwerkingseenheid : de verwerkingseenheid in de zin van artikel I.2°, 16°, van het Wetboek van economisch recht, waarvan één van de inkomstenbronnen de verwerking van de visserij- of aquacultuurproducten is. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijke voorwaarden voor steun voor investeringen in productie en verwerking en voor vestiging Afdeling I. - Algemene bepalingen
Art. 2.Bij dit besluit worden de voorwaarden en modaliteiten bepaald voor de toekenning van steun voor investeringen in productie en verwerking en van steun voor de vestiging aan de begunstigden die een beroepsactiviteit in aquacultuur of verwerking van visserij- of aquacultuurproducten op het grondgebied van het Waalse Gewest uitoefenen.
Art. 3.§ 1. De steun wordt verleend in de vorm van een kapitaalsubsidie, bestaande uit een gewestelijke en een Europese bijdrage, waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag van de in aanmerking komende uitgaven vermenigvuldigd met een door de Minister vastgesteld steunpercentage.
Voor elke steunregeling bepaalt de Minister wat volgt : 1° het minimumbedrag van de in aanmerking komende investeringen waaronder een steunaanvraag niet ontvankelijk is;2° het maximumbedrag van de steun per begunstigde voor de periode van het desbetreffend programma;3° het percentage van de totale overheidssteun;4° de bijdragepercentages van de gewestelijke en Europese steun in de totale overheidssteun Voor elk van de steunregelingen bepaalt de Minister een maximumaantal ontvankelijke aanvragen per begunstigde voor de periode van het Waalse programma voor de commerciële visserijsector. § 2. De in dit besluit bedoelde bedragen worden begrepen excl. BTW of andere vormen van belastingen. Afdeling 2.- Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de aanvrager en
de ontvankelijkheid van de steunaanvragen
Art. 4.§ 1. De steunaanvraag is ontvankelijk als de aanvrager : 1° over een correspondentieadres in het Waalse Gewest beschikt;2° één of meerdere aquacultuurproductie-eenheden of verwerkingseenheden beheert op autonome wijze voor eigen profijt en eigen rekening op het grondgebied van het Waalse Gewest; 3° in het in artikel D.20 van het Wetboek bedoeld geïntegreerd beheers- en controlesysteem "SIGeC" geïdentificeerd is, via zijn partnernummer, als beheerder van één of meerdere aquacultuurproductie-eenheden of verwerkingseenheden; 4° de in artikel 46, § 2, bedoelde voorwaarden van Verordening nr. 508/2014 naleeft, in het geval waarin hij een ondernemer is die tot de aquacultuursector toetreedt; 5° geen onderneming in moeilijkheden is, in de zin van artikel 3, 5), van Verordening (EU) nr.1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
De Minister wordt gemachtigd om de in het eerste lid, 4°, bedoelde voorwaarden te bepalen. § 2. De steun die krachtens dit besluit wordt verleend, is van toepassing op micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zoals bedoeld in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.
Art. 5.Om ontvankelijk te zijn moet de steunaanvraag wat volgt naleven : 1° ze betreft een aquacultuurproductie-eenheid of een verwerkingseenheid gelegen op het grondgebied van het Waalse Gewest;2° ze betreft het kweken van genetisch gemodificeerde organismen niet; 3° via het formulier dat de administratie voor de betrokken steun ter beschikking stelt, wordt ze door elk middel dat een vaste datum aan de zending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek gericht en wordt ze door de aanvrager ondertekend; 4° zij gaat vergezeld van de documenten die nodig zijn om na te gaan of aan de in deze afdeling vastgestelde voorwaarden is voldaan, en van een door de aanvrager ondertekende verklaring op erewoord, waarin wordt verklaard dat aan de criteria van artikel 10, lid 1, van Verordening nr.508/2014 is voldaan en dat er geen fraude is gepleegd zoals bedoeld in artikel 10, § 3, van Verordening nr. 508/2014, en waarin de krachtens dit besluit vereiste verbintenissen worden bevestigd. Afdeling 3. -. Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de
subsidiabiliteit van de investeringen
Art. 6.Om subsidiabel te zijn moet elke investering waarvoor steun wordt aangevraagd gerechtvaardigd zijn door het redelijke gebruik ervan voor beroepsdoeleinden, en moet worden uitgevoerd en toegewezen aan een bedrijf dat op het grondgebied van het Waalse Gewest gelegen is.
Bij de beoordeling van het redelijke gebruik voor beroepsdoeleinden houdt de Administratie rekening met de omvang van het bedrijf, de technologische evolutie, de economische rendabiliteit van de investering, en de relevantie van het verband met de activiteit in de aquacultuur of in de verwerking.
Art. 7.In het geval van investeringen in uitrusting of infrastructuur om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de toekomstige eisen inzake milieu, gezondheid van mens en dier, hygiëne of dierenwelzijn zoals bedoeld in de EU-wetgeving, mag de steun verleend worden tot de datum waarop die eisen voor de aanvrager bindend worden, overeenkomstig artikel 46, § 3, van Verordening nr. 508/2014.
Art. 8.De uitgaven voor de renovatie van bestaande onroerende goederen op de site van het bedrijf komen niet in aanmerking voor steun indien deze onroerende goederen niet tot het bedrijf van de aanvrager behoren of indien de grond niet aan de aanvrager toebehoort en deze er het genot van heeft voor een duur die korter is dan vijf jaar vanaf de datum van de laatste betaling.
Art. 9.De Minister maakt een lijst van niet-subsidiabele investeringen op. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de indiening,
de behandeling en de betaling van de steunaanvraag
Art. 10.Het dossier voor de steunaanvraag wordt in de door de Minister vastgestelde vormen, overeenkomstig artikel 5, 3°, ingediend.
Art. 11.De directeur van de Administratie bericht ontvangst van de steunaanvraag binnen een termijn van tien werkdagen te rekenen van de ontvangst ervan. Het bericht van ontvangst vermeldt : 1° de ontvangstdatum van de aanvraag;2° de termijn waarin de beslissing genomen wordt. Indien de steunaanvraag onvolledig is, stelt de directeur van de Administratie de aanvrager hiervan op de hoogte door elk middel dat een vaste datum aan de zending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek en verzoekt zij hem deze binnen zestig dagen na ontvangst ervan aan te vullen, met vermelding van de ontbrekende elementen van de aanvraag. De termijn van zestig dagen kan worden verlengd op gemotiveerd verzoek van de aanvrager. Na afloop van die termijn en als het dossier onvolledig blijft, wordt de steunaanvraag beschouwd als onontvankelijk.
Art. 12.Na kennisgeving van de ontvankelijkheid van de steunaanvraag kan de Administratie aanvullende stukken of gegevens van de aanvrager verlangen.
Het verzoek om aanvullende stukken of gegevens schorst de behandeling van het dossier. Na vijftien werkdagen wordt de steunaanvraag als onontvankelijk beschouwd als de Administratie het geheel van de stukken en gegevens niet ontvangen heeft.
Art. 13.De Administratie stelt de aanvrager binnen negentig dagen na ontvangst van het volledige dossier in kennis van de gunstige of ongunstige beslissing van de minister betreffende de toekenning van de steun, door elk middel dat vaste datum verleent aan de zending overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek.
Indien de beslissing tot toekenning ongunstig is worden de resultaten van het in artikel 15 bedoelde selectieproces vermeld.
Indien de beslissing gunstig is wordt het volgende vermeld : 1° de aard van de investeringen die subsidiabel kunnen zijn, onder voorbehoud van de naleving van de in artikelen 6 tot 8 vastgestelde voorwaarden, alsook de redenen voor de afwijzing van de niet-subsidiabele investeringen;2° het maximumbedrag van de subsidiabele uitgaven;3° het maximumpercentage en -bedrag van de steun die krachtens dit besluit toegekend wordt. Wanneer de beslissing tot toekenning gunstig is en het bedrag van de steun niet nul is, wordt in deze beslissing ook het volgende vermeld : 1° de in aanmerking komende periode voor de verwezenlijking van de investeringen en de periode waarin de uitgaven van de begunstigde in aanmerking komen, op basis waarvan de steun berekend zal worden;2° de in aanmerking komende periode waarin de begunstigde de betaling van de steun in verband met zijn in aanmerking komende uitgaven kan eisen, overeenkomstig artikel 16, § 2;3° de eventueel in acht te nemen voorwaarden, met inbegrip van de als bewijs van de investering of vestiging over te leggen stukken.
Art. 14.De steun wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten.
Als de fondsen ontoereikend zijn, kan de Minister besluiten dat de steunaanvragen niet meer in aanmerking komen vanaf de datum van zijn besluit. Afdeling 5. - Selectiecriteria en periode waarin de uitgaven in
aanmerking komen
Art. 15.Selectiecriteria bepalen welke ontvankelijke aanvragen in aanmerking komen voor steun. De aanvraag die aan de minimaal vereiste rating voldoet of die een hogere rating krijgt, komt in aanmerking voor steun.
De Minister bepaalt de minimaal vereiste rating, de selectiemethode en de selectiecriteria goedgekeurd in het kader van de goedkeuring van het Waalse programma voor de commerciële visserijsector en verzoekt daartoe het advies van het opvolgingscomité, in het kader van de uitvoering van dit programma.
Art. 16.§ 1. De begin- en einddatum van de periode waarin de uitgaven van de begunstigde in aanmerking komen als bedoeld in artikel 13, lid 4, 1°, worden vastgesteld rekening houdend met de datum waarop de begunstigde de uitgaven betaald heeft, en worden vastgesteld in artikel 65, § 2, van Verordening nr. 1303/2013.
De in het eerste lid vastgestelde begin- en einddatum van de periode waarin de uitgaven in aanmerking komen, worden als volgt gewijzigd, naar gelang van de aard van de gevraagde steun, maar mogen niet vroeger of later zijn dan de in het eerste lid vastgestelde datums : 1° indien de aanvraag betrekking heeft op de in de hoofdstukken 3 en 4 bedoelde steun, met uitzondering van artikel 38, § 3, of op hoofdstuk 5, wordt de periode waarin de uitgaven in aanmerking komen zodanig verkort dat deze niet vroeger valt dan de datum van de in artikel 13, lid 1, bedoelde kennisgeving en dat ze niet langer duurt dan drie jaar, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving;2° de in 1° bedoelde periode wordt tot twee jaar verkort indien de aanvraag of de uitgaven van de begunstigde enkel betrekking hebben op in artikel 38, § 3, bedoelde investeringen. De uitgaven die door de begunstigde buiten de periode waarin ze in aanmerking komen gedaan worden, worden beschouwd als uitgaven die niet in aanmerking komen.
De datum van betaling van de in het eerste lid bedoelde uitgaven komt overeen met de valutadatum vermeld op de rekeninguittreksels of met de datum van afgifte van het aankoopbewijs. § 2. Voor de steun bedoeld in de hoofdstukken 4 en 5 worden de begin- en einddatum van de in aanmerking komende periode waarin de begunstigde de betaling van de steun in verband met zijn uitgaven mag eisen, als volgt vastgesteld : 1° de begindatum is dezelfde als die van de in aanmerking komende periode van de uitgaven die krachtens paragraaf 1, lid 2, vastgesteld is ;2° de einddatum ervan komt overeen met de datum van de zestigste werkdag na de einddatum van de in aanmerking komende periode van de uitgaven, vastgesteld krachtens paragraaf 1, lid 2, of, indien die eerder is, na de valutadatum van de uitbetaling door de begunstigde van de laatste uitgave voor de investeringen die in aanmerking kunnen komen voor steun, overeenkomstig de in artikel 13, lid 1, bedoelde kennisgeving. De Minister kan de modaliteiten wijzigen die de in aanmerking komende periode van de uitgaven en de in aanmerking komende periode van de betalingsaanvragen bepalen, vastgesteld krachtens paragraaf 1 en lid 1, overeenkomstig de Verordeningen nr. 508/2014 en 1303/2013.
Het deel van de krachtens artikel 13 toegekende steun waarvoor geen ontvankelijke betalingsaanvraag is ingediend, wordt geannuleerd. § 3. De begunstigde stelt de Administratie in kennis van elke wijziging of van het afzien van elke investering die het voorwerp is geweest van een steun die krachtens artikel 13 toegekend is. De toegekende steun in verband met de niet-gerealiseerde investering wordt geannuleerd. Afdeling 6. - Gemeenschappelijke voorwaarden in verband met de
betalingsaanvraag van de steun
Art. 17.§ 1. De begunstigde dient de betalingsaanvraag van de steun in de door de Minister vastgestelde vormen in.
Om ontvankelijk te zijn moet de betalingsaanvraag : 1° toegezonden zijn door de begunstigde in de in aanmerking komende periode bedoeld in artikel 13, lid 4, 2° ;2° gerechtvaardigd zijn door uitgaven in verband met in aanmerking komende investeringen krachtens de in artikel 13, lid 3, bedoelde kennisgeving, en die investeringen moeten aan de artikelen 6 tot 8 voldoen. § 2. De steun wordt uitbetaald op basis van de aan de begunstigde meegedeelde gegevens overeenkomstig artikel 13, van de indiening van de bewijsstukken en van de resultaten van de in artikel 41 bedoelde controles. In voorkomend geval vordert de Administratie de steun die ten onrechte aan de begunstigde uitbetaald is, terug, overeenkomstig de artikelen 48 en 49.
De bewijsstukken worden in aanmerking genomen indien ze de duidelijke identificatie van de uitgaven voor de verwezenlijking van de investering of van de vestiging mogelijk maken. Facturen worden enkel in aanmerking genomen indien ze met betalingsbewijzen ingediend worden.
Indien de bewijsstukken ontoereikend zijn of geen uitsluitsel geven, worden zij niet in aanmerking genomen bij het onderzoek van het dossier.
De Minister kan bijkomende regels vaststellen die het in aanmerking komen van een uitgave van de begunstigde afhankelijk maakt van een steun alsook de bewijsstukken die nodig zijn om de naleving van de geldende regels aan te tonen.
Art. 18.Een uitgave die door de begunstigde uitbetaald wordt mag enkel in aanmerking komen voor één steunmaatregel, van al de maatregelen die krachtens dit besluit toegekend kunnen worden.
Art. 19.Overeenkomstig artikel D.254, § 1, van het Wetboek, heeft de verantwoordelijke van de Administratie of, in geval van verhindering, de ambtenaar die hem vervangt, volmacht om de uitgaven in het kader van de voorziene steun goed te keuren en uit te betalen. Afdeling 7. - Verbintenis
Art. 20.§ 1. Voor al de investeringen waarvoor een steun krachtens dit besluit toegekend werd, mag de aanvrager bij het Waalse Gewest geen andere steun in de vorm van een rentesubsidie, subsidie of premie van welke aard ook aanvragen die een overschrijding van het bij de Europese wetgeving of bij dit besluit vastgestelde steunniveau tot gevolg zou hebben.
Iedere overschrijding van het niveau van de steun vastgesteld bij of krachtens dit besluit of bij bijlage I van Verordening nr. 508/2014 wordt ingevorderd. § 2. De begunstigde verbindt zich als volgt : 1° de bewijsstukken van de uitgaven waarvoor krachtens dit besluit steun wordt verleend tot 31 december 2032 bewaren;2° de controles gebonden aan de krachtens dit besluit verleende steun door de Administratie, het Belgische Rekenhof en de bevoegde diensten van de Commissie en het Europese Rekenhof, alsook door elke andere entiteit die op geldige wijze door een van de bovengenoemde actoren aangewezen is, goedkeuren en vergemakkelijken. De in het eerste lid, 2°, bedoelde controles mogen in de lokalen van het bedrijf alleen met de voorafgaande en uitdrukkelijke toestemming van de begunstigde of met toestemming van een rechter verricht worden. § 3. Gedurende een minimumperiode verbindt de begunstigde van een krachtens dit besluit toegekende steun zich tot wat volgt : 1° de handhaving van de gesubsidieerde investeringen en de aanwending ervan voor de voorziene bestemming;2° de inachtneming van het verbod op de huur van de gesubsidieerde investeringen;3° een afzonderlijk boekhoudsysteem of een passende boekhoudkundige code beheren, zodat investeringstransacties in verband met de steunaanvraag gemakkelijk in de boekhouding kunnen worden geïdentificeerd, onverminderd de nationale boekhoudvoorschriften;4° de naleving van de voorwaarden vermeld in artikel 10, § 1, a) tot d) van Verordening nr.508/2014; 5° alle gegevens betreffende zijn productie-, verwerkings- of verhandelingsactiviteit aan de Administratie verstrekken, in het geval die laatste het zou vragen;6° het bewijs dat het bedrijf de milieunormen naleeft en het voorwerp uitmaakt van een globale vergunning. De in het eerste lid bedoelde minimumperiode bedraagt vijf jaar na de datum van de laatste betaling van de steun in verband met de krachtens dit besluit gesubsidieerde investeringen. § 4. De Minister kan andere verbintenissen dan die bedoeld in paragraaf 1 tot 3 vaststellen. § 5. Indien een begunstigde een van de in paragraaf 1 tot 4 bedoelde verbintenissen niet nakomt, verliest hij de hem krachtens dit besluit toegekende steun geheel of gedeeltelijk, en moet hij het reeds ontvangen deel van de betrokken steun terugbetalen. HOOFDSTUK III. - Vestigingssteun in aquacultuur door overname of oprichting Eerste afdeling. - Principe van de vestigingssteun
Art. 21.De vestigingssteun wordt verleend om de installatie van jonge ondernemers die op het grondgebied van het Waalse Gewest tot de aquacultuursector toetreden te ondersteunen, overeenkomstig artikel 52 van Verordening nr. 508/2014. Afdeling 2. - Ontvankelijkheid van de aanvraag
Art. 22.§ 1. De aanvraag tot vestigingssteun door overname of oprichting dient de volgende voorwaarden na te leven, om ontvankelijk te zijn : 1° een ondernemingsplan bevatten die met de hulp van een adviseur opgesteld kan worden;2° ingediend zijn bij de Administratie binnen de in artikel 1, 10°, bedoelde termijn. § 2. Om ontvankelijk te zijn omvat het in paragraaf 1 bedoelde ondernemingsplan het volgende : 1° de productiefasen en -doelstellingen over een driejarige periode voor de ontwikkeling van de activiteiten van het bedrijf, met inbegrip van een volledige inventaris van de investeringen die de begunstigde in het kader van zijn aanvraag tot vestigingssteun gepland heeft en een raming van de respectieve kosten ervan ;2° een analyse van het project waarin het potentieel van het bedrijf bij de vestiging door overname of oprichting opgenomen is;3° de behoeften of het gebrek aan behoefte aan investeringen die degene bedoeld in 1° aanvullen, die mogelijk aanspraak kunnen maken op de in hoofdstuk 4 bedoelde steun, tijdens de eerste drie jaar na de datum van vestiging door overname of oprichting;4° een leefbaarheidsberekening waarvan de modaliteiten door de Administratie bepaald worden;5° resultatenindicatoren opgemaakt bij de aanvraag en gebruikt als hulpmiddelen bij de analyse van de evolutie van het bedrijf na afloop van het plan, op grond waarvan de Administratie de stand van uitvoering van de doelstellingen kan beoordelen via de leefbaarheidsberekening;6° de omschrijving van de maatregelen, met inbegrip van degene gebonden aan de duurzaamheid van het leefmilieu en aan het doeltreffende gebruik van de hulpbronnen, die nodig zijn voor de ontwikkeling van de activiteiten van het aquacultuurbedrijf, zoals investeringen, opleidingen en adviezen;7° de oorspronkelijke toestand van het bedrijf, in geval van overname. De uitvoering van het ondernemingsplan gaat van start uiterlijk binnen negen maanden na de datum van kennisgeving van de in artikel 13 bedoelde beslissing.
Na afloop van de periode van drie jaar bedoeld in het eerste lid, 1°, gaat de Administratie na of de doelstellingen van het ondernemingsplan gehaald zijn en of de leefbaarheidsgrens bereikt is. De laatste tranche van de vestigingssteun wordt verleend op voorwaarde dat de doelstellingen gehaald worden.
Art. 23.In afwijking van artikel 4, § 2, wordt de vestigingssteun beperkt tot micro- en kleine ondernemingen zoals omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.
De vestigingssteun door overname en oprichting is niet cumuleerbaar. Afdeling 3. - Het in aanmerking komen van de vestiging door overname
en oprichting
Art. 24.§ 1. Een vestiging door overname is de aankoop door een jonge ondernemer die tot de aquacultuursector toetreedt, van een reeds bestaand aquacultuurbedrijf of een deel daarvan, door de aankoop van alle of een deel van de lichamelijke en onlichamelijke goederen van dat bedrijf en tenminste van de gebouwen die nodig zijn voor de activiteiten ervan, zonder dat hij de schulden en het imago van dat bedrijf overneemt.
Ze wordt bevestigd op grond van een aandelenregister, een geregistreerde overname-overeenkomst of een authentieke akte : 1° waarin de effectieve datum van vestiging door overname van de aanvrager, alsook de modaliteiten en de inventaris van de overname vermeld worden ;2° die door de verschillende partijen gedagtekend en ondertekend is uiterlijk op de datum van vestiging door overname. § 2. Als de overeenkomst of de akte niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in paragraaf 1, wordt ze niet in aanmerking genomen door de Administratie. § 3. Overeenkomstig artikel 11, e), van Verordening nr. 508/2014 komen de overdrachten van bedrijfseigendom niet in aanmerking.
De Minister kan de criteria bepalen die het mogelijk maken om een onderscheid te maken tussen de overdrachten van bedrijfseigendom en de vestigingen door overname als bedoeld in paragraaf 1.
Art. 25.De vestiging door oprichting is de oprichting van een functioneel aquacultuurbedrijf door een jonge ondernemer die tot de aquacultuursector toetreedt, ten einde zich er te vestigen.
De datum van vestiging door oprichting is de in artikel 1, 7°, bedoelde datum. Afdeling 4. - Aanvrager
Art. 26.Om vestigingssteun te genieten vervult de aanvrager die zich als natuurlijke persoon vestigt, de volgende criteria op de datum van de daadwerkelijke vestiging : 1° is voor het eerst als zelfstandige gevestigd als aquacultuurexploitant als hoofdberoep in een aquacultuurbedrijf op het grondgebied van het Waalse Gewest;2° is als zelfstandige aquacultuurexploitant als hoofdberoep aangegeven bij een sociale verzekeringskas en heeft zijn bijdrage betaald;3° is de exclusieve bedrijfsleider of oefent gedurende ten minste vijf jaar de feitelijke controle over het bedrijf uit, hetzij als natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een groep, hetzij als gedelegeerd bestuurder, zaakvoerder of vennoot-zaakvoerder van een rechtspersoon;4° maakt deel uit van een partnerschap die bij het GBCS geïdentificeerd is als beheerder van een aquacultuurproductie-eenheid als hoofdberoep. Om voor vestigingssteun in aanmerking te komen, moet de aanvrager, een natuurlijke persoon, op de datum van vestiging door overname of oprichting aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° niet ouder zijn dan veertig jaar;2° beschikken over een kwalificatie of, bij gebreke daarvan, over voldoende ervaring;3° niet eerder aan het hoofd van een aquacultuurbedrijf geweest zijn. De Minister bepaalt de in lid 2, 2°, bedoelde kwalificatie en voldoende ervaring, alsook de voorwaarden die voldoen aan de verplichting van een effectieve controle van het bedrijf, als bedoeld in het eerste lid, 3°.
Art. 27.De aanvrager die zich als zaakvoerder of gedelegeerd bestuurder vestigt van een rechtspersoon met een activiteit in aquacultuur als hoofddoel vervult de in artikel 26 bedoelde voorwaarden. Afdeling 5. - Het in aanmerking komen van het overgenomen of
opgerichte bedrijf
Art. 28.Het overgenomen of opgerichte bedrijf bereikt een leefbaarheidsgrens na afloop van het ondernemingsplan.
De Minister bepaalt de te bereiken leefbaarheidsgrens opdat het bedrijf voor een vestigingssteun in aanmerking komt. Afdeling 6. - In aanmerking komende uitgaven
Art. 29.De voor vestigingssteun in aanmerking komende uitgaven zijn alle in aanmerking komende uitgaven in de zin van artikel 1, 9°, die betrekking hebben op de vestiging, met uitzondering van de uitgaven die als niet in aanmerking komende uitgaven beschouwd worden, als bepaald door de Minister. Afdeling 7. - Vereffening van de steun
Art. 30.De vestigingssteun door overname of oprichting bestaat uit een kapitaalsubsidie en wordt berekend op basis van de in aanmerking komende uitgaven in verband met de vestiging en het overeenkomstig artikel 3 vastgestelde steunpercentage.
Art. 31.De vestigingssteun door overname of oprichting wordt in twee schijven over een periode van maximaal vijf jaar gestort.
Art. 32.Het percentage van beide schijven bedraagt vijftig procent.
De eerste schijf van de steun wordt gestort zodra de begunstigde een door een boekhouder of andere bevoegde deskundige goedgekeurde verklaring indient dat vijftig procent van de uitgaven als bedoeld in artikel 13, lid 3, 1°, gerealiseerd zijn.
De tweede schijf van de steun wordt uitbetaald nadat is geverifieerd of de doelstellingen van het ondernemingsplan bereikt zijn, overeenkomstig artikel 34, en na de uitvoering van de controles die overeenkomstig hoofdstuk 6 voorzien zijn. Afdeling 8. - Verbintenis
Art. 33.§ 1. De begunstigde van een vestigingssteun, ongeacht of hij een natuurlijke of rechtspersoon is, verbindt zich ertoe om gedurende ten minste vijf jaar na de datum van vestiging een analytische boekhouding en beheersboekhouding te houden en de gegevens van deze boekhouding jaarlijks aan de Administratie mee te delen.
De in het eerste lid bedoelde verplichting is niet van toepassing op een begunstigde van een vestigingssteun waarvoor het bedrag van de steun, vermeld overeenkomstig artikel 13, minder dan 40 000 EUR bedraagt. § 2. De in paragraaf 1, lid 1, analytische boekhouding en beheersboekhouding, bevat : 1° een omschrijving van de algemene bedrijfskenmerken, met inbegrip van de aangewende productiefactoren;2° een balans (activa en passiva) en een bedrijfsrekening, met een uitvoerige melding van de lasten en producten ;3° de nodige gegevens voor de beoordeling van de doeltreffendheid van de bedrijfsvoering in haar geheel, alsmede van de rendabiliteit van de belangrijkste bedrijfsonderdelen;4° een jaarlijkse begin- en eindinventaris;5° de systematische en regelmatige registratie van de verschillende goederen- en geldstromen binnen het bedrijf, in natura en in waarde, in de loop van het boekjaar. Voor het eerste jaar na de vestigingsdatum mag de begunstigde enkel de in lid 1, 1°, 3° en 5° vermelde documenten indienen.
De Minister kan : 1° de vorm en de inhoud van de in lid 2 bedoelde vereenvoudigde boekhouding bepalen;2° de vorm bepalen waarop de in dit artikel bedoelde stukken voorgesteld moeten worden;3° de lijst elementen die krachtens dit artikel vereist zijn, aanvullen. Afdeling 9. - Monitoring van het ondernemingsplan
Art. 34.De begunstigde van de investeringssteun maakt een jaarlijkse lijst op van de resultatenindicatoren die in het in artikel 22, § 2, bedoelde bedrijfsplan voorzien zijn en neemt er zijn bemerkingen in op. Hij kan een beroep doen op een adviseur om die lijst op te maken.
Die lijst wordt jaarlijks aan de Administratie toegezonden.
Als de resultatenindicator erop wijst dat de doelstellingen die in het in artikel 22, § 2, bedoelde ondernemingsplan nagestreefd zijn, niet gehaald zijn, rechtvaardigt de begunstigde zijn toestand en geeft hij kennis van de nieuwe maatregelen die getroffen worden om de toestand te verhelpen.
Na afloop van het ondernemingsplan maakt de begunstigde een eindrapport over de monitoring aan de Administratie over, betreffende elk jaar van het ondernemingsplan. Op basis van het eindverslag evalueert de Administratie de resultaten en de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan. HOOFDSTUK IV. - Investeringssteun in aquacultuur Eerste afdeling. - Principe van de steun
Art. 35.De doelstelling van de investeringssteun is de ondersteuning van de ontwikkeling van een duurzame aquacultuur op het grondgebied van het Waalse Gewest.
Art. 36.De aanvraag van investeringssteun is ontvankelijk als ze toegestuurd wordt door middel van het formulier dat door de Administratie ter beschikking gesteld wordt.
Art. 37.Een jonge ondernemer die tot de aquacultuursector toetreedt kan overeenkomstig artikel 18 tegelijkertijd zowel vestigingssteun als investeringssteun ontvangen. Afdeling 2. - In aanmerking komende investeringen
Art. 38.§ 1. De investeringen die voor steun als bedoeld in dit hoofdstuk in aanmerking komen, moeten voldoen aan ten minste één van de in artikel 48, § 1, bedoelde doelstellingen van Verordening nr. 508/2014, met uitzondering van de doelstelling om de energie-efficiëntie te verhogen en over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen. § 2. Overeenkomstig artikel 48, § 3, van Verordening nr. 508/2014 en het strategisch meerjarenplan voor de ontwikkeling van de aquacultuur in Wallonië komen investeringen om de productie te verhogen of de modernisering van de bestaande aquacultuuractiviteit of de bouw van een nieuwe eenheid te bevorderen in aanmerking. § 3. Investeringen ter bescherming van aquacultuurbedrijven tegen wilde predatoren komen voor steun als bedoeld in dit hoofdstuk in aanmerking indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° zij hebben tot doel het bedrijf te beschermen tegen ten minste één van de soorten die de Minister heeft vastgesteld onder de soorten die krachtens de Natuurbeschermingswet van 12 juli 1973 worden beschermd; 2° zij vormen een beschermingssysteem waarvan de relevantie voor de betrokken soorten en het bedrijf dat de steun krijgt, gevalideerd wordt door het Departement voor Natuur en Bos van de Administratie in de zin van artikel D.3, 3°, van het Wetboek.
De Minister kan het volgende bepalen : 1° een maximumtermijn na afloop waarvan het advies van de in het eerste lid, 2°, bedoelde departement als gunstig beschouwd wordt ;2° aanvullende voorwaarden inzake het in aanmerking komen van de uitgaven van de begunstigde in het kader van een krachtens lid 1 toegekende steun. HOOFDSTUK V. - Investeringssteun bij de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten Eerste afdeling. - Principe van de steun
Art. 39.De investeringssteun bij de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten heeft tot doel de verwerking en afzet van producten uit de duurzame visserij of aquacultuur te bevorderen. Afdeling 2. - In aanmerking komende investeringen
Art. 40.De investeringen die voor steun als bedoeld in dit hoofdstuk in aanmerking komen, moeten voldoen aan ten minste één van de in artikel 69, paragraaf 1, bedoelde doelstellingen van Verordening nr. 508/2014, met uitzondering van de doelstelling om de energie-efficiëntie te verhogen en over te schakelen op hernieuwbare energiebronnen. HOOFDSTUK VI. - Controles en sancties Afdeling 1. - Controles
Art. 41.§ 1. De Administratie of een andere door haar gemachtigde instelling voert administratieve controles ter plaatse uit, in verband met : 1° de naleving van de voorwaarden inzake de ontvankelijkheid of het in aanmerking komen van de aanvrager, de steunaanvraag en de investeringen, zoals bepaald in dit besluit;2° de naleving van de voorwaarden voor het in aanmerking komen van de uitgaven die in het kader van de betalingsaanvraag van een steun aangegeven zijn, met inbegrip van de bewijsstukken waaruit blijkt dat de geldende regels in acht worden genomen;3° de naleving van de fiscale en sociale wetgevingen en regelgevingen. § 2. De Directie Controles van het Departement Ordehandhaving en Controles van de Administratie, in de zin van artikel D.3, 3° van het Wetboek staat in voor de naleving van de milieuwet- en regelgevingen en, in voorkomend geval, van de milieuvoorschriften die gepaard gaan met de globale vergunning of milieuvergunning van de begunstigde voor de productie-eenheid waarop de steun betrekking heeft. § 3. De vaststellingen gemaakt in het kader van de in paragraaf 1 en 2 bedoelde controles worden door de bevoegde Administratie aan de begunstigde meegedeeld. De sanctie met betrekking tot de steun die krachtens dit besluit aan de begunstigde verschuldigd is, wordt ook door de Administratie aan de begunstigde meegedeeld. De uitbetaling van elke steun waarop dit besluit van toepassing is, is afhankelijk van een gunstig advies van de in paragraaf 1 bedoelde controlediensten. Afdeling 2. - Controle op de duurzaamheid van de vestiging, het behoud
en de bestemming van de investering
Art. 42.In de gevallen als bedoeld in artikel 71 van Verordening nr. 1303/2013 vordert de Administratie de voor de betrokken investering betaalde steun geheel of gedeeltelijk terug.
Art. 43.De steungerechtigde die de bestemming of het gebruik van een investering die voor steun in aanmerking komt of is gekomen wenst te wijzigen, geeft de Administratie eerst kennis van zijn wens.
De begunstigde vermeldt de nieuwe bestemming of het nieuwe gebruik van de investering en motiveert de wijziging. De wijzigingen van bestemming of gebruik van de investeringen worden onderworpen aan de voorafgaande goedkeuring door de Administratie.
De Administratie stemt in met een wijziging van bestemming als ze de voorwaarden van dit besluit vervult. Als de wijziging van bestemming niet wordt toegestaan, vordert de Administratie het geheel of een gedeelte van de voor betrokken investering gestorte steun in.
Art. 44.De steungerechtigde verschaft de Administratie alle nodige gegevens en stukken zodat het kan nagaan of de investering bestaat en of betrokken steun correct bestemd wordt.
Als de steungerechtigde weigert de nodige informatie te verstrekken of geen bewijsstukken overlegt, betaalt hij de steun terug naar rato van het niet gerechtvaardigde gedeelte. Afdeling 3. - Sancties
Art. 45.§ 1. Overeenkomstig artikel 143 van verordening nr. 1303/2013, heeft de niet-naleving van de bepalingen vastgesteld krachtens dit besluit de stopzetting van de steun tot gevolg en, desgevallend, de terugbetaling van het geheel of van een gedeelte van de reeds ontvangen steun naar gelang van de ernst, de opzettelijke of onopzettelijke aard van de door de begunstigde begane fout, de omvang, de duur en de herhaling van het geval van non-conformiteit. § 2. De Minister bepaalt een sanctierooster op basis van de in § 1 vermelde gegevens.
In geval van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in hoofdstuk 7, wordt er geen terugbetaling vereist, voor zover de non-conformiteit aan de verplichtingen of verbintenissen die krachtens dit besluit van toepassing zijn, niet het gevolg is van een opzettelijke fout van de begunstigde.
Art. 46.In geval van niet-naleving van artikel 34 wordt de laatste tranche niet uitbetaald en wordt er overgegaan tot de invordering of de compensatie van de steun die voor het geheel of voor een gedeelte al ontvangen is.
Als de steungerechtigde weigert de informatie te verstrekken die nodig is voor de controle op de kwaliteit en de resultaten van de lijsten alsmede op de globale uitvoering van het ondernemingsplan of als hij geen bewijsstukken overlegt, betaalt hij de steun terug naar rato van het niet gerechtvaardigde gedeelte.
Art. 47.Elke steun die krachtens dit besluit toegekend is, wordt ingetrokken en, in voorkomend geval, volledig teruggevorderd, indien deze toegekend is aan natuurlijke of rechtspersonen die, in strijd met de doelstellingen van dit besluit, op kunstmatige wijze de voorwaarden hebben gecreëerd om dergelijke steun te verkrijgen. Afdeling 4. - Invorderingsprocedure
Art. 48.De Administratie deelt de begunstigde mee dat zij de steun gaat invorderen alvorens daadwerkelijk tot de terugvordering over te gaan.
Art. 49.De steun wordt overeenkomstig artikelen D.258 tot D.260 van het Wetboek ingevorderd. HOOFDSTUK VII. - Geval van overmacht en buitengewone omstandigheden
Art. 50.De gevallen van overmacht zijn minstens één van de volgende gevallen : 1° de begunstigde is overleden;2° de begunstigde is langdurig arbeidsongeschikt geworden;3° het bedrijf is zwaar getroffen door een ernstige natuurramp;4° de toevallige vernietiging van de gebouwen van het bedrijf;5° een epizoötie of een plantenziekte waardoor meer dan de helft van het jaarlijks volume van de aquacultuurproductie dat gewoonlijk geproduceerd wordt door de getroffen aquacultuurproductie-eenheid getroffen wordt;6° het volledige bedrijf of een groot deel daarvan is onteigend, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet was te voorzien. Veeverliezen die de aquacultuurproductie treffen voor meer dan de helft van het jaarlijks volume dat gewoonlijk geproduceerd wordt door de getroffen aquacultuurproductie-eenheid, die verband houden met uitzonderlijke ongunstige klimatologische of milieuomstandigheden, kunnen in aanmerking genomen worden indien ze officieel erkend worden en, wat de milieuomstandigheden betreft, voor zover dat zij toevallig zijn en niet aan de begunstigde of aan een lid van het bedrijfspersoneel toe te schrijven zijn.
Art. 51.Wanneer het geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden het overlijden van de begunstigde van de steun of diens langdurige arbeidsongeschiktheid betreft, is artikel 45 alleen van toepassing om de verworven steun te behouden. Dit artikel is niet van toepassing om een nieuwe toekenning van steun te genieten in hoofde van een derde aan de begunstigde die aan de toelatingscriteria niet zou voldoen.
Gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden dienen schriftelijk aan de Administratie worden gemeld en de bijhorende bewijzen dienen binnen vijftien werkdagen na de dag waarop de begunstigde, of zijn rechthebbende, daartoe in staat is, overgelegd worden. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsbepalingen
Art. 52.§ 1. De begunstigden die een gewestelijke steun hebben ontvangen krachtens het besluit van de Waalse regering van 6 mei 2004 ter uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de kleine en middelgrote ondernemingen, komen in aanmerking voor een in dit besluit bedoelde steun, met inachtneming van de daarin vastgelegde voorwaarden en van de in paragraaf 2 en 3 vastgestelde voorwaarden en modaliteiten.
In afwijking van het eerste lid komen investeringen waarvoor de in het eerste lid bedoelde gewestelijke steun vóór 1 januari 2014 toegekend is, niet in aanmerking voor een in dit besluit bedoelde steun. § 2. Enkel de investeringen die in aanmerking komen in het kader van een steunaanvraag die krachtens paragraaf 1 ontvankelijk is, kunnen het voorwerp uitmaken van een steunaanvraag krachtens dit besluit.
Voor dergelijke investeringen is de periode waarin de uitgaven in aanmerking komen voor een in dit besluit bedoelde steun gelijk aan de in aanmerking komende periode die krachtens het in paragraaf 1 bedoelde besluit vastgesteld is.
De periode waarin de begunstigde aanspraak kan maken op de betaling van de krachtens dit besluit toegekende steun gaat in op de datum van kennisgeving van de toekenning van de in artikel 13 bedoelde steun.
De in aanmerking komende periode eindigt zestig werkdagen na die datum van kennisgeving of, indien dit later is, de datum die overeenstemt met de zestigste werkdag na de valutadatum van uitbetaling van de laatste in aanmerking komende uitgave voor investeringen die voor steun in aanmerking komen overeenkomstig de in artikel 13 bedoelde kennisgeving. § 3. Het bedrag van het gewestelijke deel van de steun die krachtens dit besluit aan de begunstigde verschuldigd is, wordt verminderd met het bedrag van de gewestelijke steun die overeenkomstig het in paragraaf 1 bedoelde besluit van de Waalse regering van 6 mei 2004 voor dezelfde investeringen ontvangen is. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 53.Dit besluit houdt op van kracht te zijn op 31 december 2020.
In afwijking van het eerste lid blijft dit besluit van kracht voor de dossiers die het voorwerp zijn van een gunstig ontvankelijkheidbesluit voor 31 december 2020.
Art. 54.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 25 april 2019.
Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN