gepubliceerd op 10 februari 2004
Besluit van de Waalse Regering houdende uitvoeringsmodaliteiten van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, wat betreft het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten
24 JULI 2003. - Besluit van de Waalse Regering houdende uitvoeringsmodaliteiten van de steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, wat betreft het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten
De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij de wet van 22 februari 2001;
Gelet op verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatst gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 495/2001 van de Commissie van 13 maart 2001;
Gelet op verordening (EEG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1038/2001 van de Raad van 22 mei 2001;
Gelet op verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;
Gelet op verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;
Gelet op verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr 335/2003 van de Commissie van 21 februari 2003;
Gelet op verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van 19 november 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 345/2002 van de Commissie van 25 februari 2002;
Gelet op verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1995 houdende coördinatie van de wet van 10 november 1967 houdende oprichting van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002;
Gelet op het ministerieel besluit van 20 december 2001 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002;
Gelet op het akkoord van 15 juli 2002 bij de Interministeriële Conferentie Landbouw betreffende de overdracht naar de Gewesten van de bevoegdheden inzake landbouw, inzonderheid de uitvoeringsmodaliteiten betreffende de steunregeling voor producenten van sommige gewassen;
Gelet op het overleg tussen de Gewestelijke regeringen en de Federale overheid;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 juli 2003;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 24 juli 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat maatregelen betreffende de steunregeling voor producenten van sommige gewassen zo spoedig mogelijk getroffen moeten worden ter uitvoering van verordeningen (EEG) nrs. 3508/92 1251/1999, 2316/1999, 2461/1999 en 2419/2001;
Gelet op de overdracht naar de Gewesten van de bevoegdheden inzake landbouw vanaf 1 januari 2002;
Gelet op het akkoordprotocol van 13 maart 2002 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden inzake landbouw en visserij voor de overgangsperiode tussen 1 januari 2002 en 15 oktober 2002;
Overwegende dat maatregelen getroffen moeten worden ter uitvoering van de beslissingen betreffende de overdracht van die bevoegdheden;
Overwegende dat de continuïteit van de opdrachten van openbare dienst moet worden gewaarborgd, met inachtneming van de verplichtingen opgelegd bij de Europese regelgeving inzake landbouw;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid vereist is en dat boeten zijn voorzien bij niet-naleving van de termijnen opgelegd bij de Europese regelgeving om de betrokken premies te storten aan de producenten of bij vertraging in de uitvoering van de betrokken regelgevingen of bij slechte uitvoering daarvan;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1o producent-aanvrager van steun : de producent die wenst in aanmerking te komen voor de areaalsteun voor niet-voedingsgewassen op braakgelegde grond in het kader van artikel 7, a), van het koninklijk besluit van 19 december 2002 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen; 2o grondstoffen bestemd voor de vervaardiging van niet specifiek voor voeding of vervoedering bestemde producten : a) de grondstoffen opgenomen in bijlage I bij verordening (EG) 2461/1999, geproduceerd in de Gemeenschap, die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de verwerking tot producten opgenomen in bijlage III bij genoemde verordening en waarvan enkel de bijproducten kunnen bestemd zijn voor voeding of vervoedering.Niettemin, wat betreft koolzaad, olievlas en hennep, worden enkel de categorieën zaden toegestaan die bedoeld zijn in artikel 6, § 3, punten 1, 2, c), en 3 van het ministerieel besluit van 20 december 2001 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, hierna het ministerieel besluit van 20 december 2001 genoemd. Hennepzaden mogen bovendien enkel betrekking hebben op hennep van GN-code 5302.10.00; b) de grondstoffen verkregen uit meerjarige gewassen opgenomen in bijlage II bij verordening (EG) nr.2461/1999 voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten, zoals vermeld in bijlage III bij genoemde verordening; 3o aanvraag om areaalsteun : de aanvraag om areaalsteun, ook "oppervlakteaangifte" genoemd, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, van het ministerieel besluit van 20 december 2001; 4o bevoegde overheid : a) voor de producent-aanvrager van steun : het Bestuur, d.w.z. één van beide volgende overheden : - het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer waarvan de voor het grondgebied bevoegde ambtenaren van de provinciale bureaus, hierna "Buitendiensten" genoemd, deel uitmaken die zijn aangewezen in bijlage IV bij het ministerieel besluit van 20 december 2001; - vanaf 16 oktober 2002, de Afdeling steun aan de landbouw van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest, waarvan de voor het grondgebied bevoegde ambtenaren van de Directie buitendiensten, hierna "Buitendiensten" genoemd, deel uitmaken. De Afdeling steun aan de landbouw kan een beroep doen op de Afdeling onderzoek, ontwikkeling en kwaliteit van dezelfde Directie
met het oog op de uitvoering van sommige bevoegdheden vereist voor de behandeling van de beschouwde steun. De bevoegde Buitendienst is degene die de aanvraag om areaalsteun van de betrokken producent behandelt; b) voor de inzamelaar, de eerste verwerker, de intermediaire kopers en de latere verwerkers alsook voor de hennepproducent wat betreft de aankondiging van de inzaaiing : één van beide volgende overheden : - de Dienst Controle EU-interventies en -steun; - vanaf 16 oktober 2002, de Afdeling steun aan de landbouw van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse gewest; c) wat betreft het beheer van de zekerheden, één van beide volgende overheden : - het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau (BIRB); - vanaf 16 oktober 2002, de Afdeling steun aan de landbouw van het Directoraat-generaal landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest. HOOFDSTUK II. - Grondstoffen waarvoor een contract moet worden gesloten Afdeling I. - Voorwaarden waaraan de producent-aanvrager moet voldoen
Art. 2.§ 1. De producent-aanvrager die op braakgelegde grond de grondstoffen als bedoeld in artikel 1, 2o, a) voortbrengt, moet voldoen aan de vereisten van de steunregeling voor producenten van sommige akkerbouwgewassen, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 19 december 2001 en moet samen met zijn steunaanvraag zoals bedoeld in artikel 1, 3o, de volgende documenten aan het Bestuur voorleggen : 1o het contract dat afgesloten werd met een inzamelaar of een eerste verwerker zoals bepaald in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2461/1999 en dat voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4 van dit besluit; 2o het formulier "aangifte van niet-voedingsgewassen - model 1" zoals door het Bestuur vastgelegd waarin volgende gegevens opgenomen zijn : a) de identificatie en ligging van de percelen waarop de betrokken grondstoffen worden geteeld;b) de oppervlakte van elk van die percelen;c) voor elk perceel : het verbouwde gewas met aanduiding van soort, ras en type (winterteelt of zomerteelt);d) voor elk perceel : de verwachte hoeveelheid van de te leveren grondstof.Die hoeveelheid moet tenminste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met de gewone gemiddelde opbrengst voor de betrokken landbouwstreek wat betreft de bedoelde grondstof.
Voor koolzaad, moet de voorziene hoeveelheid echter tenminste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met de minimumopbrengst voor de betrokken landbouwstreek zoals vastgesteld voor de winterteelt en de zomerteelt door het Bestuur; e) indien op hetzelfde bedrijf dezelfde soort of hetzelfde ras ook op niet-braakgelegde percelen wordt verbouwd : hun identificatie, hun ligging, hun oppervlakte, de soort of ras en het type alsook de verwachte te leveren hoeveelheid. § 2. Naast de in § 1 bedoelde bepalingen, moet de hennepproducent de bevoegde overheid bedoeld in artikel 1, 4o, punt b) op de hoogte brengen van de inzaaiing.
Art. 3.Na iedere oogst meldt de producent-aanvrager aan het Bestuur uiterlijk op 31 oktober, bij middel van het door het Bestuur vastgelegde document oogstaangifte, per soort en per type de totale geoogste en geleverde hoeveelheid evenals de identiteit van de persoon aan wie geleverd werd.
In afwijking van het eerste lid, 1o voor kuilmaïs mag de oogstaangifte uiterlijk op 30 november ingediend worden; 2o voor suikerbieten, aardperen en cichoreiwortels mag de oogstaangifte uiterlijk op 31 december ingediend worden. Afdeling 2. - Het contract
Art. 4.§ 1. Om geldig te zijn, moet het contract tussen de producent-aanvrager en de inzamelaar of eerste verwerker gedateerd en ondertekend zijn door beide partijen. § 2. Naast de voornaamste beoogde eindproducenten van de grondstoffen, dient het contract te vermelden : 1o de naam en het adres van de contractsluitende partijen; 2o de duur ervan en het oogstjaar; 3o de oppervlakte per landbouwstreek van iedere verbouwde soort en type; 4o per soort en per type de geraamde hoeveelheid grondstof en alle voor de levering daarvan geldende voorwaarden. Deze hoeveelheid moet ten minste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met de gewone gemiddelde opbrengst in de betrokken landbouwstreek voor de betrokken grondstof.
Voor koolzaad is deze hoeveelheid ten minste gelijk aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met de minimumopbrengst die door het Bestuur vastgelegd is voor de betrokken landbouwstreek, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 2o, punt d) ; 5o als het contract betrekking heeft op raapzaad, koolzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-codes ex 1205 00 90, 1206 00 91, 1206 00 99 of 1201 00 90, moeten eveneens de geraamde hoeveelheid bijproducten en de geraamde hoeveelheid bijproducten met een andere bestemming dan voeding of vervoedering worden vermeld, per soort uitgedrukt in beide gevallen. § 3. Het contract dient volgende clausules te bevatten : 1o de producent-aanvrager verbindt zich ertoe om de volledige oogst van de betrokken oppervlakten te leveren aan de inzamelaar of aan de eerste verwerker; 2o de inzamelaar of eerste verwerker verbindt zich ertoe om de volledige oogst af te nemen en binnen de Gemeenschap een daarmee overeenkomende hoeveelheid van deze grondstoffen of reeds verwerkte tussen- en/of bijproducten te gebruiken voor de vervaardiging van in bijlage III bij verordening (EG) nr. 2461/1999 bedoelde eindproducten, waarbij tevens voldaan wordt aan de eisen, gesteld in artikel 3, § 1, van deze verordening. § 4. De producent-aanvrager moet er zorg voor dragen dat het contract wordt gesloten op een datum die zijn medecontracterende partij de mogelijkheid biedt om binnen de in artikel 5, § 1, vastgestelde termijnen een afschrift van bedoeld contract in te dienen bij de bevoegde overheid. § 5. Beide contractsluitende partijen mogen het contract wijzigen voor de uiterste datum voor indiening van de aanvraag om areaalsteun in de vorm van een bijvoegsel bij het oorspronkelijke contract of door annulatie van het initieel contract en vervanging door een nieuw contract. Die wijziging moet worden ondertekend door beide partijen en meegedeeld aan het Bestuur voor die uiterste datum.
Beide contractsluitende partijen mogen het contract wijzigen na de uiterste datum voor indiening van de aanvraag om areaalsteun op voorwaarde dat de wijziging ondertekend wordt door beide partijen en dat de producent-aanvrager van steun er het Bestuur schriftelijk van op de hoogte brengt uiterlijk op de uiterste datum voor inzaiing, vastgesteld op 31 mei van het oogstjaar.
Na eind mei van het oogstjaar, kan een vermindering van de braakgelegde oppervlakte, als gevolg van de afschaffing van percelen ofwel van hun herbestemming naar percelen die niet in aanmerking komen voor areaalsteun, plaatsvinden voor zover de betrokken percelen niet werden onderworpen aan een controle die onregelmatigheden aantoonde of indien de producent-aanvrager van steun gewaarschuwd werd voor een naderende controle. Afdeling 3. - Voorwaarden die de inzamelaar of eerste verwerker moet
vervullen
Art. 5.§ 1. De inzamelaar of de eerste verwerker die met de producent-aanvrager van steun het contract heeft afgesloten, dient bij de bevoegde overheid een afschrift van het contract in binnen de volgende termijn : - voor van 1 juli tot en met 31 december ingezaaide grondstoffen, uiterlijk op 31 januari van het oogstjaar; - voor van 1 januari tot en met 30 juni ingezaaide grondstoffen, uiterlijk op de uiterste indieningsdatum van de aanvraag om areaalsteun voor het betrokken jaar.
De inzamelaar of eerste verwerker die een contract met een producent-aanvrager van steun wijzigt of annuleert, bezorgt onmiddellijk een kopie van het gewijzigde contract en het bijhorende aanhangsel of een kopie van het geannuleerde contract aan de bevoegde overheid uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van wijzigingen aan de aanvraag om areaalsteun.
De inzamelaar of eerste verwerker houdt echter rekening met de in artikel 4, § 5, derde lid, beschreven mogelijkheden. § 2. Samen met elk contract maakt hij de volgende gegevens over of wordt verwezen naar een voorafgaandelijk ingediend schema met de volgende gegevens : 1o een beschrijving van de verwerkingsketen; 2o de prijs van de bekomen producten; 3o de technische rendementen van de verwerking tot eindproduct, bijproduct of nevenproduct evenals de verliezen. § 3. Uiterlijk op de uiterste indieningsdatum van de aanvraag om areaalsteun, stelt de inzamelaar of de eerste verwerker de volledige zekerheid bedoeld in artikel 15, §§ 2 en 3, van verordening (EG) nr. 2461/1999, per contract of zijn aanhangsel, bij de overheid bevoegd voor het beheer van de zekerheden.
Wanneer een contract wordt gewijzigd of vernietigd, wordt de gestelde zekerheid dienovereenkomstig aangepast.
De zekerheid wordt voor iedere grondstof vrijgegeven naar rata van de hoeveelheden die zijn verwerkt, mits de autoriteit bevoegd voor de inzamelaar of voor de eerste verwerker over bewijzen beschikt dat deze hoeveelheid grondstof overeenkomstig de regelgeving is verwerkt.
Als het contract betrekking heeft op raapzaad, koolzaad, zonnebloempitten of sojabonen van GN-codes ex 1205 00 90, 1206 00 91, 1206 00 99 of 1201 00 90 en die onderworpen zijn aan de procedure bedoeld in artikel 14, § 2, van verordening (EG) nr. 2461/1999, moet de vastgestelde hoeveelheid nevenproducten die de maximale hoeveelheid bestemd voor voeding of vervoedering overschrijdt, herbestemd zijn naar markten met een andere bestemming dan voeding of vervoedering.
Art. 6.§ 1. De inzamelaar of de eerste verwerker, aan wie de producent-aanvrager van steun de grondstoffen leverde, moet na ontvangst van de grondstoffen, uiterlijk op 15 oktober het volgende aan zijn bevoegde overheid mededelen : 1o de hoeveelheid ontvangen grondstof per soort en per type gewas; 2o de identiteit, het nummer van de producent-aanvrager van steun en het adres van deze; 3o de plaats van levering en opslag; 4o de referentie van het betrokken contract, namelijk het nummer van het contract dat door de bevoegde autoriteit werd toegekend. § 2. De inzamelaar stelt binnen 40 werkdagen na de datum waarop hij de ontvangen grondstof aan de eerste verwerker heeft geleverd de bevoegde overheid in kennis van de naam en het adres van deze eerste verwerker.
De eerste verwerker meldt binnen 40 werkdagen aan de bevoegde overheid de naam en het adres van de inzamelaar die de grondstof leverde, de leveringsdatum, de hoeveelheid en de soort grondstof.
Art. 7.§ 1. De verwerking tot niet-voedingsproduct moet beëindigd zijn vóór 31 juli van het tweede jaar dat volgt op de oogst.
Wat betreft de grondstoffen onderworpen aan de procedure bedoeld in artikel 14, § 2, van verordening (EG) nr. 2461/1999, is voornoemde uiterste datum ook van toepassing voor de afzet buiten de markt van voor voeding of vervoedering bestemde producten, van de hoeveelheden bijproducten die de maximale hoeveelheid bestemd voor voeding of vervoedering overschrijden. § 2. De inzamelaar of eerste verwerker die een grondstof of een daaruit vervaardigd tussen- of bijproduct onttrekt aan de niet- voedingssector meldt dit voorafgaandelijk aan de bevoegde overheid bij middel van het door deze bevoegde overheid vastgelegde kennisgevingsformulier.
De overeenkomende hoeveelheid grondstof of daaruit vervaardigd tussen- of bijproduct die ter vervanging van de onttrokken producten als niet-voedingsproduct verder verwerkt wordt, moet bij de bevoegde overheid gemeld worden bij middel van het door de bevoegde overheid vastgelegde kennisgevingsformulier.
Art. 8.§ 1. De inzamelaar moet per grondstof een door de bevoegde overheid voorafgaandelijk goedgekeurd en gedateerd register wekelijks bijhouden waarin minstens de volgende gegevens dag per dag worden vermeld : - de hoeveelheden grondstof die voor verwerking in het kader van dit besluit zijn gekocht en verkocht; - de naam en adres van de producenten-aanvragers van steun; - de naam en adres van de verdere kopers of verwerkers. § 2. Elke verwerker moet per grondstof een door de bevoegde overheid voorafgaandelijk goedgekeurd en gedateerd register wekelijks bijhouden waarin minstens de volgende gegevens dag na dag worden vermeld : 1o de hoeveelheden van de voor verwerking aangekochte of ontvangen grondstof; 2o de hoeveelheden verwerkte grondstof en de hoeveelheden en soorten verkregen eind-, bij- en nevenproducten, die daarmee verband houden; 3o de verwerkingsverliezen; 4o de vernietigde hoeveelheden en de redenen voor die vernietiging; 5o de hoeveelheden en soorten afgewerkte producten en bijproducten die door de verwerker worden verkocht of afgestaan en de ervoor verkregen prijs; 6o de naam en adres van de verdere kopers of verwerkers. § 3. De registers bedoeld in § 1 en § 2 moeten ter controle worden voorgelegd aan de bevoegde overheid telkens daarom wordt verzocht. § 4. Elke inzamelaar, eerste verwerker of verdere verwerker moet op elk ogenblik de bevoegde overheid toestaan zijn boekhouding te controleren, zijn installaties te inspecteren, de voorraden na te zien en stalen te nemen van de grondstoffen. § 5. Alle voor de contracten, leveringen en verwerking bewijskrachtige documenten, nl. facturen, leveringsborderellen, transportdocumenten, productieboekhouding, voorraadlijsten en bestelnota's moeten gedurende 3 jaar vanaf de vrijgave van de zekerheid in het bedrijf bewaard worden. Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen
Art. 9.§ 1. Jaarlijks worden vóór de oogst de representatieve opbrengsten vastgesteld voor winter- en zomerkoolzaad. De representatieve opbrengsten voor koolzaad worden per landbouwstreek vastgesteld en via de pers uiterlijk op 31 juli van het oogstjaar medegedeeld. § 2. De regionale representatieve opbrengsten moeten daadwerkelijk worden gehaald en in acht genomen door de producenten-aanvragers van steun.
Alsook de hoeveelheid koolzaad die moet worden geleverd door de producent-aanvrager van steun aan de inzamelaar of aan de eerste verwerker, moet tenminste gelijk zijn aan de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met het regionale representatieve rendement dat van toepassing is voor de betrokken oppervlakte.
Art. 10.§ 1. Als de producent-aanvrager van steun tijdens de teeltcyclus meent dat hij als gevolg van bijzondere omstandigheden niet de hele hoeveelheid grondstof die in het contract is vermeld, zal kunnen leveren, brengt hij de bevoegde Buitendienst daarvan zo vlug mogelijk op de hoogte door toezending van het bewijsstuk van geleden teeltschade dat, behalve bij overmacht, absoluut opgesteld moet worden door : - ofwel de Commissie voor de vaststelling van schade aan teelten; - ofwel de Buitendienst of, vanaf 16 oktober 2002, een personeelslid van de Directie controle, Afdeling steun aan de landbouw, Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest; - ofwel een personeelslid van de Afdeling onderzoek, ontwikkeling en kwaliteit, Directoraat-generaal landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest.
Behalve bij overmacht is geen enkel bewijsstuk dat na de oogst bij de bevoegde Buitendienst toekomt, ontvankelijk. § 2. Wanneer de rechtvaardiging van een productietekort zoals bedoeld in § 1 door de bevoegde Buitendienst wordt aanvaard, geeft die toestemming om : - ofwel de onder het contract vallende oppervlakten te verminderen; - ofwel het contract op te zeggen; - ofwel de in het contract vermelde hoeveelheid grondstof te verlagen door deze evenredig met de geraamde omvang van de geleden teeltschade te verminderen.
Bij vermindering of schrapping van de onder het contract vallende oppervlakten, moet de producent-aanvrager van steun, om zijn recht op areaalsteun te behouden, de betrokken gronden opnieuw braakleggen tot voldoening van het Bestuur. Hij verliest verder het recht om de uit het contract gelichte grondstof te verkopen, af te staan of te gebruiken.
Art. 11.§ 1. De producent-aanvrager van steun moet de medecontractant de hele hoeveelheid grondstof leveren die werd geoogst op de in het contract bedoelde oppervlakte.
De geleverde hoeveelheid moet ten minste gelijk zijn aan : - voor koolzaad, de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met de gemiddelde opbrengst vermeld in artikel 9, § 1; - voor de andere grondstoffen, de beteelde oppervlakte vermenigvuldigd met de gemiddelde opbrengst die gewoonlijk wordt gerealiseerd in de betrokken landbouwstreek. § 2. In geval van een productietekort, als de bevoegde overheid het schriftelijke bewijs van de producent-aanvrager van steun ter verklaring van dit tekort heeft aanvaard en als de levering overeenstemt met : a) ten minste 90 % van de in § 1 bedoelde te leveren hoeveelheid, wordt, bij wijze van uitzondering, door de bevoegde overheid aangenomen dat het contract nageleefd werd en wordt de oogstaangifte gewoon aanvaard;b) minder dan 90 % van de in § 1 bedoelde te leveren hoeveelheid houdt de bevoegde overheid rekening met de toestemming die zij vooraf heeft verleend in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel 10, § 2 om de hoeveelheid grondstof die de producent krachtens § 1 moest leveren, te verminderen. § 3. In geval van een productietekort wordt aangenomen dat de producent-aanvrager van steun niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen met betrekking tot de uit productie genomen, voor de teelt van niet voedingsgewassen bestemde percelen : - als de schriftelijke rechtvaardiging van de producent-aanvrager van steun ter verklaring van het tekort van de geleverde hoeveelheid niet werd aanvaard door de bevoegde Buitendienst; - of als de schriftelijke rechtvaardiging ter verklaring van het tekort van de geleverde hoeveelheid zoals bedoeld in artikel 10, § 1, ontbreekt of na de datum van de oogst bij de bevoegde Buitendienst toekwam; - of als de daadwerkelijk geleverde hoeveelheid kleiner is dan wat vooraf door de bevoegde Buitendienst werd toegestaan in overeenstemming met hetgeen bepaald is in artikel 10.
Bijgevolg worden voor deze percelen de in artikel 32 van verordening (EG) nr. 2419/2001 bedoelde penalisaties toegepast naar rata van de hoeveelheid ontbrekende grondstof die wordt omgerekend naar een oppervlakte die beschouwd wordt als niet teruggevonden.
Art. 12.§ 1. De areaalsteun kan alleen aan de producent-aanvrager van steun worden betaald alvorens de grondstof wordt verwerkt als : 1o de grondstof daadwerkelijk geleverd werd; 2o het originele contract voor niet-voedingsteelten en de oogstaangifte van niet-voedingsteelten tijdig werden ingediend bij de bevoegde Buitendienst; 3o tijdig een afschrift van het contract werd ingediend bij de bevoegde overheid bedoeld in artikel 1, 4o, b) ; 4o de in artikel 1, 4o, c), bedoelde bevoegde overheid het bewijs heeft ontvangen dat de volledige zekerheid door de inzamelaar of de eerste verwerker werd gesteld; 5o de in artikel 1, 4o, b), bedoelde bevoegde overheid zich ervan heeft vergewist : - dat de grondstof wel degelijk is bestemd om te worden verwerkt tot producten die zijn opgenomen in bijlage III bij verordening (EG) nr. 2461/1999; - dat de niet voor voeding bestemde producten die na verwerking worden verkregen een hogere economische waarde hebben dan de voor voeding of vervoedering bestemde producten; die waarde wordt vastgelegd volgens de methode vermeld in artikel 13, § 3, van verordening (EG) nr. 2461/1999; - dat de inzamelaar of de eerste verwerker met wie het contract wordt gesloten, wel degelijk uiterlijk op 15 oktober van het oogstjaar kennis heeft gegeven van de hoeveelheid per soort en type in ontvangst genomen grondstof en van de plaats van levering. § 2. Er wordt geen areaalsteun in de zin van artikel 4, punt 3, van verordening (EEG) nr. 1251/1999 betaald voor braakgelegde gronden waarop suikerbieten, aardperen of cichoreiwortels worden geteeld.
Deze gewassen vallen evenwel onder de toepassing van hetgeen in dit besluit is bepaald.
Art. 13.§ 1. In het geval de grondstoffen niet rechtstreeks door de inzamelaar aan de eerste verwerker geleverd worden, moet de inzamelaar aan de bevoegde overheid binnen 40 werkdagen na de ontvangst van de grondstoffen door de eerste verwerker, de identiteit en het adres van deze laatste evenals van de deelnemers aan de leveringsketen melden.
Elke deelnemer deelt op zijn beurt binnen 40 werkdagen na de levering aan de bevoegde overheid de identiteit en het adres mee van de koper van de grondstof evenals de aan hem verkochte hoeveelheid. § 2. Bij grensoverschrijdend handelsverkeer binnen de Gemeenschap, zowel in het stadium grondstoffen, als tussenproducten, moet een T5-document gebruikt worden, afgeleverd door de bevoegde overheid en dit op de wijze zoals vermeld in de artikelen 17, 18 en 19 van de verordening (EG) nr. 2461/1999.
Hierbij moet de in artikel 1, 4o, b), bedoelde bevoegde overheid vóór het vertrek van de goederen naar een andere lidstaat op de hoogte gebracht worden van de naam en adres van de bestemmeling, de soort en het type product, de hoeveelheid en de maand van levering van het betrokken product. Afdeling 5 - Verwerking van grondstoffen in het bedrijf
Art. 14.§ 1. De producent-aanvrager van steun die op braakgelegde grond graangewassen of koolzaad van GN-code 1205 00 90 teelt en die in zijn eigen bedrijf de geoogste grondstoffen gebruikt als brandstoffen om zijn bedrijf te verwarmen of voor de productie van elektriciteit of biobrandstoffen of die deze grondstoffen verwerkt tot biogas van GN-code 2711 29 00, moet de volgende bepalingen in acht nemen : 1o een verbintenisverklaring indienen die het in artikel 2, § 1, 1o, vermelde contract vervangt waarin hij zich ertoe verbindt om het geheel van de betrokken grondstoffen rechtstreeks te verwerken; 2o zelf de in artikel 5, § 3, bedoelde zekerheid stellen. § 2. De bepalingen van hoofdstuk II zijn mutatis mutandis van toepassing op de producent-aanvrager van steun die zelf verwerker van de grondstoffen in zijn bedrijf is. § 3. Bovendien moet die producent-aanvrager de volgende bepalingen in acht nemen : 1o alle geoogste grondstoffen laten wegen op een erkende snelweger. In geval van gebruik van het gehele gewas, mag het wegen achter vervangen worden door de volumetrische vastlegging van de grondstof, voorzover de producent de Directie controle op de hoogte heeft gebracht van de datums voorzien voor die vastlegging, en dit minstens twee werkdagen daarvoor; 2o de graangewassen en, wat betreft koolzaad, de ruwe olie denatureren, onmiddellijk na verwerking van de grondstof, en dit volgens de door de bevoegde overheid voorgeschreven methode; 3o een specifiek register bijhouden met, o.a., de geoogste, verwerkte en gedenatureerde hoeveelheid grondstoffen. § 4. Het denatureren van de verkregen olie op de boerderij vormt de laatste fase van de verwerking van oliehoudende zaden zoals bedoeld in artikel 7, § 1. HOOFDSTUK III. - Grondstoffen waarvoor geen contract moet worden gesloten
Art. 15.De producent-aanvrager van steun die op uit productie genomen gronden grondstoffen teelt zoals bedoeld in artikel 1, 2o, b), moet bij het Bestuur samen met de in artikel 1, 3o, bedoelde aanvraag om areaalsteun een jaarlijkse aangifte op het door het Bestuur vastgestelde formulier voor "aangifte van niet-voedingsteelten - model 2", indienen waarop met name de volgende gegevens voorkomen : - identificatie en ligging van de percelen waarop de betrokken grondstoffen worden geteeld; - de oppervlakte van elk van die percelen; - voor elk perceel, opgave van de teelt, het jaar van aanleg van de teelt, de duur van de teeltcyclus en de verwachte oogstdata.
Op het in het eerste lid vermelde formulier verbindt de producent-aanvrager zich ertoe dat de betrokken grondstoffen, bij gebruik of verkoop, zullen worden gebruikt voor de in bijlage III bij verordening (EG) nr. 2461/1999 vermelde bestemmingen. HOOFDSTUK IV. - Algemeen
Art. 16.§ 1. De in artikel 1, 2o, bedoelde grondstoffen die op braakgelegde grond worden geteeld, de daarvan afgeleide eind-, bij-, neven- en tussenproducten alsook de grond die wordt gebruikt voor de teelt van deze grondstoffen komen niet in aanmerking voor : - acties die uit hoofde van artikel 1, § 2, punten a) en b), van verordening (EG) nr. 1258/1999 door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds, afdeling garantie, worden gefinancierd; - communautaire steun uit hoofde van hoofdstuk VIII van verordening (EG) nr. 1257/1999, met uitzondering van de steun verleend uit hoofde van beplantingskosten voor snelgroeiende soorten zoals bedoeld in artikel 31, § 3, van genoemde verordening. § 2. Voor braakgelegde grond die voor de teelt van de in artikel 1, § 2, genoemde grondstoffen wordt gebruikt, gelden de bepalingen van hoofdstuk III van verordening (EG) nr. 2316/1999.
De teelt van die grondstoffen wordt echter beschouwd als in overeenstemming met genoemde bepalingen en, in afwijking van artikel 19, § 2, eerste streepje, van verordening (EG) nr 2316/1999, behoeven de betrokken oppervlakten niet vanaf 15 januari uit productie te worden genomen, mits aan de eisen van onderhavig besluit is voldaan. § 3. De producent-aanvrager van steun moet de gewestelijke bepalingen inzake grondbestemming in acht nemen.
Art. 17.Op straffe van verval of nietigheid, moet het beroep tegen een beslissing genomen overeenkomstig de regeling betreffende de steun bedoeld in dit besluit bij aangetekende brief ingediend worden bij het Bestuur binnen de maand na de kennisgeving van de beslissing. Dat beroep sluit niet uit dat eventuele aanvragen om terugbetaling van ten onrechte gestorte worden ingediend.
Art. 18.Het Bestuur is belast met de storting van de areaalsteun alsook met de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen.
Bij ten onrechte gestort bedrag als gevolg van niet-naleving van de verbintenissen en/of van een opzettelijke onregelmatigheid door de producent-aanvrager van steun, wordt dat bedrag vermeerderd met een rente berekend tegen de wettelijke voet.
Ongeacht de door het Bestuur beheerde steunregeling, in geval van ten onrechte gestort bedrag of bijkomende heffing, kan het Bestuur voorzien in een compensatie met elk steunbedrag bedoeld in dit besluit, dat aan de producent-aanvrager van steun verschuldigd is.
Art. 19.De overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
De overtredingen van dit besluit kunnen aanleiding geven tot een administratieve boete, overeenkomstig artikel 8 van voornoemde wet van 28 maart 1975.
De directeur-generaal van het Directoraat-generaal landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, bij afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger, wordt aangewezen als ambtenaar bevoegd om de akten te verrichten en de beslissingen te nemen betreffende de in het vorige lid bedoelde administratieve boeten.
Art. 20.De Inspecteur-generaal van de Afdeling steun aan de landbouw van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, bij afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger, wordt ertoe gemachtigd om de uitgaven betreffende de in dit besluit bedoelde steun vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren.
Art. 21.Het ministerieel besluit van 28 juni 1999 houdende de uitvoeringsbepalingen betreffende het gebruik van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging van niet specifiek voor voeding of veevoeding bestemde producten, wordt opgeheven.
Art. 22.Dit besluit heeft uitwerking vanaf het verkoopseizoen 2002/2003 (oogst 2002).
Art. 23.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 24 juli 2003.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART