gepubliceerd op 21 maart 2019
Besluit van de Waalse Regering tot vastlegging van de regels betreffende de geldelijke valorisatie van vroegere diensten die door de directeurs-generaal, de adjunct-directeurs-generaal en de financieel directeurs in een gemeente, in de openbare en privé-sector werden verricht
24 JANUARI 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot vastlegging van de regels betreffende de geldelijke valorisatie van vroegere diensten die door de directeurs-generaal, de adjunct-directeurs-generaal en de financieel directeurs in een gemeente, in de openbare en privé-sector werden verricht
De Waalse Regering, Gelet op het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, de artikelen L1124-9, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 18 april 2013 en 19 juli 2018 en L1124-35, derde lid, gewijzigd bij het
decreet van 18 april 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
18/04/2013
pub.
22/08/2013
numac
2013204569
bron
waalse overheidsdienst
Decreet houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie
type
decreet
prom.
18/04/2013
pub.
22/08/2013
numac
2013204570
bron
waalse overheidsdienst
Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
sluiten;
Gelet op het verslag van 13 juni 2018, opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op het onderhandelingsprotocol van 13 juli 2018 van het Waals Comité C van de plaatselijke en provinciale openbare diensten;
Gelet op het advies van de "Union des villes et communes de Wallonie" (Unie van de Waalse steden en gemeenten), gegeven op 11 september 2018;
Gelet op het verzoek om advies binnen een termijn van 30 dagen, gericht aan de Raad van State op 26 november 2018, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het gebrek aan adviesverlening binnen die termijn;
Op de voordracht van de Minister van de Plaatselijke Besturen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van de directeurs-generaal, de adjunct-directeurs-generaal en de financieel directeurs in een gemeente, worden de verrichte prestaties in de volgende overheidsdiensten in aanmerking genomen : 1° de diensten van de Europese Unie, van een Lidstaat van de Europese Unie, van Afrika, van de agglomeraties van gemeenten, van de federaties van gemeenten, van de verenigingen van gemeenten, intercommunale diensten en inrichtingen van maatschappelijk welzijn, van de commissies van openbare onderstand, van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, van de openbare kassen van lening of van andere overheidsdiensten, hetzij als beroepsmilitair, hetzij als bezoldigd ambt met volledige of onvolledige prestaties; 2°de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen, als titularis is van een ambt met volledige prestaties of met onvolledige prestaties die door middel van een weddentoelage wordt bezoldigd; 3° de gesubsidieerde diensten van school- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale centra, als titularis is van een ambt met volledige prestaties of met onvolledige prestaties die door middel van een weddentoelage wordt bezoldigd.
Art. 2.Voor de toepassing van artikel 1, wordt verstaan onder : 1° de dienst van de Europese Unie, van één Lidstaat van de Europese Unie;elke niet over rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhangt van de wetgevende, uitvoerende of rechterlijke macht; 2° de dienst van Afrika: elke niet over rechtspersoonlijkheid beschikkende dienst die afhing van het gouvernement van Belgisch-Congo of van het gouvernement van Ruanda-Urundi;3° de andere overheidsdiensten; elke dienst met rechtspersoonlijkheid die ressorteert onder de uitvoerende macht; b) elke dienst met rechtspersoonlijkheid die ressorteerde onder het gouvernement van Belgisch-Kongo of onder het gouvernement van Ruanda-Urundi;c) elke dienst die ressorteert onder een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een agglomeratie of die onder een federatie van gemeenten ressorteerde, alsook elke dienst die onder een inrichting ondergeschikt aan een provincie of een gemeente ressorteert;d) elke andere instelling naar Belgisch recht, die voldoet aan collectieve noodwendigheden van lokaal of algemeen belang, en aan welker oprichting of bijzondere leiding de openbare overheid klaarblijkelijk een overwegend aandeel heeft, alsook elke andere instelling van koloniaal recht die beantwoordde aan dezelfde voorwaarden;4° beroepsmilitairs; de beroepsofficieren, de aanvullingsofficieren en de hulpofficieren; b) de reserveofficieren die vrijwillige prestaties verrichten met uitsluiting van legeroefeningen;c) de beroepsonderofficieren, de tijdelijke onderofficieren en de aanvullingsonderofficieren;d) de militairen met een lagere graad dan die van officier, die dienen op grond van een dienstneming of van een wederdienstneming;e) de aalmoezeniers van het actieve kader en de reserveaalmoezeniers die in vredestijd in dienst worden gehouden om het tijdelijk kader van de aalmoezeniersdienst te vormen;5° de volledige prestaties: de arbeidsprestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volledig in beslag neemt.
Art. 3.De berekening van de geldelijke anciënniteit verworven in de diensten bedoeld in artikel 1 wordt vastgesteld met inachtneming van de volgende beginselen : 1° de diensten die in een ambt met volledige prestaties werden verricht, mogen voor 100 pct.worden medegerekend; 2° de diensten die in een ambt met onvolledige prestaties werden verricht, kunnen worden medegerekend naar rata van het aantal jaren dat zij zouden vertegenwoordigen indien zij zouden zijn verricht in een ambt met volledige prestaties, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het werkelijk aantal wekelijkse arbeidsprestaties is en de noemer het aantal wekelijkse arbeidsprestaties, welke met volledige arbeidsprestaties overeenkomen;3° de diensten worden berekend per kalendermaand;die diensten welke geen volle maand bestrijken, worden niet medegeteld; 4° De duur van de diensten die in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende ambten werden verricht, mag nooit de duur overschrijden van de diensten die tijdens dezelfde periode in een zelfde ambt met volledige arbeidsprestaties zouden zijn verricht.
Art. 4.De dienstverleningen verricht in de privé-sector of de perioden van activiteit als zelfstandige komen ook in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit ten belope van maximum 10 jaar op voorwaarde dat die jaren voor het ambt nuttig zijn.
Deze bepaling is van toepassing op de aanwervingen van directeurs die na de inwerking van dit besluit zijn uitgevoerd.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 29 maart 1995 tot vaststelling van de regels betreffende de geldelijke valorisatie van vroegere diensten die in de overheidssector door de gemeentesecretarissen en de gemeenteontvangers werden verricht, wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van tien dagen die ingaat op de eerste dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 7.De Minister van de Plaatselijke Besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 24 januari 2019.
Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE