Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 13 augustus 2004

Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan La Louvière-Zinnik met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in La Louvière, in het gehucht « Plat Marais », als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (bladen 45/4S en 46/1S)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027109
pub.
13/08/2004
prom.
22/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan La Louvière-Zinnik met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in La Louvière, in het gehucht « Plat Marais », als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (Houdeng-Aimeries en Strépy-Bracquegnies) (bladen 45/4S en 46/1S)


De Waalse Regering, Gelet op het CWATUP (Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium), meer bepaald de artikels 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;

Gelet op het SDER (Gewestelijk Ruimtelijk Ontwikkelingsplan - GROP) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 juli 1987 tot invoering van het gewestplan La Louvière-Zinnik;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot herziening van het gewestplan La Louvière-Zinnik en tot goedkeuring van het voorontwerp tot wijziging van het plan met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte in Le Roeulx (Thieu en Ville-sur-Haine) in het gehucht « Biercée » (bladen 45/4S en 46/1S);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 houdende de goedkeuring van het ontwerp tot herziening van het gewestplan La Louvière-Zinnik, met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte in La Louvière, in het gehucht « Plat Marais », als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (bladen 45/4S en 46/1S);

Gelet op de klachten en bemerkingen die werden geuit tijdens het openbaar onderzoek dat plaatsvond in La Louvière van 15 oktober tot 28 november 2003, met betrekking tot volgende thema's : - het lokaliseringsalternatief van Le Roeulx; - de lokale incompatibiliteit; - de afbakeningsalternatieven; - de aanleg van afzonderingsmarges;

Gelet op het gunstige advies met opmerkingen en voorwaarden, van de gemeenteraad van La Louvière van 15 december 2003;

Gelet op het gunstige advies, met voorwaarden, met betrekking tot de herziening van het gewestplan La Louvière-Zinnik, met het oog op de opneming van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte in La Louvière, in het gehucht « Plat Marais », als uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (bladen 45/4S en 46/1S), uitgebracht door de CRAT (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) op 5 maart 2004;

Gelet op het gunstige advies met aanbevelingen, uitgebracht door de CWEDD (Waalse Milieuraad voor duurzame ontwikkeling), op 4 maart 2004;

Validatie van de effectenstudie Overwegende dat de Regering, in haar besluit van 18 september 2003, van mening is dat de effectenstudie al de nodige elementen bevatte om te oordelen over de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp en deze dan ook als volledig beschouwt;

Overwegende dat de CRAT van mening is dat de effectenstudie van goede kwaliteit is, ook al bespeurt ze bepaalde hiaten en materiële fouten;

Overwegende dat de CWEDD van mening is dat de effectenstudie van bevredigende kwaliteit is, ook al bespeurt hij dat bepaalde elementen ontbreken of onsamenhangend zijn;

Overwegende dat deze bijkomende elementen die de CRAT en de CWEDD aanhalen, geen deel uitmaken van de inhoud van de effectenstudie zoals bepaald is door artikel 42 van het CWATUP en door het bijzonder bestek; dat het gegeven dat ze ontbreken niet van die aard is om de Regering te beletten met kennis van zaken uitspraak te doen over de afstemming en de opportuniteit van het ontwerp;

Overwegende dat akte wordt genomen van de materiële fouten die geen invloed hebben op de inhoud van de studie;

Overwegende bijgevolg dat de effectenstudie beantwoordt aan het bepaalde van artikel 42 van het CWATUP en van het bestek; dat de Regering voldoende voorgelicht is om met kennis van zaken uitspraak te kunnen doen;

Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat de Regering zich tot doel stelde om, op korte termijn, te voldoen aan de behoeften aan benodigde ruimte voor de economische activiteit, tegen 2010;

Overwegende dat, op basis van een rapport dat het DGEE (Directoraat Energie en Leefmilieu) opstelde en van de analyse die ze er van maakte, de Regering, met haar besluit van 18 oktober 2002, van mening was dat het grondgebied van de Intercommunale de développement économique et d'aménagement (IDEA) in drie subruimtes diende opgesplitst : Bergen-Borinage, Centrum en Noord-Oost; dat ze van mening was dat voor de regio Centrum van het grondgebied van de IDEA, het referentiegebied voor huidig besluit, de globale behoeften aan terreinen voor de economische activiteit kunnen geraamd worden op zowat 35 hectare bruto-oppervlakte (met de nodige oppervlaktes voor de technische uitrusting van de zone), die ze voornemens is als bedrijfsruimte op te nemen;

Overwegende dat de effectenstudie deze analyse niet in vraag stelt, ook al schat ze de behoeften iets hoger in : zowel de pertinentie van de afbakening van het referentiegebied als het bestaan van de socio-economische behoeften van dit grondgebied, binnen de tijdspanne die de Regering bepaalde, worden bevestigd;

Overwegende dat de CRAT zich bij deze analyse aansluit; dat ze, inzake het ontwerp van Plat Marais, ook al meent ze dat dit ruim over de oorspronkelijke marges gaat gezien het meer dan 60 hectare omvat, beklemtoont dat het het voordeel biedt dat het zich inpast in het deel van het grondgebied van de agglomeratie van La Louvière dat het sterkst verstedelijkt is, terwijl de in het voorontwerp aangemerkte site, « Bierrée », ingreep op een uitgestrekt stuk landbouwgebied in de agro-geografische zone van het Brabants leemplateau;

Validatie van het ontwerp Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 gegrond was op de overweging dat het ontwerp de enige mogelijkheid bood om een mouw te passen aan de verzadiging van het park van Strépy-Bracquenies, daar het onmogelijk is om het verzadigde park van Le Roeulx uit te breiden, gezien de SDWE-waterwinningsbieden (Waalse watermaatschappij); dat een evenwicht diende gezocht tussen het streven naar een verdichting van het bebouwde weefsel en het voornemen om meer dynamiek te brengen in dit deel van Henegouwen door de vestiging van een gemengde bedrijfsruimte, die de economische ontwikkeling kan aanzwengelen;

Overwegende dat de effectenstudie de optie van het voorontwerp van plan voor wijziging, dat de opneming van een bedrijfsruimte in het referentiegebied beoogt, voornamelijk ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen hoofdzakelijk uit de tertiaire sector, gegrond achtte;

Overwegende dat de CRAT en de CWEDD dit ontwerp eveneens valideren; dat, gezien de keuze van de Regering om een lokaliseringsalternatief dat de auteur van de effectenstudie suggereerde, in aanmerking te nemen, zoals hierna wordt verantwoordt, zij daarbij voorstellen om, naast de gemengde bedrijfsruimte, een industriële bedrijfsruimte langs het kanaal op te nemen; dat zij menen dat het jammer zou zijn om geen gebruik te maken van de waterloop aan de noordwestelijke rand van de site;

Overwegende echter, dat uit de feitelijke situatie technische incompatibiliteiten blijken met de uitvoering van de industriële zone aan de zuidrand van het kanaal : - het terrein is lager gelegen dan de kanaaloevers; - deze zijn niet voorzien van kades die de industriële exploitatie van de terreinen die aan het kanaal liggen, mogelijk maken; - bovendien loopt een RAVeL-circuit langs het water, dat de toegang van de site tot de waterloop belemmert; - het ontwerp zoals de auteur van de effectenstudie het uittekende, neemt het kanaal niet op en laat tussen de zone en het kanaal een strook grond die als landbouwgebied ingekleurd is;

Overwegende dat de Regering zich zodoende niet bij dit voorstel aansluit;

Overwegende dat de CRAT tevens de opneming voorstelt van een gebied van openbare dienstverlening en gemeenschapsvoorzieningen teneinde de uitbreiding van het kerkhof mogelijk te maken en afwijkingen te vermijden als de omtrek van de bedrijfsruimte als zodanig werd behouden; dat ze echter meent dat ze niet in staat is, op basis van de klacht die deze uitbreiding voorstelt, om te bepalen waar dit zou moeten komen; dat bovendien deze problematiek geen deel uitmaakt van huidig ontwerp en kan beoordeeld en opgelost worden door andere geschikte procedures die het CWATUP voorziet;

Overwegende dat de Regering zich zodoende niet bij dit voorstel aansluit;

Onderzoek van de lokaliseringsalternatieven Overwegende dat, overeenkomstig artikel 42, lid 2, 5° van het Waals Wetboek en het bijzonder bestek, de effectenstudie alternatieven heeft gezocht; dat deze alternatieven betrekking kunnen hebben op de lokalisering, de afbakening of ook de uitvoering van het in het ontwerpgewestplan op te nemen gebied;

Overwegende dat aldus een lokaliseringsalternatief voor het voorontwerp werd uitgelicht en bestudeerd; dat het gaat om de opneming van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte in het gehucht « Plat Marais » op het grondgebied van de gemeente La Louvière;

Overwegende dat dit alternatief enkele kleine nadelen heeft : - de uithoek van de site bestaat uit een plateau dat tot 120 meter hoog gaat. Het maximale hoogteverschil bedraagt echter slechts 15 meter; - op minder dan 500 meter van het gebied is een beschermde site gelegen (het historisch centrumkanaal). Het ontwerp zal echter geen grote invloed op het uitzicht hebben; - er vallen niet te verwaarlozen landschappelijke effecten en geluidsoverlast te verwachten voor de woningen ten zuiden en zuidwesten van de site, en tevens voor de RAVEL die er langs loopt.

Deze zijn echter niet aanzienlijk groter dan de invloed die de woningen aan de chaussée de Mons zouden ondergaan, de omwonenden die bij het voorontwerp zouden betrokken zijn; - de site beslaat een grotere oppervlakte dan het voorontwerp, met een bodem van een goede agronomische kwaliteit (51 hectare, of dus 19 hectare meer dan het voorontwerp). Maar ze grijpt niet in op een uitgestrekt stuk landbouwgebied zoals de agro-geografische zone van het Brabants leemplateau in het voorontwerp;

Overwegende bovendien dat het alternatief daarentegen aanzienlijke voordelen biedt : - La Louvière is een pool van het SDER (GROP); de site kadert volledig in de gewenste oriëntaties van de ruimtelijke structuur op termijn; - het beantwoordt beter aan de geraamde socio-economische behoeften en draagt bij tot de stadsinbreiding; - de site grenst aan de zone van Strépy-Bracquenies; - er werd geen enkel overstromingsgebied op de site aangemerkt; - het leidt enkel tot de afbraak van milieus van geringe biologische kwaliteit en er werd geen enkel bescherm- of bewaargebied, noch enige beschermde soort gemeld; - de totale kosten voor de inrichting van het gebied liggen inderdaad hoger dan voor het voorontwerp, maar de kosten per bebouwbare hectare voor de aanleg zijn omzeggens gelijk;

Overwegende dat reclamanten zich kanten tegen het ontwerp van « Plat Marais » ten opzichte van het ontwerp van Le Roeulx om verschillende redenen (kosten voor de gemeenschap, geluidshinder en visuele hinder, toegankelijkheid tot de snelweg, waterwinningspreventie, beschermde sites, afvoer van het afvloeiingswater);

Overwegende dat de CRAT zich aansluit bij de keuze van het lokaliseringsalternatief van Plat Marais; dat ze van mening is, inzake de ruimtelijke ordening, dat de site « Plat Marais » meer samenhang vertoont dan de site in het gehucht « Biercée » in Le Roeulx;

Overwegende dat de CWEDD ook meent dat dit lokaliseringsalternatief de beste oplossing is voor de opneming van een bedrijfsruimte van het regionale type; dat hij meent dat dit beter beantwoordt aan het principe dat het SDER bepaalde (La Louvière is een ankerpunt op een eurocorridor en wordt beschouwd als een ontwikkelingspool) en minder knelpunten vertoont dan de site van Le Roeulx;

Overwegende, bijgevolg, dat de lokalisering die de auteur van de effectenstudie, de CRAT en de CWEDD voorstaan, het best geschikt is om te voldoen aan de doelstellingen van de Regering;

Overwegingen met betrekking tot de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen, een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan met betrekking tot de herzieningsprocedure en algemene aanbevelingen met betrekking tot de eventuele uitvoering van de ontwerpen;

Overwegende dat hij, allereerst, meent dat de evaluatie inzake de uitvoering van het prioritaire plan enkel relevant zal zijn als de uitbouw van de infrastructuren gekoppeld wordt aan de voorwaarde van een nieuwe beoordeling van de gevolgen die eigen zijn aan de groepering van bedrijven; dat hij vraagt om, bij de vestiging van de vestigingen, een milieubeoordeling uit te voeren, per fase van ingebruikname van het activiteitengebied, met het oog op een algemeen overzicht;

Overwegende dat het CCUE (Stedenbouwkundig en Milieubestek), waarvan de opstelling wordt opgelegd door het artikel 31bis van het CWATUP, maximaal tien jaar geldig zal zijn; dat de hernieuwing noodzakelijkerwijze een nieuw onderzoek van de situatie zal inhouden en het mogelijk zal maken om de bepalingen aan te passen aan de evolutie die op het terrein zal vastgesteld worden en aan de bijkomende gegevens die in tussentijd werden verzameld; dat desgevallend, dit vernieuwd onderzoek de gelegenheid zal zijn om de procedures voor herbestemming of bestemmingswijziging die aangewezen lijken, in te zetten; dat deze procedure het dus mogelijk zal maken om ruimschoots tegemoet te komen aan de suggestie van de CWEDD;

Overwegende dat, vervolgens, de CWEDD herinnert aan zijn aanbevelingen betreffende de relaties tussen mobiliteit, vervoer en ruimtelijke ordening; dat hij verheugd is over de verplichting, door middel van het CCUE, om mobiliteitsplannen op te maken die het mogelijk zullen maken om het gebruik van zachte vervoersvormen en van het openbaar vervoer te bevorderen; dat hij aandringt op een beveiligd verkeer van voetgangers en fietsers in de nieuwe bedrijfsruimtes;

Overwegende dat deze suggestie gepast lijkt; dat dient opgelegd dat deze beveiliging deel uitmaakt van de verplichtingen die het CCUE zal moeten bevatten;

Overwegende dat, voor het overige, de wens dat de nieuwe bedrijfsruimte wordt bediend door het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het beleid dat de Regering voert; dat het net van de Waalse TEC-maatschappijen zodanig georganiseerd is dat de belangrijkste plaatsen van het grondgebied die verkeer in de hand werken, worden aangedaan en dat, gezien dit voornamelijk over de weg gebeurt, het vlot aan te passen is naargelang van de evolutie van de lokaties die verkeersstromen in de hand werken, zonder investeringen van betekenis; dat, anderzijds, gezien de structurele kosten, de spoorweg enkel voor lange afstanden en grote volumes een pertinente oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen; dat, zodoende, voor de meeste individuele vervoerbehoeften van de KMO's, die zich zullen vestigen in de nieuwe aangelegde bedrijfsruimtes, de spoorweg enkel kan gebruikt worden in combinatie met andere vervoermiddelen, die voornamelijk over de weg gaan; dat het dus aan de hand van een intermodaal spoor-wegvervoer is, dat wordt opgenomen in de door de CCUE's opgelegde mobiliteitsplannen, dat de doelstellingen van duurzame mobiliteit die de CWEDD vastlegde, zullen gehaald kunnen worden;

Bijzondere overwegingen Overwegende dat dient rekening gehouden met volgende bijzondere elementen : - Aantasting van de natuur, het erfgoed en het landschap en hinder In het besluit van 18 oktober 2002 meende de Regering dat de planherziening geen aantasting betekende : - van een element dat beschermd is door de wetgeving op het natuurbehoud, - noch van een geklasseerd element van het cultureel onroerend erfgoed, - noch van een winningsvoorkomingsgebied.

De effectenstudie vestigt de aandacht op de significante landschappelijke invloed voor de woningen aan de rue Pavé du Roeulx, de rue des Pavillons, Plat Marais, des Sports en Bois de Breucq, evenals voor de personen die het kerkhof bezoeken, en voor de gebruikers van het RaVEL-circuit langs het Centrumkanaal.

De reclamanten stellen de hinder aan de kaak die het ontwerp zal veroorzaken : visuele en geluidshinder voor de nabije woningen die al hinder ondervonden van grootscheepse werken sinds 20 jaar. Bepaalde reclamanten vragen de aanleg van een afzonderingsmarge van de Cité des Papillons. De reclamanten stellen ook aan de kaak dat de alternatieve site van Le Roeulx geen enkele hinder zou veroorzaken gezien er geen omwonenden in de buurt zijn.

Andere reclamanten wijzen er op dat het ontwerp twee beschermde sites zou aantasten, waarvan 1 (de lift °3) deel uitmaakt van het werelderfgoed van de UNESCO. Allereerst dient genoteerd dat de site aan de ene kant langs het kanaal loopt, waarvan de andere oever al bestemd is voor economische activiteiten, en aan de andere kant langs de RN 55, wat weinig aantrekkelijk is voor vrijetijdsbesteding, volgens de auteur van de effectenstudie.

Betreffende de liften van Strépy-Thieu, die de UNESCO klasseerde als werelderfgoed voor de mensheid, noteert de Regering de uiteenlopende adviezen van de CWEDD en van de CRAT; dat de CRAT, die verwijst naar de effectenstudie, oordeelt dat « het landschap van het geklasseerd monument van Lift 3 van het oude Centrumkanaal in Strépy-Bracquegories geen wijziging zal ondergaan »; dat de CWEDD daarentegen meent dat « de ontwerpsite zichtbaar zal zijn van af de lift »;

Overwegende dat de Regering geloof hecht aan de stellingen van de effectenstudie en besluit dat, zo de site zichtbaar zou zijn vanaf de Lift n° 3, ze er niettemin voldoende ver vandaan ligt om deze niet aan te tasten.

Betreffende de visuele, de landschappelijke en de geluidshinder zou de CWEDD het aangewezen achten dat het OOSTELIJK gedeelte van de zone, onder de berm van 110m, uitsluitend voorbehouden wordt voor bebossing zodat het kan blijven bijdragen tot de nabijgelegen landschapsomtrek en het landschap van de omwonenden kan verbeteren.

De CRAT meent dat het Stedenbouwkundig en Milieubestek (CCUE) de meest geschikte afzonderingsvoorzieningen moet bepalen om de dichtstbijgelegen woonzones te beschermen, zowel voor Strépy-Bracquegnies als voor Houdeng-Aimeries. Ze stelt voor om de lawaaierigste bedrijven zo ver mogelijk van de bewoonde gebieden te vestigen.

Artikel 30 van het Waals Wetboek legt de aanleg van afzonderingsmarges of -voorzieningen voor om de, al of niet bebouwde, buurt voldoende te beschermen tegen, onder meer visuele invloed, van de ontwerpzone.

Het CCUE, dat zal opgesteld worden in uitvoering van artikel 31 bis van het CWATUP zal de geschikte oplossingen aanreiken om het gebied nog sterker af te zonderen en de, al of niet bebouwde, buurt voldoende te beschermen tegen de, onder meer visuele, invloed van het ontwerpgebied. Zoals de CRAT en de CWEDD suggereren, zullen de aanbevelingen van de effectenstudie in dat opzicht worden geanalyseerd en fijngesteld. - Toegankelijkheid De CRAT meent dat de toegankelijkheid van de site vanaf de verkeerswisselaar van de snelweg zodanig moet bestudeerd worden dat het transportverkeer door geen enkele bewoonde zone gaat.

De CWEDD stelt de problemen aan de kaak die zich in verband met de toegankelijkheid kunnen stellen voor de vrachtwagens die de snelweg op willen.

Het CCUE zal de geschiktste wijze bestuderen teneinde de verkeersproblemen in en buiten de site op te lossen, die het extra verkeer door de vestiging van de bedrijfsruimte opvangt zonder door woongebied te gaan, en rekening houdend met de aanbevelingen van de CRAT. - Waterstelsel Reclamanten klagen de overstromingsrisico's aan die verband houden met de afvloei van het water, en vestigen er de aandacht op dat bepaalde woningen gelegen zijn aan de beken die moeten dienen om het water af te voeren, in ingebedde zones.

De CRAT, die verwijst naar de effectenstudie, meent nochtans dat de afvoer van de hele site via het bestaande net kan gebeuren, gezien de kenmerken in kwestie. Ze wijst toch op het voorstel van de auteur om een stormbekken aan te leggen om pieksituaties op te vangen.

Bepaalde reclamanten wezen ook op het bestaan van winningsvoorkomingsgebieden in de klachten.

De CRAT stelt echter vast dat, volgens de effectenstudie, de twee winningsgebieden van categorie B zich op ongeveer 2 km van het ontwerp bevinden. Maar het ontwerpgebied omvat geen enkel preventiegebied.

De CWEDD wenst tevens dat de mogelijkheden zouden bekeken worden die het kanaal langs de site biedt : - het zou kunnen gebruikt worden door de hulpdiensten of voor andere toepassingen die geen drinkwater vereisen; - het afvloeiingswater zou er ook rechtstreeks in geloosd kunnen worden.

Het CCUE zal deze mogelijkheden bestuderen. - Fysieke dwingende voorwaarde De effectenstudie merkte het volgende aan : - de aanwezigheid van klei in de ondergrond zou de constructies onstabiel kunnen maken; - de afhellende zones zouden grote risico's van instabiliteit kunnen inhouden.

De studie besluit echter dat deze dwingende voorwaarden de bebouwbaarheid van het gebied niet in vraag stellen.

De CRAT sluit zich bij deze analyse aan.

De CWEDD beklemtoonde ook de aanwezigheid van oude mijnputten.

Bijgevolg legt de Regering, zoals eerder al in het besluit van 18 september 2003, de bepaling van de geschikte zones op in het CCUE dat de operator moet opmaken. - Nutsvoorzieningen De CWEDD merkte op dat twee hoogspanningslijnen door de site lopen.

Deze elementen stellen het ontwerp echter niet in vraag. De nodige voorzorgen met het oog op de compatibiliteit tussen deze installaties en de bedrijven die zich op de site zullen vestigen, worden bepaald door het CCUE en bij de aflevering van de stedenbouwkundige vergunningen. - Invloed op de landbouwfunctie De CRAT herinnert aan de belangrijkste cijfergegevens van de effectenstudie en beveelt een fasering aan van de uitvoering van de zone, gezien de betrokken oppervlakte.

De CWEDD vraagt in zijn algemene overwegingen ook dat de landbouwers zouden opgevolgd worden tijdens de uitvoering van de bedrijfsruimte op de gronden die zij exploiteren.

Het hele prioritaire plan voor een bedrijfsruimte (ZAE) zal leiden tot de bestemming, als bedrijfsruimte, van maximaal 1200 hectare, waarvan een beduidend gedeelte momenteel als landbouwgebied ingekleurd is, of ongeveer 1,5 per duizend van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waals Gewest (volgens de gegevens die het DGA (Directoraat-Generaal Landbouw) publiceerde, 756.567 hectare in 2002, het laatste jaar waarvoor de cijfers beschikbaar zijn). Rekening houdend met de benodigde tijd voor de uitvoering van deze nieuwe bestemmingen en met de fasering die de CCUE's opleggen, kan worden geraamd dat dit proces voor de bestemmingswijziging zich over een tiental jaren zal spreiden.

Het verlies van deze oppervlaktes kan dus slechts een zeer marginale invloed hebben op de landbouwexploitatie, op regionaal niveau gezien.

Eerst en vooral, rekening houdend met de verhoging van de landbouwproductiviteit, zal het verlies aan landbouwgronden ruim gecompenseerd worden : Inter-Environnement-Wallonie en de CRAT geven wel aan dat het verlies aan landbouwgronden de graanproductie met ongeveer 7.800 ton zou verminderen, maar anderzijds blijkt dat de productiviteitsstijging (volgens het DGA een gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) zodanig is dat, gezien het aantal hectare dat voor deze teelt in het Gewest bestemd is (190.000), de productiviteitsstijging (190.000 ton op tien jaar) zowat 2,5 keer het aangeklaagde verlies zou moeten bedragen.

Vervolgens, zo een negatieve invloed van bepaalde wijzigingen van het gewestplan op welbepaalde exploitaties te vrezen valt, dient een parallel getrokken te worden tussen het verlies aan gronden dat ze zullen lijden, en de oppervlakte aan landbouwgronden die elk jaar onroerend goed worden, namelijk 9.000 hectare.

Zoals voormeld, zou de uitvoering van het Prioritaire ZAE-plan gedurende 10 jaar ongeveer 120 hectare per jaar moeten onttrekken aan de landbouwexploitatie. De compensatie van deze verliezen voor de betrokken landbouwers zal dus slechts 1,3 % van alle jaarlijkse eigendomsovergang van landbouwgronden vertegenwoordigen, wat trouwens kadert in een algemene context van groepering van de geëxploiteerde gronden tot grotere gehelen.

Bijgevolg kan gesteld worden dat de landbouwers die nadelen ondervinden van de gewestplanwijzigingen, gronden zullen kunnen vinden om te voldoen aan de behoeften van hun exploitaties.

Ook al zullen deze, misschien, niet dezelfde kenmerken vertonen, inzake exploitatiefaciliteiten met name, toch zouden ze mogelijk moeten maken dat een groot aantal exploitaties, in aanvaardbare omstandigheden, kunnen overleven. Het saldo van de geleden schade zal gecompenseerd worden door de onteigeningsvergoedingen.

Het CCUE zal, met name aan de hand van een fasering van de ingebruikname van de zone, de gepaste maatregelen bepalen om deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregel is bedoeld om de voornoemde doelstellingen van de CWEDD in te vullen.

De regering legt dus op dat het CCUE de geschikte oplossingen (onder meer met fasering) aanreikt opdat de landbouwexploitanten hun activiteiten kunnen voortzetten, op een compatibele manier met de uitvoering van het gebied. - Windmolenpark De CWEDD richt de schijnwerper op het project voor de plaatsing van windmolens op de site. Hij meent dat de twee projecten niet onverzoenbaar zijn maar dat er een gepaste inrichting moet bij horen, vooral als de kade wordt aangelegd.

De Regering legt dus op dat het CCUE de voorwaarden voor de compatibiliteit van de geplande projecten vastlegt.

Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, §1, lid 2, 3° van het CWATUP voorziet dat de opneming van een nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met de herbestemming van SAED (afgedankte bedrijfsruimtes), of de invoering van andere maatregelen om het milieu te beschermen, of een combinatie van deze twee begeleidende vormen;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen, enerzijds moeten geënt zijn op de intrinsieke milieukwaliteit van de perimeter die voor bebouwing bestemd is, en anderzijds, op de objectieve inbreng van deze begeleidende maatregelen;

Overwegende dat het herstel van afgedankte bedrijfsruimtes een groot deel blijft innemen van deze milieugerichte begeleidende maatregelen;

Overwegende dat de Regering, in het kader van de begeleidende maatregelen bij de huidige gewestplanherziening, de herbestemming van een aantal afgedankte bedrijfsruimtes in aanmerking neemt;

Overwegende dat, in de beoordeling van de verhouding tussen de begeleidende maatregelen en de ontwerpen voor de opneming van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is om rekening te houden met, enerzijds de verschillende impact van het herstel van de afgedankte bedrijfsruimtes naargelang van hun ligging en hun vervuiling, en anderzijds met de invloed op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die wisselt naargelang van de kenmerken en van de ligging; dat aldus blijkt dat, met naleving van het evenredigheidsbeginsel, een ingrijpende renovatie zwaarder moet wegen dan het herstel van een minder vervuilde site, dat de invloed van milieuvriendelijke maatregelen moet beoordeeld worden op basis van het effect dat er redelijkerwijze kan van verwacht worden en dat deze maatregelen van meer of minder belang moeten zijn naarmate de aanleg van de nieuwe zone aanzienlijke of minder aanzienlijke gevolgen heeft voor zijn omgeving;

Overwegende dat in dit geval, bij gebrek aan de elementen die het mogelijk maken om objectief inzicht te bieden in de factoren die het mogelijk maken om dit gewicht en deze invloed volledig te beoordelen, de Regering het opportuun acht, zowel om zeker de voorschriften van het artikel 46, §1, lid 2, 3° van het CWATUP na te leven als in het raam van haar bekommernis om zoveel als redelijk mogelijk is, de voorkeur te geven aan de herbestemming van afgedankte bedrijfsruimtes, om deze tekst strikt te interpreteren en een sleutel te hanteren die bij benadering overeenkomt met een m2 herbestemming van een SAED voor een m2 niet voor bewoning bestemde ruimte, die voortaan bestemd wordt voor economische activiteiten (evenwel met aftrek van de vroeger voor de economische activiteit bestemde oppervlaktes en die opnieuw geklasseerd zijn als niet voor bewoning bestemde gebieden );

Overwegende dat de begeleiding die voorzien is door artikel 46, §1, lid 2, 3° van de CWATUP op regionaal niveau kan beoordeeld worden; dat daar huidig ontwerp kadert in een prioritair plan om het hele Gewest te voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteiten, voornoemde sleutel dus globaal kan toegepast worden, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen alle oppervlaktes die onttrokken zijn aan gebieden die niet voor bewoning bestemd zijn om voor de economische activiteit bestemd te worden (evenwel met aftrek van de vroeger voor de economische activiteit bestemde zones die opnieuw werden geklasseerd als gebieden die niet voor bebouwing bestemd zijn), enerzijds, en het geheel van de herbestemde SAED, anderzijds;

Overwegende echter dat, in een streven naar billijke geografische spreiding, het opportuun lijkt, gezien de nieuwe ruimtes die het prioritair plan bestemt voor de economische activiteit over het grondgebied van het hele Gewest gespreid zijn, om erover te waken dat de SAED ook evenwichtig gespreid zijn;

Overwegende dat, om deze doelstelling in te vullen, het Gewest ingedeeld werd in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren; dat huidig ontwerp dus in een geheel van ontwerpen werd opgenomen (Hélécine - Geldenaken - Orp-Jauche, Nijvel, Tubeke, Bergen - Vieille-Haine, Zinnik - 's Gravenbrakel en Pont-à-Celles - Viesville - Luttre);

Overwegende dat, als begeleidende maatregel, de Regering beslist om rekening te houden met de herbestemming van volgende sites : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een minstens gelijkaardige oppervlakte beslaan;

Overwegende dat, inzake de milieubeschermende maatregelen, zoals de CWEDD beklemtoonde, het artikel 46, §1, lid 2, 3° van het CWATUP niet mogelijk maakt om de beschermende maatregelen op te nemen die opgelegd zijn in toepassing van het CWATUP, of van een andere vigerende reglementering; dat de Regering er niettemin op staat om te benadrukken dat, in een streven om het milieu te beschermen, ze, gelijklopend met de uitvoering van het prioritaire plan waarin huidig besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, dat oplegt dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard moet gaan met een CCUE dat instaat voor de compatibiliteit van het gebied met zijn omgeving;

Overwegende dat, in huidig geval, het CCUE zal aangevuld worden met specifieke maatregelen, die verder gaan dan het bepaalde van het artikel 31bis van het CWATUP en haar omzendbrief van 29 januari 2004, om borg te staan voor een betere bescherming van het milieu : dat deze specifieke maatregelen beschouwd moeten worden als milieuvriendelijke maatregelen, die de maatregelen voor de herbestemming van afgedankte bedrijfsruimtes aanvullen, in toepassing van artikel 46, §1, lid 2, 3°, van het CWATUP;

Overwegende dat aldus ruimschoots is voldaan aan de verplichting die dit artikel oplegt;

CCUE Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, een CCUE zal opgemaakt worden voorafgaand aan de uitvoering van het gebied, volgens de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004;

Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen, een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan inzake de eventuele uitvoering van de ontwerpen, op het gebied van het beheer van het water, van de lucht, van het afval, van het grondverzet, van de opvolging van de landbouwexploitaties die bij deze ontwerpen betrokken zijn, van de mobiliteit en de toegankelijkheid, van de landschappelijke integratie en van de integratie van de beplanting;

Overwegende dat de Regering ruim vooruitliep op deze aanbevelingen, eerst met het voorstel aan het Parlement om het artikel 31bis van het CWATUP goed te keuren, dat voorziet dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp van een CCUE uitmaken, en vervolgens met de bepaling van de inhoud van dit CCUE, met de omzendbrief die ze op 29 januari 2004 goedkeurde;

Overwegende dat bepaalde aanbevelingen die de CWEDD deed, verdere details aanbrengen die relevant lijken, ofwel algemeen, ofwel voor huidig ontwerp, naargelang van de net beschreven kenmerken; dat de opsteller van het CCUE ze er in zal moeten verwerken;

Overwegende dat, bijgevolg, het CCUE in elk geval alle hierna vernoemde elementen zal moeten bevatten : - de maatregelen voor een gepaste behandeling van het waterbeheer, in het bijzonder van het afvalwater; - de mogelijkheden die het kanaal langs de site biedt voor de hulpdiensten of voor andere toepassingen die geen drinkwater vereisen; - de mogelijkheid om het afvloeiingswater rechtstreeks in het kanaal te lozen; - een plan voor de geleidelijke ingebruikname van de zone, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - de maatregelen in verband met de mobiliteit, in en buiten de zone, van de goederen en personen, met inbegrip van de beveiliging van de ruimtes die voorbehouden zijn voor het fiets- en voetgangersverkeer; - de nodige voorzorgen met het oog op de compatibiliteit tussen installaties van de hoogspanningslijn en de bedrijven die zich op de site zullen vestigen; - de maatregelen voor de afzondering van het gebied; - de controle van de geotechnische capaciteit van de bodem en van de ondergrond.

Conclusie Overwegende dat uit al deze ontwikkelingen blijkt dat huidig ontwerp het best geschikt is om, in naleving van de doelstellingen van artikel 1 van het Waalse Wetboek Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, te voldoen aan de behoeften aan ruimtes voor de economische activiteit, op het betrokken referentiegebied;

Na beraadslaging;

Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :

Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan La Louvière-Zinnik goed, die bestaat uit de opneming, op het grondgebied van de gemeente La Louvière in het gehucht « Plat Marais » (bladen 45/4S en 46/1S); - van een gemengde bedrijfsruimte

Art. 2.Het volgend bijkomend voorschrift, onder *R 1.1, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte die bij huidig besluit in het plan opgenomen is : « De vestiging van kleinhandelszaken en diensten aan de bevolking is niet toegelaten in het gebied onder *R 1.1, behalve zo deze bij de in het gebied toegelaten activiteiten horen ».

Art. 3.De herziening wordt goedgekeurd overeenkomstig het plan in bijlage.

Art. 4.Het CCUE, opgesteld volgens artikel 31bis van het CWATUP, omvat in elk geval volgende elementen : - de maatregelen voor een gepaste behandeling van het waterbeheer, in het bijzonder van het afvalwater; - de mogelijkheden die het kanaal langs de site biedt voor de hulpdiensten of voor andere toepassingen die geen drinkwater vereisen; - de mogelijkheid om het afvloeiingswater rechtstreeks in het kanaal te lozen; - een plan voor de geleidelijke ingebruikname van de zone, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - de maatregelen in verband met de mobiliteit, in en buiten de zone, van de goederen en personen, met inbegrip van de beveiliging van de ruimtes die voorbehouden zijn voor het fiets- en voetgangersverkeer; - de nodige voorzorgen met het oog op de compatibiliteit tussen installaties van de hoogspanningslijn en de bedrijven die zich op de site zullen vestigen; - de maatregelen voor de afzondering van het gebied; - de controle van de geotechnische capaciteit van de bodem en van de ondergrond.

Art. 5.De Minister van Ruimtelijke Ordening wordt belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Namen, op 22 april 2004.

De Minister- President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.

Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.

^