Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 21 oktober 2004
gepubliceerd op 24 november 2004

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004203507
pub.
24/11/2004
prom.
21/10/2004
ELI
eli/besluit/2004/10/21/2004203507/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 OKTOBER 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid, inzonderheid op de artikelen 3, derde lid, 4, eerste lid, 16, § 3, 18, § 1, derde lid en § 3, en 26;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 19 december 1991 tot bepaling van de voorwaarden tot toekenning en de percentages der subsidies voor de aanleg en de uitrusting van terreinen en gebouwen bestemd voor de industrie, het ambachtswezen of diensten of andere begeleidingsinfrastructuren voor investeerders, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 27 september 2001 en 10 januari 2002;

Gelet op het advies van de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) nr. AV 1110, gegeven op 15 oktober 2002;

Gelet op het advies nr. A 686 van de « Conseil économique et social de la Région wallonne » (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest) aangenomen op 21 oktober 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 augustus 2002 en 27 april 2004;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 25 september 2003 en 29 april 2004;

Gelet op het advies nr. 37.119/2, van de Raad van State, uitgebracht op 18 mei 2004, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals vervangen door de wet van 2 april 2003;

Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° « decreet » : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid;2° « Minister » : de Minister bevoegd voor de Ontsluitingsinfrastructuur voor Economische Bedrijvigheid;3° « leidend ambtenaar » : de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling of één van de ambtenaren bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 22 april 1999 betreffende de opdracht van bevoegdheden eigen aan het Ministerie van het Waalse Gewest, namelijk : de inspecteur-generaal, de directeur, de eerste attaché of attaché van dit Directoraat-generaal rekening houdend met de regels inzake afwezigheid of verhindering bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit;4° « comité » : het comité voor de aankoop van onroerende goederen, bevoegd voor het grondgebied, ingericht bij de Federale Overheidsdienst Financiën;5° « onteigenende overheid » : het Gewest, de gemeente of de intercommunale bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet;6° « maatschappij » : de maatschappij in de zin van artikel 1, 3°, van het decreet;7° « vereniging » : de vereniging tussen één of meerdere gemeenten of tussen één of meerdere intercommunales of tussen de maatschappij en de natuurlijke of de rechtspersoon (en) bedoeld in artikel 18 van het decreet;8° « operator » : de gemeente, de intercommunale, de maatschappij of de vereniging;9° « de erkenningsomtrek » : ruimten die recht geven op subsidies en afgebakend zijn overeenkomstig de artikelen 13 tot 16 van dit besluit waar bedrijfsactiviteiten tot stand dienen te komen, om hun vestiging te bevorderen of de uitbreiding van bestaande activiteiten mogelijk te maken;10° « CWATUP » : « Code wallon de l'Aménagement du Territoire, de l'Urbanisme et du Patrimoine » (Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium). HOOFDSTUK II. - Onteigeningsaanvraag

Art. 2.De onteigenende overheid richt een aanvraag aan de leidende ambtenaar in negen exemplaren. Deze aanvraag bevat de volgende gegevens : 1° een motivatienota waarin het openbaar nut van de onteigening van de gebouwen bedoeld in artikel 2 van het decreet gerechtvaardigd wordt;2° een onteigeningsplan met : a) de omtrek van de betrokken panden;b) de identiteitsopgave van de eigenaars en de oppervlakte van hun goed, opgemaakt volgens de aanwijzingen van het kadaster;c) de erkenningsomtrek bedoeld in artikel 13.3° een overzicht van de feitelijke toestand die het volgende insluit : a) een cartografische schets op een topografische achtergrond met aangepaste schaal van de gebouwen en hun onmiddellijke omgeving met volgende vermeldingen : - de aard van het grondgebruik; - de landschapsstructuur met inbegrip van de wegen alsook de bomen en hagen bedoeld in artikel 84, § 1, 10° en 11°, van de CWATUP; - de hydrografische onderbekkens, de waterwegen en de waterwinningsplaatsen alsook het saneringsstatuut van deze gebouwen : - de gegevens betreffende de ecosystemen; - de speciale beschermingsgebieden ingericht krachtens de stedenbouwkundige, patrimoniale of ecologische reglementeringen; b) op een apart plan, de vermelding van de netten voor waterdistributie, energie, optische vezels, telecommunicatie, afvoer en zuivering van afvalwater alsook de installaties voor openbare verlichting volgens de aanduidingen van de gemeentelijke administratie en ook, in voorkomend geval, de andere informatie waarvan de onteigenende overheid op de hoogte is;c) in voorkomend geval, de resultaten van de onderzoeken die de aanwezigheid of afwezigheid van bodemverontreiniging moeten bevestigen;d) een significante fotografische gekleurde lijst van de gebouwen, van de delen van de gebouwen die het voorwerp uitmaken van de aanvraag en ook hun directe omgeving : 4° een omschrijving van de voorgenomen bedrijfsactiviteiten met vermelding van : a) de voornaamste kenmerken van deze activiteiten in termen van grondgebruik, in overweging genomen activiteitssectoren, tewerkstelling en mobiliteitsprofiel alsmede de activiteiten die worden uitgesloten;b) de rechtvaardiging voor de opening van een nieuw gebied voor deze activiteiten met het economisch perspectief van een bezetting van het gebied met de betrokken activiteiten en met een vermelding van de sociale en economische gevolgen;deze rechtvaardiging wordt opgesteld door te verwijzen naar projecten of gebieden met bedrijfsactiviteiten die gelijksoortig of vergelijkbaar zijn op het vlak van hun grondgebied en hun sociaal-economische kenmerken, hierna te noemen « het referentiegebied »; c) een omschrijving van de voornaamste activiteitssectoren die reeds aanwezig zijn in de aangrenzende gebieden;d) in voorkomend geval, als de oprichting van een incubator voorzien is : - een omschrijving van het project van de incubator; - de bepaling van de doelstellingen, van de bedoelde activiteitssectoren; - het bewijs van de uitvoerbaarheid van het project door een financieel plan voor te leggen dat een analyse van de sterktes, kansen en bedreigingen van het project insluit; - de gebruikspotentialiteiten door privé-bedrijven van de te subsidiëren voorzieningen en bedrijfsinstallaties; 5° een plan voor de vestiging met opname van het tracé van de wegen en de kenmerken van de voornaamste vooropgestelde inrichtingen en, in voorkomend geval, de fasering en de eventuele aansluitingen, evenals de verschillende gebieden die bestemd zijn voor specifieke bedrijfsactiviteiten : a) aan dit vestigingsplan toegevoegd, de voornaamste oriëntaties van de inrichting alsook de problematiek van de mobiliteit en bereikbaarheid;b) wat de voorziene inrichtingen betreft, zal het plan verduidelijken en telkens aanduiden hoe deze inrichtingen aansluiten op het bestaande : - de vermelding van de voorziene wegen; - de oppervlaktes die aan openbare en privé-ruimten worden voorbehouden; - de grootte van de percelen; - de ruimten voorbehouden aan bepaalde activiteiten of aan bepaalde soorten bezetters; - de riolering, met inbegrip van de openbare zuiveringsstations, de rioolgemalen, vergaarkommen en de lozingen; - de vermelding van de netten voor waterdistributie, energie, telecommunicatie, afvoer en zuivering van afvalwater alsook de installaties voor openbare verlichting; - elke andere gemeenschapsvoorziening; - in voorkomend geval, de verplaatsing of afbraak van wegen, verzoekers of andere onderdelen; - in voorkomend geval, de netten die het landschap en zijn beschermingsgebieden doorkruisen; c) in voorkomend geval, de kenmerken van de projectevolutie in de tijd met de verschillende stappen betreffende de inrichting van het gebied; 6° een verslag ter verantwoording van de economische, sociale en ecologische impact wat betreft de potentialiteiten inzake intermodaal verkeer op grond van o.a. : a) op sociaal-economisch vlak : - de contacten met de kandidaat-investeerders; - de vergelijkingen met andere gelijksoortige omtrekken zoals het referentiegebied; - de specificiteiten van het project zoals de ontwikkeling van speerpuntsectoren en de relaties met onderzoeksinstellingen; - de schatting van de op te richten rechtstreekse en onrechtstreekse betrekkingen met vermelding van de berekeningsmethode en op basis van het referentiegebied; - de eisen inzake de tot stand gekomen betrekkingen vergeleken met de oppervlakte van de percelen en rekening houdend met de mogelijke oppervlakte vergeleken met de oppervlakte van de percelen; - de oppervlaktes die aan andere activiteitssectoren worden onttrokken en de gevolgen die eruit voortvloeien; b) op ecologisch vlak : - belangrijke wijzigingen van het reliëf; - de gunstige maatregelen of noodzakelijke voorzieningen voor de integratie van de omtrek, zoals de isoleringsvoorzieningen, het soort beplantingen en hun beheer, de behouden natuurlijke ruimten alsook de regulerende factoren van het oro-hydrologisch systeem; - in voorkomend geval, de beschermings- en de veiligheidsmaatregelen en voorzieningen; c) op het vlak van de mobiliteit : - de schatting van het potentieel veroorzaakte verkeer, van de mobiliteit en van de toegankelijkheid van de omtrek; - in voorkomend geval, de potentialiteiten inzake intermodaal verkeer. 7° een raming van de kostprijs van de te verwezenlijken inrichtingen ter aanduiding van : a) per voorziening, de globale en eenheidskosten van de voorgestelde oplossing alsook van de andere in aanmerking komende oplossingen met vermelding van de gekozen berekeningsmethode;b) de kosten uitgesplitst per voorzieningsfase met een onderscheid tussen de voorziening eigen aan de inrichting van de omtrek en de voorziening die de aansluiting aan het bestaande net moet toelaten;c) de globale kost van de inrichting van de erkenningsomtrek, in voorkomend geval, per fase ingedeeld alsmede de kost per hectare.8° een analyse van de verenigbaarheid van het project ten aanzien van de vigerende plannen en schema's van aanleg ter vermelding van : a) de toestand van de omtrek in verhouding tot de verschillende vigerende plannen en schema's alsook de verenigbaarheid van het project met deze;b) in voorkomend geval, een afschrift van het gemeentelijk structuurplan bedoeld in artikel 16 van de CWATUP, van het gemeentelijk plan van aanleg bedoeld in artikel 48 van de CWATUP en van het stedenbouwkundig en ecologisch bestek bedoeld in artikel 31bis van de CWATUP; De Minister kan beslissen om de in dit artikel vermelde gegevens aan te passen naargelang de aard van het project.

Art. 3.Overeenkomstig artikel 9 van het decreet richt de Minister het onteigeningsbesluit aan de onteigenende overheid op basis van het door de leidend ambtenaar overgemaakte verslag. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring Afdeling 1. - Subsidieerbare verrichtingen

Art. 4.Voor de verrichtingen die bestemd zijn voor bedrijfsactiviteiten of om hun vestiging te begunstigen en de uitbreiding van bestaande activiteiten mogelijk te maken en voorzover deze verrichtingen plaatsvinden in een bepaalde erkenningsomtrek overeenkomstig de artikelen 13 tot 16 van dit besluit kan de Minister subsidies verlenen voor : 1° de aankoop van gronden;2° de aankoop en de ombouw of de bouw van gebouwen voor de oprichting van incubatoren, ondersteunende dienstencentra, doorgangsgebouwen, de totstandkoming van ondersteunende gemeenschappelijke voorzieningen voor de incubatoren en de ondersteunende dienstencentra alsook de aankoop van gemeenschappelijke bedrijfsinstallaties uitsluitend voor de incubatoren;3° de infrastructuurwerken op de gronden die noodzakelijk zijn voor de totstandkoming en de ontwikkeling van een erkenningsomtrek;4° de studies die noodzakelijk zijn om die verrichtingen door te voeren namelijk de kosten voor de studies, de leiding, het toezicht en de administratie van de werken, hierna te noemen « algemene kosten », betreffende de verrichtingen bedoeld in 2° en 3°. Afdeling 2. - Basis van de subsidieberekening

Art. 5.§ 1. De basis van de subsidieberekening voor de verrichtingen bedoeld in artikel 4, 1°, en voor de grond waarop het gebouw staat voor de verrichtingen bedoeld in artikel 4, 2°, is samengesteld uit de volgende gegevens : 1° de aankoopprijs van de grond;2° de wettelijke aankoopkosten die de kosten van de aankoopprijs niet mogen overschrijden;3° de meetkosten. § 2. De aankoopprijs bedoeld in § 1, 1°, wordt beperkt : 1° wanneer het aankoopcomité belast is met de aankoop voor het door genoemd comité geraamd bedrag;2° wanneer het aankoopcomité niet belast is met de aankoop : a) tot het bedrag dat geviseerd werd door het comité, overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van het decreet;b) tot het bedrag dat vermeld is in een aanbod overeenkomstig artikel 13, eerste lid, van het decreet, wanneer het comité zijn beslissing niet betekent binnen de in artikel 13, tweede lid, van het decreet voorziene termijn;c) tot het maximum bedrag voorzien in artikel 13, derde lid, van het decreet, wanneer het comité het weigert te viseren.

Art. 6.De basis van de subsidieberekening voor de verrichtingen bedoeld in artikel 4, 2°, omvat het totaal bedrag : 1° van de aankoopprijs van het gebouw waarvan de prijs van de grond wordt afgetrokken overeenkomstig artikel 5, § 1, en § 2;2° van de ombouw- of bouwwerken en, in voorkomend geval, van de gemeenschappelijke voorzieningen en van de bedrijfsinstallaties met inbegrip van de contractuele herzieningen, van de onvoorspelbare en onvermijdelijke kostenoverschrijdingen waarvan de gevolgen niet te vermijden zijn, hierna te noemen « gerechtvaardigde kostenoverschrijdingen » en het bedrag van de voorafgaandelijke goedgekeurde aanhangsels.

Art. 7.De basis van de subsidieberekening voor de verrichtingen bedoeld in artikel 4, 3°, is samengesteld uit het totaal bedrag van de volgende werken met inbegrip van het bedrag van de contractuele herzieningen, de gerechtvaardigde overschrijdingen van de kosten alsook de voorafgaandelijke goedgekeurde aanhangsels : a) de voor het bouwrijp maken van de terreinen nodige nivellerings-, effenings-, drainerings- en versterkingswerken;b) de tot het openbaar domein beperkte aanleg van binnenwegen;c) de tot het openbare domein beperkte rioleringswerken, tot aan de afvoerriool met inbegrip van de regulatiemaatregelen van het water;d) de tot het openbare domein beperkte watertoevoerwerken;e) de tot het openbare domein beperkte oprichtingen van kaaimuren die nodig zijn voor de industrieactiviteiten;f) de tot het openbare domein beperkte verbindingswerken met het spoor of waterkanalen;g) de tot het openbare domein beperkte openbare verlichtingswerken; h) zowel in de erkenningsomtrek als in zijn nabijheid, de levering en de plaatsing van straatmeubilair, de trottoirs, de bewegwijzering van de omtrek, de kunstwerken beperkt tot euro 25.000 per erkenningsomtrek, de werken en beplantingen die als nodig aanzien worden voor de bescherming van het leefmilieu of die als isolatievoorziening moeten dienen alsook de daarmee verbonden aardeverschuivingen; i) de tot het openbare domein beperkte verbindingswerken met de energienetten en de interne netten, onder voorwaarde dat onder elektrische aansluitingen en netten enkel worden bedoeld de aansluitingen en de hoog- en laagspanningsnetten alsook het bouwen van transformatorstations;j) de aanleg van buitentoegangswegen met inbegrip van de rioolverzamelaars en hun afvoeren alsook de vergaarkommen;k) de nodige geotechnische onderzoeken;l) de onderzoeken die de aanwezigheid of afwezigheid van bodemverontreiniging moeten bevestigen;m) de tot het openbare domein beperkte levering en plaatsing van kokers en trekputten voor telecommunicatie bestemde optische vezels;n) de tot het openbare domein beperkte levering en plaatsing van openbare masten ter ondersteuning van de antenne-installaties voor het vervoer van golven langs hertzgolven;o) de tot het openbare domein beperkte levering en plaatsing van stabilisatie- en veiligheidselementen van het elektrische en telecommunicatienet;p) de inrichting van stopplaatsen en de bouw van een wachthokje voor het openbaar vervoer zowel in de erkenningsomtrek als in zijn nabijheid;q) de werken betreffende de openbare multimodale platformen en de daarin ingerichte bewegingsoppervlakte waarvan verschillende bedrijven of diegene gebouwd naast de luchthavens gebruik maken;r) de watermassa's, de opvangpost, de bewakingspost en eventueel de andere infrastructuren voor veiligheidspreventie binnen de erkenningsomtrek waar dergelijke maatregelen nodig zijn ten opzichte van de beschutte activiteiten;s) de bouw van openbare zuiveringsstations voor meerdere bedrijven alsook de preventiemaatregelen tegen toevallige verontreiniging buiten diegene voorzien in het kader van de milieuvergunning.

Art. 8.§ 1. De basis van de subsidieberekening voor de verrichtingen bedoeld in artikel 4, 4°, is het totaalbedrag van de gesubsidieerde werken overeenkomstig de artikelen 6, 2°, en 7, van dit besluit als volgt bepaald : 1° voor de studie- en leidingskosten, op : a) 6 % van de eerste schijf van de gesubsidieerde werken tot euro 250.000; b) 4 % voor de tweede schijf van de gesubsidieerde werken begrepen tussen euro 250.000 en euro 500.000; c) 3 % voor het deel van de gesubsidieerde werken dat hoger ligt dan euro 500.000; 2° voor de toezichtskosten beperkt tot 3 % van het totaalbedrag van de gesubsidieerde werken;3° voor de administratiekosten beperkt tot 1 % van het totaalbedrag van de gesubsidieerde werken. § 2. Het bedrag van de gesubsidieerde werken waarmee rekening moet worden gehouden is dat van de oorspronkelijke opdracht, de contractuele herzieningen, de gerechtvaardigde kostenoverschrijding en de voorafgaandelijke goedgekeurde aanhangsels.

Bovendien, wat betreft de algemene kosten inzake gerechtvaardigde kostenoverschrijdingen en aanhangsels wordt met deze algemene kosten slechts rekening gehouden voorzover zij bijkomende prestaties voor studie, leiding of toezicht hebben voortgebracht.

Art. 9.Voor de verrichtingen bedoeld in artikel 4 wordt de belasting op de toegevoegde waarde in de basis van de subsidieberekening inbegrepen als ze verschuldigd en niet invorderbaar is uit hoofde van de operator. Afdeling 3. - Voeten en beperkingen van de subsidie

Art. 10.§ 1. De subsidievoet van de verrichtingen bedoeld in artikel 4 wordt vastgelegd op 80 % van de basis van de subsidieberekening bedoeld in de artikelen 6 tot 9.

In afwijking van het eerste lid wordt de subsidievoet vastgelegd op : 1° 95 % voor de verrichtingen uitgevoerd binnen de erkende omtrek van een te rehabiliteren terrein met bedrijfsactiviteiten in de zin van artikel 167, 1°, van de CWATUP;2° 15 % voor de aankoop van een grond, met uitzondering van de aankoop van de grond die noodzakelijk is voor de oprichting van de infrastructuren bedoeld in artikel 7, f) en j) ;3° 50 % voor de aankoop en de ombouw of de bouw van een gebouw dat als incubator moet dienen alsook voor de productiemiddelen en de gemeenschappelijke voorzieningen. § 2. Wat de aankoop en de ombouw of de bouw van een gebouw betreft wordt de subsidie respectievelijk beperkt tot euro 375.000 voor zijn gebruik als doorgangsgebouw en tot euro 500.000 als ondersteunend dienstencentrum of incubator.

Nochtans als het gebouw opgetrokken is binnen de erkende omtrek van een te rehabiliteren terrein met bedrijfsactiviteiten in de zin van artikel 167, 1°, van de CWATUP, worden de in het eerste lid vermelde bedragen verhoogd met 50 %.

De in dit artikel bedoelde bedragen zijn van toepassing op het geheel van de verrichtingen bedoeld in de artikelen 4, 2° tot 3°, met inbegrip van de herzieningen, de gerechtvaardigde kostenoverschrijdingen alsook de voorafgaandelijke goedgekeurde aanhangsels.

Art. 11.De subsidie wordt globaal toegekend voor de aankoop van het gebouw alsook voor zijn ombouw tot doorgangsgebouw, ondersteunend dienstencentrum of incubator; deze verrichtingen mogen niet gescheiden worden.

Art. 12.Er wordt geen subsidie toegekend als een project reeds een subsidie krijgt op basis van andere gewestelijke wetgevingen, met uitzondering van elk bedrag ontvangen overeenkomstig het decreet van 1 april 2004 betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten.

Een subsidie voor de aanleg van openbare wegen wordt verleend voorzover de gemeente op het grondgebied waarvan ze aangelegd worden, schriftelijk en voorafgaandelijk, de verbintenis aangaat om ze over te nemen na de voorlopige oplevering. Afdeling 4. - Erkenningsbesluit

Art. 13.Wanneer de erkenningsomtrek waarvan de erkenning door de operator wordt aangevraagd, geheel of gedeeltelijk samenvalt met die van het onteigeningsbesluit, geldt deze laatste als erkenningsbesluit.

Wanneer de omtrek waarvan de erkenning door de operator wordt aangevraagd niet dezelfde is als die van de onteigeningsomtrek, wordt het in artikel 2 bedoelde onteigeningsplan opgesteld met de vermelding van het verschil tussen de onteigeningsomtrek en de erkenningsomtrek.

Art. 14.De erkenningsaanvraag bevat de volgende gegevens wanneer de door de operator ingediende erkenningsaanvraag één of meerdere in artikel 4 bedoelde verrichtingen betreft die het goedkeuren van een onteigeningsbesluit niet nodig maken : 1° een plan waarop de omtrek en de oppervlakte van de betrokken gebouwen staat;2° de inlichtingen bedoeld in artikel 2, 3° tot 8°;3° in voorkomend geval, de rechtvaardiging van het aanvullend karakter van de tussenkomst van de maatschappij;4° in voorkomend geval, de verenigingsmodaliteiten overeenkomstig artikel 26.

Art. 15.De in artikel 14 bedoelde erkenningsaanvraag wordt door de operator aan de leidend ambtenaar gericht in negen exemplaren.

Als de leidend ambtenaar vindt dat de erkenningsaanvraag volledig is of dat ze een beslissing met volledige kennis van zaken mogelijk maakt, richt hij binnen vijftien dagen na ontvangst van de erkenningsaanvraag een ontvangstbewijs aan de operator. Bij ontstentenis richt hij een brief aan de operator waarin hij verzoekt om de ontbrekende gegevens. Binnen vijftien dagen na hun ontvangst richt de leidend ambtenaar een ontvangstbewijs aan de operator.

Art. 16.§ 1. Wanneer de door de operator ingediende erkenningsaanvraag de oprichting van een incubator voorziet, wordt zij door de leidend ambtenaar binnen vijftien dagen na ontvangst van de volledige erkenningsaanvraag, voor advies, aan het Directoraat-generaal Technologie, Onderzoek en Energie van het Ministerie van het Waalse Gewest overgemaakt.

Het advies wordt binnen zestig dagen na de adviesaanvraag aan de leidend ambtenaar overgemaakt; bij ontstentenis van advies binnen deze termijn wordt dat geacht gunstig te zijn. § 2. Binnen honderd twintig dagen na ontvangst van de volledige erkenningsaanvraag richt de leidend ambtenaar zijn advies en een voorstel van besluit aan de Minister.

Indien hij de erkenningsaanvraag inwilligt, neemt de Minister een erkenningsbesluit binnen dertig dagen na ontvangst van het voorstel.

Het erkenningsbesluit wordt bij ter post aangetekend schrijven door de leidend ambtenaar aan de operator betekend. § 3. In afwijking van § 2, wordt het erkenningsbesluit genomen door de Regering en wordt het betekend overeenkomstig § 2, tweede lid, wanneer het besluit de oprichting van een incubator voorziet. Afdeling 5. - Subsidiëringsaanvraag en besluit tot subsidietoekenning

Art. 17.De aanvraag tot subsidietoekenning bevat de volgende gegevens : 1° voor de in artikel 4, 1°, bedoelde verrichtingen, de documenten ter rechtvaardiging van de naleving van artikel 5, § 2;2° voor de in artikel 4, 2°, bedoelde verrichtingen, in voorkomend geval, de documenten ter rechtvaardiging van de naleving van artikel 5, § 2, die de uitsplitsing tussen de prijs van de grond en van het gebouw duidelijk maken alsook het vertonen van de resultaten van de toekenning van de opdracht overeenkomstig de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;3° voor de in artikel 4, 3° en 4°, bedoelde verrichtingen, het vertonen van de resultaten van de toekenning van de opdracht overeenkomstig de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten.

Art. 18.De operator richt de aanvraag tot subsidietoekenning aan de leidend ambtenaar.

De leidend ambtenaar richt zijn advies en een voorstel van besluit tot subsidietoekenning aan de Minister.

Indien hij de aanvraag inwilligt, neemt de Minister een besluit tot subsidietoekenning dat door de leidend ambtenaar aan de operator wordt betekend.

Art. 19.Met voorbehoud van de toepassing van elke andere bijzondere voorwaarde bepaalt het besluit tot subsidietoekenning de bestemming van de subsidie, haar bedrag, haar vereffeningsmodaliteiten in de naleving van de artikelen 20 à 24 alsook de duur van de subsidiebestemming voor de doelstellingen waarvoor zij toegekend werd.

Het besluit tot subsidietoekenning kan de subsidietoekenning ook onderwerpen aan de naleving van een termijn binnen dewelke, naargelang het geval, de operator de grond of het gebouw moet aangekocht hebben, de werken begonnen zijn, aan de ondernemer het bevel betekend hebben om de werken te beginnen of ook nog de bestemming waarvoor de subsidie toegekend is, uitgevoerd hebben. Afdeling 6. - Vereffening van de subsidie

Art. 20.Met voorbehoud van de toepassing van artikel 22 wordt de subsidie betreffende een verrichting bedoeld in artikel 4, 1°, en voor de aankoop van een gebouw, artikel 4, 2°, vereffend op vertoon van de authentieke akte die de overdracht van de eigendom van de grond en van het gebouw naar de operator bevestigd alsook de rechtvaardiging van de in artikel 5, § 1, 3°, bedoelde kosten.

Art. 21.Met voorbehoud van de toepassing van de artikelen 20 en 22, wordt de subsidie betreffende een in artikel 4, 2°, bedoelde verrichting vereffend als volgt : 1° een voorschot van 30 % van het bedrag van de subsidie op vertoon van de brief van de operator waarbij aan de ondernemer wordt kennisgegeven van het bevel tot starten van de werken, behalve voor de incubatoren voor wie het voorschot tot 10 % wordt beperkt;2° twee bedragen die elk 30 % van het subsidiebedrag vertegenwoordigen op vertoon van maandelijkse vorderingsstaten die telkens een derde van de basis van de subsidieberekening vertegenwoordigen;3° het saldo van de subsidie op vertoon van de eindafrekening van alle werken. Het deel van de subsidie voor de algemene kosten betreffende de in het eerste lid bedoelde werken wordt vereffend op vertoon van de eindafrekening en van het proces-verbaal van de voorlopige oplevering.

Art. 22.Bij vereniging kan de subsidie voor de aankoop en de ombouw of de bouw van een gebouw voor de oprichting van een incubator, een ondersteunende dienstencentrum, een doorgangsgebouw, of de aankoop van ondersteunende gemeenschappelijke voorzieningen in elk geval worden vereffend voorzover de vereniging de in artikel 26 van dit besluit bepaalde verenigingsmodaliteiten naleeft.

Art. 23.De subsidie betreffende de in artikel 4, 3°, bedoelde verrichtingen wordt vereffend tot 90 % van de subsidie op vertoon van de maandelijkse staten.

Het saldo van de subsidie wordt vereffend op vertoon van de eindafrekening van alle werken waarvoor ze toegekend werd.

Het deel van de subsidie betreffende de algemene kosten wordt vereffend tot twee derde op vertoon van de eerste vorderingsstaat en tot een derde op vertoon van de eindafrekening alsook van het proces-verbaal van de voorlopige oplevering.

Art. 24.Wanneer de in de artikelen 21, eerste lid, 3°, en 23, tweede lid, bedoelde eindafrekening een gerechtvaardigde kostenoverschrijding vertoont, kan de Minister een aanvullende subsidie toekennen.

De aanvullende subsidie wordt vereffend op vertoon door de operator van de aanvulling op de eindafrekening en van het proces-verbaal van voorlopige oplevering. Afdeling 7. - Verplichtingen van de operator

Art. 25.Een volledig jaarlijks verslag over het gebruik van de subsidie wordt aan de Minister of aan de leidend ambtenaar voorgelegd door de operator die een subsidie krijgt.

Dit verslag vermeldt o.a. : 1° voor de infrastructuurwerken, de gegevens inzake de bezette en ingerichte oppervlaktes alsook de informatie over de bedrijven die ervan gebruik maken;2° voor de doorgangsgebouwen, de ondersteunende dienstencentra, de incubatoren, hun bezetting met verwijzing naar de bezette oppervlaktes, het soort bedrijven die ervan gebruik maken en de betrokken betrekkingen. Afdeling 8. - Verenigingen

Art. 26.De verenigingen bepalen hun werkingsmodaliteiten en houden rekening met de volgende principes : a) het beheersorgaan van de vereniging is bevoegd voor : 1° de beslissingen betreffende de verrichtingen in verband met de toekenning van de subsidie alsook hun supervisie;2° de goedkeuring van het jaarlijks verslag bedoeld in artikel 25;3° de jaarlijkse begroting van de vereniging;4° de jaarrekening van de vereniging;5° de overeenkomsten betreffende de bezetting van de ruimten;b) het beheersorgaan van de vereniging wordt samengesteld als volgt : 1° Elke gemeente, intercommunale of de Maatschappij, lid van de vereniging, wijst minstens een stemgerechtigd lid aan binnen het beheersorgaan;2° wanneer de gemeente of intercommunale op het grondgebied waarvan het gebouw gevestigd is, geen lid is van de vereniging, kan zij nochtans ook beschikken over een stemgerechtigd lid;3° het aantal stemgerechtigde vertegenwoordigers aangewezen binnen het beheersorgaan van de vereniging door de gemeenten, de intercommunales en de maatschappij moet altijd hoger zijn dan de andere leden al dan niet aangewezen door de andere partners van de vereniging;4° het voorzitterschap van het beheersorgaan wordt altijd toevertrouwd aan een vertegenwoordiger aangewezen onder de vertegenwoordigers van de gemeenten, intercommunales en de maatschappij;5° de beslissingen van het beheersorgaan worden bij meerderheid van stemmen goedgekeurd waardoor de beslissingsmacht bij meerderheid van de gemeenten, intercommunales en de maatschappij wordt bevestigd.Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend; c) in voorkomend geval, de opsplitsing van de resultaten van de vereniging door aan de gemeenten, de intercommunales en de Maatschappij een deel van de winsten toe te kennen die minstens evenredig is aan hun inbreng in de vereniging, rekening houdend met het feit dat de aan de vereniging toegekende subsidies worden opgenomen in de basis van de inbrengberekening. De overeenkomst of de statuten van de vereniging en de overeenkomstig dit artikel verenigingsmodaliteiten worden goedgekeurd door de Minister. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 27.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 19 december 1991 tot bepaling van de voorwaarden tot toekenning en de percentages der subsidies voor de aanleg en de uitrusting van terreinen en gebouwen bestemd voor de industrie, het ambachtswezen of diensten of andere begeleidingsinfrastructuren voor investeerders, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 27 september 2001 en 10 januari 2002, is opgeheven.

Art. 28.Het onderzoek van de onteigenings- en erkenningsaanvragen respectievelijk bedoeld in de artikelen 2 en 13 tot 16 en ingediend voor de inwerkingtreding van dit besluit wordt voortgezet volgens de op die datum vigerende bepalingen.

Het onderzoek van de in artikel 17 bedoelde aanvragen tot toekenning van een subsidie ingediend voor de inwerkingtreding van het decreet wordt voortgezet volgens de op die datum vigerende bepalingen.

Art. 29.Het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van de volgende bepalingen : artikel 16, § 1, derde lid, artikel 18, § 1, tweede lid, en § 3.

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 30.De Minister bevoegd voor de Ontsluitingsinfrastructuur voor Economische Bedrijvigheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 21 oktober 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

^