Etaamb.openjustice.be
Decreet van 01 april 2004
gepubliceerd op 07 juni 2004

Decreet betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004201654
pub.
07/06/2004
prom.
01/04/2004
ELI
eli/decreet/2004/04/01/2004201654/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 APRIL 2004. - Decreet betreffende de sanering van verontreinigde bodems en te herontwikkelen bedrijfsruimten (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit decreet wijzigt het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium en het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en houdt het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems.

TITEL II. - Bepalingen tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium

Art. 2.Het eerste lid van artikel 25 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt vervangen door volgende tekst : « Het gewestplan bestaat uit gebieden die voor bebouwing bestemd zijn, uit gebieden die niet voor bebouwing bestemd zijn en, in voorkomend geval, uit herontwikkelingsgebieden. »

Art. 3.Er wordt in hetzelfde Wetboek een artikel 34bis, luidend als volgt, ingevoegd : «

Art. 34bis.- Herontwikkelingsgebied Het herontwikkelingsgebied dekt een omtrek van te herontwikkelen bedrijfsruimten en dient elke bestemming te krijgen bedoeld in artikel 25, landbouw-, bos- en natuurgebied uitgezonderd. De ontsluiting van herontwikkelingsgebieden waarvan de oppervlakte kleiner is dan 0,5 hectare wordt voor elke bestemming bedoeld in artikel 25, tweede lid, ondergeschikt gemaakt aan het voorhandenzijn van een gemeentelijk plan van aanleg dat het gehele gebied dekt. »

Art. 4.In artikel 49, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « of de ontsluiting van een herontwikkelingsgebied met het oog op de bestemming ervan als gemengde of industriële bedrijfsruimte » ingevoegd tussen de woorden « van een gebied met industrieel karakter waarvan de bestemming nog niet vaststaat » en « niet meer te bevatten dan ».

Art. 5.Artikel 85, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een 3° luidend als volgt : « 3° de gegevens betreffende het goed die ingevoerd zijn in de gegevensbank bodemtoestand bedoeld in artikel 14 van het decreet betreffende de sanering van verontreinigde bodems. »

Art. 6.Artikel 127, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt : « 4° wanneer ze betrekking heeft op handelingen en werken die verricht worden in een herontwikkelingsgebied dat niet gedekt is door een in werking zijnd gemeentelijk plan van aanleg. »

Art. 7.Artikel 150bis, § 1, tweede lid, van het Wetboek wordt aangevuld met een 8° luidend als volgt : « 8° de gegevens betreffende het goed die ingevoerd zijn in de gegevensbank bodemtoestand bedoeld in artikel 14 van het decreet betreffende de sanering van verontreinigde bodems. »

Art. 8.Artikel 153, eerste lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld als volgt : « of die, niettegenstaande een ingebrekestelling door de regering overeenkomstig artikel 169/9, de verplichtingen bedoeld in artikel 169 niet uitvoeren ».

Art. 9.In artikel 155 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. Paragraaf 1 wordt aangevuld als volgt : « De technisch ambtenaar bedoeld in artikel 1, 16°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan onder dezelfde voorwaarden de herstelling bedoeld in paragraaf 2, 4°, voortzetten indien een grondsanering in de zin van artikel 167 vereist is.» 2. Paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt : « 4° ofwel de herontwikkeling van de site volgens de procedure bedoeld in de artikelen 169 en volgende indien het goed opgenomen is op de lijst der bedrijfsruimten die herontwikkeld dienen te worden.» 3. In paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden « hetzij de herontwikkeling van de site volgens de procedure bedoeld in de artikelen 169 en volgende indien het goed opgenomen is op de lijst der bedrijfsruimten die herontwikkeld dienen te worden » ingevoegd tussen de woorden « inrichtingswerken » en « , worden ».

Art. 10.Artikel 157, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt : « 4° ofwel de herontwikkeling van de site volgens de procedure bedoeld in de artikelen 169 en volgende indien het goed opgenomen is op de lijst der bedrijfsruimten die herontwikkeld dienen te worden.

De technisch ambtenaar bedoeld in artikel 1, 16°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan onder dezelfde voorwaarden de herstelling bedoeld in paragraaf 2 voortzetten indien een grondsanering in de zin van artikel 167 vereist is. »

Art. 11.De artikelen 167 tot en met 169 van hoofdstuk I van titel I van boek II van hetzelfde Wetboek worden vervangen door volgende tekst : « HOOFDSTUK I. - Te herontwikkelen bedrijfsruimten Afdeling I. - Algemeen

Art. 167.- Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient te worden verstaan onder : 1° « te herontwikkelen site » : een goed of een geheel van goeden waar een bedrijfsactiviteit plaatsgevonden heeft en waarvan het in stand houden in de huidige toestand strijdig is met de zorgvuldige inrichting van de site en dat, indien men het opnieuw in gebruik wil nemen, eerst herontwikkeld dient te worden. In aanmerking genomen wordt elke industriële, ambachtelijke, handels- of dienstverleningsactiviteit of andere voorzover ze van economische aard is.

De site wordt afgebakend door een omtrek waarin alle hierboven omschreven goeden gelegen zijn. Indien de bedrijvigheid op de site ontginning betreft of voorheen betrof of indien de site een steenberg uitmaakt of voorheen uitmaakte, worden de niet-bebouwde oppervlakten met betrekking tot de ontginningsomtrek of de steenbergomtrek evenwel van de omtrek van de site uitgesloten.

In die omtrek kunnen eveneens gelegen zijn : a. onroerende goederen of delen van onroerende goederen die nog bestemd zijn voor een economische activiteit, op voorwaarde dat een herontwikkeling de voortzetting ervan toelaat;b. onroerende goederen of delen van onroerende goederen gebruikt als zetel van een economische activiteit, maar waarvan de bestemming herroepbaar is;c. onroerende goederen of delen van onroerende goederen met een niet-economische bestemming, maar waarvan de terbeschikkingstelling noodzakelijk is voor de zorgvuldige inrichting van de bedrijfsruimte;2° « herontwikkeling » : het geheel van handelingen en werken voor de sanering van de grond en de vernieuwing van de site, waarbij de hinder voortvloeiend uit het in stand houden ervan in zijn huidige staat weggewerkt wordt, noodzakelijk voor het hergebruik ervan bevattende : a.wat betreft de sanering van de grond, de saneringshandelingen en -werken bedoeld bij het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems, met in begrip van het oriëntatie- en indelingsonderzoek; b. wat betreft de vernieuwing van de site, het geheel van de verstevigingswerkzaamheden aan de draagstructuur, evenals de vochtwerende werken in de gebouwen en erbuiten, de ontsmetting ervan, de afbraak van het geheel of een gedeelte van de vaste bouwwerken en installaties, met inbegrip van de bouwwerken en installaties in de ondergrond, de grondverplaatsingen die door de verrichting noodzakelijk worden gemaakt, met inbegrip van de grondaanvoer of -afvoer, de afvoer van achtergelaten producten, bouwmaterialen, materiaal en afvalstoffen of afkomstig van afbraakwerken, de zaaibedden, aanplantingen en bebossingen;3° « de maatschappij » : de « Société publique d'aide à la qualité de l'environnement » (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu) bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. Afdeling II. - Identificatie van de te herontwikkelen bedrijfsruimten

Art. 168.- § 1. Op voorstel van een gemeente, een vereniging van gemeenten, van één of meerdere eigenaars, erfpachters, dragers van een recht van opstal of vruchtgebruikers, of op eigen initiatief kan de regering op voorlopige wijze vaststellen dat een site waarvan hij de omtrek vastlegt, afgedankt is en herontwikkeld moet worden. Het besluit wordt ingeschreven in de hypotheekbewaring.

De regering laat een milieueffectenverslag opstellen waarvan hij de omvang en de graad van nauwkeurigheid van de gegevens vaststelt, bevattende : 1° een samenvatting van de inhoud, een omschrijving van de doelstellingen van het voorontwerp van omtrek van de te herontwikkelen bedrijfsruimte, evenals de de banden ervan met andere relevante plannen en programma's;2° de relevante aspecten van de toestand van het leefmilieu, met inbegrip van het bestaan van een risico voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van de leefomgeving, evenals de vermoedelijke evolutie ervan indien de omtrek van de te herontwikkelen bedrijfsruimte niet ontsloten wordt;3° de leefmilieukenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze getroffen zouden kunnen worden;4° de leefmilieuproblemen verbonden met het voorontwerp die de op leefmilieuvlak bijzonder waardevolle gebieden betreffen zoals de gebieden aangewezen overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG;5° de leefmilieuproblemen die de gebieden betreffen waarin bedrijven zich zouden kunnen vestigen die een belangrijk risico inhouden voor de personen, goeden of het leefmilieu in de zin van richtlijn 96/82/EG of indien het voorontwerp voorziet in de opneming van woongebieden en van in de nabijheid van dergelijke bedrijven gelegen gebieden of infrastructuren die door het publiek worden bezocht;6° de relevante doelstellingen inzake leefmilieubescherming en de wijze waarop die doelstellingen in rekening genomen worden in het kader van de uitwerking van de omtrek van de te herontwikkelen bedrijfsruimte;7° de vermoedelijke niet-verwaarloosbare impact, namelijk de secundaire, gecumuleerde, synergetische effecten op korte, middellange en lange termijn, van permanente en tijdelijke aard die zowel positief als negatief zijn voor het leefmilieu, met inbegrip van de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimatologische factoren, de materiële goeden, het culturele patrimonium met inbegrip van het architectonisch en archeologisch patrimonium, de landschappen en de interacties tussen die factoren;8° de impact op de land- en bosbouwbedrijvigheid;9° de maatregelen die uitgevoerd dienen te worden om de negatieve effecten bedoeld onder 7° en 8° te voorkomen, te verminderen of te compenseren;10° de presentatie van mogelijke alternatieven en de verantwoording ervan;11° een omschrijving van de uitgekozen evaluatiemethode en de ontstane moeilijkheden;12° de maatregelen die in het vooruitzicht worden gesteld om in de opvolging van de ontsluiting van de omtrek van de afgedankte bedrijfsruimte te voorzien;13° een omschrijving van de rol van de site in de structuur van het grondgebied en de werkelijke hergebruiksmogelijkheden;14° een niet-technische samenvatting van bovenbedoelde gegevens. De regering onderwerpt het ontwerp van inhoud van het milieueffectenverslag, evenals het voorontwerp van omtrek aan het advies van de gewestelijke commissie, de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling), aan de personen en instanties die hij nuttig acht te raadplegen, evenals, indien het voorontwerp gebieden betreft waarin bedrijven zich zouden kunnen vestigen die een belangrijk risico inhouden voor de personen, de goeden of het leefmilieu in de zin van richtlijn 96/82/EG of of indien het voorontwerp voorziet in de opneming van woongebieden en van in de nabijheid van dergelijke bedrijven gelegen gebieden of infrastructuren die door het publiek worden bezocht, het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu. De adviezen hebben betrekking op de omvang en de nauwkeurigheid van de gegevens die in het verslag opgenomen dienen te worden. De adviezen worden overgemaakt binnen de dertig dagen na het verzoek van de regering.

Bij ontstentenis worden de adviezen geacht gunstig te zijn.

De gewestelijke commissie wordt ingelicht over de voorafgaandelijke onderzoeken en kan te allen tijde de suggesties die ze nuttig acht, uitdrukken.

Het milieueffectenverslag kan inzonderheid gegrond worden op de nuttige inlichtingen die ingewonnen zijn tijdens andere, voorheen verrichte milieueffectenbeoordelingen, op het resultaat van de onderzoeken bedoeld in artikel 170 evenals op de nuttige informaties waaruit de historiek kan worden geschetst.

Indien rekening houdend met de kenmerken van de ontwerpen of activiteiten waarvan het herontwikkelingsbesluit het kader vormt, en rekening houdend met de impact en de gebieden die getroffen zouden kunnen worden, vastgesteld wordt dat het in het vooruitzicht gestelde herontwikkelingbesluit en, in voorkomend geval, de herziening van het gewestplan geen niet-verwaarloosbare effecten zouden kunnen hebben op het leefmilieu, beslist de regering, op de wijze vastgesteld in artikel 46, § 2, dat noch over het herontwikkelingsbesluit noch, in voorkomend geval, over de herziening van het gewestplan een milieueffectenverslag opgesteld dient te worden.

In dat geval worden de beslissing bedoeld in vorig lid en de motivering ervan in de milieuverklaring bedoeld in paragraaf 4 opgenomen. § 2. Het voorontwerp van besluit bedoeld in paragraaf 1 wordt voorgelegd aan de betrokken eigenaars, erfpachters, dragers van een recht van opstal of vruchtgebruikers volgens de kadastrale aanwijzingen. Laatstgenoemden maken hun opmerkingen aan de regering over, bij ter post aangetekend schrijven binnen de dertig dagen na ontvangst van het voorontwerp van besluit. Bij ontstentenis wordt ervan uitgegaan dat zij geen enkele opmerking te maken hadden. § 3. De regering keurt voorlopig het ontwerp-besluit goed dat, in voorkomend geval, melding maakt van het ontwerp tot herziening van het gewestplan om de site op te nemen in één of meer gebieden bedoeld in artikel 25.

Het ontwerp-besluit met, in voorkomend geval, als bijlage het milieu-effectenverslag, wordt onderworpen aan een openbaar onderzoek.

Dat openbaar onderzoek wordt zowel bij aanplakking als door een bericht in de bladzijden voor plaatselijk nieuws in drie Frans- dan wel Duitstalige dagbladen aangekondigd in elke gemeente die bij het ontwerp betrokken is. Indien er een gemeentelijke nieuwsbrief bestaat of een reclamekrant die kosteloos verdeeld wordt aan de bevolking, wordt het bericht daarin opgenomen.

Zodra het openbaar onderzoek aangekondigd is, liggen het ontwerp-besluit en het eventuele milieu-effectenverslag ter inzage op het gemeentehuis van elke gemeente die bij het ontwerp betrokken is.

Aanvang en einde van de termijn worden in het bericht aangegeven. zwaren en opmerkingen worden schriftelijk gericht aan het college van burgemeester en schepenen vóór het einde van de termijn van het openbaar onderzoek; zij worden bij het proces-verbaal ter afsluiting van het openbaar onderzoek dat door het college van burgemeester en schepenen opgemaakt wordt binnen de acht dagen na afsluiten van het openbaar onderzoek, gevoegd. Binnen de vijftien dagen na afsluiten van het openbaar onderzoek worden de bezwaren, opmerkingen en processen-verbaal door het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente die bij het ontwerp betrokken is, aan de regering gericht, en de gemeenteraad van elke gemeente die bij het ontwerp betrokken is, maakt zijn advies over; bij ontstentenis wordt dat advies geacht gunstig te zijn.

Indien de inrichting van de ruimte die in het ontwerp wordt voorgesteld, een significante impact zou kunnen hebben op het milieu van een ander Gewest, van een andere lid-Staat van de Europese Unie of van een andere Staat die verdragsluitende partij is van het Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, geldt artikel 43, § 2bis .

Indien er een milieu-effectenverslag bij het ontwerp van besluit gevoegd is, wordt het dossier dat het ontwerp bevat met als bijlage het milieu-effectenverslag vóór aanvang van het openbaar onderzoek door de regering ter advies voorgelegd aan de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable », aan de personen en instanties die hij nuttig acht te raadplegen, evenals aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu indien geraadpleegd overeenkomstig paragraaf 1, derde lid, waarbij het dossier het ontwerp en het milieueeffectenverslag bevat. De adviezen worden binnen de dertig dagen na het verzoek van de regering overgemaakt. Indien er geen advies is uitgebracht binnen die termijn, wordt het geacht gunstig te zijn.

Binnen de dertig dagen na afsluiten van het openbaar onderzoek wordt het dossier dat het ontwerp-besluit bevat met als bijlage de bezwaarschriften, opmerkingen, processen-verbaal en adviezen door de regering ter advies voorgelegd aan de gewestelijke commissie. Het advies van de gewestelijke commissie wordt binnen de dertig dagen na het verzoek van de regering overgemaakt. Bij ontstentenis wordt het geacht gunstig te zijn.

In afwijking van het derde lid bedraagt de duur van het openbaar onderzoek vijftien dagen indien er bij het ontwerp-besluit niet voorzien is in de herziening van het gewestplan. § 4. Binnen de dertig dagen te rekenen van het advies van de gewestelijke commissie stelt de regering de omtrek van de afgedankte site en de herontwikkeling ervan, evenals de bestemming ervan en, in voorkomend geval, de herziening van het gewestplan definitief vast.

Daarnaast legt de regering een milieuverklaring af waarin de wijze samengevat wordt waarop de leefmilieu-overwegingen in het besluit zijn opgenomen en waarop het milieu-effectenverslag, de adviezen, bezwaren en opmerkingen uitgebracht of uitgedrukt overeenkomstig de paragrafen 2 en 3 in overweging zijn genomen, evenals de redenen voor de keuzes van het besluit, rekening houdend met de andere in het vooruitzicht gestelde redelijke oplossingen.

Het besluit en de milieuverklaring worden aan de gewestelijke commissie en aan de « Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable » en, in voorkomend geval, aan de andere personen en instanties en aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu overgemaakt. § 5. Het besluit bedoeld in paragraaf 4 maakt melding van het prioritaire karakter van de site indien die site aan één der volgende criteria beantwoordt : 1° zijn rol als wegens zijn ligging structurerend element van het grondgebied die zijn hergebruik op korte termijn verantwoordt;2° de werkelijke hergebruiksmogelijkheden voor de site;3° het bestaan van een risico voor de menselijke gezondheid en de leefmilieukwaliteit. § 6. De regering maakt de lijst bekend van de definitieve besluiten betreffende : 1° de te herontwikkelen bedrijfsruimten;2° de bij voorrang te herontwikkelen bedrijfsruimten. § 7. De regering kan tegelijk een herontwikkelingsomtrek en een stadsheroplevingsomtrek bedoeld in artikel 172 of een stadsvernieuwingsomtrek in de zin van artikel 173 vaststellen.

Art. 169.Het besluit bedoeld in artikel 168, § 4, houdt voor de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker de verplichting in om de site tegen de hierna vastgestelde voorwaarden te herontwikkelen.

Art. 169/1.- Het besluit bedoeld in artikel 168, § 4, wordt overgeschreven in de hypotheekbewaring.

Die overschrijving neemt de plaats in van die bedoeld in artikel 168, § 1.

Van het besluit wordt daarnaast bij ter post aangetekend schrijven kennis gegeven aan de betrokken eigenaars, evenals aan de betrokken erfpachters, dragers van een recht van opstal en vruchtgebruikers. In die kennisgeving wordt melding gemaakt van de verplichting bedoeld in artikel 169.

Bij de kennisgeving van het besluit worden in voorkomend geval de inlichtingen gevoegd die betrekking hebben op de goeden opgenomen in de gegevensbank bedoeld in artikel 14 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems die de kadastrale percelen gelegen binnen de omtrek van de site betreffen. Afdeling III. - Regeling voor de bij voorrang te herontwikkelen

bedrijfsruimten

Art. 169/2.- Binnen de zestig dagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 169/1, tweede lid, richt de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal dan wel de vruchtgebruiker bij ter post aangetekend schrijven het bericht aan de regering dat hij zich ertoe verbindt om de herontwikkeling van de site door te voeren of dat hij ervan afziet zijn verplichting na te komen. Bij ontstentenis wordt hij geacht daarvan af te zien.

Het uitdrukkelijke of stilzwijgende voornemen bedoeld in het eerste lid om daarvan af te zien houdt voor de regering of de maatschappij de machtiging in om toegang te hebben tot de site en alle noodzakelijke onderzoekingen te verrichten.

De regering stelt het formulier vast dat daartoe bij de kennisgeving bedoeld in artikel 169/1, tweede lid, gevoegd wordt en dat door de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal dan wel de vruchtgebruiker teruggestuurd dient te worden.

Onderafdeling 1 - Regeling geldend in het geval waarin de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker van de herontwikkeling afzien

Art. 169/3.- § 1. Zodra het uitdrukkelijk of stilzwijgend voornemen vanwege de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker om van de herontwikkeling af te zien bekend is, voert de maatschappij het evaluatieonderzoek betreffende de kostprijs van de herontwikkeling uit, of laat ze uitvoeren. § 2. Op grond van een verantwoordend verslag wordt er door de maatschappij een ontwerp-aanbod van minnelijke of gerechtelijke aankoop van de site opgesteld. De voor de aankoop in overweging genomen waarde wordt geraamd, meer bepaald rekening houdend met de kostprijs van de door te voeren herontwikkelingswerkzaamheden bedoeld in artikel 167, 2°, en met de bestemming van het goed in het de dag vóór de inwerkintreding van het besluit bedoeld in artikel 168, § 4, vigerend plan van aanleg.

Dat ontwerp-aanbod, waarbij het verantwoordend verslag wordt gevoegd, wordt door de maatschappij onderworpen aan het visum van het bij het Ministerie van Financiën ingesteld aankoopcomité van onroerende goeden.

Het aankoopcomité geeft kennis van zijn visum of van zijn visumsweigering binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het ontwerp-aanbod en het verantwoordend verslag.

Desnoods kan de termijn op verzoek van het comité met één maand worden verlengd.

Bij visumsweigering bepaalt het comité op gemotiveerde wijze het maximumbedrag van het aanbod. Bij stilzwijgen van het comité binnen de hem opgelegde termijn wordt het visum geacht toegekend te zijn. § 3. Indien het minnelijk aanbod van de maatschappij niet binnen de dertig dagen na kennisgeving ervan door de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker wordt aangenomen, machtigt de regering de maatschappij om de goeden die in de omtrek van de site gelegen zijn, te onteigenen ten algemenen nutte.

Hiervoor geldt artikel 181, tweede lid. § 4. Binnen de negentig dagen na aanvaarding van het minnelijk aanbod bedoeld in paragraaf 3 of van het besluit waarbij de maatschappij gemachtigd wordt te onteigenen, of binnen de termijn door de regering vastgesteld in geval van verzoek om termijnverlenging, dient de maatschappij bij de regering een herontwikkelingsproject in dat volgende bestanddelen bevat : 1° indien nodig, een saneringsproject dat het volgende bevat : a.de identificatie van de aangetroffen stoffen waarvan de concentraties beantwoorden aan de criteria vastgesteld in de artikelen 41 en 42 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems, de daarmee in overeenstemming zijnde volumes en de dringendheid waarmee de sanering doorgevoerd dient te worden; b. een omschrijving van de verschillende technisch relevante saneringsprocédés samen met voor elk procédé de raming van de verwachte resultaten onder verwijzing naar de artikelen 44 tot en met 46 van voornoemd decreet en een kostprijsraming, met inbegrip van de kostprijs van de eventuele opvolgingsmaatregelen;c. een omschrijving van de restrisico's of eventuele restricties, met inbegrip van de opvolgingsmaatregelen, voor het toekomstig gebruik van de grond waarop de handelingen en werken betrekking hebben;d. een verantwoording van het saneringsprocédé of, in voorkomend geval, van verschillende procédés en hun eventuele varianten in onderlinge combinaties;e. een omschrijving van de werken, hun eventuele fasering, de termijnen waarin ze uitgevoerd dienen te worden, met inbegrip van de wijze waarop de substanties of grond- of gebouwgedeelten die tijdelijk of definitief verwijderd dienen te worden, behandeld dan wel verwerkt dienen te worden;f. de omschrijving van de getroffen veiligheidsmaatregelen bij uitvoering van de werken;g. de impact van de handelingen en werken betreffende de bodemsanering op de naburige percelen;h. de saneringsmaatregelen die getroffen dienen te worden, de termijn waarin ze in stand dienen te worden gehouden en een raming van de kostprijs;i. in voorkomend geval, de restricties waaraan de gronden onderworpen worden na sanering ervan;2° in voorkomend geval, een omschrijving van de renovatiehandelingen werken, die naar gelang het geval het volgende bevatten : a.een omschrijving van de vaste bouwwerken en installaties, met inbegrip van bouwwerken en installaties in de ondergrond die afgebroken of gedemonteerd dienen te worden; b. een omschrijving van de herstel-, onderhouds- of bewaringswerkzaamheden, evenals de verbouwing van de in stand gehouden onroerende goeden;c. een omschrijving van de grondverplaatsingen die door het project noodzakelijk worden gemaakt, met inbegrip van alle grondaan- en -afvoer en de oorsprong van de eventuele aangebrachte aarde;d. de afvoer van achtergelaten of van de afbraakwerken afkomstige producten, bouwmaterialen, materiaal en afvalstoffen;e. de inrichting van de buitenomgeving, en meer bepaald de zaaibedden, aanplantingen en bebossingen;f. een kostenraming;3° de termijnen waarin de werken uitgevoerd zullen worden;4° de omschrijving van de te treffen veiligheidsmaatregelen bij uitvoering van de werken;5° een korte uiteenzetting van de milieu-effectenbeoordeling;6° een niet-technische samenvatting van voormelde gegevens. § 5. De regering meldt ontvangst van het volledige dossier binnen de vijftien dagen na indiening ervan. In voorkomend geval worden gespecialiseerde organen geraadpleegd. De goedkeuring door de regering van het herontwikkelingsproject heeft de waarde van een milieuvergunning, een milieuverklaring, een registratie in de zin van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, een stedenbouwkundige vergunning of van een enige vergunning; die goedkeuring vindt plaats binnen de drie maanden na het bericht van ontvangst. In afwijking van artikel 87 van dit Wetboek en van artikel 53 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vervalt de goedkeuring van het herontwikkelingsproject enkel voor het overblijvende gedeelte van de herontwikkelingshandelingen en -werken die niet zijn uitgevoerd indien zij niet zijn uitgevoerd binnen de twee jaar volgend op de datum waarop zij uitgevoerd dienden te worden. § 6. Na afloop van de saneringshandelingen en -werken voert de maatschappij de slotevaluatie door.

In die evaluatie zijn inbegrepen : 1° de doelstellingen van de sanering;2° de bereikte resultaten, met inbegrip van de bekomen waarden, met, in de gevallen waarin de saneringsdoelstellingen niet gehaald konden worden, een analyse van de restrisico's;3° de problemen die bij de werkzaamheden gerezen zijn;4° de eventuele voorstellen tot restrictie in het gebruik en de opvolgingsmaatregelen. Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst van de slotevaluatie geeft de regering een attest uit : 1° waarbij vastgesteld wordt dat de sanering al dan niet overeenkomstig de beslissing tot goedkeuring van het saneringsproject is verwezenlijkt;2° waarbij de bijzondere waarden worden bepaald;3° waarbij, in voorkomend geval, restricties in het gebruik of opvolgingsmaatregelen worden opgelegd. Binnen dezelfde termijn legt de regering, in voorkomend geval, bijkomende werkzaamheden op, die uitgevoerd dienen te worden binnen de door hem bepaalde termijn en, in die veronderstelling, de eventuele veiligheidsmaatregelen.

In dat geval wordt het attest bedoeld in het tweede lid afgegeven na een termijn van zestig dagen te rekenen van een nieuwe slotevaluatie.

Onderafdeling 2. - Regeling bij aanvaarding van de herontwikkeling door de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker

Art. 169/4.- Deze onderafdeling geldt indien de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker de regering ervan kennis heeft gegeven dat hij zich ertoe verbindt de herontwikkeling van de site door te voeren overeenkomstig artikel 169/2, eerste lid.

Art. 169/5.- De eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker dient overeenkomstig artikel 169/10 een herontwikkelingsproject in binnen de honderdtwintig dagen na de kennisgeving van zijn verbintenis om de herontwikkeling door te voeren. Indien het oriëntatieonderzoek gevolgd wordt door een indelingsonderzoek of een saneringsproject, kan de termijn op verzoek verlengd worden door de regering met een maximumduur van twee maal zestig dagen.

Art. 169/6.- De eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker wordt geacht van zijn de herontwikkeling van de site af te zien indien : 1° hij het herontwikkelingsproject niet heeft ingediend binnen de termijn bedoeld in artikel 169/5;2° hij de herontwikkelingswerken niet op significante wijze heeft aangevat binnen de termijn vastgesteld bij de beslissing tot goedkeuring van het herontwikkelingsproject;3° hij de herontwikkelingswerkzaamheden niet heeft voltooid binnen de termijn vastgesteld bij de beslissing tot goedkeuring van het herontwikkelingsproject. In dat geval geldt artikel 169/3. De waarde bedoeld in artikel 169/3, § 2, in aanmerking genomen voor de aankoop wordt evenwel geraamd rekening houdend met de kostprijs van de herontwikkelingswerkzaamheden bedoeld in artikel 167, 2°, na aftrek van de reeds verrichte onderzoeken en werken. Afdeling IV. - Regeling geldend voor de bedrijfsruimten die niet bij

voorrang herontwikkeld dienen te worden

Art. 169/7.- De eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker dient het herontwikkelingsproject in binnen de honderd vijftig dagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 169/1, tweede lid.

Indien het oriëntatieonderzoek gevolgd wordt door een indelingsonderzoek of een saneringsproject, kan de termijn op verzoek door de regering worden verlengd.

Art. 169/8.- De eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker is ertoe verplicht de herontwikkelingswerkzaamheden op significante wijze aan te vatten binnen de termijn vastgesteld bij de beslissing tot goedkeuring van het herontwikkelingsproject.

Art. 169/9.- In geval van nalatigheid wordt de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker door de regering in gebreke gesteld om zijn verplichtingen in een allerlaatste door de regering vastgestelde termijn na te leven. Afdeling V. - Procedure tot goedkeuring van het

herontwikkelingsproject

Art. 169/10.- Er wordt een herontwikkelingsproject in zeven exemplaren aan de regering gericht, bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of tegen overhandiging van een ontvangstbewijs. Dat project bevat in ieder geval : 1° een oriëntatieonderzoek en, in voorkomend geval, een indelingsonderzoek of een saneringsproject overeenkomstig de artikelen 31 en volgende betreffende de sanering van de verontreinigde bodems;2° een omschrijving van de renovatiehandelingen en werken die al naar gelang het geval bevatten : a.een omschrijving van de vaste bouwwerken en installaties, met inbegrip van bouwwerken en installaties in de ondergrond die afgebroken of gedemonteerd dienen te worden; b. een omschrijving van de herstel-, onderhouds- of bewaringswerkzaamheden, evenals de verbouwing van de in stand gehouden onroerende goeden;c. een omschrijving van de grondverplaatsingen die door het project noodzakelijk worden gemaakt, met inbegrip van alle grondaan- en -afvoer en de oorsprong van de eventuele aangebrachte aarde;d. de afvoer van achtergelaten of van de afbraakwerken afkomstige producten, bouwmaterialen, materiaal en afvalstoffen;e. de inrichting van de buitenomgeving, en meer bepaald de zaaibedden, aanplantingen en bebossingen;f. een kostenraming;3° de termijnen waarin de werken uitgevoerd zullen worden;4° de omschrijving van de te treffen veiligheidsmaatregelen bij uitvoering van de werken;5° een korte uiteenzetting van de milieueffectenbeoordeling;6° een niet-technische samenvatting van voormelde gegevens.

Art. 169/11.- De regering verstuurt bij ter post aangetekend schrijven zijn beslissing over de volledigheid en de ontvankelijkheid van het herontwikkelingsproject binnen de dertig dagen te rekenen van de dag waarop hij het saneringsproject ontvangt. Indien het verzoek onvolledig is, richt hij op dezelfde wijze een lijst van de ontbrekende stukken en gegevens aan de verzoeker en geeft hij aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw begint te lopen.

Art. 169/12.- In de beslissing waarbij hij het herontwikkelingsproject volledig en ontvankelijk verklaart, wordt door de regering : 1° overeenkomstig artikel 9bis van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectenbeoordeling in het Waalse Gewest aangegeven of het project een significante impact zou kunnen hebben op het leefmilieu;2° de instanties aangewezen die geraadpleegd dienen te worden.

Art. 169/13.- De dag waarop hij zijn beslissing over de volledigheid en de ontvankelijkheid van het herontwikkelingsproject aan herontwikkelingsplichtige zendt overeenkomstig artikel 169/11, maakt de regering die beslissing voor advies over aan de verschillende instanties die hij aanwijst.

Die instanties versturen hun advies binnen een termijn van vijftig dagen te rekenen van de dag waarop de zaak bij hen aanhangig is gemaakt.

Indien er geen advies wordt opgestuurd of indien er geen ontvangstbewijs wordt overhandigd, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Art. 169/14.- De regering stuurt zijn beslissing bij ter post aangetekend schrijven aan de verzoeker binnen een termijn van honderd twintig dagen te rekenen van de dag waarop hij zijn beslissing over de volledigheid en de ontvankelijkheid van het project heeft verstuurd.

Indien de regering het herontwikkelingsproject goedkeurt, 1° stelt hij de termijn vast waarin de herontwikkelingshandelingen en -werken op significante wijze dienen te zijn aangevat, evenals de termijn waarin ze beëindigd dienen te worden;2° kan hij de verzoeker opleggen : a.elke voorwaarde die hij nuttig acht om te voorkomen dat het herontwikkelingsproject tijdens of na verwezenlijking ervan gevaren, hinder of nadelen veroorzaakt aan mens en leefmilieu; b. het neerleggen van een zekerheid volgens de modaliteiten bepaald bij artikel 55 van het decreet betreffende de milieuvergunning of artikel 86 van dit Wetboek en waarvan het bedrag overeenstemt met de kosten die de overheid zou moeten dragen indien hij zelf de herontwikkeling zou moeten doorvoeren. Indien de regering zich niet uitgesproken heeft binnen de hem opgelegde termijn, wordt het herontwikkelingsproject geacht geweigerd te zijn. Het uitblijven van een beslissing binnen een termijn van honderd twintig dagen geeft de verzoeker het recht op een forfaitaire vergoeding van 2.500 euro. De vergoedingseisen vallen onder de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken.

Art. 169/15.- Indien de regering weigert om het herontwikkelingsproject goed te keuren, geeft hij de wijzigingen aan die in het project dienen te worden aangebracht met het oog op een nieuwe indiening overeenkomstig artikel 169/10.

Art. 169/16.- De goedkeuring van het herontwikkelingsproject heeft de waarde van een milieuvergunning, een milieuverklaring, een registratie in de zin van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, een stedenbouwkundige vergunning of van een enige vergunning. In afwijking van artikel 87 van dit Wetboek en van artikel 53 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vervalt de goedkeuring van het herontwikkelingsproject enkel voor het overblijvende gedeelte van de herontwikkelingshandelingen en -werken die niet zijn uitgevoerd indien zij niet zijn uitgevoerd binnen de twee jaar volgend op de datum waarop zij uitgevoerd dienden te worden.

Art. 169/17.- Indien het herontwikkelingsproject een saneringsproject bevat, worden de saneringshandelingen en -werken verricht onder toezicht van een deskundige overeenkomstig artikel 57 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems.

Art. 169/18.- Degene die verplicht is om twee of meerdere sites te herontwikkelen kan de regering verzoeken om zijn verplichtingen in de tijd te kunnen spreiden en dient daartoe een voorstel in waarbij meer bepaald rekening gehouden wordt met het eventuele prioritaire karakter van één of meerdere sites. De regering keurt het voorstel goed. Hij bepaalt de wijze waarop deze bepaling toegepast wordt. Afdeling VI. - Verplichting tot herontwikkeling van eenzelfde site

geldend voor meerdere personen

Art. 169/19.- Indien verscheidene personen verplicht zijn eenzelfde site te herontwikkelen, belegt de regering op de door hem bepaalde wijze een overlegvergadering tussen de verschillende betrokken dragers van een zakelijk recht. Die overlegvergadering vindt plaats binnen de dertig dagen volgend op de kennisgeving bepaald in artikel 169/1.

Indien verschillende personen die verplicht zijn om een site te herontwikkelen een herontwikkelingsproject indienen overeenkomstig de artikelen 169/5 of 169/7, wijzen ze een zaakgelastigde aan die belast is met de betrekkingen met het Waalse Gewest. »

Art. 12.In artikel 171 van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht. 1. In paragraaf 1 worden de woorden « artikel 169, § 1 » vervangen door de woorden « artikel 169/1, tweede lid ».2. In paragraaf 4 worden de woorden « artikel 168, § 3 » vervangen door de woorden « artikel 169/1, tweede lid ».

Art. 13.In artikel 175, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « afgedankte bedrijfsruimte » vervangen door de woorden « te herontwikkelen bedrijfsruimte ».

Art. 14.In artikel 181, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « afgedankte bedrijfsruimte » vervangen door de woorden « te herontwikkelen bedrijfsruimte ».

Art. 15.Artikel 182 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 16.In artikel 183, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. Onder 3° worden de woorden « de sanering of de renovatie » vervangen door de woorden « of de herontwikkeling ».2. Onder 4° worden de woorden « de sanering of de renovatie » vervangen door de woorden « of de herontwikkeling ».

Art. 17.In artikel 184, 2°, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « ofwel de sanering en de renovatie van onroerende goeden » vervangen door de woorden « ofwel de herontwikkeling van onroerende goeden ».

TITEL III. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

Art. 18.Artikel 1, 13°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt aangevuld als volgt : « wat betreft de installaties en activiteiten opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 3, vijfde en zesde lid, is voor de bodem het herstellen in oorspronkelijke staat de verrichting die voortvloeit uit de verplichtingen bedoeld in artikel 16 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems ».

Art. 19.Artikel 3 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt aangevuld door volgende leden : « De regering stelt onder de installaties of activiteiten waarvan de uitbating onderworpen is aan een milieuvergunning, de lijst vast van de installaties of activiteiten die het grootste risico op bodemverontreiniging vormen.

In de lijst kan voor de installaties of activiteiten die een hoger risico op bodemverontreiniging vormen, de termijn worden vermeld waarin voor het eerst een oriëntatieonderzoek dient te worden uitgevoerd, of de periodiciteit waarmee de verplichting tot uitvoering van een dergelijk onderzoek geldt. »

Art. 20.Artikel 13, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de woorden « of in een herontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 34bis van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium dat niet gedekt is door een gemeentelijk plan van aanleg ».

Art. 21.In hetzelfde decreet wordt er een artikel 59ter luidend als volgt ingevoerd : «

Art. 59ter.- § 1. Onverminderd diens verplichtingen wat betreft het herstellen in de oorspronkelijke staat en het nabeheer gelden de verplichtingen bedoeld in artikel 16 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems voor : 1° de uitbater van een installatie of een activiteit bedoeld in artikel 3, vijfde lid, telkens als een uitbating stopgezet wordt;2° de uitbater van een installatie of een activiteit bedoeld in artikel 3, zesde lid, en die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald bij het besluit genomen krachtens die bepaling. Bij het uitvoeren van hun verplichtingen schikken zij zich naar het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems.

In de zin van 1° van het eerste lid van deze paragraaf wordt onder het stopzetten van een uitbating verstaan, het stopzetten ervan voortvloeiende uit ofwel : 1° het verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning indien er ondertussen geen nieuwe vergunning is afgeleverd voor dezelfde installatie of activiteit;2° de intrekking van de milieuvergunning volgens de artikelen 65, § 2, of 72, § 1;3° het feit dat de uitbater uitdrukkelijk afziet van het steunen op de gevolgen van de vergunning;4° het uitblijven van enige uitbating van de installatie of van de activiteit in totaal of voor een aanzienlijk deel ervan gedurende een termijn van twee jaar. § 2. De uitbater is vrijgesteld van de verplichting bepaald in vorig lid volgens de modaliteiten bepaald in artikel 23 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems indien hij bewijst dat hij zich in één der volgende gevallen bevindt : 1° de verontreiniging of het achterlaten van afvalstoffen zijn niet toe te schrijven aan zijn activiteiten;2° hij heeft van de bevoegde overheid een document gekregen waaruit blijkt dat de sanering zorgvuldig is uitgevoerd overeenkomstig een herontwikkelingsplan, een plan voor het herstellen van de plaats in oorspronkelijke staat of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de wetgeving inzake de milieuvergunning, afvalstoffen, grondwater, steengroeven of steenbergen;3° een sanering overeenkomstig een herontwikkelingsplan, een herstellen van de plaats in oorspronkelijke staat of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de wetgeving inzake de milieuvergunning, afvalstoffen, grondwater, steengroeven of steenbergen is aan de gang;4° een derde heeft zijn plaats ingenomen in de uitvoering van diens verplichtingen, overeenkomstig artikel 20, eerste lid, van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems;5° het overschrijden of het risico op het overschrijden van de grenswaarde die hem ertoe verplichten de herontwikkeling door te voeren, zijn enkel toe te schrijven aan een wijziging van de voorschriften van het gewestplan of van een gemeentelijk plan van aanleg die op een later tijdstip dan de verontreiniging plaatsvond;6° de bodemverontreiniging was, in de huidige wetenschappelijke en technische kennisstand, niet beschouwd als beschadigend voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van het leefmilieu, niet enkel op het ogenblik waarop de verontreiging tot stand kwam, maar eveneens tijdens de gehele periode die voorafgaat aan de datum van bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad .»

Art. 22.Artikel 71, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt : 4° « de regering of diens gemachtigde in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems inlichten.»

Art. 23.Artikel 74, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt : 4° « de regering of diens gemachtigde in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems inlichten.»

Art. 24.In artikel 79 van hetzelfde decreet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. Paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met een 4° luidend als volgt : « 4° de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems na te leven.». 2. Paragraaf 2 wordt aangevuld met een derde lid luidend als volgt : « Hij legt in voorkomend geval de naleving van de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems op.»

Art. 25.Artikel 81, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met de woorden « of in een herontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 34bis van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium dat niet gedekt is door een gemeentelijk plan van aanleg ».

TITEL IV. - Decreet betreffende de sanering van verontreinigde bodems

Art. 26.Dit artikel houdt de bepalingen betreffende het decreet tot sanering van verontreinigde bodems. « HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Doelstellingen

Artikel 1.- Dit artikel beoogt bodemverontreiniging te voorkomen, de potentiële verontreinigingsbronnen te onderkennen, het onderzoek naar het bestaan van verontreiniging te regelen en de wijze van sanering van verontreinigde bodems te bepalen. Afdeling II. - Begripsomschrijvingen

Art. 2.- Voor de toepassing van dit decreet wordt, verstaan onder : 1° « bodem » : de oppervlaktelaag van de aardkorst, met inbegrip van het grondwater in de zin van het decreet van 30 april 1990 over de bescherming en de uitbating van ondergronds en tot drinkwater verwerkbaar water, en de andere bestanddelen en organismen die er aanwezig in zijn;2° « bodemverontreiniging » : de aanwezigheid op of in de bodem van producten, stoffen, afvalstoffen, chemische bestanddelen of organismen afkomstig van de menselijke activiteit die rechtstreeks of onrechtstreeks nadelig zijn of kunnen zijn voor de bodemkwaliteit;3° « verontreinigende stof » : product, stof, afvalstof, chemische verbinding of organisme die een verontreiniging veroorzaken;4° « nieuwe bodemverontreiniging » : verontreiniging ontstaan vanaf 1 januari 2003;5° « historische bodemverontreiniging » : verontreiniging ontstaan vóór 1 januari 2003;6° « gemengde bodemverontreiniging » : verontreiniging ontstaan deels vóór en deels vanaf 1 januari 2003;7° « bodemverontreiniging die een ernstig risico uitmaakt » : a.bodemverontreiniging die, gezien de bodemkenmerken en de functies ervan, gezien de aard, de concentratie en het verspreidingsrisico van de aanwezige stoffen of organismen, een contact tussen die verontreinigende stoffen of organismen en de mensen, de dieren en de planten kan of zou kunnen teweegbrengen waarvan vermoed dan wel met zekerheid gesteld kan worden dat het schadelijk is voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van het leefmilieu; b. bodemverontreiniging die schade zou kunnen teweegbrengen aan de reserves tot drinkwater verwerkbaar water;8° « grond » : de bodem, met inbegrip van de in de grond en op de bodem opgetrokken bouwwerken en installaties;9° « verontreinigde grond » : de grond waar de bodemverontreiniging ontstaan is en de grond waarin ze verspreid is geraakt;10° « grondsanering » : het wegwerken, neutraliseren, stoppen, ter plaatse beperken van de bodemverontreiniging of het beschermen tegen de bodemverontreiniging;11° « veiligheidsmaatregelen » : in plaats en tijd beperkte maatregelen, met inbegrip van gebruiksrestricties met uitzondering van de saneringshandelingen en -werken die de beheersing van de gevolgen van een bodemverontreiniging of het voorkomen van het ontstaan ervan beogen;12° « opvolgingsmaatregelen » : maatregelen waarmee men zich van de risicobeheersing en de doeltreffendheid van de veiligheidsmaatregelen of van de bodemsaneringshandelingen en -werken vergewist;13° « best mogelijke beschikbare technieken » : het doeltreffendste en meest geavanceerde ontwikkelingsstadium van de installaties en activiteiten en van hun wijze van concipiëring, opbouw, uitbating en onderhoud op het vlak van bodemsanering, waarmee in de praktijk aangetoond wordt dat bijzondere technieken geschikt zijn om in beginsel de basis uit te maken voor de waarden vastgesteld ter uitvoering van dit decreet en waarmee beoogd wordt de schade aan de menselijke gezondheid en aan de kwaliteit van het leefmilieu te voorkomen en, indien de voorkoming onmogelijk blijkt, op algemene wijze te verminderen, op voorwaarde dat die technieken op een dergelijke schaal uitgewerkt worden dat ze in de betrokken sector toegepast kunnen worden in economisch en technisch leefbare voorwaarden en toegankelijk kunnen zijn in redelijke voorwaarden;14° « bevoegde overheid » : de regering of diens gemachtigde;15° « deskundige » : deskundige erkend door de regering voor de uitvoering van de opdrachten bepaald bij dit decreet;16° « achtergrondconcentratie » : omgevende concentratie van een verontreinigde stof in de bodem of het grondwater;de omgevende concentraties kunnen wijzen op natuurlijke geologische variaties of op de invloed van een in de streek veralgemeende landbouw-, industrie- of stedelijke bedrijvigheid; 17° « referentiewaarde » : indicatieve waarde vastgesteld door de regering voor de achtergrondconcentraties aan verontreinigende stoffen die naar verwachting in de bodem of het grondwater aangetroffen kunnen worden in afwezigheid van van nature rijke geochemische achtergrondconcentraties en in afwezigheid van een landbouw-, industrie- of stedelijke bedrijvigheid, die in beginsel beantwoordt aan de doelstelling die met de sanering bereikt dient te worden;18° « grenswaarde » : concentratie vastgesteld door de regering aan verontreinigende stoffen in de bodem of het grondwater die beantwoordt aan een niveau dat, indien overschreden, een indelingsonderzoek noodzakelijk maakt;19° « interventiewaarde » : concentratie vastgesteld door de regering aan verontreinigende stoffen in de bodem of het grondwater die beantwoordt aan een niveau dat, indien overschreden, een indelingsonderzoek noodzakelijk maakt en die meer bepaald en in voorkomend geval tegelijk de vorm aan kan nemen van : a.een sanering; b. veiligheidsmaatregelen;c. opvolgingsmaatregelen;20° « bijzondere waarde » : waarde vastgesteld ten gevolge van een eerste indelingsonderzoek of bereikt ten gevolge van een eerste sanering en bepaald in het attest bedoeld in de artikelen 39 en 59;21° « maatschappij » : « Société publique d'aide à la qualité de l'environnement » (Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu) bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. Afdeling III. - Informatie en toezicht

Art. 3.- Degene die het toezicht heeft over een grond waarin zich ofwel verontreinigende stoffen bevinden met een concentratie die de criteria vastgesteld in de artikelen 41 tot en met 43 overschrijdt ofwel achtergelaten afvalstoffen bevinden, is ertoe verplicht, indien hij weet dat die afval- of verontreinigende stoffen aanwezig zijn, er de bevoegde overheid onmiddellijk van te verwittigen.

Hij is er eveneens toe verplicht de bevoegde overheid en de eigenaar, zodra hij erover ingelicht is, kennis te geven van elk ernstig risico op de verspreiding van de verontreiniging naar een ander dan de betrokken grond.

Art. 4.- § 1. De regering kan de procedureregels betreffende de onderzoekingen die nodig zijn om de bevoegde overheid bedoeld in de artikelen 18 en 19 zijn beslissing te laten treffen, bepalen.

Hij wijst de personeelsleden aan die bevoegd zijn om die onderzoekingen te verrichten.

Die personeelsleden kunnen meer bepaald : 1° ter plaatse en bij hun eerste verzoek alle documenten, stukken of boeken die nuttig zijn voor de voltooiing van hun opdracht laten voorleggen of opsporen, er een fotografisch of ander afschrift van nemen of ze tegen ontvangstbewijs medenemen;2° de grond betreden waarvoor er ernstige aanwijzingen op een bodemverontreiniging of een achterlaten van afvalstoffen bestaan met het oog op het verrichten van boringen, het nemen van bodemmonsters of het verrichten van de analyses overeenkomstig de door de regering vastgestelde regels. Zonder voorafgaandelijke machtiging van de onderzoeksrechter mogen die personeelsleden geen enkele plaats betreden die een woonplaats uitmaakt in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

De in dit artikel bedoelde personeelsleden mogen agenten van de openbare macht vorderen die verplicht zijn hen in de uitoefening van hun opdracht bij te staan. § 2. Wat betreft de maatschappij, gelden de bepalingen van de paragrafen 3 en 4 van artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.

Art. 5.- Onverminderd de artikelen 58 en 59 en elke bepaling ter zake van het opsporen en vaststellen van overtredingen, verstrekken zij die daartoe verplicht zijn, alsook de deskundigen, op haar eerste verzoek de bevoegde overheid elke inlichting betreffende de verplichten bedoeld in artikel 16, hun wijze van uitvoering en de vordering ervan.

Daartoe geniet de bevoegde overheid de prerogatieven bedoeld in artikel 4. Afdeling IV. - Onteigening

Art. 6.- Op eigen initiatief of op verzoek van degene die verplichting bedoeld in artikel 16 heeft, kan de regering onroerende goeden ten algemenen nutte onteigenen voor de uitvoering van de grondsaneringshandelingen en -werken. In voorkomend geval wordt de onteigening op naam en in opdracht van degene die de verplichting heeft verricht.

De regering kan de maatschappij ertoe machtigen de onroerende goeden voor de uitvoering van de handelingen en werken voor de sanering van de grond waarvoor ze belast is overeenkomstig artikel 65 ten algemenen nutte te onteigenen. Afdeling V. - Lasten

Art. 7.- De gronden die aan onderzoeks-, veiligheidsmaatregelen of een sanering zijn onderworpen, alsmede de naburige goeden, ondergaan de lasten die noodzakelijk zijn voor de gunstige afwikkeling van de verrichtingen, met inbegrip van de toegang, de gebruiksrestricties, de uitvoering of het behoud van bouwwerken, handelingen en werken.

De houders van zakelijke of persoonlijke rechten op die goeden is, behoudens hun beroep tegen de verantwoordelijke, geen enkele vergoeding verschuldigd. HOOFDSTUK II. - Waarden, register van de natuurlijke gehaltes, inventarissen en gegevensbanken Afdeling I. - Waarden

Art. 8.- Onverminderd de te bereiken bijzondere waarden vastgesteld in het attest bedoeld in artikelen 39 en 59, kan de regering de grens- en interventiewaarden wat betreft de bodem afstemmen op de types natuurlijk, landbouw-, residentieel of gemengd, recreatief en industrieel gebruik van de grond.

De regering bepaalt het toepassingsgebied van elk type gebruik in functie van de voorschriften van het gewestplan en het gemeentelijk plan van aanleg, enerzijds, en het daadwerkelijk gebruik van de grond, anderzijds. Afdeling II. - Register van de natuurlijke gehaltes

Art. 9.- De regering stelt de kaart van de geologische variaties van de natuurlijke gehaltes van de bodem en het grondwater op het gewestelijk grondgebied vast. Hij bepaalt daarnaast de concentraties aan verontreigende stoffen in de bodem en het grondwater die voortspruiten uit een veralgemeende landbouw-, industrie- of stedelijke bedrijvigheid en lokaliseert ze. Hij zorgt voor de bekendmaking ervan. Afdeling III. - Inventaris van de verontreinigde gronden en gronden

met verontreinigingsrisico Onderafdeling 1 Identificatie van de installaties en activiteiten die het grootste bodemverontreinigingsrisico inhouden

Art. 10.- De lijsten van de installaties of activiteiten waarvan de uitbating onderworpen is aan een milieuvergunning die het grootste bodemverontreinigingsrisico inhouden, bedoeld in artikel 9, vijfde en zesde lid van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, kunnen door de regering uitgebreid worden naar de activiteiten die onderworpen zijn aan een bestuurlijke machtiging overeenkomstig een voormalige wetgeving.

Onderafdeling 2. - Inventarissen

Art. 11.- In het jaar van inwerkingtreding van het regeringsbesluit bedoeld in artikel 10, wordt door de maatschappij opgemaakt : 1° een inventaris van de gronden die ingenomen zijn of waren door een bedrijf dat één of verschillende installaties of activiteiten bedoeld in artikel 3, vijfde en zesde lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 10 van dit decreet voert;2° een inventaris van de andere verontreinigde gronden of gronden met een verontreinigingsrisico of waarop afvalstoffen zijn achtergelaten.

Art. 12.- De overheden of bestuurlijke diensten die onder de bevoegdheid van het Waalse Gewest vallen, maken de maatschappij op diens eerste verzoek de inlichtingen over die zij bezitten en die van nut kunnen zijn bij het opmaken van de inventarissen.

Art. 13.- Binnen de zestig dagen na de opneming van een grond in de inventarissen bedoeld in artikel 11, geeft de maatschappij bij ter post aangetekend schrijven kennis van de gegevens die op hen betrekking hebben en die in de ontwerpen van inventarissen zijn opgenomen : 1° aan de eigenaars, aan de dragers van een recht van opstal, aan de erfpachters en de vruchtgebruikers;2° aan de uitbaters van de de bedrijven waarvan installaties of activiteiten op de lijst voorkomen;3° aan de gemeente. De personen bedoeld in het eerste lid maken hun opmerkingen bij ter post aangetekend schrijven aan de maatschappij over binnen de zestig dagen na ontvangst van het schrijven bedoeld in het eerste lid. Bij ontstentenis worden ze geacht geen enkele opmerking te willen maken.

Binnen de zestig dagen na ontvangst van de opmerkingen en op grond daarvan wijzigt de maatschappij in voorkomend geval de gegevens vermeld in de ontwerpen van inventaris. Binnen dezelfde termijn geeft de maatschappij aan de betrokken personen kennis van de wijzigingen die zijn aangebracht in de gegevens of de redenen waarvoor ze van mening is dat die niet gewijzigd moeten worden. Afdeling IV. - Gegevensbank bodemtoestand

Art. 14.- De maatschappij stelt op grond van de inventarissen bedoeld in artikel 11 een gegevensbank bodemtoestand samen en houdt ze bij.

In die gegevensbank worden vermeld : 1° de identificatie van de betrokken kadastrale percelen;2° de identiteit van de eigenaar, erfpachter, drager van een recht van opstal, vruchtgebruiker of uitbater van het bedrijf dat een dergelijke installatie of activiteit voert;3° de op die plaats uitgebate of voorheen uitgebate bedrijven die een bodemverontreiniging zouden kunnen veroorzaken, onder verwijzing naar de registers van de milieuvergunningen;4° de lijst van de gronden waarop een interventie van ambtswege plaats zou kunnen vinden zoals bedoeld in artikel 65, eerste lid;5° de te herontwikkelen bedrijfsruimten of die als zodanig zouden kunnen worden beschouwd overeenkomstig artikelen 167 en volgende van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;6° de voormalige afvalstortplaatsen en vuilnisbelten;7° de gegevens betreffende de verontreiniging waarover de bevoegde overheid beschikt, meer bepaald ten gevolge van de oriëntatie- en indelingsonderzoeken of nog bij beëindiging van de saneringshandelingen en -werken op grond van de slotevaluaties bedoeld in artikel 59, § 3, of ten gevolge van de uitvoering van aanvullende werken als bedoeld bij dezelfde bepaling;8° de veiligheidsmaatregelen of de opvolgingsmaatregelen die eventueel zijn opgelegd overeenkomstig dit decreet;9° de attesten voor de in het kader van dit decreet onderzochte of gesaneerde gronden, evenals de documenten uitgaande van de bevoegde overheden die de zorgvuldige uitvoering van een sanering bevestigen overeenkomstig een herontwikkelingsplan, een herstel in oorspronkelijke staat of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de decreetgeving inzake de milieuvergunningen, de afvalstoffen, het grondwater, de steengroeven en de steenbergen. De gegevensbank wordt beheerd door een beheerscomité bestaande uit een vertegenwoordiger van de maatschappij, de Afdeling Preventie en Machtigingen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, en de Afdeling Inrichting en Stedenbouw van het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium.

De regering wijst de leden van het comité aan. Hij stelt de werkingswijze van het beheerscomité vast. Diens huishoudelijk reglement wordt de regering ter goedkeuring voorgelegd. Afdeling V. - Informatieverstrekking

Art. 15.- De toegang tot de gegevensbank bodemtoestand vindt in de voorwaarden en op de wijze plaats bepaald door de wetgeving ter regeling van de vrije toegang van de burgers tot de milieu-informatie.

In afwijking van het eerste lid hebben degene die verplichtingen hebben in de zin van artikel 19 of overeenkomstig artikel 169 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, alsmede de deskundige, onmiddellijke toegang tot de inlichtingen betreffende de op hen betrekking hebbende gronden vervat in de gegevensbank bodemtoestand, op de door de regering vastgestelde wijze. HOOFDSTUK III. - Feiten die tot verplichtingen aanleiding geven en personen aan die verplichtingen onderworpen Afdeling I. - Algemeen

Art. 16.- In dit hoofdstuk worden de feiten die tot volgende verplichtingen aanleiding geven en de personen die aan die verplichtingen onderworpen zijn, opgesomd : 1° overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen II en III van hoofdstuk IV van dit decreet : a.de verplichting tot het verrichten van een oriëntatieonderzoek; b. in voorkomend geval, de verplichting tot het verrichten van een indelingsonderzoek;c. in voorkomend geval, de verplichting tot het verrichten van een sanering; 2° overeenkomstig de artikelen 33, tweede lid, 4°, a., en vierde lid, 39, vierde en vijfde lid, en 59, § 3, tweede lid, de verplichting tot het treffen van veiligheidsmaatregelen; 3° overeenkomstig artikel 59, § 3, eerste lid, 2°, de verplichting tot het treffen van opvolgingsmaatregelen. Afdeling II. - Feiten die tot verplichtingen aanleiding geven

Art. 17.- Wie dat wenst, kan zich individueel onderwerpen aan de bepalingen van hoofdstuk IV. Voor de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk IV kan eveneens een milieuovereenkomst worden opgemaakt overeenkomstig het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten.

In beide gevallen en inafwijking van de artikelen 33, tweede lid, 4°, b., en 53, tweede lid, 2°, b., wordt er geen zekerheid samengesteld.

Art. 18.- Onverminderd de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en van hoofdstuk I van titel I van boek II van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium ontstaan de verplichtingen bedoeld in artikel 16 te allen tijde, op beslissing van de bevoegde overheid, die melding maakt van ernstige aanwijzigen dat er een bodemverontreiniging de grenswaarden of de te bereiken bijzondere waarden overschrijdt of dreigt te overschrijden dan wel dat een niet toegelaten aanwezigheid van afvalstoffen vastgesteld wordt, en waarbij aangegeven wordt in welke hoedanigheid degene die verplichtingen heeft, aangewezen wordt.

De bevoegde overheid beslist rekening houdend, in het bijzonder, met het risico op ernstige bedreiging. Afdeling III. - Personen die aan verplichtingen onderworpen zijn

Onderafdeling 1 - Identificatie

Art. 19.- De personen die verplichtingen hebben als bedoeld in artikel 16 zijn, in voorkomend geval tegelijk : 1° degene die overeenkomstig 17 de bepalingen van hoofdstuk IV toepast;2° de veroorzaker of vermoedelijke veroorzaker van de bodemverontreiniging of het achterlaten van afvalstoffen aangewezen door de bevoegde overheid;3° bij ontstentenis, de eigenaar, de erfpachter, de houder van een recht van opstal of de vruchtgebruiker van de grond aangewezen door de bevoegde overheid : a.indien er geen enkele veroorzaker of vermoedelijke veroorzaker geïdentificeerd kan worden of indien alle vermoedelijke daders moeilijk identificeerbaar zijn; b. indien geen enkele veroorzaker of vermoedelijke veroorzaker de aansprakelijkheid toegerekend kan worden of indien de aansprakelijkheid van alle veroorzakers moeilijk vast te stellen is;c. indien de veroorzaker of vermoedelijke veroorzaker insolvent is of over onvoldoende financiële zekerheden beschikt. Onderafdeling 2 Vrijstellingsmogelijkheden ten gunste van de personen die aan verplichtingen onderworpen zijn Vrijstellingsgronden

Art. 20.- Vrijgesteld wordt de aan verplichtingen onderworpen persoon die aantoont dat een derde zijn plaats heeft ingenomen in volgende voorwaarden : 1° de derde heeft zich formeel, onvoorwaardelijk en onherroepbaar ertoe verbonden alle verplichtingen van de aan verplichtingen onderworpen persoon uit te voeren;2° de bevoegde overheid heeft uitdrukkelijk ingestemd met de bewoordingen van die indeplaatsstelling en de identiteit van de derde;3° de derde heeft de eventueel vereiste zekerheid gesteld. Vrijgesteld van de verplichtingen bedoeld in artikel 16 is eveneens de aan verplichtingen onderworpen persoon aangewezen overeenkomstig artikel 19, 2° of 3°, indien hij de voorwaarden bedoeld in de artikelen 21 en 22 vervult.

Art. 21.- Onverminderd artikel 20, eerste lid, toont de veroorzaker of de vermoedelijke veroorzaker van de bodemverontreiniging of van het achterlaten van afvalstoffen om voor de vrijstelling bedoeld in artikel 20, tweede lid, in aanmerking te komen, aan dat hij zich in één der volgende gevallen bevindt : 1° de verontreiniging of het achterlaten van afvalstoffen zijn niet toe te schrijven aan zijn activiteiten;2° hij heeft van de bevoegde overheid een document gekregen waaruit blijkt dat de sanering zorgvuldig is uitgevoerd overeenkomstig een herontwikkelingsplan, een plan voor het herstellen van de plaats in oorspronkelijke staat of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de wetgeving inzake de milieuvergunning, afvalstoffen, grondwater, steengroeven of steenbergen;3° een sanering overeenkomstig een herontwikkelingsplan, een herstellen van de plaats in oorspronkelijke staat of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de wetgeving inzake de milieuvergunning, afvalstoffen, grondwater, steengroeven of steenbergen is aan de gang;4° het overschrijden of het risico op overschrijden van de grenswaarde die zijn hoedanigheid van de aan verplichtingen onderworpen persoon verantwoordt, is enkel toe te schrijven aan een na de verontreiniging aangebrachte wijziging in de voorschriften van het gewestplan of van het gemeentelijk plan van aanleg;5° de bodemverontreiniging maakte niet een ernstige bedreiging uit, in de huidige wetenschappelijke en technische kennisstand, niet enkel op het ogenblik waarop de verontreiniging ontstaan is, maar eveneens over de periode die voorafgaat aan de datum van bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad.

Art. 22.- Onverminderd artikel 20, eerste lid, toont de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker van de grond aan, om voor de vrijstelling bedoeld in artikel 20, tweede lid, in aanmerking te komen, dat hij zich in één der volgende gevallen bevindt : 1° de aanwezigheid van verontreinigende stoffen is te wijten aan een van buitenaf inkomende verontreiniging;2° hij heeft van de bevoegde overheid een document gekregen waaruit blijkt dat de sanering zorgvuldig is uitgevoerd overeenkomstig een herontwikkelingsplan, een plan voor het herstel van de plaats in oorspronkelijke staat of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de wetgeving inzake de milieuvergunning, afvalstoffen, grondwater, steengroeven of steenbergen;3° een sanering overeenkomstig een herontwikkelingsplan, een herstellen van de plaats in oorspronkelijke staat of een saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de wetgeving inzake de milieuvergunning, afvalstoffen, grondwater, steengroeven of steenbergen is aan de gang;4° het overschrijden of het risico op overschrijden van de grenswaarde die zijn hoedanigheid van de aan verplichtingen onderworpen persoon verantwoordt, is enkel toe te schrijven aan een na de verontreiniging aangebrachte wijziging in de voorschriften van het gewestplan of van het gemeentelijk plan van aanleg;5° de bodemverontreiniging maakte niet een ernstige bedreiging uit, in de huidige wetenschappelijke en technische kennisstand, niet enkel op het ogenblik waarop de verontreiniging ontstaan is, maar eveneens over de periode die voorafgaat aan de datum van bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad ;6° hij beantwoordt tegelijk aan volgende voorwaarden : a.hij is houder van zijn zakelijk recht van vóór de datum van 1 januari 2003 of is er door erfopvolging houder van geworden; b. hij was niet of kon niet op de hoogte zijn van de bodemverontreiniging of het achterlaten van afvalstoffen op het ogenblik waarop één van beide feiten plaatsvond of op het ogenblik waarop hij houder is geworden van zijn zakelijk recht. Vrijstellingsprocedure

Art. 23.- De vrijstellingsprocedure verloopt als volgt : 1° de aan verplichtingen onderworpen persoon richt aan de bevoegde overheid een gemotiveerd vrijstellingsverzoek samen met elk door hem nuttig geacht verantwoordingsdocument;2° op straffe van onontvankelijkheid van zijn verzoek licht de aan verplichtingen onderworpen persoon als veroorzaker of vermoedelijke veroorzaker van de bodemverontreiniging of het achterlaten van afvalstoffen tegelijk de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker erover in;3° de aan verplichtingen onderworpen persoon en, in voorkomend geval, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker worden door de bevoegde overheid gehoord;4° de bevoegde overheid geeft in voorkomend geval de redenen op waarom ze van mening is dat het herontwikkelingsplan, het plan voor het herstel in oorspronkelijke staat, alsmede het saneringsplan in de zin van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de decreetgeving inzake de milieuvergunningen, de afvalstoffen, het grondwater, de steengroeven of de steenbergen, uitgevoerd of in uitvoering, een geschikte sanering uitmaken ten opzichte van de doelstellingen van dit decreet;5° de bevoegde overheid geeft kennis van zijn beslissing aan de aan verplichtingen onderworpen persoon en, in voorkomend geval, aan de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker binnen de negentig dagen te rekenen van de ontvangst van de beslissing bedoeld onder 1°.Bij ontstentenis kan de aan verplichtingen onderworpen persoon een ingebrekestelling om te beslissen verzenden. Indien de bevoegde overheid niet kennis geeft van zijn beslissing over het vrijstellingsverzoek binnen de dertig dagen na de ontvangst van de ingebrekestelling, wordt het verzoek geacht verworpen te zijn.

Door de indiening van het vrijstellingsverzoek worden de verplichtingen van artikel 16 opgeschort.

Onderafdeling 3. - Beroepen

Art. 24.- § 1. Een beroep tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 18 of 23 staat open voor de aangewezen aan verplichtingen onderworpen persoon.

Een beroep staat eveneens open voor de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker tegen de beslissingen bedoeld in artikel 23 waarbij de aangewezen aan verplichtingen onderworpen persoon de vrijstelling wordt toegekend.

Het beroep schort de omstreden beslissing op.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of tegen ontvangstbewijs binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de ontvangst van de beslissing aan de bevoegde overheid gericht of, indien de beslissing uitblijft, vanaf de dag volgend op de termijn die de bevoegde overheid had om zijn beslissing te versturen, aan de bevoegde overheid gericht. § 2. Er wordt een beroepsadviescommissie opgericht.

De commissie bestaat uit : 1° één voorzitter die een ervaring van minstens vijf jaar in de magistratuur aantoont;2° twee personen die over de technische vaardigheden en over een ervaring in de besproken aangelegenheden beschikken;3° één lid van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, houder van een diploma licentiaat in de rechten of daarmee gelijkgesteld, voorgedragen door de Minister bevoegd voor Leefmilieu;4° één lid van het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, houder van een diploma licentiaat in de rechten of daarmee gelijkgesteld, voorgedragen door de Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening. De regering wijst voor elk gewoon lid een plaatsvervangend lid aan. De vervangende voorzitter en de vervangende leden zetelen indien de gewone voorzitter of het gewone lid voor wie ze als plaatsvervanger optreden, verhinderd is. Elk mandaat heeft een duur van vijf jaar.

Indien een mandaat open komt te staan vóór het verstrijken van de geldigheidsduur, wordt de opvolger voor de overblijvende looptijd van het mandaat aangewezen.

De commissie beraadslaagt enkel op geldige wijze indien de voorzitter of diens plaatsvervanger en twee gewone of plaatsvervangende leden waaronder minstens één met technische vaardigheden en één met ervaring in de besproken aangelegenheden aanwezig zijn. De onthouding is niet mogelijk. Bij staking van stemmen weegt de voorzittersstem door.

De voorzitter en de andere commissieleden zijn tot geheimhouding van de beslissingen verplicht.

De commissie wordt bijgestaan door één secretaris en twee adjunct-secretarissen, aangewezen door de regering.

De regering kan de werkingswijze van de commissie verder aanvullen. § 3. Binnen de tien dagen na ontvangst van het beroep worden door de bevoegde overheid overgemaakt : 1° aan de verzoeker een bericht van ontvangst waarin de datum van de hoorzitting bedoeld in het tweede lid plaatsvindt;2° aan de adviescommissie bedoeld in paragraaf 2 en, in voorkomend geval, aan de eigenaar, erfpachter, drager van een recht van opstal of vruchtgebruiker van de betrokken grond, een afschrift van het beroep en voornoemd bericht van ontvangst. Binnen de vijfenvijftig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep worden de verzoeker, de regeringsgemachtigde en, in voorkomend geval, de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker uitgenodigd om voor de commissie te verschijnen.

De commissie stelt daarvan proces-verbaal op en brengt binnen de vijftien dagen zijn advies uit aan de bevoegde overheid. Bij ontstentenis loopt de procedure door.

Binnen de negentig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep stuurt de bevoegde overheid zijn beslissing aan de verzoeker en, in voorkomend geval, aan de eigenaar, de erfpachter, de drager van een recht van opstal of de vruchtgebruiker. Bij ontstentenis kan de verzoeker bij ter post aangetekend schrijven een herinneringsschrijven aan de bevoegde overheid richten.

Indien de bevoegde overheid zijn beslissing niet verstuurt binnen de dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het herinneringsschrijven, is de beslissing waartegen een beroep is ingediend, bevestigd. HOOFDSTUK IV. - Afwikkeling van de onderzoekingen en de grondsanering Afdeling I. - Deskundigen

Onderafdeling 1. - Erkenning van de deskundigen

Art. 25.- § 1. De uitvoering van een oriëntatie-, een indelingsonderzoek, een saneringsproject en het toezicht op de grondsaneringshandelingen en -werken kunnen enkel worden verricht door een overeenkomstig dit decreet erkende deskundige. § 2. De regering bepaalt de voorwaarden waaraan de toekenning van een erkenning ondergeschikt is gemaakt.

Die voorwaarden hebben in elk geval betrekking op : 1° de verplichte vaardigheden van de erkenningsaanvrager;2° de technische middelen waarover hij beschikt;3° de vereiste morele waarborgen;4° het bezitten van een accreditatie.

Art. 26.- § 1. De erkeningsaanvraag wordt op straffe van onontvankelijkheid bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of tegen overhandiging van een ontvangstbewijs gericht aan de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest.

De regering bepaalt de inhoud van de aanvraag. § 2. De directeur-generaal richt bij ter post aangetekend schrijven zijn beslissing over de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de dag waarop hij de aanvraag ontvangt, overeenkomstig paragraaf 1, aan de aanvrager.

Indien de aanvraag onvolledig is, geeft de directeur-generaal aan welke stukken ontbreken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het aangetekend schrijven om de directeur-generaal de gevraagde aanvullende bestanddelen bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of tegen overhandiging van een ontvangstbewijs over te maken.

Binnen de vijftien dagen volgend op de ontvangst van de aanvullende bestanddelen richt de directeur-generaal zijn beslissing over de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag aan de aanvrager.

Indien de directeur-generaal een tweede keer van mening is dat de aanvraag onvolledig is, verklaart hij de aanvraag onontvankelijk.

Indien de aanvraag onontvankelijk is, deelt de directeur-generaal in de voorwaarden en termijnen bepaald in het eerste lid of, in voorkomend geval, binnen de termijn bepaald in het tweede lid, de onontvankelijkheidsgronden aan de aanvrager mee.

Indien de directeur-generaal geen enkele beslissing binnen de voorwaarden en termijnen bepaald in het derde lid aan de aanvrager heeft gericht, wordt de aanvrager als ontvankelijk beschouwd. De behandeling ervan loopt dan door. § 3. De directeur-generaal richt zijn beslissing bij ter post aangetekend schrijven aan de aanvraag binnen een termijn van zeventig dagen te rekenen van 1° de dag waarop hij zijn beslissing verstuurd heeft waarbij de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag bevestigd is;2° bij ontstentenis, de dag volgend op de termijn die hem is opgelegd om zijn beslissing over de ontvankelijkheid van de aanvraag te versturen. Indien er geen beslissing is verstuurd binnen de termijn bepaald in het eerste lid, wordt de erkenning geacht geweigerd te zijn.

De beslissing tot toekenning van de erkenning wordt per uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 27.- De duur van de erkenning wordt tot vijf jaar beperkt. Met de erkenning wordt de deskundige een nummer toegewezen dat op elk document dat hij aan de publieke overheden richt, vermeld moet zijn.

Art. 28.- § 1. De erkenning kan opgeschort of ingetrokken worden : 1° indien de erkenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn;2° indien de door de deskundige verstrekte prestaties door de bevoegde overheid als van kennelijk onvoldoende kwaliteit worden beschouwd;3° indien de verplichtingen bedoeld in artikel 29 niet worden nageleefd. § 2. Indien de directeur-generaal het voornemen heeft om een erkenning op te schorten of in te trekken, licht hij de houder ervan bij ter post aangetekend schrijven over in, waarbij : 1° de motieven voor de opschorting of de intrekking worden opgegeven;2° de duur van de opschorting van de erkenning wordt aangegeven;3° de houder van de erkenning uitgenodigd wordt om zijn opmerkingen te laten geworden binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de kennisgeving van het schrijven waarbij hij ingelicht wordt over het voornemen om de erkenning op te schorten dan wel in te trekken. Bij opschorting wordt de duur vermeld. § 3. De directeur-generaal richt zijn beslissing over de opschorting of intrekking aan de houder van de erkenning bij ter post aangetekend schrijven binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de kennisgeving van het schrijven bedoeld in paragraaf 2, eerste lid. § 4. De houder van de erkenning kan een beroep bij de regering indienen tegen de beslissing bedoeld in paragraaf 3.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep aan de regering gericht bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of tegen ontvangstbewijs overhandigd, binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de dag van ontvangst van de beslissing.

De regering geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep.

Indien er geen kennisgeving plaatsvond binnen voorvermelde termijn, wordt het beroep verworpen. § 5. De uiteindelijke beslissing tot opschorting of intrekking van de beslissing wordt per uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Onderafdeling 2. - Door de deskundigen na te leven regels

Art. 29.- De regering legt de regels vast die de deskundige dient na te leven in de uitoefening van zijn opdracht. Die regels hebben in elk geval betrekking tot : 1° de gevallen waarin hij zich niet van zijn opdracht kan kwijten meer bepaald wegens zijn familiale, structurele of financiële banden met de opdrachtgever of de persoon die de saneringswerken uitvoert;2° de technische regels inzake boringen, de bodemmonsters en de analyse.

Art. 30.- De regering kan de voorwaarden vaststellen waaraan de natuurlijke of rechtspersonen die over een erkenning of een gelijkwaardige titel beschikken om activiteiten die gelijkwaardig zijn met die van artikel 25, § 1, uit te oefenen in een ander Gewest of een andere lid-Staat van de Europese Unie gelijkgesteld kunnen worden met personen die over een erkenning beschikken als deskundige overeenkomstig dit decreet. Afdeling II. - Onderzoekingen

Onderafdeling 1. - Oriëntatieonderzoek

Art. 31.- Het oriëntatieonderzoek beoogt de eventuele aanwezigheid van bodemverontreinging na te gaan en, in voorkomend geval, een eerste omschrijving en raming van de omvang van die verontreiniging te verstrekken. Het onderzoek veronderstelt een beperkt aantal bodemmonsters en analyses en, in voorkomend geval, boringen.

Art. 32.- Het oriëntatieonderzoek wordt door de aan verplichtingen onderworpen persoon bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst of tegen overhandiging met ontvangstbewijs gericht aan de bevoegde overheid binnen de negentig dagen nadat het feit dat tot de verplichtingen bedoeld in artikel 16 aanleiding heeft gegeven, zich heeft voorgedaan.

Het onderzoek bevat : 1° algemene inlichtingen en meer bepaald de eventuele gegevens betreffende de betrokken grond vermeld in gegevensbank bodemtoestand en de van toepassing zijnde waarden, met inbegrip van de achtergrondconcentraties;2° een historiek van de site en de lopende uitbating;3° inlichtingen van geologische, hydrologische en hydrogeologische aard;4° inlichtingen betreffende steekproefstrategieën en bodemmonsters, boringen, monsternemingen en de verpakking van bodemmonsters en grondwatermonsters, evenals betreffende de analysemethodes en -resultaten;5° aanbevelingen betreffende de eventueel aan te wenden veiligheidsmaatregelen;6° een analyse betreffende de noodzaak om een risico-onderzoek door te voeren;7° de conclusies en voorstellen van de deskundige. Na gemotiveerd verzoek kan de bevoegde overheid de termijn bedoeld in het eerste lid verlengen.

Art. 33.- Binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het oriëntatieonderzoek richt de bevoegde overheid zijn beslissing over het onderzoek aan de aan verplichtingen onderworpen persoon.

Die beslissing kan : 1° tot het besluit komen dat het onderzoek niet-conform is indien de inhoud ervan de bestanddelen bedoeld in artikel 32, tweede lid, niet bevat;2° een aanvullend onderzoek opleggen;3° besluiten dat er geen enkele andere onderzoeking nodig is;4° tot het besluit komen dat er een indelingsonderzoek noodzakelijk is indien voor één of meerdere geanalyseerde stoffen de grenswaarden overschreden worden en de achtergrondconcentraties lager liggen dan de grenswaarden.In dat geval : a. kunnen veiligheidsmaatregelen worden opgelegd totdat er over het indelingsonderzoek is beslist;b. kan de aan verplichtingen onderworpen persoon binnen de vastgestelde termijn verplicht worden een financiële zekerheid te stellen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;c. tot het besluit komen dat een risico-onderzoek noodzakelijk is;5° indien er afvalstoffen aanwezig zijn tot het besluit komen dat een saneringsproject doorgevoerd dient te worden indien de voorwaarden bedoeld onder 4° niet verenigd zijn. In het geval bedoeld in het tweede lid, 3°, wordt er een attest bij de beslissing gevoegd. De bevoegde overheid richt op dezelfde dag een attest aan de eigenaar indien hij niet de aan verplichtingen onderworpen persoon is.

Art. 34.- Indien de bevoegde overheid een aanvullend onderzoek oplegt overeenkomstig artikel 33, tweede lid, 2°, geeft zij de termijn aan waarin dat aanvullend onderzoek aan haar dient te worden gericht. Zij verstuurt haar beslissing binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het aanvullend onderzoek.

Art. 35.- Onverminderd artikel 59ter van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt er geen enkel oriëntatie-onderzoek verricht op de betrokken grond indien : 1° reeds een orientatie- of indelingsonderzoek is ondernomen op de grond minder dan twee jaar vóór de dag waarop het feit dat tot de onderzoeksverplichting aanleiding gaf zich heeft voorgedaan;2° er door de bevoegde overheid gemachtigde saneringshandelingen en -werken aan de gang zijn;3° een attest is afgeleverd;4° de bevoegde overheid vrijstelt van het verrichten van een dergelijk onderzoek, ofwel op verzoek van de aan verplichtingen onderworpen persoon, ofwel op eigen initiatief.In dat geval worden in de beslissing van de bevoegde overheid de motieven uiteengezet waarop zij steunt om te bepalen dat een dergelijk onderzoek niet nodig is.

Daarvoor gelden artikel 36 en volgende.

In afwijking van het eerste lid, 1° tot en met 3°, kan de bevoegde overheid een oriëntatie-onderzoek opleggen indien blijkt dat er zich significante bestanddelen hebben voorgedaan die niet in aanmerking konden zijn of worden genomen tijdens de verwezenlijking van het vorig onderzoek, van de saneringshandelingen en -werken of het afleveren van het attest. Binnen de dertig dagen na ontvangst van dat onderzoek kan de bevoegde overheid de beslissing bedoeld in de artikelen 33, 34, 39 en 59, § 3, wijzigen of opheffen.

Onderafdeling 2. - Indelingsonderzoek

Art. 36.- Het indelingsonderzoek streeft volgende doelstellingen na : 1° de aard en het niveau van de verontreiniging grondig kennen;2° bepalen of het noodzakelijk is om de sanering door te voeren en de termijnen vastleggen waarin die sanering zou moeten worden doorgevoerd;3° de gegevens verstrekken die nodig zijn voor het verrichten van de saneringshandelingen en -werken waarbij : a.de geografische uitbreiding van de verontreinigingsvlekken en het volume te saneren grond afgebakend wordt; b. het volume en de omtrek van het te saneren grondwater bepaald worden.

Art. 37.- Het indelingsonderzoek omschrijft en lokaliseert op gedetailleeerde wijze de bodemverontreiniging zodat de bevoegde overheid de mogelijkheid krijgt om zich uit te spreken over de noodzaak en de wijze van sanering van de grond.

Binnen een termijn van negentig dagen te rekenen van de ontvangst van de beslissing bedoeld in de artikelen 35, eerste lid, 4° en 33, tweede lid, 4°, of, bij ontstentenis, van het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 33, eerste lid, wordt het indelingsonderzoek door de aan verplichtingen onderworpen persoon aan de bevoegde overheid gericht op de wijze bepaald in artikel 32, eerste lid.

Op gemotiveerd verzoek kan de bevoegde overheid : 1° de termijn bedoeld in het tweede lid verlengen;2° de fasering mogelijk maken van het indelingsonderzoek in verschillende deelstudies die betrekking hebben op geografisch afzonderlijke verontreingingsblokken.

Art. 38.- § 1. Het indelingsonderzoek houdt een verslag in en, in voorkomend geval, een risico-onderzoek. § 2. Het verslag bevat in elk geval : 1° de analyse van de conclusies van het oriëntatie-onderzoek en de inventaris van de huidige kennis over de site;2° de omschrijving van de onderzoekingsstrategie;3° het verslag van de waarnemings- en analysewerken die betrekking hebben op de bodem en het grondwater;4° een afzonderlijke samenvattende tabel voor de analyse van de bodem- en grondwatermonsters;5° het onderzoek naar de noodzaak van een grondsanering;6° de verschillende technische procédés die in het vooruitzicht gesteld kunnen worden ten opzichte van de saneringsdoelstellingen bedoeld in de artikelen 44 tot en met 46 en de gemotiveerde keuze van de deskundige;7° het gedeelte van de grond dat getroffen is door een nieuwe verontreiniging en het gedeelte dat getroffen is door een historische verontreiniging;8° de aanbevelingen over de eventueel te treffen veiligheidsmaatregelen;9° de aanbevelingen over de termijnen waarin de saneringswerken aangevat en beëindigd dienen te worden;10° de raming van de kostprijs van de saneringshandelingen en -werken;11° de doelstellingen die met de sanering beoogd worden;12° de conclusies en voorstellen van de deskundige. De regering kan de inhoud van het verslag en de aanvullende aanwijzingen die het dient te bevatten, nader bepalen. § 3. Het risico-onderzoek bepaalt met het oog meer bepaald op de identificatie van een eventuele bodemverontreiniging die een ernstig risico uitmaakt : 1° het risiconiveau voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van het leefmilieu, meer bepaald ten opzichte van de eventuele beweeglijkheid van de verontreinigende stoffen;2° de noodzaak en de dringendheid van de sanering en, indien bevestigend, de aanbevelingen over de data waarop de saneringshandelingen en -werken aangevat en beëindigd dienen te worden;3° de aanbevelingen over de eventuele veiligheidsmaatregelen. In het onderzoek worden de voorstellen en aanbevelingen van de deskundige opgenomen. § 4. Indien de conclusies van de deskundige van die aard zijn dat er geen enkele sanering vereist is, worden er in het verslag bijzondere waarden voorgesteld.

Art. 39.- Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het indelingsonderzoek richt de bevoegde overheid zijn beslissing over het indelingsonderzoek aan de aan verplichtingen onderworpen persoon.

Die beslissing kan ofwel : 1° tot het besluit komen dat het onderzoek niet-conform is indien de inhoud ervan de bestanddelen bedoeld in artikel 38, niet bevat;2° een aanvullend onderzoek opleggen;3° besluiten dat er geen enkele andere onderzoeking nodig is en dat de sanering niet vereist is;4° tot het besluit komen dat er een sanering noodzakelijk is. In die beslissing wordt aangegeven of de bodemverontreiniging een ernstig risico uitmaakt.

Indien de historische verontreiniging geen sanering vereist en de interventiewaarden overschreden worden, bepaalt de beslissing minstens dat de grondgedeelten waar de interventiewaarden overschreden zijn, aan veiligheidsmaatregelen of opvolgingsmaatregelen of beide tegelijk onderworpen worden.

In het geval bedoeld in het tweede lid, 3°, wordt er een attest gevoegd bij de beslissing die de bijzondere waarden bepaalt. De bevoegde overheid richt dezelfde dag een attest aan de eigenaar indien hij niet de aan verplichtingen onderworpen persoon is.

In het geval bedoeld in het tweede lid, 4°, bepaalt de beslissing de termijn waarin het saneringsproject dient te worden uitgevoerd, evenals de saneringshandelingen en -werken, hun doelstellingen, de eventuele fasering, de data waarop de saneringshandelingen en -werken aangevat en beëindigd dienen te worden en de veiligheidsmaatregelen.

In geval van beslissing bedoeld in het tweede lid, 3°, wordt de zekerheid vrijgegeven.

Art. 40.- Onverminderd artikel 59ter van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt er geen enkel indelingsonderzoek op de grond verricht indien : 1° reeds een indelingsonderzoek is verricht op de grond minder dan twee jaar voor de dag waar op het feit dat aanleiding gaf tot de verplichting om een dergelijk onderzoek te verrichten, zich heeft voorgedaan;2° saneringshandelingen en -werken gemachtigd door de bevoegde overheid aan de gang zijn;3° een attest is afgeleverd. In afwijking van het eerste lid kan de bevoegde overheid een indelingsonderzoek opleggen indien blijkt dat er significante bestanddelen zich hebben voorgedaan zonder dat ze in overweging zijn genomen of konden worden genomen tijdens de uitvoering van het vorig onderzoek, bij de saneringshandelingen en -werken of het afleveren van het attest. Afdeling III. - Sanering van gronden

Onderafdeling 1. - Gevallen waarin sanering vereist is

Art. 41.- Indien er op de grond een nieuwe verontreiniging plaatsvindt, is sanering vereist indien uit het indelingsonderzoek blijkt, al naar gelang het geval, dat : 1° voor de verontreinigde gronden waarvoor een attest is afgegeven bedoeld in de artikelen 39 en 59, de te bereiken bijzondere waarden overschreden zijn voor minstens één van de geanalyseerde parameters;2° voor de andere verontreinigde gronden, de grenswaarden, bepaald ter uitvoering van artikel 8, die daarvoor gelden, overschreden zijn voor minstens één van de geanalyseerde parameters en de achtergrondconcentraties voor de betrokken parameters lager zijn dan de gemeten concentraties.

Art. 42.- Indien er op de grond een historische verontreiniging optreedt, is sanering vereist indien tegelijk : 1° uit het indelingsonderzoek blijkt dat de grenswaarden overschreden zijn voor minstens één van de geanalyseerde parameters en dat de achtergrondconcentraties voor de betrokken parameters lager zijn dan de gemeten concentraties;2° de beslissing van de bevoegde overheid erop wijst dat de bodemverontreiniging een ernstige bedreiging uitmaakt.

Art. 43.- De bepalingen betreffende elk type verontreiniging gelden respectievelijk daar waar twee types verontreinigingen onderscheiden kunnen worden.

Bij ontstentenis gelden de bepalingen betreffende de nieuwe verontreiniging.

Onderafdeling 2. - Doelstellingen van de sanering

Art. 44.- De sanering van een door een nieuwe verontreiniging getroffen grond herstelt de bodem voor de vervuilende stoffen die de grenswaarden overschrijden, op het niveau van de referentiewaarden afgewogen door de achtergrondconcentraties of, bij ontstentenis, op het niveau dat die waarden met behulp van de best mogelijke beschikbare technieken het dichtst benadert.

In afwijking van vorig lid zijn de te bereiken waarden de bijzondere waarden vastgesteld in het attest bedoeld in de artikelen 39 en 59.

Art. 45.- De sanering van een door een historische verontreiniging getroffen grond herstelt de bodem voor de vervuilende stoffen die de grenswaarden overschrijden, op het niveau bepaald door de bevoegde overheid.

Dat niveau streeft de referentiewaarden na en maakt minstens het wegwerken van de ernstige bedreiging voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu mogelijk, rekening houdend met de grondkenmerken, meer bepaald met : 1° de aanwezigheid van een bouwwerk, een installatie of een regelmatige activiteit;2° de ouderdom van de door verontreiniging die de grond treft;3° de mogelijkheid dat de verontreiniging die de grond treft zichzelf oplost en de termijn waarin dit kan gebeuren;4° het voorhanden zijn van een project waarvoor een aanvraag tot milieuvergunning, enige vergunning of stedenbouwkundige vergunning of nog een verklaring in de zin van artikel 1, 2°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende milieuvergunning ontvankelijk is verklaard, of een aanvraag tot het krijgen van een stedenbouwkundige vergunning nr. 2 bedoeld bij artikel 150bis , § 2, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium is ingediend; 5° de toekomstige bestemming van een grond zoals voorlopig vastgesteld bij een ontwerpwijziging van een gewestplan of een ontwerp van gemeentelijk plan van aanleg. In afwijking van het tweede lid wordt dat niveau vastgesteld op het niveau die door de best mogelijke beschikbare technieken bereikt kunnen worden.

Art. 46.- In geval van aanwezigheid van afvalstoffen in de zin van artikel 33, tweede lid, 5°, beoogt de grondsanering de herintegratie ervan in het leefmilieu ten opzichte van een nieuw functioneel gebruik of met het oog op de uitschakeling van de verontreinigingsrisico's die die afvalstoffen vormen.

Onderafdeling 3. - Saneringshandelingen en -werken

Art. 47.- Een saneringsproject waarbij de wijze van uitvoering van de bodemsanering bepaald wordt, wordt aan de bevoegde overheid gericht.

Onverminderd het derde lid bevat dat project in elk geval : 1° de conclusies, de voorstellen en aanbevelingen van de deskundige die in het indelingsonderzoek opgenomen zijn;2° de identificatie van de stoffen die via het indelingsonderzoek aangetroffen zijn en waarvan de concentraties beantwoorden aan de criteria vastgesteld in de artikelen 41 en 42, de overeenstemmende volumes en de dringendheid van de door te voeren sanering;3° een omschrijving van de verschillende technisch relevante saneringsprocédés, samen met voor elkeen ervan : a.een raming van de verwachte resultaten, onder verwijzing naar de artikelen 44 tot en met 46; b. een raming van de kostprijs ervan, met inbegrip van de kostprijs van de eventuele opvolgingsmaatregelen;4° een omschrijving van de restrisico's of de eventuele restricties, met inbegrip van de opvolgingsmaatregelen voor het toekomstige gebruik van de grond onderworpen aan handelingen en werken;5° een verantwoording van het saneringsprocédé of, in voorkomend geval, van de combinatie van de procédés voorgesteld door de deskundige en de eventuele varianten;6° een omschrijving van de werken, hun eventuele fasering, de termijnen waarin zij uitgevoerd worden, met inbegrip van de wijze van behandeling of verwerking van de stoffen of bodemdelen dan wel gebouwgedeelten die tijdelijk dan wel definitief verwijderd dienen te worden;7° de omschrijving van de maatregelen die getroffen worden voor de veiligheid bij de uitvoering van de werken;8° de impact van de bodemsaneringshandelingen en -werken op de naburige percelen;9° de na de bodemsanering te treffen opvolgingsmaatregelen, de termijn waarin ze in stand dienen te blijven en een raming van hun kostprijs;10° een korte uiteenzetting van de milieu-effectenbeoordeling;11° een niet-technische samenvatting van voornoemde gegevens. In voorkomend geval bevat het project : 1° de restricties waaraan de gronden na sanering onderworpen worden;2° de relevante vermeldingen vereist bij of krachtens artikel 115, tweede lid, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de artikelen 14, 17 en 83, tweede lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 3, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. Indien het saneringsproject wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 33, tweede lid, 5°, worden de inlichtingen bedoeld in het tweede lid, 1° en 2°, er niet in vervat.

Art. 48.- Op straffe van onontvankelijkheid wordt het saneringsproject in zeven exemplaren bij de bevoegde overheid ingediend bij ter post aangetekend schrijven of overhandigd tegen ontvangstbewijs.

Art. 49.- De bevoegde overheid verstuurt haar beslissing bij ter post aangetekend schrijven waarbij over de volledigheid en de ontvankelijkheid van het saneringsproject beslist wordt, binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de dag waarop zij het saneringsproject ontvangt. Indien het verzoek onvolledig is, richt zij op dezelfde wijze een lijst van de ontbrekende documenten en inlichtingen aan de aan verplichtingen onderworpen persoon en geeft aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw begint te lopen.

Art. 50.- In de beslissing waarbij zij het saneringsproject volledig en ontvankelijk verklaart, wordt door de bevoegde overheid : 1° overeenkomstig artikel 9bis van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieu-effectenbeoordeling in het Waalse Gewest aangegeven of het project een significante impact op het leefmilieu zou kunnen hebben;2° de instanties aangegeven die geraadpleegd dienen te worden.

Art. 51.- De dag waarop zij haar beslissing over de volledigheid en de ontvankelijkheid van het saneringsproject aan de aan verplichtingen onderworpen persoon richt overeenkomstig artikel 49, maakt de bevoegde overheid dat project ter advies over aan de verschillende door haar aangewezen instanties.

Art. 52.- De instanties versturen hun advies binnen een termijn van vijftig dagen te rekenen van de dag waarop de zaak bij hen aanhangig is gemaakt.

Indien er geen advies wordt verstuurd of geen ontvangstbewijs wordt overhandigd, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

Art. 53.- De bevoegde overheid richt haar beslissing bij ter post aangetekend schrijven aan de aan verplichtingen onderworpen persoon binnen een termijn van honderdtwintig dagen te rekenen van de dag waarop zij haar beslissing over de de ontvankelijkheid van het project verstuurd heeft.

Indien de bevoegde overheid het saneringsproject goedkeurt, 1° stelt zij de termijn vast waarin de saneringshandelingen en -werken beëindigd dienen te worden;2° kan zij de persoon met verplichtingen het volgende opleggen : a.elke voorwaarde die zij nuttig acht om te voorkomen dat het saneringsproject tijdens of na de uitvoering ervan gevaar, hinder of nadeel kan veroorzaken aan mens of leefmilieu; b. de samenstelling van een zekerheid volgens de modaliteiten bepaald in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;3° geeft zij in voorkomend geval de relevante vermeldingen aan vereist bij of krachtens artikel 133 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, de artikelen 14 en 45 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 3, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.

Art. 54.- Indien de bevoegde overheid weigert om het saneringsproject goed te keuren, geeft zij de wijzigingen aan die in het project dienen te worden aangebracht met het oog op een nieuwe indiening ervan overeenkomstig artikel 47.

Indien de bevoegde overheid zich niet uitgesproken heeft binnen de hem opgelegde termijn, wordt het saneringsproject geacht geweigerd te zijn. Het uitblijven van een beslissing binnen een termijn van honderd twintig dagen geeft de verzoeker het recht op een forfaitaire vergoeding van 2.500 euro. De vergoedingsaanvragen vallen onder de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken.

Art. 55.- De goedkeuring van het saneringsproject heeft de waarde van een milieuvergunning, een stedenbouwkundige vergunning, een enige vergunning, een verklaring of een registratie.

Art. 56.- In afwijking van artikel 53 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en artikel 87 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium verstrijkt de goedkeuring van het saneringsproject enkel voor het overblijvende deel van de saneringshandelingen en -werken die niet zijn uitgevoerd indien zij niet zijn uitgevoerd binnen de twee jaar volgend op de datum waarop zij uitgevoerd hadden dienen te worden.

Onderafdeling 4. - Toezicht over de saneringshandelingen en -werken

Art. 57.- De saneringshandelingen en -werken worden uitgevoerd onder het toezicht van een een andere deskundige dan diegene die het oriëntatie-, het indelingsonderzoek of het saneringsproject heeft uitgevoerd.

Art. 58.- § 1. Degene die verplicht is om de saneringshandelingen en -werken uit te voeren en de deskundigen lichten de bevoegde overheid regelmatig in over de evolutie van de handelingen en werken, alsmede over elk incident dat de goede afwikkeling ervan zou kunnen verhinderen.

De regering kan de inhoud van het document vaststellen waarmee de staat van vordering die de personen bedoeld in het eerste lid mededelen, de modaliteiten en de vervaldata waarop ze overgemaakt worden, aangeven. § 2. Indien er nieuwe bestanddelen te voorschijn treden in de uitvoering van de saneringshandelingen en -werken, kan de bevoegde overheid ofwel op verzoek van de aan verplichtingen onderworpen persoon of de deskundige ofwel op eigen initiatief de voorschriften van het saneringsproject of de voorschriften opgelegd krachtens artikel 53, tweede lid, wijzigen.

Zij richt haar beslissing aan de aan verplichtingen onderworpen persoon bij ter post aangetekend schrijven.

Art. 59.- § 1. Na afloop van de saneringshandelingen en -werken, wordt er een slotevaluatie opgemaakt door de deskundige belast met het toezicht.

In die evaluatie zijn inbegrepen : 1° de doelstellingen van de sanering;2° de bereikte resultaten, met inbegrip van de bereikte waarden, met, in de gevallen waarin de saneringsdoelstellingen niet bereikt konden worden, een analyse van de restrisico's;3° de problemen die tijdens de werken gerezen zijn;4° de eventuele voorstellen tot restricties in het gebruik en opvolgingsmaatregelen;5° de eventuele voorstellen tot het uitvoeren van aanvullende werken indien na afloop van de werken blijkt dat de waarde vastgesteld in de goedkeuring van het saneringsproject voor één van de geanalyseerde parameters niet is bereikt, de eventuele voorstellen tot veiligheidsmaatregelen en de raming van de kostprijs van die aanvullende werken. § 2. De soltevaluatie wordt gericht aan de bevoegde overheid op de wijze bepaald in artikel 32, eerste lid.

De bevoegde overheid kan, indien zij dat nodig acht, de deskundige horen. § 3. Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst van de slotevaluatie levert de bevoegde overheid een attest af : 1° waarbij vastgesteld wordt dat de sanering al dan niet is uitgevoerd overeenkomstig de beslissing tot goedkeuring van het saneringsproject;2° waarbij de bijzondere waarden bepaald worden;3° waarbij in voorkomend geval restricties opgelegd worden in het gebruik, of opvolgingsmaatregelen. Binnen dezelfde termijn legt de bevoegde overheid, in voorkomend geval, aanvullende werken op die uitgevoerd dienen te worden binnen de door haar bepaalde termijn alsmede, in die veronderstelling, de eventuele veiligheidsmaatregelen en het bedrag van de te stellen zekerheid. In dat geval wordt het attest bedoeld in het eerste lid binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van een nieuwe slotevaluatie afgegeven.

De zekerheid gesteld ter uitvoering van artikel 53, tweede lid, 2°, b, wordt al naar gelang van het geval, vrijgegeven dan wel aangepast om de kosten te waarborgen die de overheden eventueel zouden moeten maken indien zij zelf in de plaats van de aan verplichtingen onderworpen persoon diens verplichtingen zouden moeten uitvoeren.

De regering kan de wijze van die vrijgave bepalen. Afdeling IV. - Bepaling gemeen aan de vorige afdelingen

Art. 60.- Indien er verschillende personen aan verplichtingen onderworpen persoon zijn, belegt de bevoegde overheid op de wijze bepaald door de regering één of meer onderlinge overlegvergaderingen.

De personen met verplichtingen wijzen een zaakgelastigde aan die belast is met de betrekkingen met de bevoegde overheid.

De interventie van de deskundige en de onderzoekings- en saneringsverrichtingen zijn gemeen aan die personen met verplichtingen. HOOFDSTUK V. - Maatregelen van ambtswege Afdeling I. - In aanwezigheid van een persoon met verplichtingen

Art. 61.- § 1. De bevoegde overheid stelt vast dat een persoon met verplichtingen de verplichtingen ingesteld bij of krachtens dit decreet niet heeft nageleefd en stelt hem in gebreke om ze uit te voeren in de door haar bepaalde termijn.

Bij gebrekestelling overeenkomstig het eerste lid licht de bevoegde overheid de persoon of personen die een zekerheid moeten stellen per aangetekend schrijven daarover in en geeft het bedrag en de mogelijke wijzen van betaling aan.

Indien er geen enkele zekerheid gesteld wordt binnen de termijn opgelegd door de bevoegde overheid, laat laatstgenoemde hen een dwangbevel betekenen binnen de vierentwintig uur op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.

Het stellen van een zekerheid met een onvoldoende bedrag, ten gevolge van de betekening van een dwangbevel, verhindert niet het instellen van vervolgingen.

Als de termijn van het dwangbevel eenmaal verstreken is, kan de bevoegde overheid tot beslag overgaan, op de wijze vastgesteld bij het Gerechtelijk Wetboek, en bestemt het in beslag genomen goed van ambtswege voor het stellen van de zekerheid. § 2. Bij hoogdringendheid en het bestaan van een bodemverontreiniging die een ernstig risico uitmaakt, neemt de bevoegde overheid van ambtswege de plaats in, en zonder voorafgaandelijke ingebrekestelling, van de tekortkomende aan verplichtingen onderworpen persoon in de uitvoering van diens verplichtingen, maar licht hem daarover in op zijn kosten. Afdeling II. - In afwezigheid van een aan verplichtingen onderworpen

persoon

Art. 62.- In afwezigheid van de aan verplichtingen onderworpen persoon aangewezen overeenkomstig artikel 18 heeft de bevoegde overheid de mogelijkheid en, indien de bodemverontreiniging een ernstig risico uitmaakt, de verplichting om van ambtswege in de uitvoering van de verplichtingen bedoeld in artikel 16 te voorzien, in opdracht en ten laste van degene die daarin moet voorzien. Afdeling III. - Veiligheidsmaatregelen

Art. 63.- In geval van hoogdringendheid treft de bevoegde overheid onverminderd de bevoegdheden en de prerogatieven van andere overheden en onverminderd gerechtelijke vervolgingen, op eigen initiatief en, in voorkomend geval, zonder ingebrekestelling van de aan verplichtingen onderworpen persoon maar nadat laatstgenoemde ingelicht is, veiligheidsmaatregelen in opdracht en ten laste van degene die daarin moet voorzien.

Indien er een risico op ernstige bedreiging bestaat, treft de bevoegde overheid indien de referentiewaarden, de grenswaarden en de interventiewaarden niet zijn vastgesteld voor één of verschillende verontreinigende stoffen waarvan de aanwezigheid op een grond is vastgesteld, op eigen initiatief en, in voorkomend geval, zonder ingebrekestelling van de aan verplichtingen onderworpen persoon maar nadat laatstgenoemde ingelicht is, veiligheidsmaatregelen in opdracht en ten laste van degene die daarin moet voorzien.

Art. 64.- De beslissing van de bevoegde overheid heeft de waarde van een verklaring, een milieuvergunning, een enige vergunning of een stedenbouwkundige vergunning en, in voorkomend geval, schort zij in de mate en voor de duur die zij aangeeft, de procedure bedoeld in de artikelen 31 en volgende op. Afdeling IV. - Lijst van de interventies van ambtwege toevertrouwd aan

de maatschappij

Art. 65.- Op voorstel van de maatschappij stelt de regering jaarlijks de lijst vast van de interventies van ambtswege met de uitvoering waarvan de maatschappij belast wordt. Die interventies worden onderworpen aan de procedure bedoeld in artikel 169/3, §§ 4 tot en met 6, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium. Afdeling V. - Algemene bepaling

Art. 66.- De bevoegde overheid kan een beroep doen op het leger, de civiele bescherming en de politiediensten om in de uitvoering te voorzien van de onderzoekings- en saneringsmaatregelen bedoeld in hoofdstuk VI van dit decreet of van de maatregelen van ambtswege bedoeld in dit hoofdstuk en artikel 70, evenals om in de veiligheid van die verrichtingen te voorzien. Ze richt het verzoek daartoe aan de bevoegde leden van de federale Regering.

De regering kan de gemeentelijke overheden eveneens bevelen om alle technische en menselijke middelen in te zetten om in de goede afwikkeling van die maatregelen te voorzien, vergoedt ze daarvoor en licht er de betrokken bevolking over in. HOOFDSTUK VI. - Rechtsvorderingen

Art. 67.- De bevoegde overheid heeft de mogelijkheid om de naleving van de verplichtingen ingesteld bij of krachtens dit decreet voor de bevoegde rechter te laten vervolgen, ten laste van de aan verplichtingen onderworpen persoon.

De rechter veroordeelt de aan verplichtingen onderworpen persoon, op verzoek van de bevoegde overheid, tot de uitvoering van de verplichtingen bedoeld in artikel 16.

Art. 68.- § 1. De dagvaarding voor de rechtbank wordt overgeschreven op de hypotheekbewaring van de toestand van de goeden, op benaarstiging van de gerechtsdeurwaarder.

De dagvaarding dient de kadastrale aanwijzing van het goed dat het voorwerp van een overtreding uitmaakt, in te houden en er de eigenaar van te identificeren in de vorm en onder de straf bepaald in artikel 12 van de wet van 10 oktober 1913.

Elke beslissing die in het geding getroffen wordt, wordt vermeldt op de kant van de overschrijving van de dagvaarding of het exploot volgens de procedure bepaald bij artikel 84 van de wet van 16 december 1851 over de revisie van de hypotheekregeling.

Hetzelfde geldt voor het attest bedoeld in artikel 59, § 3. § 2. De griffier van de burgerlijke of strafrechtbank geeft aan de bevoegde overheid kennis van het afschrift van de dagvaardingen tot verschijning voor de feitenrechter zowel in eerste aanleg als in beroep, betreffende de overtredingen bedoeld in artikel 73.

Van de vonnissen en arresten waarbij artikel 73 wordt toegepast, wordt door de griffier van de rechtbank kennis gegeven aan de bevoegde overheid en tegelijk aan de veroordeelde.

Art. 69.- De rechten van benadeelde derden die ofwel samen met de openbare overheden ofwel afzonderlijk optreden worden voor de rechtstreekse vergoeding beperkt tot die gevorderd door de bevoegde overheid, onverminderd het recht op schadevergoeding ten laste van de veroordeelde.

Art. 70.- § 1. Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek beveelt het vonnis dat indien de veroordeelde zijn verplichtingen niet uitvoert, de bevoegde overheid en, eventueel, de benadeelde derde van ambtswege in de tenuitvoerlegging ervan zullen kunnen voorzien.

Degene die het vonnis ten uitvoer legt, heeft het recht om de bouwmaterialen en voorwerpen voortvloeiend uit de saneringsverrichtingen te verkopen, te vervoeren, op te slaan en te vernietigen op een door hem gekozen plaats.

De veroordeelde wordt gedwongen tot de terugbetaling van alle kosten van de tenuitvoerlegging, na aftrek van de prijs van de verkoop van de bouwmaterialen en voorwerpen, na overlegging van een door de beslagrechter geraamde en uitvoerbaar verklaarde staat. § 2. Op verzoek van de bevoegde overheid legt de rechter de veroordeelde het stellen van een zekerheid, overeenkomstig artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, op, bestemd voor het waarborgen van de uitvoering van diens verplichtingen ingesteld bij of krachtens dit decreet. HOOFDSTUK VII. - Overtredingen

Art. 71.- Gestraft wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 250 euro tot 12.500 euro of met enkel één van die straffen degene die : 1° niettegenstaande een ingebrekestelling door de bevoegde overheid overeenkomstig artikel 61, § 1, de verplichtingen bedoeld in artikel 16 niet uitvoert;2° veroordeeld krachtens 1° van dit artikel, de verplichtingen opgelegd door de rechter niet binnen de voorgeschreven termijn uitvoert of de door de rechter vastgestelde verbodsbepalingen overtreedt;3° de uitvoering van de verplichtingen bedoeld in artikel 16 verhindert;4° de uitvoering van de maatregelen van ambtswege bedoeld in de artikelen 61, § 2, 62, 63 en 70 verhindert;5° het toezicht geregeld krachtens de artikelen 4 en 72 verhindert;6° de inlichting gevraagd overeenkomstig artikel 5 niet verstrekt. HOOFDSTUK VIII. - Opsporen en vaststellen van de overtreding

Art. 72.- § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de burgemeester en de ambtenaren en persoonsleden daartoe aangewezen door de regering bevoegd om in het toezicht over de uitvoering van het decreet en diens uitvoeringsbesluiten te voorzien.

Daartoe kunnen ze in de uitoefening van hun opdracht : 1° op elk uur van de dag en de nacht alle plaatsen, zelfs gesloten en overdekt, betreden indien zij ernstige redenen hebben om te geloven dat er een overtreding van het decreet of diens uitvoeringsbesluiten begaan wordt;indien het een plaats betreft die een woonplaats uitmaakt in de zin van artikel 15 van de Grondwet, is de voorafgaandelijke machtiging van de onderzoeksrechter vereist; 2° om de bijstand van de federale dan wel lokale politie verzoeken;3° op grond van ernstige aanwijzingen op een overtreding alle onderzoeken, controles, enquêtes verrichten en alle inlichtingen inwinnen die noodzakelijk worden geacht om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet worden nageleefd en meer bepaald : a.elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nuttig is voor de uitoefening van het toezicht; b. zich ter plaatse elk document laten voorleggen of elk document, stuk of titel nuttig voor de vervulling van hun opdracht opsporen, er een fotografisch afschrift of ander van nemen, of het tegen ontvangstbewijs medenemen;4° boringen, monsternemingen of analyses laten verrichten overeenkomstig de regels vastgesteld door de regering.Indien uit het protocol van een analyse blijkt dat er een overtreding is begaan, wordt daarvan proces-verbaal opgesteld overeenkomstig paragraaf 2.

Daarnaast wordt in het proces-verbaal de overtreder op de mogelijkheid gewezen om op eigen kosten een tegenanalyse te laten verrichten; 5° de voertuigen die voor het vervoer gebruikt worden, tegenhouden en hun lading controleren;6° elke bewaringsmaatregel treffen die noodzakelijk is met het oog op de bewijsvoering en, meer bepaald, tijdens een termijn van niet meer dan tweeënzeventig uur : a.verbieden om voorwerpen te verplaatsen of de vestigingen of installaties die gediend zouden kunnen hebben om een overtreding te begaan, te verzegelen; b. de vervoersmiddelen en andere stukken die gediend zouden kunnen hebben om een overtreding te begaan, tegen en staande te houden of te verzegelen. Zij lichten de procureur des Konings en de bevoegde overheid waarover in binnen de vierentwintig uur.

De ambtenaren en personeelsleden leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats. De hoofdgriffier maakt aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg die zich in het ambtsgebied bevinden waar de ambtenaar of het personeelslid zijn ambt zal uitoefenen, een afschrift over van de opdracht en de akte van eedaflegging.

Bij een eenvoudige woonplaatswijziging hoeven ze niet opnieuw de eed af te leggen. § 2. Bij overtreding van dit decreet en diens uitvoeringsbesluiten stellen de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 proces-verbaal op dat bewijskracht heeft tot en met het bewijs van het tegendeel; dat proces-verbaal wordt aan de procureur des Konings overgemaakt en, op straffe van nietigheid, bij ter post aangetekend schrijven aan de overtreder binnen de vijftien dagen nadat het is opgesteld. HOOFDSTUK IX. - Subsidies

Art. 73.- Op de wijze vastgesteld door de regering kan het Waalse Gewest een subsidie verlenen aan elke natuurlijke of publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon om een oriëntatieonderzoek, een indelingsonderzoek of een saneringsproject in de zin van dit decreet uit te voeren.

Die subsidie maakt een de minimis-steun uit in de zin van Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun. Het totaalbedrag van de toegekende steun kan de 100.000 euro over een periode van drie jaar, berekend overeenkomstig artikel 2 van die Verordening, niet overschrijden.

Indien de subsidiegerechtigde een onderneming is, namelijk elke natuurlijke of rechtspersoon die op de markt goeden of diensten aanbiedt, verbindt hij zich ertoe voor het ontvangen van de subsidie bedoeld in het eerste lid, aangifte te doen van elke steun die hij in de afgelopen drie jaar reeds gekregen heeft. Om het subsidiebedrag te berekenen wordt rekening gehouden met de andere de minimis-steun, waarbij het totaal van alle steun de 100.000 euro over een periode van drie jaar niet mag overschrijden. HOOFDSTUK X. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen Afdeling I. Decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de

milieueffectenbeoordeling in het Waalse Gewest

Art. 74.- In artikel 1, 4°, van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieu-effectenbeoordeling in het Waalse Gewest worden volgende wijzigingen aangebracht : 1. Littera c wordt hersteld in volgende bewoordingen : « c.de saneringsprojecten bedoeld in artikel 47 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems; ». 2. Er wordt een nieuwe littera d ingevoegd luidend als volgt « d.de herontwikkelingsprojecten bedoeld in de artikelen 169/5 en 169/10 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium; ». 3. De litterae d.en e. worden respectievelijk e. en f.

Art. 74bis . - In artikel 9, § 3, van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieu-effectenbeoordeling in het Waalse Gewest, tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een nieuw tweede lid invoegen luidend als volgt : « Indien het project een installatie of een activiteit betreft opgenomen op de lijst bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bevat de omschrijving van het project bedoeld onder 1° in ieder geval : 1° inlichtingen van algemene aard en, meer bepaald, de eventuele gegevens betreffende de betrokken grond vermeld in de gegevensbank bodemtoestand bedoeld in artikel 14 van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems en de van toepassing zijnde waarden, met inbegrip van de achtergrondconcentraties in de zin van hetzelfde decreet;2° een historiek van de site en, in voorkomend geval, van de lopende uitbating;3° inlichtingen van geologische, hydrologische of hydrogeologische aard.» Afdeling II. - Decreet van 30 april 1990 over de bescherming en de

uitbating van grond- en tot drinkwater verwerkbaar water

Art. 75.- Artikel 21, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet van 30 april 1990 over de bescherming en de uitbating van grond- en tot drinkwater verwerkbaar water wordt vervangen door volgende bewoordingen : « 3° licht de bevoegde overheid in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems in. »

Art. 76.- In artikel 23 van hetzelfde decreet van 30 april 1990 over de bescherming en de uitbating van grond- en tot drinkwater verwerkbaar water wordt er een derde lid ingevoegd, luidend als volgt : « Hij legt in voorkomend geval de naleving van de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems op. » Afdeling III. - Decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting van

de afvalstoffen in het Waalse Gewest

Art. 77.- In artikel 7, § 3, eerste lid, a., van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting van de afvalstoffen in het Waalse Gewest worden volgende wijzigingen aangebracht. 1. De woorden « van een renovatie overeenkomstig een plan waarvan de Executieve de geldigheidsvoorwaarden vastgesteld heeft » worden vervangen door de woorden « van een saneringsproject van de grond overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van verontreinigde gronden ».2. De woorden « met dien verstande dat de renovatie bestaat in het verwezenlijken van elke verrichting voor de wegwerking van afvalstoffen of het herstellen van de plaats in oorspronkelijke staat, de goedkeuring van elke maatregel voor de duurzame vrijwaring van het milieu en de menselijke gezondheid » worden geschrapt.

Art. 78.- Artikel 7, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door volgende tekst : « De aanwezigheid van afvalstoffen bedoeld in deze paragraaf maakt opnieuw een feit uit dat aanleiding tot belasting geeft indien het ontwerp-saneringsplan niet goedgekeurd wordt overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems, indien de saneringshandelingen en -werken niet zijn aangevat op de datum waarop zij aangevat dienen te zijn overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems, indien de saneringshandelingen en -werken niet beëindigd zijn op de datum waarop zij beëindigd dienen te zijn overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems en indien de aanvullende werken niet zijn uitgevoerd binnen de termijn bepaald overeenkomstig de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems. » Afdeling IV. - Decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen

Art. 79.- Artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt aangevuld met de paragrafen 6 en 7 luidend als volgt : « § 6. De waarborg van het Gewest tegenover derden wordt toegekend aan de maatschappij tegen de voorwaarden bepaald door de regering, voor de intrest en de afschrijving van de door de maatschappij uit brengen obligaties en voor de aan te gane leningen.

Bij niet-terugbetaling van de obligaties of leningen en daarmee in verband staande betalingen verstrekt het Gewest aan de maatschappij de aan de derden verschuldigde sommen. § 7. De regering kan onroerende goeden en participaties die eigendom van het Gewest zijn, als kapitaalinbreng aan de maatschappij verstrekken ».

Art. 80.- In artikel 42, § 1, eerste lid, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt een 3° ingevoegd luidend als volgt : « 3° licht de bevoegde overheid in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems in. »

Art. 81.- Artikel 43, § 1, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een paragraaf 5 luidend als volgt : « § 5. De regering licht de bevoegde overheid in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems in over de overeenkomstig dit artikel getroffen maatregelen. »

Art. 82.- In artikel 47, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt een 3° toegevoegd luidend als volgt : « 3° licht de bevoegde overheid in de zin van artikel 2, 14°, van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems in. »

Art. 83.- Artikel 58, § 3, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met volgend lid : « Hij legt in voorkomend geval de naleving van de bepalingen van het decreet betreffende de sanering van de verontreinigde bodems op. » TITEL V. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 27.De verplichtingen bedoeld in artikel 169 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium gelden enkel voor te herontwikkelen bedrijfsruimten waarvan de omtrek definitief door de regering is vastgesteld na inwerkingtreding van dit decreet.

Die verplichting geldt evenwel enkel voor de afgedankte bedrijsfruimten waarvan het definitieve besluit geldt van voor de de inwerkingtreding van dit decreet en waarvoor de regering beslist dat ze gelijk worden gesteld met te herontwikkelen bedrijfsruimten. Het besluit van de regering waarmee een afgedankte bedrijfsruimte gelijk wordt gesteld met een te herontwikkelen bedrijfsruimte wordt onderworpen aan de formaliteiten van artikel 169/1 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium.

De regering grondt zijn beslissing meer bepaald op de volgende criteria : 1° de staat van het of de goeden blijft strijdig met de zorgvuldige inrichting van de site;2° de rol van het goed in de structuur van het grondgebied waar het gelegen is;3° er bestaat een risico voor de menselijke gezondheid en de kwaliteit van het leefmilieu.

Art. 28.De aanvraag tot het verkrijgen van een milieuvergunning, een stedenbouwkundige vergunning of een enige vergunning, vereist voor de behoeften van de sanering van de grond waarvan het bericht van ontvangst dateert van vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet wordt verder behandeld volgens de op de datum van het bericht van ontvangst vigerende bepalingen.

Art. 29.De aanvraag tot goedkeuring van het herontwikkelingsplan in de zin van artikel 7, § 7, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting van de afvalstoffen in het Waalse Gewest of het saneringsplan van een site in de zin van artikel 381/bis/67 van titel I van het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming vereist voor de behoeften van de sanering van de grond waarvan het bericht van ontvangst dateert van voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet wordt verder behandeld volgens de op de datum van het bericht van ontvangst vigerende bepalingen.

Art. 30.De maatregelen getroffen krachtens de artikelen 42, 43 en 47 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen met het oog op de grondsanering, evenals de veiligheidsmaatregelen getroffen krachtens dezelfde artikelen voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet, worden geregeld bij de bepalingen die op datum van hun goedkeuring van kracht waren.

Het eerste lid geldt eveneens voor de veiligheidsmaatregelen en de maatregelen met het oog op de grondsanering getroffen krachtens artikel 21 van het decreet van 30 april 1990 over de bescherming en de uitbating van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water of krachtens de artikelen 71 en 74 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Art. 31.Uitgezonderd de artikelen 2 tot en met 6, 167 en 168sub artikel 11, 1, 2 en 4sub artikel 26, 8 tot en met 15sub artikel 26, 25 tot en met 30sub artikel 26, treedt dit decreet in werking op de datum vastgesteld door de regering.

Bekrachtigen dit decreet, bevelen dat het bekend wordt gemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Namen, 1 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad 333 (2003-2004) nrs. 1 tot en met 14.

Volledig verslag, openbare vergadering van 31 maart 2004.

Bespreking - Stemming.

^