gepubliceerd op 10 november 2004
Besluit van de Waalse Regering betreffende de aanwezigheid van brandmelders in de woningen
21 OKTOBER 2004. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de aanwezigheid van brandmelders in de woningen
De Waalse Regering, Gelet op de Waalse Huisvestingscode ingevoerd bij het decreet van 29 oktober 1998 zoals gewijzigd bij de decreten van 18 mei 2000, 14 december 2000, 31 mei 2001 en 15 mei 2003, inzonderheid op artikel 4bis ;
Gelet op het advies 36.970/A van de Raad van State, gegeven op 10 mei 2004;
Overwegende dat zo spoedig mogelijk maatregelen aangenomen dienen te worden betreffende de aanwezigheid van brandmelders in de woningen om de veiligheid van de bewoners te vrijwaren;
Op de voordracht van de Minister van Huisvesting;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° Minister : de Minister bevoegd voor Huisvesting;2° bestuur : het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° code : de Waalse Huisvestingscode.
Art. 2.Elke individuele of collectieve woning is uitgerust met minstens : - één brandmelder voor elke verdieping die minstens één woonkamer telt; - twee brandmelders voor elke verdieping die minstens één woonkamer telt waarvan het nuttig oppervlak zoals omschreven bij artikel 1, 19, van de code hoger is dan 80 m2.
De verdieping is de ruimte liggend tussen een (planken)vloer en het bovenliggend plafond.
De individuele of collectieve woning waarvan het proces-verbaal tot vaststelling van de conformiteit van de elektrische installaties met de bepalingen van het Algemeen Reglement op de elektrische installaties opgesteld wordt meer dan zes maanden na inwerkingtreding van dit besluit en waarvan het aantal noodzakelijke brandmelders minstens vier eenheden telt, wordt uitgerust met ofwel brandmelders die onderling aangesloten worden om het alarmsignaal dat elk ervan uit kan zenden door te seinen ofwel met een automatische brandmeldingsinstallatie van het gecentraliseerde type.
Art. 3.De brandmelders zijn optische rookmelders die gecertificeerd zijn door een organisme bedoeld in artikel 6. Zij zijn minstens vijf jaar gewaarborgd tegen elke fabricagefout en niet-functionerende onderdelen, behalve de niet-herlaadbare batterijen.
Zij zijn conform aan de Belgische en Europese normen betreffende de brandmelders voor toepassingen in huis. Bij ontstentenis moeten de brandmelders : 1° bij brand een brandalarmsignaal uitzenden waarvan het geluidsniveau minstens 85 dB bedraagt gemeten loodrecht op de brandmelder en op een afstand van drie meter zonder hindernissen;2° een verklikker bevatten;3° bij defect een geluidssignaal uitzenden waarvan de toon verschilt van het brandalarmsignaal en waarmee aangegeven wordt dat het elektrisch voedingsvermogen dat de hoofdfuncties van de brandmelder in stand houdt, afneemt;4° de verbonden circuits, die gevoed worden door ingebouwde batterijen of via het stroomnet, bevatten;5° de volgende op onuitwisbare wijze aangebrachte gegevens inhouden : - naam of merk en adres van de fabricant of de leverancier; - type brandmelder; - datum van vervaardiging of lotnummer; - type te gebruiken batterij; 6° een handboek bevatten waarin meer bepaald de gegevens opgenomen zijn betreffende de gebruiksaanwijzing, de installatie en het nazicht van de brandmelder, met inbegrip van de onderdelen die regelmatig vervangen dienen te worden.
Art. 4.De installatie van de brandmelders stemt overeen met de Belgische of Europese normen inzake brandmelders.
Bij gebreke van dergelijke normen worden de brandmelders geïnstalleerd overeenkomstig de schriftelijke instructies die door de fabricant worden verstrekt en worden ze geplaatst in de eerste binnenruimte of in de eerste van de kamers zoals hieronder vermeld die op de verdieping aanwezig is en niet is uitgerust met een brandmelder : 1° de hall of de overloop die toegang verleent tot de slaapkamers;2° de inkomhall;3° de kamer waarin het bovenste gedeelte van een trap uitkomt;4° de aan de keuken aanpalende kamer;5° de kamer;6° elke andere woonruimte. Als een verdieping uitgerust moet worden met twee brandmelders en meerdere binnenruimten of kamers ervoor kunnen zorgen dat bovenvermelde voorschriften worden nageleefd, moeten de brandmelders zodanig verspreid worden dat de alarmsignalen een maximale oppervlakte bestrijken.
Art. 5.Elke aanvraag tot afwijking van de bepalingen van de artikelen 3 en 4 wordt door de eigenaar van de woning ingediend en overgemaakt aan het bestuur. Daarbij wordt een attest gevoegd waaruit blijkt dat zij bijdraagt tot een minstens gelijkwaardige beveiliging van de bewoners, zonder risicoverhoging voor het leefmilieu.
Het attest gaat uit ofwel van een natuurlijke persoon die houder is van een ingenieurs- of architectendiploma ofwel van een rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 6 van dit besluit ofwel van elke persoon die aantoont dat hij een nuttige kennis of ervaring heeft op het gebied van branddetectie.
Het bestuur beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag en van het attest om de afwijkingsaanvraag te aanvaarden of te weigeren.
De ontstentenis van kennisgeving aan de aanvrager van de beslissing binnen de termijn wordt met een weigering gelijkgesteld.
Art. 6.Als instelling bedoeld bij het tweede lid van artikel 4bis van de Code worden door de Regering erkend, de instellingen die over een accreditatie beschikken als certificeringsinstelling voor producten afgeleverd : - door het Belgische accreditatiesysteem overeenkomstig de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria of - door een gelijkwaardige accreditatie-instelling binnen de Europese Economische Ruimte.
Art. 7.De brandmelders die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn aangekocht, zijn geacht aan de voorwaarden die bij dit besluit zijn opgelegd, te voldoen binnen een periode van tien jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 8.De Minister bevoegd voor de Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 21 oktober 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE