gepubliceerd op 03 juli 1999
Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de technische en architectonische normen waaraan de gebouwen en ruimten bedoeld in artikel 414 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium moeten beantwoorden
20 MEI 1999. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de technische en architectonische normen waaraan de gebouwen en ruimten bedoeld in artikel 414 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium moeten beantwoorden
De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op artikel 76, eerste lid, 6°;
Gelet op het besluit van 25 februari 1999 tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wat betreft de bereikbaarheid en het gebruik van ruimten en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn, door personen met verminderde beweeglijkheid;
Overwegende dat in het advies de Raad van State uitgebracht op 23 september 1998 over het ontwerp van besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wat betreft de bereikbaarheid en het gebruik van ruimten en gebouwen of gedeelten van gebouwen die voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn, door personen met verminderde beweeglijkheid, bepaald wordt dat « het overeenkomstig artikel 76, eerste lid, 6° van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium op de Waalse Regering neerkomt om de technische en architectonische normen vast te stellen waaraan de door haar bepaalde categorieën van gebouwen en ruimten moeten beantwoorden »;
Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 12 april 1999 krachtens artikel 84, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, Besluit :
Artikel 1.Artikel 415 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt vervangen door de artikelen 415 tot en met 415/16 die luiden als volgt : «
Art. 415.De parkeerplaatsen moeten vlakbij de uitgang of de ingang van het gebouw waaraan zij grenzen, voorzien zijn van één parkeervak met een breedte van minimum 3,3 meter en één bijkomend vak per opeenvolgende groepen van 50 vakken. Deze parkeervakken worden over een horizontale oppervlakte gereserveerd en duidelijk aangegeven.
Art. 415/1 - Alle gebouwen, lokalen of ingesloten ruimten bedoeld in artikel 414 alsmede de lokalen en gebouwen bedoeld onder de punten 2 en 3 van dit artikel beschikken vanaf de straat en de parkeerplaats over ten minste één toegangsweg die zo rechtstreeks mogelijk is, waarvan de doorgangswegen aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° de oppervlakte is bij voorkeur horizontaal, zonder trede en uitstek;de minimumbreedte bedraagt 120 centimeter; 2° de verharding is niet los, niet glad, zonder hindernis voor het wiel en zonder kuil of scheur die meer dan 1 centimeter breed is;3° de hellingen : de dwarshelling of verkanting bedraagt maximum 2 %. Wanneer een overlangse helling nodig is, bedraagt ze idealiter maximum 5 centimeter per meter voor een maximumlengte van 10 meter.
Indien het technisch onmogelijk is om hellingen van maximum 5 % te gebruiken, worden de volgende hellingen bij uitzondering toegelaten en in de hierna bepaalde orde overwogen : - maximum 7 % voor een maximumlengte van 5 meter; - maximum 8 % voor een maximumlengte van 2 meter; - maximum 12 % voor een maximumlengte van 50 centimeter; - maximum 30 % voor een maximumlengte van 30 centimeter.
Een band met een maximumhoogte van 5 cm wordt op de vloer aangelegd over de hele lengte van de klimming langs de holle ruimte. 4° horizontale gedeelten : aan de eindpunten van deze hellingen is een horizontaal gedeelte verplicht, met een bewegingsoppervlakte van 1,5 meter.Een dubbele leuning, op 75 centimeter en 90 centimeter boven de vloer, wordt aangelegd aan weerszijden van het hellend vlak en het horizontaal gedeelte; 5° uitspringende voorwerpen : de uitspringende voorwerpen zoals muurhaspels voor brandslangen, brievenbussen, dekplaten die met meer dan 20 cm uitsteken aan de muur of de muurstoel waaraan zij vastgemaakt zijn, zijn voorzien van een stevige inrichting tot op de vloer waarbij de gehandicapten met gezichtsstoornis de aanwezigheid van deze voorwerpen kunnen aanvoelen. Art. 415/2 Alle buiten- en binnendeuren van de lokalen moeten een vrije doorgangsbreedte van minimum 85 centimeter hebben. Het uitsluitend gebruik van de doordraaiende deuren is verboden. De lengte van de muur in het verlengde van de gesloten deur bedraagt aan de zijde van het handvat minimum 50 centimeter.
De sassen, gangen en overlopen hebben een draaioppervlakte van minimum 1,5 meter behalve eventuele slingerkromme van de deur.
Art. 415/3 Het trappenhuis bestemd voor het publiek beantwoordt aan de volgende normen : 1° de aantreden zijn slipvrij en het bordes wordt gekenmerkt door een contrastrijke kleurverandering;2° iedere trap moet aan weerszijden voorzien zijn van een stevige en doorlopende leuning.Langs de muur steekt de leuning aan het begin- en eindpunt van de trap met 40 cm uit en levert geen gevaar op. 3° op het hoogste punt van de trap wordt op 50 cm van de eerste aantrede een lichtjes geribde vloerbekleding aangelegd om de aandacht van de gehandicapte personen met gezichtsstoornis daarop te vestigen. Art. 415/4 De niveaus van de lokalen en de eventuele liften zijn vanaf de toegangsweg toegankelijk via doorgangswegen waarvan de kenmerken aan de in de artikelen 415/1 en 415/2 gestelde voorwaarden voldoen.
Art. 415/5 De niveaus van de lokalen die niet langs de in artikel 415/1 bepaalde hellingen bereikt kunnen worden, moeten zonder de hulp van een derde persoon toegankelijk zijn via een lift of een elevator met platform waarvan de kenmerken aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° de meld- en bedieningssystemen moeten door iedere gehandicapte persoon waargenomen kunnen worden zo nodig d.m.v. lichtgevende of steminrichtingen; 2° de drukknop bevindt zich op een hoogte van 80 tot 90 centimeter van de vloer;een belemmeringsvrije bewegingsoppervlakte van 1,5 m, slingerkromme van de deur inbegrepen, ligt tegenover de drukknop; 3° de diepte van de eventuele kabineruimte, tegenover de deur, en op elke verdieping bedraagt minimum 140 centimeter;4° de breedte van de eventuele kabineruimte bedraagt minimum 110 centimeter;5° de eventuele automatische schuifdeur heeft een doorgangsbreedte van minimum 90 centimeter;6° de lift of elevator wordt niet gegrendeld onverminderd de toepassing van de veiligheidsnormen;7° dubbele reeks bedieningsknoppen : de eerste reeks, op gebruikelijke hoogte, omvat brailleopschriften en de drukknoppen zijn niet digitaal; de tweede reeks alsmede de eventuele telefoon worden horizontaal aangelegd op een hoogte van 85 tot 90 centimeter van de vloer. De knoppen hebben een diameter van 3 centimeter. Aan de hand van een aan de telefoon vastgemaakt plaatje worden dove personen erop gewezen dat een gesprekspartner aan de andere kant van de lijn luisterbereid is; 8° om veiligheidsredenen ten opzichte van kinderen bevindt de knop « STOP » zich op 130 centimeter van de vloer;9° de lift wordt dusdanig geregeld dat de peilinstelling volkomen gelijkvloers gebeurt;10° door een geluids- en lichtsignaal wordt aangegeven op welke verdiepingen de lift al dan niet stopt. Dit artikel is niet van toepassing op cafés, restaurants en winkels waarvan ten minste één niveau toegankelijk is overeenkomstig de in de artikelen 415/1 en 415/2 gestelde voorwaarden en die op dit niveau over de verschillende diensten en functies eigen aan deze inrichting en over eventuele toiletten beschikken.
Art. 415/6 De lokalen met loketten beschikken over ten minste één loket dat voorzien is van een dekplaat waarvan het ondervlak op ten minste 75 centimeter van de vloer ligt en het bovenvlak op meer dan 80 centimeter van de vloer; de vrije diepte onder de dekplaat bedraagt ten minste 60 centimeter.
Bij gebreke hiervan wordt in een onthaallokaal voorzien dat toegankelijk is overeenkomstig de in de artikelen 415/1 en 415/2 bepaalde voorwaarden.
Art. 415/7 In de in artikel 414 bedoelde gebouwen die over een intern informatiesysteem met luidsprekers beschikken moeten de verspreide boodschappen visueel worden gemaakt.
Bovendien moet hun geluidswaarschuwingssysteem aan een lichtsignaal gekoppeld worden.
Art. 415/8 Wanneer brievenbussen ter beschikking van het publiek worden gesteld, bevindt de gleuf zich op een hoogte tussen 85 cm en 90 cm van de vloer.
Art. 415/9 Wanneer telefoons of automaten ter beschikking van het publiek worden gesteld voldoet ten minste één verdeler aan de volgende normen : 1° indien de automaat op een voetstuk staat wordt het niveau hiervan ingehaald d.m.v. de hellingen bedoeld in artikel 415/1 van dit besluit; 2° indien de automaat zich achter een deur bevindt, moet deze deur een vrije doorgangsbreedte van minimum 85 centimeter hebben, tot op de vloer reiken en voorzien zijn van een enige vleugel, tenzij een automatisch deuraandrijvingssysteem ervoor zorgt dat ze beide tegelijk geopend kunnen worden;3° indien een persoonlijke codekaart vereist is voor de toegang tot de automaat bevindt het magneetslot zich op een hoogte van 80 tot 90 cm van de vloer;4° geen enkele zitting wordt voor de automaat vastgemaakt;5° onder de automaat ligt een vrije ruimte met een diepte van minstens 60 centimeter.De automaat staat op een dekplaat waarvan het ondervlak op ten minste 75 centimeter van de vloer ligt en het bovenvlak op maximum 80 centimeter van de vloer. De breedte van de dekplaat die aan weerszijden van de as van de verdeler verspreid is, bedraagt minimum 50 centimeter. De dekplaat steekt met minimum 15 cm en maximum 20 cm aan het voorvlak van de automaat uit; 6° de op het hoogste punt te hanteren inrichting ligt niet hoger dan 50 centimeter van het bovenvlak van de dekplaat;7° indien een digitaal toetsenbord wordt gebruikt, worden de cijfers « 1 tot 9 » in de vorm van een vierkant opgesteld, op een rij van links naar rechts geplaatst;het cijfer « 5 » wordt centraal geplaatst en is voorzien van een reliëfmerk; de toets « nul » wordt onder de toets « 8 » geplaatst; 8° de gegevens die verschijnen gaan gepaard met een vocale synthese. Art. 415/10 Waar toiletten aangelegd zijn, moet de afmetingen van ten minste één WC-cabine minimum 180 centimeter op 220 centimeter bedragen. Deze toegankelijke cabine zonder buitengrendeling moet niet strict gereserveerd zijn voor gehandicapte personen. Aan één zijde van de as wordt in een belemmeringsvrije ruimte met een breedte van minstens 1,1 meter voorzien, die in de as van de deur ligt. De hoogte van het zitvlak van de WC-pot moet vanaf de vloer 50 centimeter bedragen; indien een voetplaat voor de regeling van de hoogte wordt gebruikt, mag hij niet groter zijn dan het profiel van de WC-pot.
Handvatten die onafhankelijk van elkaar neerklapbaar zijn, moeten op 35 centimeter van de as van de WC-pot aangebracht zijn. Die handvatten bevinden zich op 80 centimeter boven de vloer en zijn 90 centimeter lang. De deur van de WC-cabine moet naar buiten opendraaien. Deze deur is uitgerust met een horizontaal aangelegde leuningregel op een hoogte van 90 centimeter boven de vloer.
In de sanitaire lokalen en buiten de aangepaste WC-cabine is er onder de wastafel een vrije doorgang die minimum 60 centimeter diep is. De bovenrand van de wastafel ligt 80 centimeter boven de vloer.
Art. 415/11 Wanneer badkamers ter beschikking van het publiek worden gesteld, moeten ten minste één toegankelijke badkamer en één bijkomende badkamer per opeenvolgende groepen van 50 badkamers aan de volgende normen beantwoorden : 1° binnen de badkamer wordt voorzien in een draaioppervlakte van minimum 1,5 meter behalve de slingerkromme van de deur;2° langs de badkuip wordt voorzien in een toegangsoppervlakte met een breedte van 80 centimeter;3° de hoogte van de bovenrand van de badkuip bevindt zich op 50 centimeter boven de vloer;een horizontaal rustbankje van 60 centimeter wordt aan het hoofd van de badkuip aangelegd. Een horizontale 80 meter lange stang is op een hoogte van 70 cm boven de vloer aan de zijmuur vastgemaakt, naast de overdrachtszone. Onder de badkuip wordt in een vrije ruimte voorzien die 14 centimeter hoog is, en 1,1 meter breed om het gebruik van een badkuiplift mogelijk te maken.
Art. 415/12 Wanneer douches ter beschikking van het publiek worden gesteld, moeten ten minste één toegankelijke douchecel en één bijkomende douchecel per opeenvolgende groepen van 50 douchecellen aan de volgende normen beantwoorden : 1° binnen de douchekamer wordt voorzien in een draaioppervlakte van minimum 1,5 meter behalve de slingerkromme van de deur;2° de licht hellende vloer maakt de waterafvoer mogelijk zonder het gebruik van een doucheafvoerbak;3° een klapzitting die uit een slipvrij materiaal vervaardigd is en een gemakkelijke waterafvoer mogelijk maakt wordt op 50 centimeter boven de grond vastgemaakt.De afmetingen van de klapzitting bedragen minimum 40 centimeter voor de diepte en 40 centimeter voor de breedte; 4° handvatten die onafhankelijk van elkaar neerklapbaar zijn, moeten op 35 centimeter van de as van de zitting aangebracht zijn.Die handvatten bevinden zich op 80 centimeter boven de vloer en zijn 90 centimeter lang.
Art. 415/13 - Wanneer kleedruimtes ter beschikking van het publiek worden gesteld, moeten ten minste één toegankelijke kleedruimte en één bijkomende kleedruimte per opeenvolgende groepen van 50 kleedruimtes aan de volgende normen beantwoorden : 1° binnen de kleedruimte wordt voorzien in een draaioppervlakte van minimum 1,5 meter behalve de slingerkromme van de deur;2° een klapzitting wordt op 50 centimeter boven de grond vastgemaakt. Art. 415/14 Wanneer vaste zitplaatsen ter beschikking van het publiek worden gesteld, moet in een vrije ruimte worden voorzien met een lengte van 130 centimeter en een breedte van 80 centimeter. Per opeenvolgende groepen van 50 zitplaatsen wordt in dezelfde bijkomende ruimte voorzien. Deze ruimten zijn toegankelijk vanaf een vrije draaioppervlakte van minimum 1,5 meter.
Art. 415/15 Wanneer slaapkamers ter beschikking van het publiek worden gesteld, moet ten minste één kamer en één bijkomende kamer per opeenvolgende groepen van 50 slaapkamers over een vrije doorgangsweg beschikken van 90 centimeter rond het meubilair. Deze doorgangsweg geeft toegang tot de verschillende functies en tot een draaioppervlakte van minimum 1,5 meter behalve de slingerkromme van de deuren.
De WC's, wastafels en badkamers of douches die vlakbij deze slaapkamers gelegen zijn, moeten aan de voorwaarden voldoen zoals bepaald in de artikelen 415/10, 415/11 en 415/12.
Bovendien moet ten minste één bijkomende badkamer, ongeacht of die apart of gemeenschappelijk is, in de instellingen met meer dan 50 slaapkamers voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 415/11.
Art. 415/16 De in artikel 414, 3° bepaalde wegen, ruimten en straatmeubilair moeten aan de volgende normen beantwoorden : 1° een permanente doorgangsweg die belemmeringsvrij is met een minimumbreedte van 1,5 meter en met een minimumhoogte van 2,2 meter boven de vloer.De dwarshelling van deze doorgangsweg bedraagt niet meer dan 2 centimeter per meter. 2° ter hoogte van een belemmering die maximum 50 centimeter lang is, kan de minimumbreedte beperkt zijn tot 1,2 meter voor zover geen andere belemmering aanwezig op minder dan 1,5 meter; 3° indien de doorgangsweg in een voetpad bestaat wordt het niveau hiervan ingehaald van de weg d.m.v. in artikel 415/1 bepaalde hellingen; 4° indien paaltjes gebruikt worden om bvb het onwettig parkeren van voertuigen in te dijken, zijn ze ten minste één meter hoog, en worden gekenmerkt door een contrastrijke kleur ten opzichte van de rechtstreekse omgeving, zonder scherpe kanten en staan op ten minste 85 centimeter afstand van elkaar.Zij worden niet met elkaar verbonden; 5° uitspringend meubilair zoals brievenbussen en telefoons die meer dan 20 centimeter aan de muurstoel uitsteken moeten zijdelings en tot op de vloer van stevige inrichtigen voorzien zijn die door de gehandicapten met gezichtsstoornis aangevoeld kunnen worden;6° de openbare voorzieningen en inrichtingen zoals loketten, brievenbussen, telefoons, automaten, automatische toiletten overdekte hokjes moeten respectievelijk beantwoorden aan de voorwaarden die gesteld zijn in de artikelen 415/6, 415/8, 415/9, 415/10 en 415/14;7° de garagedeuren die op de rooilijn worden geplaatst zullen schuifdeuren en geen kanteldeuren zijn ».
Art. 2.Artikel 416 van hetzelfde wetboek wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 20 mei 1999.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, M. LEBRUN