Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 20 mei 1999
gepubliceerd op 25 juni 1999

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het programma-decreet van 16 december 1998 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1999027492
pub.
25/06/1999
prom.
20/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/20/1999027492/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 MEI 1999. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het programma-decreet van 16 december 1998 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie


De Waalse Regering, Gelet op decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet van 7 juli 1994 betreffende de erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling, gewijzigd bij het programmadecreet van 16 december 1998 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 maart, 6 en 13 april 1999;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 1 en 20 april 1999;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gewettigd door de noodzaak om de bekendmaking en de spoedige inwerkingtreding van de bepalingen tot uitvoering van het op 1 januari 1999 in werking getreden programmadecreet van 19 december 1998 mogelijk te maken;

Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid nog meer gewettigd is doordat de aanwijzingen tot schuldbemiddelaar die de beslagrechter in de loop van het jaar 1999 heeft doorgevoerd overeenkomstig de wet op de collectieve schuldregeling, in rekening wordt gebracht voor de berekening van subsidies aan instellingen die aan schuldbemiddeling zullen doen tijdens het jaar 2000;

Overwegende dat de betrokken instellingen zo spoedig mogelijk de uitvoeringsbepalingen van bedoeld decreet moeten kennen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 mei 1999 overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet behandeld.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 7 juli 1994 betreffende de erkenning van instellingen voor schuldbemiddeling, gewijzigd bij het programmadecreet van 16 december 1998 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie;2° Minister : de Minister bevoegd voor Sociale Actie;3° subsidiejaar : het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt toegekend. HOOFDSTUK II. - Subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling

Art. 3.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten krijgen de openbare centra van maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra van maatschappelijk welzijn met uitzondering van de als referentiecentra erkende verenigingen, de gemeenten en de verenigingen van gemeenten die erkend zijn om aan schuldbemiddeling te doen op eigen aanvraag een subsidie die als bijdrage dient tot de personeels- en werkingskosten.

In geen geval mogen evenwel tegelijkertijd een gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van die gemeente worden gesubsidieerd. Bovendien kunnen een gemeente of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn geen subsidie krijgen indien ze als lid zijn opgenomen in een vereniging van gemeenten of in een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn die krachtens dit besluit worden gesubsidieerd.

De subsidie wordt volgens hierna vermelde categorieën berekend op grond van het aantal inwoners dat een grondgebied dat door bedoelde instelling bediend wordt, rijk is : - minder dan 10.000 inwoners : 80.000 F - tussen 10.000 en 15.000 inwoners : 100.000 F - tussen 15.001 en 20.000 inwoners : 200.000 F - tussen 20.001 en 30.000 inwoners : 350.000 F - tussen 30.001 en 40.000 inwoners : 500.000 F - tussen 40.001 en 50.000 inwoners : 800.000 F - tussen 50.001 en 65.000 inwoners : 1.200.000 F - tussen 65.001 en 100.000 inwoners : 1.750.000 F - tussen 100.001 en 150.000 inwoners : 2.000.000 F - 150.001 inwoners en meer : 2.500.000 F Het bevolkingscijfer van de betrokken gemeenten beantwoordt aan het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte werkelijke bevolkingscijfer op 1 januari van het jaar vóór de subsidie.

Indien de instelling niet aantoont dat ze in de loop van het kalenderjaar vóór het subsidiejaar ten minste één schuldbemiddelingsdossier per 1.000 inwoners heeft behandeld in het kader van het decreet, wordt de subsidie verminderd in evenredigheid met het aantal per 1.000 inwoners behandelde dossiers.

De bedragen bedoeld onder het derde lid worden telkens met 20 000 frank vermeerderd als de erkende instelling in de loop van het kalenderjaar vóór het subsidiejaar door de beslagrechter als schuldbemiddelaar is aangesteld in het kader van een verzoek om collectieve schuldregeling.

Art. 4.Binnen de perken van de begrotingskredieten krijgen de privé-instellingen die sinds minstens twee jaar inzake schuldbemiddeling zijn erkend, op eigen aanvraag een forfaitaire subsidie van 200 000 frank als bijdrage tot de personeels- en werkingskosten.

De bedragen bedoeld in het vorige lid worden telkens met 20 000 frank vermeerderd als de erkende instelling in de loop van het kalenderjaar vóór het subsidiejaar door de beslagrechter als schuldbemiddelaar is aangesteld in het kader van een verzoek om collectieve schuldregeling.

De subsidie is pas verschuldigd als de erkenning op 1 januari van het subsidiejaar toegekend is sinds minstens twee jaar.

Art. 5.Voor de personeels- en werkingskosten wordt een halfjaarlijks voorschot uitbetaald dat beantwoordt aan de helft van de toegekende subsidie.

Het resterend bedrag wordt jaarlijks uitbetaald op grond van een definitieve berekening waarin rekening wordt gehouden met het reeds gestorte halfjaarlijks voorschot.

Voor de personeels- en werkingskosten kan geen tweevoudige subsidie worden toegekend. Ze kunnen ook niet in rekening worden gebracht in de vaststelling van het bedrag van het speciale Fonds voor sociale hulp dat aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden toegekend. HOOFDSTUK III. - Erkenning van de referentiecentra

Art. 6.De aanvraag tot erkenning of verlenging van de erkenning wordt door de referentiecentra bij aangetekend schrijven aan de Minister gericht.

Art. 7.Om ontvankelijk te zijn moet bij de aanvraag tot erkenning een dossier worden gevoegd met volgende inhoud : 1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de statuten van de vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, waarbij de vereniging acties inzake bestrijding van de overmatige schuldenlast als doel moet hebben;2° een afschrift van het Belgisch Staatsblad van het jaar vóór de datum van de aanvraag, waarin het bevolkingscijfer van de gemeenten opgegeven wordt;3° de beslissing van het bevoegde orgaan van de vereniging om de erkenning als referentiecentrum aan te vragen;4° het getuigschrift waarmee bewezen wordt dat de maatschappelijk assistent een gespecialiseerde, door de Minister erkende opleiding heeft gevolgd en een ten minste vijfjarige beroepservaring in het maatschappelijk werk voorlegt;5° het document waarmee het aangaan van de verbintenis bewezen wordt, of een overeenkomst met een doctor of een licentiaat in de rechten;6° in voorkomend geval, het tarief van de bemiddelingskosten;7° het attest ondertekend door elk lid van het leidend orgaan van de vereniging en door elk personeelslid dat op grond van zijn bevoegdheden rechtstreeks deelneemt aan de uitoefening van de schuldbemiddelingsactiviteit, dat zij niet voorkomt in één van de categorieën opgesomd in artikel 78 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Art. 8.De Minister beslist over elke aanvraag tot erkenning binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van alle documenten en gegevens vermeld in artikel 7.

Indien niet alle documenten en gegevens bedoeld in artikel 7 bij de aanvraag zijn gevoegd, wordt de aanvrager daarvan binnen één maand op de hoogte gebracht. Indien er binnen die termijn geen enkel bericht is ontvangen, moet de aanvraag als volledig en regelmatig worden beschouwd. Indien de aanvraag betrekking heeft op een verlenging van de erkenning, hoeft de vereniging enkel de door het bevoegde orgaan getroffen beslissing op te sturen waarbij de verlenging van de aanvraag wordt gevraagd en anderzijds te melden in welke zin de andere bestanddelen die voor de erkenning vereist zijn, een verandering hebben ondergaan. De erkenning wordt voor zes jaar toegekend.

Art. 9.De erkenning kan worden ingetrokken omdat het decreet of dit besluit niet worden nageleefd.

Art. 10.Indien beslist werd de erkenning te weigeren of in te trekken, wordt daarvan aan de aanvrager bij aangetekend schrijven kennis gegeven.

Art. 11.Tegen de weigering of de intrekking van de erkenning en tegen de niet-verlenging ervan kan bij de Regering bezwaar worden aangetekend.

Het bezwaarschrift moet per aangetekend schrijven bij de Minister worden ingediend binnen een termijn van twee maanden na kennisgeving van de omstreden beslissing. De Minister legt het voor aan de Regering.

Art. 12.Van alle beslissingen in verband met de toekenning, de verlenging, de weigering of de intrekking van een erkenning wordt een afschrift betekend aan de federale Minister bevoegd voor Economische Zaken.

Art. 13.Door het bestuur van Sociale Actie en Gezondheid wordt de lijst der referentiecentra bijgehouden. HOOFDSTUK IV. - Erkenning van het « Observatoire du Crédit et de l'Endettement » (Waarnemingscentrum Krediet en Schuldenlast)

Art. 14.Het in Charleroi gevestigde « Observatoire du Crédit et de l'Endettement » wordt op eigen aanvraag erkend door de Minister indien de hierna vermelde vereisten worden nageleefd : 1° de vorm aannemen van een vereniging zonder winstoogmerk en zijn maatschappelijke zetel in Charleroi gevestigd hebben : 2° over een raad van bestuur beschikken met minstens : - twee vertegenwoordigers aangewezen door de Waalse Regering; - twee vertegenwoordigers uit het bankwezen of uit de bedrijfswereld; - twee vertegenwoordigers uit verbruikersverenigingen; - twee vertegenwoordigers uit instellingen die aan schuldbemiddeling doen of uit de referentiecentra; 3° over een team beschikken bestaande uit minstens : - één universitair gediplomeerde directeur; - één doctor of licentiaat in de rechten; - één licentiaat in de economische wetenschappen; - één graduaat die afgestudeerd is in een juridische, economische of bestuurskundige studierichting; 4° het protocol verstrekken van de deliberatie die in het bevoegde orgaan van de vereniging heeft plaatsgehad en waarin de verbintenis opgenomen is om de opdrachten toegewezen krachtens artikel 11ter van het decreet na te leven.

Art. 15.De aanvraag tot erkenning wordt per aangetekend schrijven aan de Minister gericht. De Minister beslist binnen een termijn van twee maanden. De erkenning is zes jaar geldig.

Indien de opdrachten toegewezen bij het decreet of de vereisten bedoeld in artikel 14 niet worden vervuld, kan de erkenning worden ingetrokken. HOOFDSTUK V. - Subsidiëring van de referentiecentra en het « Observatoire du Crédit et de l'Endettement »

Art. 16.De personeelsuitgaven van het « Observatoire du Crédit et de l'Endettement » worden in aanmerking genomen om de prestaties van het team bedoeld in artikel 14, 3, van dit besluit ten laste te nemen.

De personeelsuitgaven van een referentiecentrum worden in aanmerking genomen om de prestaties van de leden van het team bedoeld in artikel 11bis, § 2, derde lid, 2 en 3, van het decreet en van een administratief beambte ten laste te nemen. De subsidie die betrekking heeft op de doctor of de licentiaat in de rechten geldt evenwel slechts voor een halftijdse betrekking.

De kosten voor de met aan advocaat afgesloten ondernemingsovereenkomst worden gelijkgesteld met personeelsuitgaven. De prestaties die voortvloeien uit de ondernemingsovereenkomst moeten minstens de helft van een voltijds uitgedrukte arbeidsplaats dekken.

De personeelsuitgaven bedoeld in het eerste, tweede en derde lid mogen evenwel de weddeschalen opgegeven in de bijlage van dit besluit niet overschrijden.

De personeelsuitgaven bedoeld in het eerste en tweede lid worden vermeerderd met de sociale werkgeversbijdragen.

De personeelsleden kunnen dienstanciënniteit toegewezen krijgen voor de nuttige ervaring die ze in hun werk hebben opgedaan. Bovendien kan er voor het personeel van het « Observatoire » een geldelijke anciënniteit worden erkend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 van de Waalse Regering houdende een overgangsbepaling van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van het Gewest.

De geldelijke anciënniteit van het personeel van de referentiecentra wordt berekend overeenkomstig de algemene principes van het personeel van het openbaar ambt van de plaatselijke en provinciale openbare besturen.

Art. 17.De werkingskosten worden in aanmerking genomen voor zover ze jaarlijks het bedrag van 500 000 frank voor het « Observatoire du Crédit et de l'Endettement » en 250 000 frank voor de referentiecentra niet overschrijden.

Art. 18.Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Regering tegen de door hem gestelde voorwaarden het « Observatoire du Crédit et de l'Endettement » subsidies toekennen om initiatieven aan te moedigen die een bepaalde problematiek willen verhelpen of om een specifieke opdracht te vervullen.

Voor de initiatieven bedoeld in het eerste lid kunnen ook andere subsidies toegekend worden voor zover de door de Regering gesubsidieerde uitgaven op geen enkel ogenblik twee maal worden gesubsidieerd of vergoed.

Art. 19.Voor de personeels- en werkingskosten worden twee halfjaarlijkse voorschotten uitbetaald, waarbij elk de helft van de toegewezen subsidie bedraagt.

De subsidie wordt jaarlijks uitbetaald op grond van een definitieve berekening waarin ook rekening wordt gehouden met de reeds gestorte halfjaarlijkse subsidies.

Indien het « Observatoire du Crédit et de l'Endettement » of de referentiecentra hun boekhoudgegevens m.b.t. tot het voorgaande boekhoudjaar niet aan de Regering hebben medegedeeld tegen uiterlijk 30 april, wordt er geen enkel voorschot meer gestort voor het lopende jaar zolang de gegevens niet werden medegedeeld.

Art. 20.Het administratieve en het financiële toezicht op het « Observatoire du Crédit et de l'Endettement » en op de referentiecentra wordt uitgeoefend door de daartoe aangewezen ambtenaren.

Het erkende referentiecentrum stelt jaarlijks een activiteitenverslag op waarmee gecontroleerd kan worden of de bepalingen van het decreet en de bepalingen genomen in uitvoering van het decreet worden nageleefd. Dat verslag wordt uiterlijk tegen 30 april van het daarop volgende jaar overgemaakt. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 21.Artikel 11bis, § 1, van het decreet en dit besluit treden inwerking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt, behalve de artikelen 3, 4 en 5 van het besluit, die in werking treden op 1 januari 2000.

Art. 22.De Minister van Sociale Actie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 20 mei 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

Bijlage I. WEDDESCHAAL PERSONEEL VAN HET « OBSERVATOIRE DU CREDIT ET DE L'ENDETTEMENT » (WAARNEMINGSCENTRUM KREDIET EN SCHULDENLAST) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld II. WEDDESCHAAL PERSONEEL REFERENTIECENTRA De weddeschalen van het personeel der referentiecentra en de toekenningsvereisten voor de weddeschalen die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de bezoldiging van de administratieve beambte, de maatschappelijk assistent en de licentiaat in de rechten zijn de schalen voorzien voor de graden D1, D4, D5, D6 of C3, B1 tot en met B4, A1 tot en met A3, zoals voorzien door de omzendbrieven van het Ministerie van Binnenlandse Aangelegenheden van 27 mei 1994 betreffende de algemene principes van het openbaar ambt van de plaatselijke en provinciale openbare besturen en van de Minister van Sociale Actie van 12 juli 1994 over de toepassing van die algemene principes in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 20 mei 1999 Regering tot uitvoering van het programma-decreet van 16 december 1998 houdende verschillende maatregelen inzake sociale actie.

Namen, 20 mei 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

^