gepubliceerd op 27 februari 2008
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 31 mei 2007 betreffende de inspraak van het publiek inzake het leefmilieu
20 DECEMBER 2007. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 31 mei 2007 betreffende de inspraak van het publiek inzake het leefmilieu
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 31 mei 2007 betreffende de inspraak van het publiek inzake het leefmilieu;
Gelet op Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op de artikelen D.5-1, D.29-5, § 4, D.29-6, D.29-7, § 3, D.29-11, D.29-20, D.29-22, § 3, eerste lid, 2°, D.44, D.48, zesde lid, en D.57;
Gelet op Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, inzonderheid op de artikelen D.172 en D.175;
Gelet op de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek, inzonderheid op de artikelen 31 en 32;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 83 van 28 november 1939 betreffende het opsporen en het ontginnen van bitumineuze gesteenten, van petroleum en van brandbare gassen, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, inzonderheid op artikel 19;
Gelet op de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, inzonderheid op artikel 23;
Gelet op het decreet van 9 mei 1985 met betrekking tot de ontsluiting van steenbergen, inzonderheid op artikel 4, § 5;
Gelet op het decreet van 16 juli 1985 betreffende de natuurparken, inzonderheid op artikel 4, § 1;
Gelet op het decreet op de mijnen van 7 juli 1988, inzonderheid op de artikelen 12 en 32;
Gelet op het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, inzonderheid op artikel 24, § 2;
Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 24, 65, § 1, en 90;
Gelet op het decreet van 4 juli 2002 op de steengroeven en houdende wijziging van sommige bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1854 betreffende de uitvoering van het Boswetboek;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 1953 houdende regeling van de vorm en van de wijze van onderzoek der aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning tot het opsporen of ontginnen van petroleum en brandbare gassen;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 november 1968 houdende vaststelling van de procedure bij de onderzoeken de commodo et incommodo bepaald bij de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1979 houdende vaststelling van het beheersreglement der bosreservaten;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 10 september 1987 houdende het reglement betreffende het openbare onderzoek over de ontwerpen van natuurparken;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 juli 1990 houdende uitvoering van het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen wat betreft de procedure die inzake toekenning, afstand, fusie, verhuring of verpachting van mijnconcessies dient te worden toegepast;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 juli 1990 houdende uitvoering van het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen wat betreft de procedure en de voorwaarden inzake toekenning, verlenging, afstand en samenvoeging van de opsporingsvergunningen;
Gelet op het besluit van 29 juli 1993 tot ontsluiting van steenbergen;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 25 juli 1996 tot vaststelling van de regels voor het milieueffectenonderzoek en het openbaar onderzoek betreffende het plan voor centra voor technische ingraving;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 2 oktober 2003 tot uitvoering van het decreet van 4 juli 2002 op de groeven en houdende wijziging van sommige bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 juni 2007;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 27 juni 2007;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge raad van de steden, gemeenten en provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 11 juli 2007;
Gelet op het advies van de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse milieuraad voor duurzame ontwikkeling), gegeven op 4 september 2007;
Gelet op het advies van de "Commission consultative de l'Eau" (Wateradviescommissie), gegeven op 10 juli 2007;
Gelet op het advies van de Afvalcommissie, gegeven op 20 juli 2007;
Gelet op het advies van de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening), gegeven op 5 september 2007;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur wallon de la Conservation de la Nature" (Waalse hoge raad voor natuurbehoud), geacht gunstig te zijn krachtens artikel 53, § 2, tweede zin, van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
Gelet op het advies nr. 43.796/4 van de Raad van State, gegeven op 5 december 2007, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu en, met betrekking tot inspraak van het publiek en toegang tot de rechter, tot wijziging van de Richtlijnen 85/337/EEG en 96/61/EG van de Raad, wat betreft de bepaling van gemeenschappelijke regels voor inspraak van het publiek in de opstelling van plannen en programma's betreffende het milieu en in de besluitvorming i.v.m. specifieke activiteiten wordt gedeeltelijk bij dit besluit omgezet. HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de inspraak van het publiek in de opstelling van plannen en programma's betreffende het milieu en in de besluitvorming i.v.m. specifieke activiteiten.
Art. 2.Het opschrift van deel III van het regelgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek wordt vervangen door volgend opschrift : "Informatie, bewustmaking en inspraak van het publiek inzake het leefmilieu".
Art. 3.Deel III van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld met een titel III, luidend als volgt : HOOFDSTUK I. - Informatievergadering TITEL III. - Inspraak van het publiek inzake het leefmilieu Art. R.41-1. De aanvrager maakt de gegevens bedoeld in artikel D.29-5, § 2, eerste lid, 2°, bij gewoon schrijven over aan de instantie moet nagaan of de aanvraag volledig en ontvankelijk is.
Deze instantie bepaalt binnen twintig dagen na ontvangst van de gegevens op welke gemeenten het project betrekking kan hebben (met inbegrip van de gemeente(n) waartoe het zich uitstrekt) en geeft de aanvrager kennis daarvan bij aangetekend schrijven.
Art. R.41-2. Het bericht bedoeld in artikel D.29-5, § 2, vierde lid, wordt in zwarte letters op gele achtergrond gedrukt en heeft een oppervlakte van minimum 35 dm2.
Art. R.41-3. De aanvrager organiseert in de gemeente waar het project de grootste oppervlakte bestrijkt, een informatievergadering waarop de bevolking van de overeenkomstig artikel D.29-5, § 3, betrokken gemeente(n) wordt uitgenodigd.
Ook de volgende personen of instanties worden op de vergadering uitgenodigd en kunnen zich daar laten vertegenwoordigen : 1° de persoon die de aanvrager heeft gekozen om het milieueffectonderzoek uit te voeren, als een dergelijke studie wordt vereist;2° de bevoegde overheid;3° de Administratie Leefmilieu en de Administratie Ruimtelijke Ordening;4° De "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse milieuraad voor duurzame ontwikkeling), la "Commission consultative communale d'aménagement du territoire" (Gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening), de "Commission régionale d'aménagement du territoire" (Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening), die hoogstens twee leden mogen afvaardigen; 5° de vertegenwoordigers van de overeenkomstig artikel D.29-5, § 3, betrokken gemeente(n).
Art. R.41-4. Iedereen kan binnen vijftien dagen, te rekenen van de datum van de informatievergadering opmerkingen en suggesties formuleren en erom verzoeken dat specifieke punten betreffende het project aan het licht gebracht worden, alsook technische alternatieven voorleggen die redelijkerwijs door de aanvrager overwogen kunnen worden opdat ze in overweging genomen worden bij de tenuitvoerlegging van het effectonderzoek, en ze indienen bij het gemeentecollege waar de informatievergadering heeft plaatsgevonden. Daarbij worden naam en adres opgegeven.
Een afschrift wordt overgemaakt aan de aanvrager, die het onmiddellijk doorstuurt naar de auteur van de studie als een dergelijke studie vereist is.
Art. R.41-5. § 1. De minimale inhoud van de notulen van de informatievergadering wordt in bijlage IV bepaald. § 2. De termijnen voorzien inzake de organisatie van de informatievergadering worden geschorst tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari. HOOFDSTUK II. - Bericht van openbaar onderzoek Art. R.41-6. Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.29-7 is in zwarte letters op gele achtergrond gedrukt en heeft een oppervlakte van minimum 35 dm2. HOOFDSTUK III. - Grensoverschrijdende effecten Art. R.41-7. § 1. Het plan- of programma-ontwerp bedoeld in artikel D.29-11, § 1, wordt door de auteur ervan overgemaakt aan de bevoegde overheden van het Gewest, de lidstaat van de Europese Unie of de Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo bedoeld in ditzelfde artikel.
Terwijl hij het dossier overmaakt, stelt de auteur van het plan of het programma de Regering en de gemeente(n) in kennis van de plaats waar een openbaar onderzoek wordt gevoerd. § 2. De beslissing tot aanneming of goedkeuring van een plan of programma, alsook de milieuaangifte en de vastgelegde opvolgingsmaatregelen wordt door de auteur van het plan of programma meegedeeld aan de bevoegde overheden van het Gewest, de lidstaat van de Europese Unie of de Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo bedoeld in artikel D.29-11, § 1.
Art. R.41-8. Als de Regering de in artikel D.29-11, § 2, bedoelde informatie i.v.m. een plan of programma ontvangt, maakt ze die over aan : 1° de gemeentecolleges van de gemeenten waar het project effecten zou kunnen veroorzaken, die deze informatie ter inzage leggen van het publiek overeenkomstig de procedure van openbaar onderzoek bedoeld in Titel III van deel III van het decreetgevende deel, met de volgende aanpassingen : a) de Regering of haar afgevaardigde bepaalt de gemeenten die het voorwerp kunnen uitmaken van het plan of programma en op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek uitgevoerd moet worden;b) de bepalingen van onderafdeling 2 van hoofdstuk III zijn niet van toepassing;c) het openbaar onderzoek duurt dertig dagen;2° de "CWEDD". De instanties bedoeld in het eerste lid, 1°, zamelen de opmerkingen van het publiek in en verstrekken de Regering hun eventuele adviezen en ingezamelde opmerkingen binnen vijfenveertig dagen, te rekenen van de dag waarop het openbaar onderzoek bedoeld in het eerste lid afgesloten is. De "CWEDD" verstrekt de Regering zijn eventueel advies binnen vijfenveertig dagen, te rekenen van de dag waarop hij de in het eerste lid bedoelde informatie heeft ontvangen.
Art. R.41-9. § 1. Het project bedoeld in artikel D.29-11, § 1, wordt door de instantie die moet nagaan of de aanvraag volledig en ontvankelijk is overgemaakt aan de betrokken overheden van het Gewest, de lidstaat van de Europese Unie of de Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo bedoeld in ditzelfde artikel, met melding van : 1° de bevoegde overheid en de termijn waarbinnen de beslissing moet worden genomen;2° de modaliteiten voor de organisatie van het openbaar onderzoek betreffende de behandeling van de vergunningsaanvraag, meer bepaald de duur van het onderzoek, de vermoedelijke begindatum ervan en de overheid die de opmerkingen van het publiek in ontvangst zal nemen. Ze geeft de Regering en de bevoegde overheid kennis van het tijdstip waaarop ze het dossier overmaakt. § 2. De bevoegde overheid zendt haar besluit bij aangetekend schrijven naar de overheden bedoeld in § 1. § 3. Als de Regering omtrent een project de in artikel D.29-11, § 2, bedoelde gegevens ontvangt, maakt ze die over aan : 1° de gemeentecolleges van de gemeenten waar het project effecten zou kunnen veroorzaken, die deze informatie ter inzage van het publiek leggen overeenkomstig de procedure van openbaar onderzoek bedoeld in Titel III van deel III van dit Wetboek, met de volgende aanpassingen : a) de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu of zijn gemachtigde bepaalt de gemeenten die het voorwerp van het project kunnen uitmaken en op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek uitgevoerd moet worden;b) de bepalingen betreffende de informatievergadering zijn niet van toepassing;c) de bepalingen van onderafdeling 2 van hoofdstuk III zijn niet van toepassing; d) artikel D.29-10 is niet van toepassing; e) het openbaar onderzoek duurt dertig dagen;2° de "CWEDD". De instanties bedoeld in het eerste lid, 1° verzamelen de opmerkingen van het publiek en verstrekken de Regering hun eventuele adviezen en verzamelde opmerkingen binnen dertig dagen, te rekenen van de dag waarop ze de in het eerste lid bedoelde informatie hebben ontvangen.
De "CWEDD" verstrekt de Regering zijn eventueel advies binnen dertig dagen, te rekenen van de dag waarop hij de in het eerste lid bedoelde informatie heeft ontvangen. HOOFDSTUK IV. - Vervangingsbevoegdheid Art. R.41-10. Voor de toepassing van artikel D.29-20 kan de Regering of de instantie die moet nagaan of de aanvraag volledig of ontvankelijk is, beroep doen op een gerechtsdeurwaarder van zijn keuze om het bericht van openbaar onderzoek aan te plakken.
De kosten i.v.m. de formaliteiten van het openbaar onderzoek worden gedragen door het in gebreke gebleven gemeentecollege. HOOFDSTUK V. - Bekendmaking betreffende de beslissing Art. R.41-11. De beslissing tot aanneming of goedkeuring van een plan of programma van categorie B, alsook de milieuaangifte en de vastgelegde opvolgingsmaatregelen en de beslissing van de bevoegde overheid betreffende een project van categorie B of C worden meegedeeld aan elk orgaan waarvan de bevoegde overheid acht dat het onmiddellijk op de hoogte gebracht moet worden. HOOFDSTUK VI. - Milieuadviseur Art. R.41-12. § 1. De toekenning van een subsidie voor de indienstneming of de handhaving van de indienstneming van een milieuadviseur bedoeld in artikel D.5-1 is aan de volgende voorwaarden onderworpen : 1° de gemeente, meerdere gemeenten of een vereniging van gemeenten nemen een milieuadviseur in dienst binnen zes maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie of kondigen binnen dezelfde termijn aan dat de milieuadviseur in functie blijft;2° over een "lokale agenda 21" beschikken binnen drie jaar na de beslissing tot toekenning van de subsidie; 3° de milieuadviseur vervult de opdrachten die hem krachtens het decreetgevende deel worden toegewezen, o.a. : a) de coördinatie van de verschillende milieuplanningen in de gemeente, met inbegrip van de "lokale agenda 21";b) het beheer van de in de gemeente lopende milieudossiers en de bemiddeling in het domeinoverschrijdend beheer van deze dossiers;c) de totstandbrenging van een dialoog met de bevolking om elke milieugunstige maatregel te promoten en toe te passen; 4° de milieuadviseur heeft de volgende opleiding gevolgd : a) een opleiding van minstens 300 uur inzake leefmilieu, met een multidisciplinaire inhoud i.v.m. milieu- wetenschappen en technieken; b) een inleiding van minstens 30 uur tot de methoden en technieken inzake communicatie en sociaal overleg.Deze inleiding kan worden opgenomen in de opleiding bedoeld in punt 3°, a) ; 5° de adviseur volgt een jaarlijkse opleiding die door het "Centre permanent de formation en environnement durable" (Centrum voor permanente vorming inzake duurzame ontwikkeling) wordt verzorgd. § 2. Om een opleiding van hoge kwaliteit te waarborgen, wordt het volgende jaarlijks door het centrum bedoeld in § 1, 5° aan de goedkeuring van de Minister van Leefmilieu onderworpen : 1° de inhoud en de duur van de voorgestelde opleiding;2° een raming van de onderwerpen voor de komende jaren, rekening houdend met de actualiteit;3° de wijze waarop de adviseurs worden beoordeeld. Art. R.41-13. De aanvraag om subsidie voor de indienstneming of de handhaving van de indienstneming van een milieuadviseur wordt door het (de) gemeentecollege(s) gestuurd naar het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu.
Het aanvraagdossier bevat : 1° een afschrift van de beraadslaging van de gemeenteraad van de betrokken gemeente of gemeenten waarbij het volgende beslist wordt : a) de indienstneming van een personeelslid in een betrekking van de gemeentelijke personeelsformatie of b) de indienstneming van een persoon op grond van een arbeidsovereenkomst van minstens één jaar of c) het afsluiten van een opdracht voor aanneming van diensten van minstens één jaar, met hetzij een natuurlijke persoon die aan de vereiste voorwaarden voldoet, hetzij een rechtspersoon die op de diensten van één of meerdere milieuadviseurs beroep doet, voor zover de overeenkomst bepaalt dat de aan de gemeente verleende diensten uitgevoerd worden door personen die aan de gestelde voorwaarden voldoen; 2° een afschrift van het diploma bedoeld in artikel D.5-1, § 2, vergezeld van elk document waaruit blijkt dat hij de opleiding bedoeld in bovenvermeld artikel gevolgd heeft, of elk document waaruit blijkt dat hij beschikt over de beroepservaring bedoeld in datzelfde artikel, alsook een attest waaruit blijkt dat hij de in artikel R.41-12, § 1, 4°, bedoelde opleiding gevolgd heeft. Art. R.41-14. Het bedrag van de jaarlijkse subsidie wordt forfaitair op 20.000 euro vastgelegd voor een voltijdse betrekking.
Bij deeltijdse arbeid wordt het bedrag van de subsidie in verhouding tot de duur van de arbeid verminderd.
Ze wordt niet toegekend als het jaarlijkse aantal diensturen lager is dan 468.
Art. R.41-15. Een eerste schijf die 50 % van de jaarlijkse subsidie bedraagt, wordt als voorschot uitbetaald op grond van een aangifte van schuldvordering die vanaf de toekenningsbeslissing door de gemeente of een vereniging van gemeenten wordt ingediend in het geval van de handhaving van de indienstneming van een milieuadviseur of vanaf de indienstneming van een nieuwe milieuadviseur.
Art. R.41-16. Het saldo wordt uitbetaald op het einde van het afgelopen kalenderjaar en op grond van de volgende stukken : 1° een aangifte van schuldvordering met het verantwoordingsstuk voor de uitgaven, met, meer bepaald, de loonlast van de milieuadviseur en de werkingskosten voor zijn opdrachten;2° het activiteitenverslag betreffende de opdrachten die de milieuadviseur uitgevoerd heeft; 3° het attest waaruit blijkt dat hij de jaarlijkse opleiding bedoeld in artikel R.41-12, § 1, 4° gevolgd heeft.
Het (de) gemeentecollege(s) richt(en) de aanvraag tot uitbetaling van de subsidie samen met de stukken bedoeld in het eerste lid aan de "D.G.R.N.E." uiterlijk 31 maart van het jaar volgend op het voor subsidie in aanmerking komende kalenderjaar. De aanvraag tot uitbetaling geldt als aanvraag voor de verlenging van de subsidie, behoudens andersluidend advies van de gemeente.
Het verslag bedoeld in het eerste lid, 2°, van dit artikel heeft o.a. betrekking op : 1° de stand van vordering van de "lokale agenda 21" vastgesteld in de vorm van een situatie-overzicht waarop de doelstellingen, de ingezette middelen en de beoordeling van de resultaten worden vermeld.2° het aantal bestaande plannen in hun gemeente en hun ontwikkeling;3° het aantal behandelde milieudossiers en hun hoofddoelstelling;4° het aantal gevoerde sensibiliseringsacties.» HOOFDSTUK II. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen Afdeling I. - Boek I van het Milieuwetboek
Art. 4.Artikel R.42 van Boek I van het Milieuwetboek wordt vervangen als volgt : « Art. R.42. De raadpleging, zoals bedoeld in artikel D.42 wordt overeenkomstig de regelgevende bepalingen geregeld. »
Art. 5.In artikel R.43 van Boek I van het Milieuwetboek wordt de eerste zin geschrapt.
Art. 6.Artikel R.44 van Boek I van het Milieuwetboek wordt vervangen als volgt : « Art. R.44. Tijdens de duur van de aanplakking van het bericht van openbaar onderzoek kan de gemeentelijke overheid beslissen het ontwerp-plan of -programma voor advies voor te leggen aan de door haar ingestelde overlegcommissies, waarvan de bevoegdheden op de ter inzage gelegde tekst betrekking hebben. Over het (de) uitgebrachte advies (adviezen) wordt schriftelijk gerapporteerd.
Binnen dertig dagen na afsluiting van de terinzagelegging doet het gemeentebestuur de Minister, samen met de eventuele synthesenota's en het met redenen omklede advies van de gemeenteraad, een afschrift toekomen van de door de bevolking en/of de in het eerste lid bedoelde overlegcommissies uitgebrachte adviezen. »
Art. 7.In artikel R.45 van Boek I van het Milieuwetboek worden de woorden "van de in artikel 43 en artikel 44, punt 7," vervangen door de woorden "van de in de artikelen 43 en 44, tweede lid,".
Art. 8.Artikel R.48 van Boek I van het Milieuwetboek wordt opgeheven.
Art. 9.De eerste zin van artikel R.49 van Boek I van het Milieuwetboek wordt geschrapt.
Art. 10.De artikelen R.50 en R.51 van Boek I van het Milieuwetboek worden opgeheven.
Art. 11.De artikelen R.76 tot R.80 van Boek I van het Milieuwetboek worden opgeheven.
Art. 12.De artikelen R.83 tot R.85 van het Milieuwetboek worden opgeheven.
Art. 13.In het regelgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek wordt bijlage IV vervangen door de volgende bijlage : « Bijlage IV. - Minimale inhoud van de notulen van de informatievergadering De notulen van de informatievergadering bedoeld in artikel D.29-5 bevatten minstens de volgende gegevens : 1. de datum, het uur en de plaats van de vergadering;2. de identiteit en personalia van de voorzitter van de vergadering;3. de naam van de personen zoals vermeld op de lijst der aanwezigen op de laatste vergadering;4. een samenvatting van de verschillende besproken punten, meer bepaald : ? de voorstelling van het project door de aanvrager; ? de opmerkingen en voorstellen i.v.m. het project (met melding van de identiteit van de personen die het woord genomen hebben); ? als een milieueffectstudie wordt voorgeschreven : ° de bijzondere punten die aan het licht zijn gebracht om in het kader van de milieueffectstudie besproken te worden; ° de overgelegde technische alternatieven die redelijkerwijs door de aanvrager overwogen kunnen worden. » Afdeling II. - Boek II van het Milieuwetboek
Art. 14.In artikel R. 152 van Boek II van het Milieuwetboek worden de leden 2 tot 5 vervangen als volgt : « Binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier stelt het gemeentecollege een openbaar onderzoek in overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek. »
Art. 15.In artikel R.162 van Boek II van het Milieuwetboek worden de leden 2 tot 5 vervangen als volgt : « Binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier stelt het gemeentecollege een openbaar onderzoek in overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek. » Afdeling III. - Koninklijk besluit van 20 december 1854 betreffende de
uitvoering van het Boswetboek
Art. 16.Artikel 36 van het koninklijk besluit van 20 december 1854 betreffende de uitvoering van het Boswetboek wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « De inrichting of de wijziging van de geldende inrichting wordt vóór de aanneming ervan krachtens artikel 31, eerste lid, van de wet van 19 december 1854 houdende het Boswetboek, onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek waarin titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek voorziet. »
Art. 17.Artikel 37 van het koninklijk besluit van 20 december 1854 betreffende de uitvoering van het Boswetboek wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Binnen een maand na ontvangst van het advies van het Provinciecollege wordt het inrichtingsproject onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek waarin titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek voorziet. » Afdeling IV. - Koninklijk besluit van 7 april 1953 houdende regeling
van de vorm en van de wijze van onderzoek der aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning tot het opsporen of ontginnen van petroleum en brandbare gassen
Art. 18.Het koninklijk besluit van 7 april 1953 houdende regeling van de vorm en van de wijze van onderzoek der aanvragen tot het bekomen van een uitsluitende vergunning tot het opsporen of ontginnen van petroleum en brandbare gassen wordt aangevuld met een artikel 5bis, luidend als volgt : «
Art. 5bis."Binnen zestig dagen na afloop van de termijn voorgeschreven voor de indiening van de aanvraag tot mededinging en van het verzet wordt een openbaar onderzoek gevoerd overeenkomstig de bepalingen van titel III van deel III van Boek I van het Milieuwetboek. Een afschrift van het aanvraagdossier wordt overgemaakt aan de gemeenten die door de directeur-generaal van het mijnwezen worden aangewezen overeenkomstig artikel D.29-4, tweede lid, van Boek I van het Milieuwetboek. »
Art. 19.Hetzelfde besluit wordt met een artikel 5ter aangevuld, luidend als volgt : «
Art. 5ter.Binnen tien dagen, met ingang van de datum waarop het openbaar onderzoek is afgesloten, geeft de gemeente de directeur-generaal van het mijnwezen kennis van het afschrift van de opmerkingen en klachten, alsook van het proces-verbaal van sluiting. »
Art. 20.In artikel 6 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "het verstrijken van de termijn gesteld voor het doen van de aanvraag om mededinging en van het verzet" vervangen door de woorden "het ontvangen van de stukken bedoeld in artikel 5ter ". Afdeling V. - Koninklijk besluit van 29 november 1968 houdende
vaststelling van de procedure bij de onderzoeken de commodo et incommodo, voorgeschreven bij de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen
Art. 21.Het koninklijk besluit van 29 november 1968 houdende vaststelling van de procedure bij de onderzoeken de commodo et incommodo, voorgeschreven bij de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, wordt aangevuld met een artikel 7bis, luidend als volgt : « Het tweede lid van artikel 3, het tweede en het derde lid van artikel 4 en de artikelen 6 en 7 zijn niet van toepassing op de plannen, programma's en projecten bedoeld in artikel D.29-1 van Boek I van het Milieuwetboek. » Afdeling VI. - Koninklijk besluit van 2 april 1979 houdende
vaststelling van het beheersreglement der bosreservaten
Art. 22.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 april 1979 houdende vaststelling van het beheersreglement der bosreservaten wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : « Binnen een maand na ontvangst van het advies van de "Conseil supérieur wallon de la Conservation de la Nature" wordt het ontwerp van besluit houdende de inrichting van een bosreservaat dat onder de bosregeling valt onderworpen aan de modaliteiten voor inspraak van het publiek waarin titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek voorziet. » Afdeling VII. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 10
september 1987 houdende het reglement betreffende het openbare onderzoek over de ontwerpen van natuurparken
Art. 23.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 10 september 1987 houdende het reglement betreffende het openbare onderzoek over de ontwerpen van natuurparken wordt opgeheven. Afdeling VIII. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 juli
1990 houdende uitvoering van het decreet van 7 juli 1988, op de mijnen wat de procedure betreft die inzake toekenning, afstand, fusie, verhuring of verpachting van mijnconcessies dient te worden toegepast
Art. 24.In het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 juli 1990 houdende uitvoering van het decreet van 7 juli 1988, op de mijnen wat de procedure betreft die inzake toekenning, afstand, fusie, verhuring of verpachting van mijnconcessies dient te worden toegepast, worden de leden 2 tot 8 van artikel 5 vervangen als volgt : « De gouverneur maakt een afschrift van het aanvraagdossier, in voorkomend geval samen met de stukken bedoeld in artikel D.29-14, tweede lid, aan de betrokken gemeenten over teneinde een openbaar onderzoek te organiseren overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek.
De administratie bepaalt de openingsdatum van dit onderzoek. »
Art. 25.In hetzelfde besluit worden de leden 1 tot 3 van artikel 6 vervangen als volgt : « Bij de sluiting van het openbaar onderzoek beschikt de aanvrager over een termijn van dertig dagen om kennis te nemen van het openbaar onderzoek en om op de opmerkingen in te gaan.
Na afloop van deze termijn stuurt de gemeente het dossier binnen acht dagen aan de mijningenieur. » Afdeling IX. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 juli 1990
houdende uitvoering van het decreet van 7 juli 1988, op de mijnen wat de procedure en de voorwaarden inzake toekenning, verlenging, afstand en samenvoeging van de opsporingsvergunningen betreft
Art. 26.In het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 juli 1990 houdende uitvoering van het decreet van 7 juli 1988, op de mijnen wat de procedure en de voorwaarden inzake toekenning, verlenging, afstand en samenvoeging van de opsporingsvergunningen betreft, worden de leden 2 tot 8 van artikel 5 vervangen als volgt : « De gouverneur maakt een exemplaar van het aanvraagdossier, in voorkomend geval samen met de stukken bedoeld in artikel D.29-14, tweede lid, aan de betrokken gemeenten over teneinde een openbaar onderzoek te organiseren overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek.
De administratie bepaalt de openingsdatum van dit onderzoek. »
Art. 27.In hetzelfde besluit worden de leden 1 tot 3 van artikel 6 vervangen als volgt : « Bij de sluiting van het openbaar onderzoek beschikt de aanvrager over een termijn van dertig dagen om kennis te nemen van het openbaar onderzoek en om op de opmerkingen in te gaan.
Na afloop van deze termijn stuurt de gemeente het dossier binnen acht dagen aan de mijningenieur. » Afdeling X. - Besluit van 29 juli 1993 tot ontsluiting van steenbergen
Art. 28.Artikel 4, § 4, van het besluit van 29 juli 1993 tot ontsluiting van steenbergen wordt aangevuld met de volgende zin : « Hij maakt een volledig exemplaar van de aanvraag aan de naburige gemeenten en de ontbrekende stukken en inlichtingen aan de gewestelijke ambtenaren over. »
Art. 29.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 5.Binnen veertig dagen na de indiening van de aanvraag stelt het college een openbaar onderzoek in overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek. »
Art. 30.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de woorden "en de colleges van de naburige gemeenten" geschrapt.
Art. 31.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 32.Artikel 12, § 4, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende zin : « Zij maakt een volledig exemplaar van de aanvraag aan deze gemeenten en de ontbrekende stukken en inlichtingen aan de gewestelijke ambtenaren over. »
Art. 33.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 13.Binnen veertig dagen na de indiening van de aanvraag stelt het college een openbaar onderzoek in overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek. »
Art. 34.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 14.Binnen tien dagen, met ingang van de datum waarop het onderzoek is afgesloten, geeft het college de gewestelijke ambtenaren kennis van het afschrift van de opmerkingen en klachten, alsook van het proces-verbaal van sluiting. »
Art. 35.In artikel 15, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "betrokken" vervangen door de woorden "waar een openbaar onderzoek werd gevoerd".
Art. 36.In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "de in de aanvraag bedoelde steenberg(en) gelegen is (zijn)" vervangen door de woorden "een openbaar onderzoek werd gevoerd".
Art. 37.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 38.In artikel 26, § 4, van hetzelfde besluit : 1° wordt in het eerste lid het woord "naburige" vervangen door de woorden "waar een openbaar onderzoek werd gevoerd";2° wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 39.In artikel 27 van hetzelfde besluit : 1° in § 1 : a) wordt in het tweede lid het woord "naburige" vervangen door de woorden "waar een openbaar onderzoek werd gevoerd";b) wordt het derde lid opgeheven.2° wordt paragraaf 2 vervangen als volgt : « § 2.Buiten de in § 1 bedoelde gevallen wordt een openbaar onderzoek ingesteld overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek.
De Waalse Regering maakt een afschrift van het dossier aan betrokken gemeenten over binnen veertig dagen na de indiening van de aanvraag en vermeldt de openingsdatum van het openbaar onderzoek. »; 3° worden de §§ 3 tot 7 opgeheven.
Art. 40.Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 28.Binnen tien dagen, met ingang van de datum waarop het onderzoek is afgesloten, geeft het college de gewestelijke ambtenaren kennis van het afschrift van de opmerkingen en klachten, alsook van het proces-verbaal van sluiting. »
Art. 41.In artikel 32, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "de in de aanvraag bedoelde steenberg(en) gelegen is (zijn)" vervangen door de woorden "een openbaar onderzoek werd gevoerd".
Art. 42.Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. Afdeling IX. - Besluit van de Waalse Regering van 25 juli 1996
tot vaststelling van de regels voor het milieueffectenonderzoek en het openbaar onderzoek betreffende het plan voor centra voor technische ingraving
Art. 43.In artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 25 juli 1996 tot vaststelling van de regels voor het milieueffectenonderzoek en het openbaar onderzoek betreffende het plan voor centra voor technische ingraving : 1° wordt het tweede lid vervangen door volgend lid : « Het openbaar onderzoek wordt gevoerd volgens de modaliteiten bedoeld in titel III van deel III van Boek I van het Milieuwetboek.»; 2° wordt het derde lid opgeheven;3° worden in het vierde lid de woorden "bekendgemaakt in ten minste twee dagbladen, zoals bepaald in artikel 3, 2° van voormeld besluit van 21 april 1994" geschrapt.
Art. 44.Bijlage II bij hetzelfde besluit wordt opgeheven. Afdeling XII. - Besluit van de Waalse Regering van 27 mei 1999 inzake
de opstelling en de financiering van de gemeentelijke milieu- en natuurbevorderingsplannen
Art. 45.In het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 1999 inzake de opstelling en de financiering van de gemeentelijke milieu- en natuurbevorderingsplannen worden de artikelen 9, § 2, 10, 13, laatste lid, 14 en 16, § 2, opgeheven.
Art. 46.In artikel 12, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden "die beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 14" geschrapt. Afdeling XIII. - Besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002
betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
Art. 47.In het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt artikel 7 opgeheven.
Art. 48.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden "op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek wordt georganiseerd" vervangen door de woorden "die onder het aangevraagd project kunnen vallen".
Art. 49.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art 9. Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.29-7 van Boek I van het Milieuwetboek wordt binnen vijf dagen na ontvangst van de stukken bedoeld in artikel 8 aangeplakt. Het bericht is conform het model opgenomen in bijlage X. » Het gemeentecollege van elke gemeente waar een openbaar onderzoek werd georganiseerd bezorgt de technische ambtenaar binnen tien dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek de schriftelijke en mondelinge geformuleerde bezwaren en opmerkingen, met inbegrip van het proces-verbaal bedoeld in artikel D.29-19 van Boek I van het Milieuwetboek. Daarbij voegt hij zijn eventueel advies."
Art. 50.De artikelen 10, 11, 12 en 13 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art. 51.Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 52.In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de woorden "op het grondgebied waarvan een openbaar onderzoek wordt georganiseerd" vervangen door de woorden "die onder het aangevraagd project kunnen vallen".
Art. 53.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 37.Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.29-7 van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangeplakt binnen vijf dagen na ontvangst van de stukken bedoeld in artikel 36. Het bericht is conform het model opgenomen in bijlage X. Het gemeentecollege van elke gemeente waar een openbaar onderzoek werd georganiseerd, bezorgt de technische ambtenaar en de afgevaardigde ambtenaar binnen tien dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek de schriftelijke en mondelinge geformuleerde bezwaren en opmerkingen, met inbegrip van het proces-verbaal bedoeld in artikel D.29-19 van Boek I van het Milieuwetboek. Daarbij voegt hij zijn eventueel advies. »
Art. 54.De artikelen 38, 39, 40 en 41 van hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art. 55.In hetzelfde besluit wordt bijlage X vervangen door de volgende bijlage : « Bijlage X. - Openbaar onderzoek Gemeente van ...........
INRICHTINGEN MET INSTALLATIES OF ACTIVITEITEN INGEDEELD KRACHTENS HET DECREET VAN 11 MAART 1999 BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING Betreft de aanvraag van om een milieuvergunning of een unieke vergunning of de wijziging van de bijzondere exploitatievoorwaarden voor (voorwerp van de aanvraag en beknopte beschrijving van het project).
Het dossier (aangeven of het vergezeld gaat van een milieueffectstudie) ligt ter inzage bij het gemeentebestuur vanaf Datum van aanplakking van de aanvraag : Openingsdatum van het onderzoek : Plaats, datum en uur van sluiting van het onderzoek : Geschreven opmerkingen kunnen gericht worden aan : De burgemeester informeert de bevolking dat een openbaar onderzoek betreffende bovenbedoelde aanvraag is geopend.
Het dossier ligt ter inzage vanaf de openingsdatum tot de sluitingsdatum van het onderzoek, elke werkdag tijdens de diensturen en op tot 20 uur of op zaterdagochtend.
Als de raadpleging plaatsvindt op een werkdag na zestien uur of op zaterdagochtend, moet de persoon die het dossier wenst in te kijken uiterlijk vierentwintig uur op voorhand afspraak maken bij . . . . . (naam en personalia van de persoon die verantwoordelijk is voor de afspraken).
Opmerkingen kunnen tot de sluiting van het onderzoek binnen bovenbedoeld termijn schriftelijk of mondeling gericht worden aan de gemeentelijke administratie.
Mondelinge klachten en opmerkingen worden op afspraak ingezameld door de milieuadviseur of, bij gebreke daarvan, door de daartoe afgevaardigde gemeentebeambte1.
Technische uitleg over het project kan verkregen worden bij de aanvrager, de milieuadviseur of, bij gebreke daarvan, bij het gemeentecollege of de daartoe afgevaardigde gemeentebeambte1, de technische ambtenaar (adres en algemeen telefoonnummer) en de afgevaardigde ambtenaar (als het gaat om een eenmalige vergunning, adres en algemeen telefoonnummer).
De overheid die bevoegd is om te beslissen over de aanvraag die het voorwerp uitmaakt van dit openbaar onderzoek is ............... (Aangeven of het project het voorwerp uitmaakt van een milieueffectbeoordelingsprocedure in grensoverschrijdend verband overeenkomstig artikel D.29-11, § 1, van Boek I van het Milieuwetboek). (Aangeven of overige milieuinformatie betreffende het project beschikbaar is). (De naam en personalia van de milieuadviseur of, bij gebreke daarvan, van de adviseur(s) inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw opgeven).
Te .........., op ................
De burgemeester »
Art. 56.Artikel 95quater, 2°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 2° de gemeente(n) die het voorwerp van het kunnen uitmaken. »
Art. 57.Artikel 95quinquies van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 95quinquies.Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.29-7 van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangeplakt binnen vijf dagen na ontvangst van de stukken bedoeld in artikel 95ter. Het bericht is conform het model opgenomen in bijlage X. » Het gemeentecollege van elke gemeente waar een openbaar onderzoek werd georganiseerd, bezorgt de technische ambtenaar binnen tien dagen na afsluiting van het openbaar onderzoek de schriftelijke en mondelinge geformuleerde bezwaren en opmerkingen, met inbegrip van het proces-verbaal bedoeld in artikel D. 29-19 van Boek I van het Milieuwetboek. Daarbij voegt hij zijn eventueel advies. »
Art. 58.De artikelen 95sexies, 95septies, 95octies et 95nonies van hetzelfde besluit worden opgeheven. Afdeling XIV. - Besluit van de Waalse Regering van 2 oktober 2003 tot
uitvoering van het decreet van 4 juli 2002 op de groeven en houdende wijziging van sommige bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningen
Art. 59.In het besluit van de Waalse Regering van 2 oktober 2003 tot uitvoering van het decreet van 4 juli 2002 op de groeven en houdende wijziging van sommige bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningen wordt artikel 15 vervangen als volgt : «
Art. 15.De technisch ambtenaar maakt het dossier, alsmede zijn verslag waarin hij bevestigt dat het dossier volledig is, over aan het gemeentecollege, dat binnen tien dagen na ontvangst van de documenten en uiterlijk de negentigste dag na de indiening van de aanvraag een openbaar onderzoek instelt overeenkomstig de bepalingen van titel III van deel III van Boek I van het Milieuwetboek. »
Art. 60.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 61.De milieuopleiding bedoeld in artikel 63 van het decreet van 31 mei 2007 betreffende de inspraak van het publiek inzake het leefmilieu is de opleiding die door het "Centre permanent de formation en environnement durable" wordt georganiseerd.
Elke milieuadviseur bedoeld in bovenvermeld artikel 63 kan deze functie blijven uitoefenen op voorwaarde dat hij in de loop van het jaar van inwerkingtreding van dit besluit aan de gemeente die hem tewerkstelt een attest overmaakt waaruit blijkt dat hij de opleiding gevolgd heeft.
Art. 62.Het decreet van 31 mei 2007 betreffende de inspraak van het publiek inzake het leefmilieu treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 63.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 20 december 2007.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN