gepubliceerd op 13 november 2007
Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de site "Boyou"en op de herbestemming als landbouwgebied van een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Oupeye
18 OKTOBER 2007. - Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de site "Boyou"en op de herbestemming als landbouwgebied van een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Heure-le-Romain)
De Waalse Regering, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 20 juli 2007 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 augustus 2004 tot regeling van de werking van de Regering;
Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 42 en 46;
Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 26 november 1987 tot aanneming van het gewestplan Luik;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2007 tot herziening van het gewestplan Luik en tot aanneming van het voorontwerp van gewestplanherziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de locatie "Boyou" en op de herbestemming als landbouwgebied van een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Heure-le-Romain);
Overwegende dat de ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek waaraan het aldus gewijzigde ontwerp onderworpen moet worden bij hetzelfde besluit door de Waalse Regering is goedgekeurd;
Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) en de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Milieuraad voor Duurzame Ontwikkeling) op 6 augustus 2007 erom verzocht werden advies uit te brengen over de ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek;
Overwegende dat de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" in zijn advies van 28 augustus 2007 de gegevens over de omvang en nauwkeurigheidsgraad van de informatie die het effectenonderzoek zal moeten bevatten, zoals hem voorgelegd, voldoende heeft bevonden;
Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" zich in haar gunstig advies van 24 augustus 2007 vragen stelt over de voorwaarden tot valorisatie van de zeldzame natuurlijke hulpbron die het ten noorden van Heure-le-Romain aanwezige krijt voorstelt en een voorbehoud maakt wat betreft de allternatieve compensatie bij gebrek aan bepaling van een juridisch kader; ze acht evenwel dat de voor het effectenonderzoek overgelegde inhoud past in het algemene schema;
Overwegende dat de op 14 juni 2007 aangenomen ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek definitief aangenomen mag worden daar hij niet het voorwerp is geweest van specifieke aanbevelingen van de CRAT en de CWEDD;
Overwegende dat de opgestarte procedure tot herziening van het gewestplan Luik onverwijld voortgezet dient te worden door de bepalingen van artikel 42, tweede lid, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium uit te voeren;
Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :
Artikel 1.Er dient een effectenonderzoek doorgevoerd te worden m.b.t. het voorontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan Luik met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de site "Boyou"en op de herbestemming als landbouwgebied van een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Heure-le-Romain).
Art. 2.De omvang en de nauwkeurigheidsgraad van de gegevens die het in artikel 1 bedoelde effectenonderzoek dient te bevatten liggen vast in de bij dit besluit gaande bijlage "Inhoud van het effectenonderzoek".
Art. 3.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 18 oktober 2007.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE
BIJLAGE INHOUD VAN HET PLANEFFECTENONDERZOEK 1. Het voorontwerp van herziening van het gewestplan LUIK (blad 34/6 S), aangenomen bij het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2007, bevat de opneming van : ? een ontginningsgebied aangegeven met de overdruk * S.24; ? een ontginningsgebied aangegeven met de overdruk * S.25; ? een ontginningsgebied aangegeven met de overdruk * S.26; ? een ontginningsgebied zonder overdruk; ? een landbouwgebied.
Het gebied aangegeven met de overdruk * S.24 is bestemd voor de activiteiten die nodig zijn voor de herinrichting ervan. Het ontginningsgebied kan na herinrichting ervan weer als landbouwgebied bestemd worden.
Het gebied aangegeven met de overdruk * S.25 wordt gedekt door de mogelijkheid om het ontginningsgebied na ontginning en herinrichting ervan weer als landbouwgebied te bestemmen.
De volledige herinrichting van de gebieden die het voorwerp zijn van de bijkomende voorschriften * S.24 et * S.25 en de overdracht van 5 ha gronden van de NV Tessenderlo aan de gemeente Oupeye worden als voorwaarden gesteld voor elke ontginning van het gebied aangegeven met de overdruk * S.26.
Het besluit bevat drie voorstellen tot alternatieve compensatie : ? de herinrichting van het ontginningsgebied aangegeven met de overdruk * S.24; ? de overdracht voor de symbolische euro aan de gemeente Oupeye van het gedeelte van de gronden die eigendom zijn van de aanvrager; ? het storten door de NV Tessenderlo van een financiële compensatie van euro 50.000 voor projecten van algemeen belang opgestart door de gemeente Oupeye. 2. Omvang van het effectonderzoek en nauwkeurigheidsgraad van de gegevens (art.42, 2e lid, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium) 2.1. Omvang De herbestemming van een ontginningsgebied als landbouwgebied, voorzien als planologische compensatie bij de opneming van het nieuwe ontginningsgebied (art. 46, § 1er, al. 46, § 1, tweede lid, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium heeft tot doel geen bebouwbare zone te verwezenlijken die op het van kracht zijnde gewestplan opgenomen is en de feitelijke toestand te handhaven.
Deze wijziging van bestemming zou geen belangrijke milieueffecten mogen hebben. Anderzijds komt de geschiktheid van deze herbestemming niet ter sprake rekening houdend met de ontginningseisen (NAVO- en FLUXYS-leidingen en grondwaterspiegel).
Hetzelfde geldt voor de alternatieve financiële compensatie en de overdracht voor de symbolische euro aan de gemeente Oupeye van het gedeelte van de betrokken terreinen die eigendom van de aanvrager zijn.
Deze elementen moeten dus niet aan een milieubeoordeling onderworpen worden.
De milieubeoordeling zal dan ook betrekking hebben op : ? de opneming van de vier gedeelten ontginningsgebied; ? de herinrichting van de gedeelten ontginningsgebied aangegeven met de overdrukken * S.24 en * S.25. 2.2. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens Onderstaand bijzonder bestek is een type-document waarvan de nauwkeurigheidsgraad voldoende geacht wordt krachtens artikel 42 van het Wetboek.
De menselijke, socio-economische en milieukenmerken worden onderzocht op het niveau van de algemene territoriale context (fase 1) en op de microgeografische schaal van het studiedomein van de kwetsbaarheden en milieueisen (fase 2).
FASE 1 HOOFDSTUK I. - Omschrijving van het voorontwerp van plan 1. Doel van de gewestplanherziening (art.42, 1°) Ligging en oppervlakte van de ontginningszone(s) (of andere zones en/of omtrek(ken) voorzien in artikel 40 van het Wetboek) opgenomen in het voorontwerp van plan : ? exacte lokalisatie (provincie, gemeente(n), plaatsnaam, straat, bladnr. NGI, Lambert-coördinaten) en afbeelding op wegen- en topografische kaarten (1/50 000e en 1/10 000e) + orthofotoplan op 1/10 000e; ? kadastrale percelen betrokken bij de herziening van het gewestplan en op NGI-achtergrond overgedrukt op 1/10 000e en 1/25 000e; de totale oppervlakte die het eigendom is van de aanvrager, bepalen; ? (huidige en geplande) bestemmingen in het gewestplan (kaarten 1/10 000e en 1/25 000e); de oppervlakten van de zones waarvan de bestemming verandert (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek) nader bepalen.
In voorkomend geval de bepaalde bijkomende voorschriften nader omschrijven (zie artikel 41 van het Wetboek). 2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van de herziening van het gewestplan (art.42, 1°) Doel is de doelstellingen van de Regering bedoeld in het besluit van voorontwerp van het plan voor het publiek duidelijk en begrijpelijk maken.
Het is geen kopieerwerk en ook geen interpretatie. 3. Kritische analyse van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van de relevante plannen en programma's (art.42, 1°) Die analyse dient ondere andere de controle te bevatten van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp met de belangen voorgesteld in de gewestelijke regelgeving en beleidsteksten, namelijk het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, en de verschillende plannen en programma's zoals het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, het bijgewerkte toekomstcontract voor Wallonië.
De doelstellingen van bedoelde gewestelijke documenten moeten niet samengevat worden. Wat wel gedaan moet worden, is de doelstellingen van het voorontwerp analyseren ten opzichte van die documenten. HOOFDSTUK II. - Sociaal-economische verantwoording van de uitbreiding van de ontginningsgebieden in het gewestplan In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gewestplan op een relevant grondgebied (nader te bepalen) op de vraag kunnen ingaan en worden de voornaamste sociaal-economische effecten van de herziening van het gewestplan aangeduid (art. 42, 2°). 1. Evaluatie van de behoefte 1.1. Kenmerken van het product Specifieke kenmerken, toegevoegde waarde en gebruiksvormen van het product, benoeming van de concurrerende of vervangingsproducten en van de voor- en nadelen in vergelijking met het overwogen product ten opzichte van de concurrerende producten, het soort vervoer dat gebruikt wordt en het aandeel van het vervoer in de kostprijs van het product... 1.2 Evaluatie van de vraag Hier worden de perspectieven inzake de productie door de exploitant ten opzichte van de markperspectieven van de ontgonnen stof geëvalueerd. 1.2.1. Globale markt van de stof : huidige toestand en ontwikkelingsperspectieven. ° De huidige (daadwerkelijke en potentiële) afzetmogelijkheden van de ontgonnen stof evalueren ten opzichte van de verschillende gebruiksvormen (in voorkomend geval het belang van de ontgonnen rotsgesteenten op erfgoedvlak aangeven), alsook de schaal van de markt (afzetkring), van het lokale naar het internationale vlak. Als de denkoefening relevant is, de voornaamste ondernemingen die heden (daadwerkelijk en potentieel) klant zijn, noemen en op een kaart aangeven, alsook aangeven welk belang zij kunnen halen uit de inbedrijfname van de locatie; in het tegenovergesteld geval, de afzetkring in kaart brengen en nader omschrijven. - Evolutie van de markt de volgende dertig jaar : Er zal met name rekening worden gehouden met de evolutie van de gebruiksvormen van het product, de ontwikkeling van vervangingsproducten en de vermoedelijke evolutie in de vervoerskosten. 1.2.2. Plaats die de onderneming bekleedt op de (huidige en toekomstige) markt - Omschrijving van de concurrentie, zowel regionaal als internationaal, die dezelfde stof ontgint en dezelfde afzetkring bespeelt (elke concurrerende site op een kaart aanduiden). - Raming van het relatieve marktaandeel van de onderneming (zie hoger). ° Groeiperspectieven van de onderneming afhankelijk van de marktevolutie en de productieperspectieven van de concurrerende ondernemingen (eveneens de verzoeken om herziening van gewestplannen in overweging nemen). 1.2.3. Conclusie over de productieperspectieven van de onderneming over dertig jaar. 1.3. Evaluatie van het aanbod Het aanbod van de te ontginnen stof dat kwalitatief én kwantitatief de onder 1.2.3. gevalideerde vraag kan dekken, wordt hier geëvalueerd.
Die evaluatie gebeurt in twee stappen. ° In een eerste stap wordt het huidig in bedrijf zijnde ontginningsgebied onderzocht. ° In een volgende stap worden de ontginningsgebieden onderzocht die overeenstemmen met een gelijkaardige afzetting, opgenomen op het gewestplan in de hierboven aangegeven afzetkring en die niet beantwoorden aan de ontwikkelingsperspectieven van de concurrerende ondernemingen opgegeven in 1.2.2.
Voor elke site die op een kaart wordt aangegeven, worden de kenmerken van de afzetting aangegeven : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden.
Nagegaan dienen te worden : de bereikbaarheid van de site, de aanwezigheid van de nodige infrastructuren aanwezig zijn, de mogelijkheid om de exploitatie te verrichten in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten), en de plaats van de site tegenover de bestaande uitbating en de huidige en toekomstige afnemers. 1.4. Conclusie over de evaluatie van de behoeften De conclusie betreft de noodzaak om een ontginningsgebied uit te breiden of op te richten op het gewestplan in de aangegeven afzetkring. 2. Sociaal-economische gevolgen Hier wordt de daaruit voortvloeiende economische activiteit geschat (zowel voor als na de ontginning) door de uitbating, rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid en de financiële impact (belastingen, retributies,...). HOOFDSTUK III. - Validering van de ligging van het voorontwerp.
Identificatie en analyse van de liggingsvarianten Het gaat er hier om op schaal van de afzetkring de ligging van het voorontwerp al dan niet te valideren : ? ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; ? in functie van de in 1.3. onderkende liggingscriteria, en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen dat grondgebied te zoeken. (art. 42, 11°). 1. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties De opties die bij gewestelijke beleidsdocumenten bepaald worden (gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, Toekomstcontract, overkoepelende beleidsplannen,...) worden overgeschreven op het grondgebied dat de afzetkring uitmaakt. 2. Benadrukking van de voornaamste liggingscriteria die beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp zoals geldig verklaard in punt 3 van hoofdstuk I Volgende gegevens worden in ieder geval onderzocht : 2.1. Kenmerken van de afzetting : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden. 2.2. Ligging van de site tegenover bestaande uitbating en tegenover huidige en toekomstige afnemers. 2.3. Bereikbaarheid. 2.4. Bestaan van noodzakelijke infrastructuren. 2.5. Uitbaatmogelijkheden in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten). 3. Validering van de ligging van het voorontwerp. Hier wordt nagegaan of de ligging van het voorontwerp niet in tegenspraak komt te staan met de gewestelijke opties onderkend in punt 1 en de liggingscriteria uiteengezet in punt 2 naleeft. 4. Onderzoek naar en presentatie van wisseloplossingen inzake ligging van het voorontwerp Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria toe te passen die naar voren zijn gekomen in punt 2 toe te passen op het grondgebied van de afzetkring waarbij rekening wordt gehouden met de gewestelijke opties bepaald in punt 1. Die liggingsvarianten worden beknopt voorgesteld. 5. Keuze van wisseloplossingen inzake ligging Hier wordt de vergelijking gemaakt van het voorontwerp en van de liggingsvarianten wat betreft : ? de gewestelijke opties; ? de liggingscriteria; ? de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied van de afzetkring; ? de kostprijs van de ontsluiting voor de gemeenschap, en worden één of meer liggingsvarianten uigekozen.
Als er geen enkele liggingsvariant beter aan de liggingscriteria beantwoordt dan het voorontwerp, hoeft er geen wisseloplossing uitgekozen te worden.
FASE 2 HOOFDSTUK IV. - Aanwijzing en analyse van de drukfactoren en de potentialiteiten van de sites uit het voorontwerp en de liggingsvarianten 1. Omschrijving van het regelgevend verband 1.1. Inrichtingsgebieden en -omtrekken conform de regelgeving 1.1.1. Gewestelijk niveau (gewestplan, gewestelijk stedenbouwkundig reglement, saneringsplan per onderstroomgebied, algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden,...). 1.1.2. Gemeentelijk niveau (bijzonder plan van aanleg, gemeentelijk plan van aanleg, gemeentelijk milieuplan voor duurzame ontwikkeling, gemeentelijk natuurbevorderingsplan, gemeentelijk structuurplan, gemeentelijk stedenbouwkundig reglement, algemeen gemeentelijk afwateringsplan,...). 1.2. Goederen waarvoor een bijzondere regelgeving geldt 1.2.1. Fauna en flora (rechtsstatuut van de bossen en wouden, natuurpark, natuurreservaten, Natura 2000-omtrekken, ruimten van gemeenschapsbelang, natuurlijke habitats (decreet van 6 december 2001) en soorten van gemeenschapsbelang,...) (art. 42, 5°). 1.2.2. Menselijke activiteiten (rechtsstatuut van de wegen en verkeerswegen, autonoom net voor traag verkeer, industrieën en uitrusting met een hoog SEVESO-risicogehalte,...) (art. 42, 6°). 1.3. Omtrekken met vergunningsplicht en beperking van burgerlijke rechten (bestaande verkavelingen, omtrekken waarin het Rampenfonds tussenbeide kwam, onroerende goeden met voorkooprecht, onroerende goeden met onteigening ten algemenen nutte,...). 1.4. Omtrekken die blijvend deel uitmaken van operationele inrichtingsmaatregelen (ruilverkavelingsomtrekken, stadheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden,...). 1.5. Erfgoed- en archeologische sites (beschermde monumenten en sites, met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst der waardevolle bomen en heggen,...). 1.6. Drukfactoren van leefmilieuaard (ondergrondse holten van wetenschappelijk belang, vochtige gebieden met een biologisch belang, riviercontracten, gevoelige natuurgebieden, biologisch zeer waardevolle gebieden, speciaal beschermde gebieden voor avifauna, oppervlakte met een landschappelijke waarde, dichtbijgelegen en afgelegen preventiegebieden, toezichtsgebieden op waterwinningen, kwetsbare gebieden met de voornaamste waterhoudende lagen,...). 1.7. De regelgevingstoestand van het bedrijf (vergunningen en toelatingen voor de huidige site, beroepsverzoeken, eventuele overtredingen op het gewestplan of de vergunningen,...) als het voorontwerp de uitbreiding van het bedrijf beoogt. 2. Omschrijving van de menselijke en leefmilieukenmerken van de betrokken sites (art.42, 3°) De uitgestrektheid van dat grondgebied wordt aangepast volgens de in het vooruitzicht gestelde kenmerken. Ze wordt nader bepaald en punt voor punt beargumenteerd door het studiebureau. 2.1. Menselijke kenmerken 2.1.1. Bebouwing - Materiële goederen en erfgoederen (stedenbouwkundige structuur en architecturale morfologie van de bebouwing en de openbare ruimten, cultureel erfgoed (beschermde sites en goederen, beschermde gebieden,...), dichtheidskaarten en ontwikkelingspolen). 2.1.2. Boven- en ondergrondse openbare infrastructuren en uitrustingen (wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen en zeer hoge spanningslijnen, telefoonlijnen, ondergrondse leidingen,...) + cartografie en evolutie van de capaciteiten). 2.1.3. Menselijke activiteiten (aard en kenmerken van de huidige en potentiële activiteiten w.o. landbouw, toerisme, gevoelige sociaal-culturele uitrustingen zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, ziekenhuizen, andere gevoelige menselijke bezigheden of (Seveso) industriële activiteiten,...). 2.2. Leefmilieukenmerken 2.2.1. Geologie (wordt indien nodig besproken). 2.2.2. Pedologie (karakterisering van de bodemsoort, kwaliteit en zeldzaamheid, een uittreksel van de pedologische kaart bijvoegen). 2.2.3. Hydrologie en hydrogeologie (stroomgebieden, deelstroomgebieden, categorie van de waterlopen, watervlakken, hydrogeologische kaart, waterhoudende laag (soort opgeven), piezometrie, waterwinningen, kwetsbare gebieden, beschermings- en bewakingsgebieden, gebieden onderhevig aan drukfactoren vanwege het leefmilieu,...). 2.2.4. Topografie en landschappen (geomorfologie en landschappelijk waardevolle omtrekken, ADESA-vergezichten, uitzicht op het landschap vanaf de site en op de site vanuit een afgelegen punt in de omtrek + foto's,...). 2.2.5. Lucht en klimaat (beschikbare gegevens over de luchtkwaliteit recht tegenover de woningen en de woon-, de recreatiegebieden, de gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, plaatsing van Owen-meetinstrumenten, klimaatgegevens, overheersende windrichting, op grond van de gegevensverwerking van het dichtstbij gelegen weerstation, luchtmonsters en -analyses, natuurschermen, ingebedde valleien, bijzondere situaties,...). 2.2.6. Geluidshinder en trillingen (huidige bronnen en niveaus (akoestisch onderzoek) recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra en de dichtstbijgelegen gebieden met een technologisch risico, bestaande of gemeten gegevens, de plaatsen van de metingen aangeven, alsook data en uren). 2.2.7. Fauna en flora (inventaris en omschrijving van de soorten en de habitats, de bijzondere biotopen, de aquatische en moerasbiotopen, eventuele aanwezigheid van soorten en beschermde milieus). 3. Conclusies over de analyses van de drukfactoren en de potentialiteiten (art.42, 3°). HOOFDSTUK V. - Aanduiding van de waarschijnlijke gevolgen van de uitvoering van het ontwerp op mens en leefmilieu Doel is de niet-verwaarloosbare vermoedelijke drukfactoren en effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) op mens en leefmilieu duidelijk te maken. (art. 42, 8°) Indien de uitvoering van het (de) ontginningsgebied (-en) gefaseerd verloopt, dienen de effecten bepaald te worden in de verschillende stadia van die uitvoering.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de effecten op de site beoogd bij het voorontwerp en de effecten op de naburige gebieden.
Die analyse dient uitgevoerd te worden voor de site van het voorontwerp en de liggingsvarianten. 1. Impact op de leefkwaliteit (gezondheid, veiligheid, hygiëne,...) 1.1. Bebouwing (verband van het project met de bestaande agglomeratie en de aangrenzende eigendommen, verenigbaarheid met eventuele ontwikkelingsschema's, met de bestaande uitrustingen en de infrastructuur). 1.2. Effecten op de materiële goederen en het culturele erfgoed (beschermde monumenten en sites en archeologische opgravingen, barsten in gebouwen, aantasting van de stabiliteit van de gebouwen, verdwijning of verslechtering van gemeentepaden en wegen, ondergrondse leidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon,...), elektrische lijnen,...). 1.3. Verkeer (rechtstreeks, onrechtstreeks - aantal vrachtwagens per dag, reisweg, nuttig laadvermogen, effecten op het wegen- en snelwegnet, de infrastructuren en de mobiliteitsstromen,...). 1.4. Mijnschoten (trillingen recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, kinderopvangcentra en de dichtsbijgelegen gebieden met een technologisch risico, site-effecten,...). 1.5. Geluidshinder (recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra). 1.6. Lucht en klimaat (stof - installatie van Owen-meetinstrumenten -, mistvorming, geurhinder,...). 1.7. Topografie en landschappen (tijdens en na de ontginningsactiviteit, synthesefoto's maken). 2. Impact op de menselijke activiteiten (toeristische activiteiten, SEVESO-activiteiten, land- en bosbouwbedrijvigheid,...) (art. 42, 9°). 3. Impact op bodem en ondergrond (karst, mijnwerkzaamheden, grondverschuiving, erosie, of andere geotechnische drukfactoren,...). 4. Impact op de hydrogeologie en hydrologie 4.1. Wijziging van het hydrogeologisch stelsel (verlaging van de grondwaterstand, grondverzakking, invloed op de waterwinningen en het hydrografisch stelsel,...). 4.2. Wijziging van het hydrologisch stelsel (debiet en vuilvracht van de waterlopen, overstromingen na lozing van bemalingswater, verdwijning/ontstaan van vochtige gebieden,...). 4.3. Inzet van tot drinkwater verwerkbare watervoorraden. 5. Impact op de fauna, de flora, de biodiversiteit Tijdens en na de uitvoering van het project, verslechtering en verlies van faunistische habitats en ecosystemen, potentiële impact op soorten en habitats van soorten, met een gemeenschapsbelang, Natura 2000-omtrekken,... (wetgeving inzake natuurbehoud en Europese Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG). 6. Interactie tussen die verschillende factoren 7.Kenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (art. 42, 4°).
Doel is om ten opzichte van de punten 1 t.e.m. 6 zoals hierboven de gebieden aan te duiden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden, de leefmilieukenmerken van die gebieden aan te geven en erop te wijzen hoe die kenmerken door het ontwerp gewijzigd dreigen te worden. HOOFDSTUK VI. - Onderzoek naar de uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten van het voorontwerp of de liggingsvarianten 1. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten (art.42, 11°) De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van het (de) ontginningsgebied(en).
De uitvoeringsvarianten beantwoorden bijvoorbeeld aan : - een nadere omschrijving van de bestemmingen van het (de) gebied(en); - een fasering van de bezetting; - technische uitrustingen of bijzondere inrichtingen,...
Op schaal van het invloedsgebied zijn de grondslagen voor de aanduiding van de afbakeningsvarianten en de uitvoeringsvarianten : - beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp; - beantwoorden aan het bepaalde van het Wetboek (art. 1, § 1) en andere gewestelijke regelgevende of beleidsbepalende documenten; - zo goed mogelijk gebruik maken van de potentialiteiten en de dwingende omstandigheden van het gebied : de negatieve effecten zo klein mogelijk houden en de positieve effecten begunstigen op sociaal, economisch en ecologisch vlak. 2. Uit te voeren maatregelen (art.42, 10°) De uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten op het leefmilieu dienen voor elke variant aangeduid te worden.
Als dergelijke maatregelen in het voorontwerp aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of ze afgestemd zijn op de doelstellingen van de herziening en de bijzonderheden van de omgeving. Indien nodig kunnen nieuwe voorschriften worden toegevoegd. 2.1. Aanpassing van de regelgevende zonering (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek). 2.2. Opstellen van bijkomende voorschriften.
Die bijkomende voorschriften kunnen het volgende inhouden (artikel 41 van het Wetboek) : ° een nadere omschrijving van de bestemmingen van het (de) gebied(en); ° de uitvoering van een gemeentelijk plan van aanleg; ° de fasering van de bezetting van het (de) gebied(en); ° de omkeerbaarheid van de bestemmingen indien er geen uitvoering is na verloop van een bepaalde tijd; ° ... 2.3. Aanduiding van technische uitrustingen en bijzondere inrichtingen. 2.4. Geschatte doeltreffendheid van die niet-herleidbare maatregelen en residuele effecten. 3. Opmeten in hoeverre de doelstellingen die relevant zijn voor de bescherming van het menselijk en natuurlijk milieu in het kader van de herziening van het gewestplan in rekening zijn gebracht (art.42, 7°) De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu slaan minstens op volgende onderwerpen : de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen en de interacties tussen die factoren.
Het betreft de doelstellingen inzake milieubescherming die "relevant" zijn voor bedoeld plan. De relevantie van een doelstelling wordt beoordeeld naar de waarschijnlijke aanzienlijke effecten van het plan op het leefmilieu zoals hierboven omschreven.
De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu zijn die, welke vastgesteld zijn op internationaal, communautair of lidstatenniveau.
Wat het communautaire niveau betreft, kunnen die doelstellingen afgeleid worden uit meer bepaald het zesde milieuactieprogramma, maar eveneens uit de verschillende Europese richtlijnen zoals de kaderrichtlijn voor het waterbeleid.
Bij opname van de internationaal of Europees vastgestelde doelstellingen in nationaal, gewestelijk of lokaal vastgestelde doelstellingen hoeven enkel laatstgenoemden in overweging te worden genomen. 4. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (art.42, 3°) Hier wordt de waarschijnlijke ontwikkeling van de leefmilieukenmerken opgegeven van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (zie hoofdstuk IV, punt 7) indien een herziening van het gewestplan uitblijft. HOOFDSTUK VII. - Verantwoordingen, aanbevelingen en opvolging van de uitvoering van het gewestplan 1. Verantwoording en vergelijking van het voorontwerp en de verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten (art.42, 11°) De verantwoording gebeurt op grond van artikel 1, § 1, van het Wetboek en de analyse van de voorgaande hoofdstukken.
In de vorm van een tabel berust de vergelijking minstens op onderstaande elementen : effecten (zowel positieve als negatieve) op het leefmilieu, uit te voeren maatregelen ter verzachting van de maatregelen, overige effecten.
Erop wijzen welke de voornaamste potentialiteiten en drukfactoren van het herzieningsontwerp van het gewestplan zijn.
Conclusies over de aanvraag en, in voorkomend geval, aanbevelingen formuleren. 2. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de uitvoering van het gewestplan (art.42, 13°) Zaak is de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, wijze van berekening of vaststelling ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.
De auteur kan raad geven over punten die in het vergunningsaanvraagdossier en het effectonderzoek van het ontwerp uitgewerkt moeten worden. HOOFDSTUK VIII. - Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden 1. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (art.42, 12°) Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te omschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn. 2. Grenzen van het onderzoek (art.42, 12°) De auteur van het onderzoek geeft aan welke moeilijkheden gerezen zijn en op welke punten hij niet dieper is kunnen ingaan en die eventueel uitgediept kunnen worden in toekomstige effectonderzoeken.
Bibliografie Niet-technische samenvatting Inhoudstafel, gevolgd door de lijst van de kaarten, figuren en foto's (met opgave van het nummer van de bladzijde waar ze zich bevinden).
De niet-technische samenvatting is een onafhankelijk document van hoogstens dertig tekstbladzijden. Met een kaart-, figuur- en kleurenfotodocumentatie.
Dat document moet het effectonderzoek van het plan samenvatten en het omzetten naar een niet-technische taal om het begrijpelijk te maken voor een publiek van niet-kenners en de deelneming van de burgers aan het openbaar onderzoek bevorderen.
De voorgestelde positieve en negatieve effecten en verzachtende maatregelen (aanbevelingen) worden in een samenvattingstabel gepresenteerd.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2007 waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Luik met het oog op de opneming van een ontginningsgebied op de site "Boyou" en op de herbestemming als landbouwgebied van een ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Oupeye (Heure-le-Romain).
Namen, 18 oktober 2007.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE