Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 17 april 2008
gepubliceerd op 28 mei 2008

Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Nijvel en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied in het gehucht "Champ d'Hurbize" op het grondgebied van de gemeenten Itter en Kasteelbrakel en op de herbestemming als landbouwgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gehucht "Campagne de Boukendael" op het grondgebied van de gemeente Kasteelbrakel ten titel van planologische compensatie

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008201858
pub.
28/05/2008
prom.
17/04/2008
ELI
eli/besluit/2008/04/17/2008201858/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 APRIL 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Nijvel (blad 39/2) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied in het gehucht "Champ d'Hurbize" op het grondgebied van de gemeenten Itter en Kasteelbrakel en op de herbestemming als landbouwgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gehucht "Campagne de Boukendael" op het grondgebied van de gemeente Kasteelbrakel ten titel van planologische compensatie


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 1, 22, 23, 25, 32, 35, 40 en 42 tot 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1981 tot vaststelling van het gewestplan Nijvel, meermaals gewijzigd;

Overwegende dat de optie waar het gewestelijk structuurplan voor koos wat de bescherming en het beheer betreft van de ondergrondse rijkdommen erin bestaat, in te spelen op de behoefte aan ruimte voor de ontginningsnijverheid in de komende dertig jaar;

Gelet op het Toekomstcontract voor Wallonië, aangenomen op 20 januari 2000 en de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië, aangenomen op 30 augustus 2005;

Overwegende dat de Waalse Regering op 27 maart 2002 de Minister van Ruimtelijke Ordening ermee belast heeft de dossiers te behandelen in verband met de aanvraag tot opneming van nieuwe ontginningsgebieden op grond van volgende werkwijze : het bestuur gaat na of de aanvraag verband houdt met een afzetting die bevestigd is door het onderzoek van de Universiteit Luik in verband met de inventaris van de ondergrondse rijkdommen, of die aanvraag overeenstemt met een ontwikkelingsbeleidsplan van de onderneming inzake economie, werkgelegenheid, duurzame mobiliteit en of ze in minstens één van volgende prioriteiten past : - de uitbating mag niet langer dan zes jaar doorgaan binnen de grenzen van het ontginningsgebied opgenomen in het gewestplan, afgaande op het huidige uitbatingsritme, behoudens buitengewone omstandigheden die in het beleidsplan gemotiveerd worden; - de vraag draagt bij tot de instandhouding van een productiepotentieel voor een stof die als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië;

Overwegende dat de NV "Sablières de Wauthier-Braine" in het gehucht "Campagne de Boukendael" op het grondgebied van de gemeente Kasteelbrakel een ontginningslocatie heeft uitgebaat voor de productie van zand die voornamelijk verhandeld wordt als toeslagmateriaal voor civieltechnische werken en in de bouwsector;

Overwegende dat deze exploitatie sinds het jaar 2000 beëindigd is;

Overwegende dat de NV "Sablières de Wauthier-Braine" bijgevolg, om de ontginning voort te zetten, verzoekt om de opneming van die verzameling gronden als ontginningsgebied voor zover ze gelegen zijn in het gehucht "Champ d'Hurbize" op het grondgebied van de gemeenten Itter en Kasteelbrakel;

Overwegende dat de gronden waarvan de opneming als ontginningsgebied in het vooruitzicht gesteld wordt, een oppervlakte van 34 ha bezitten en bestemd zijn als landschappelijk waardevol landbouwgebied in het gewestplan Nijvel;

Overwegende dat die gronden weldegelijk overeenstemmen met de afzetting die bepaald werd door het litho- en zoostratigrafische analyselabo van de Universiteit Luik in haar, op verzoek van het Waalse Gewest, uitgevoerde onderzoek naar de ondergrondse rijkdommen van de provincie Brabant (maart 1996);

Overwegende dat deze afzetting voor 45 à 50 meter bestaat uit Brussels zand, uit het Eoceen tijdperk, met erbovenop een laag klei-zand leem, uit het Quartaire tijdperk, van gemiddeld 3 meter; dat het niveau van het Brussels zand een sub-horizontale afzetting is die in de regio relatief continu en eenvormig is;

Overwegende dat de grondwaterspiegel op ongeveer 105 meter gelegen is en dat het gemiddelde hoogtecijfer van de vlakte + 140 meter bedraagt; dat bijgevolg de gemiddelde hoogte van ontginbaar zand, 2 meter boven het niveau van de waterlaag, ongeveer 30 meter bedraagt;

Overwegende dat een boring van 25 meter diepte werd uitgevoerd in de afzetting gelegen ten westen van de rue de Braine le Château; dat deze boring de aanwezigheid van lichtbruin en lichtgrijs Brussels zand bevestigd heeft, dat heel plaatselijk "fistuleuse" zandsteen bevat, alsook de diepte van de ontginningsgronden; dat er geen overlapping is met het piëzometrisch niveau van de waterlaag tot + 120 meter diep;

Overwegende dat de aanvraag tot herziening van het gewestplan betrekking heeft op 34 hectare waarvan 1 hectare zou besteed worden aan de bijgebouwen (burelen, garages, weegapparatuur) en 6 hectare aan de inneming van een bufferzone van 20 meter breed op het geheel van de omtrek van het ontginningsgebied, met inbegrip van de oprichting van eventuele beschermingsmuren om de afgegraven aarde op te slaan.

Overwegende dat het voorziene ontginningstempo ongeveer 300 000 m3/jaar bedraagt;

Overwegende dat de exploitatie van de ontginning in drie fases gebeurt en zal starten aan de zuidkant van het toekomstige ontginningsgebied; dat de drie fases ongeveer 8 100 000 m3 zand omvatten, hetzij 27 jaar activiteit en het creëren van 10 rechtstreekse jobs op de site;

Overwegende dat de granulometrische analyse van het zand aangetoond heeft dat het kon gebruikt worden in de bouw van ophogingen, funderingen, betonproducten en ook als zand voor vormgieten in de metaalindustrie en als zand voor glasfabrieken;

Overwegende bovendien dat de "fistuleuse" zandsteen die van het zand door het zeven gescheiden wordt, als ballast wordt gebruikt;

Overwegende dat bedoelde markt uitsluitend nationaal is; dat de uitstraling van de productie minder dan 50 km zou bedragen voor 75 % van het omzetcijfer en minder dan 200 km voor de overige 25 %; dat het product buiten dat gebied aan competitiviteit inboet wegens de vervoerskosten;

Overwegende dat deze producten uitsluitend over de weg vervoerd worden; dat de site van de toekomstige zandgroeve rechtstreeks toegankelijk is via de rue de Braine-le-Château en dat de rue de Clabecq die Itter en Tubeke verbindt, de toegang tot de autosnelwegen A8 en A19 mogelijk maakt alsook tot de rijkswegen RN07, RN06 en RN28;

Overwegende dat wat betreft de socio-economische exploitatie van de toekomstige zandgroeve, er onderstreept moet worden dat de vraag naar zand vandaag zeer belangrijk blijft in België, in het Waalse Gewest en in Waals-Brabant in het bijzonder; dat de raming betreffende het nationaal verbruik van zand schommelt tussen 20 en 25 miljoen ton per jaar waarvan 8 miljoen in België wordt ontgonnen, de rest komt uit Nederland en Duitsland;

Overwegende dat in 2006, de Confederatie Bouw en de FEDIEX het verbruik van zand in Waals Brabant op ongeveer 870 000 ton geschat hebben; dat aan deze behoefte voor 510 000 ton door de zandgroeven van de provincie wordt tegemoet gekomen; dat de huidige productie onvoldoende is om aan de plaatselijke behoeften te voldoen zoals trouwens blijkt uit het verslag van de permanente conferentie voor de ruimtelijke ontwikkeling van januari 2007 ter afsluiting van de door de Waalse Regering in haar beslissing van 21 september 2006 aan haar opgelegde deskundigenopdracht in de ontginningsgebieden;

Overwegende immers dat deze studie aantoont dat de vraag hoger ligt dan het aanbod, dat de prijzen stijgen, dat de Kempense zandgroeven sluiten, dat er onzekerheid is wat de bevoorrading betreft, dat de mogelijkheid om uit te voeren maar op korte afstand in overweging genomen kan worden;

Overwegende bovendien dat het zand alleen kan worden ontgonnen in functie van zijn ligging en de capaciteit van zijn afzetting, de kwaliteit en de economische rentabiliteit met inachtneming van de wettelijke en technische verplichtingen alsook met inachtneming van de omwonenden, het milieu en de duurzame ontwikkeling; dat er nu blijkt dat het begrip van ontginbare beschikbare reserves drastisch beperkt is op de schaal van de gewestplannen van Waals-Brabant (Nijvel en Waver-Geldenaken-Perwijs); dat de historiek van het aantal in activiteit zijnde maatschappijen deze cumulatieve drukfactoren aantoont, dat tegnover de 84 exploitaties uit 1982 er heden nog maar 2 maatschappijen hun activiteiten voortzetten; dat hun exploitatie op de gemeenten Mont-Saint-Guibert en Chaumont-Gistoux gelegen is (Gewestplan van Waver-Geldenaken-Perwijs); dat uit de voorafgaande elementen blijkt dat er geen zandreserves meer in het gewestplan van Nijvel opgenomen zijn;

Overwegende dat de zo goed als definitieve verdwijning van de zandgroeven in Waals-Brabant op korte termijn een aantal economische gevolgen met zich zouden meebrengen waaronder : het in gevaar brengen van de verwante bedrijven (vervoer, onderaannemers, betoncentrale,...), het risico van wilde exploitaties zonder vergunning, de grotere afhankelijkheid t.a.v. de buurlanden (Duitsland, Nederland), het ontbreken van concurrentie en de correlatieve prijsverhoging, de aanzienlijke toename van de bouwprijzen, het rechtstreekse en onrechtstreekse verlies van plaatselijke banen die weinig kwalificaties vereisen, het verlies van belastingsinkomsten voor de overheid, de toename van de luchtemissies i.v.m. het vervoer;

Overwegende dat blijkt uit de analyse van de bestaande feitelijke en rechtstoestand van de gronden die onderworpen zijn aan deze herziening van gewestplan : - dat geen enkel woongebied of woongebied met een landelijk karakter bij de site van de toekomstige zandgroeve gelegen is (afstand van meer dan 350 meter voor het dichtstbijzijnde gebied); - dat geen enkel beschermde site of gebouw zich op de site van de toekomstige exploitatie bevindt; - dat er in de nabijheid van de site evenwel een aantal gebouwen van architecturaal en patrimoniaal belang dienen vermeld te worden (Ferme de Rosémont, Château d'Ittre, Châtaigneraie); - dat de toekomstige exploitatie gelegen is in een landschappelijk waardevolle omtrek opgenomen op het gewestplan Nijvel, landschappelijke waarde die door de recente inventaris van ADESA bevestigd wordt; - dat de site van de toekomstige exploitatie aan zijn noordergrens bij elementen van de site Natura 2000 BE 31001 "Affluents brabançons de la Senne" namelijk de privé bossen "d'Apechau" en "du Chapitre" gelegen is; - dat de landbouwwaarde van de bedoelde gronden zeer hoog is; dat deze landbouwgronden momenteel worden bebouwd; - dat, de richting van de afvoer van grondwater niet wordt gewijzigd, aangezien het project om zand te ontginnen alleen boven de waterlaag wordt overwogen zonder het water te doen dalen door waterwinningen (opgepompt water); - dat er geen waterwinning is op of in de nabijheid van de site en dat er geen voorkomingsgebieden van de waterwinningen werden bepaald voor de huidige waterwinningen in een straal van 3000 meter; - dat het verkeer en de exploitatie van de toekomstige zandgroeve in een geluidsomgeving opgenomen worden die momenteel redelijk rustig is;

Overwegende dat al deze punten en de effecten van het voorontwerp onderzocht zullen worden in het kader van het milieueffectenonderzoek voor het plan, bedoeld in artikel 42, vierde lid, van het Wetboek;

Overwegende dat dit voorontwerp van herziening van een gewestplan voldoet aan het bepaalde van artikel 46, tweede lid, § 1, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium dat elke lintbebouwing langs de weg verbiedt;

Overwegende dat artikel 46, tweede lid, § 1, 3° van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium het volgende bepaalt : "de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering";

Overwegende dat, bijgevolg, overwogen wordt de opneming van het nieuwe gebied planologisch te compenseren door de herbestemming als landbouwgebied van gronden met een oppervlakte van 34 ha, gelegen in het gehucht "Campagne de Boukendael" op het grondgebied van de gemeente Kasteelbrakel, heden opgenomen als ontginningsgebied in het gewestplan Nijvel;

Overwegende dat voorgaande afweging als resultaat van de evaluatie van de behoeften en van de analyse van de bestaande feitelijke en rechtstoestand aantoont dat dit voorontwerp met inachtneming van de doelstellingen verwoord in artikel 1 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimionium in de behoefte aan ruimte kan voorzien voor de verderzetting van de ontginningsactiviteit van de N.V. « Sablières de Wauthier-Braine » voor om en bij dertig jaar;

Overwegende dat dit voorontwerp het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd op 27 mei 1999 conform is, daar het een gepaste valorisering beoogt van de stof en daardoor ingespeeld kan worden op de gemeenschapsbehoeften op middellange termijn;

Overwegende dat in het kader van het onderzoek van dit dossier van aanvraag tot wijziging van gewestplan, overigens gebleken is, tijdens de vergadering van 19 april 2007 in aanwezigheid van o.a. de Directeur van Bruggen en Wegen van de Directie Wegen Waals-Brabant van het Waalse Ministerie van Uitrusting en Vervoer dat het project van wegverbinding tussen Haut-Ittre en de autosnelweg A8 waarvan het tracé de geplande ontginninglocatie doorkruist, opnieuw aan bod kwam; dat dit project van wegverbinding, hoewel niet opgenomen op het gewestplan Nijvel goedgekeurd bij koninklijk besluit op 1 december 1981, reeds in die tijd als noodzakelijk werd erkend maar dan als weg met twee rijstroken; dat dit project, lange tijd voorgesteld door het Waalse Ministerie van Uitrusting en Vervoer als een autosnelwegverbinding tussen de verkeerswisselaar van Haut-Ittre en die van Quenast, veel verzet heeft opgeworpen en uiteindelijk niet is uitgevoerd;

Overwegende dat dit project van wegverbinding heden opnieuw wordt voorgesteld als een weg met twee rijstroken met een grondinneming van 15 meter; dat deze weg zou toegevoegd worden aan de noordersingel van Tubeke om de A8 op de hoogte van de chaussée d'Hondzocht te bereiken;

Overwegende dat deze toekomstige wegverbinding door haar structurering van het grondgebied komt te vallen onder het netwerk van de voornaamste verkeersinfrastructuren en in dat opzicht het voorwerp moet uitmaken van een opneming op het gewestplan van Nijvel vóór het uitreiken van een stedenbouwvergunning;

Overwegende dat voor het deel van het project van wegverbinding dat betrekking heeft op het toekomstige ontginningsgebied (verkeerswisselaar Haut Ittre/route de Clabecq), het Waalse Ministerie van Uitrusting en Vervoer op 8 januari 2008 aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium een tracé heeft overgemaakt dat zo goed mogelijk aan de drukfactoren probeert te voldoen i.v.m. de nabijheid van de site Natura 2000 BE 31001 "Affluents brabançons de la Senne" (Bossen van "d'Apechau" en "du Chapitre") en de geplande ontginninglocatie;

Overwegende dat het dan ook mogelijk is om de herziening van het gewestplan Nijvel tot een goed einde te brengen met het oog op de opneming van een nieuw ontginningsgebied rekening houdend met het tracé van het project van wegverbinding zoals onderzocht door het Waalse Ministerie van Uitrusting en Vervoer zonder nu reeds de procedure voor de herziening van het gewestplan op te starten met het oog op de opneming van dit tracé van wegverbinding; dat de koppeling, overigens, van beide dossiers de procedure zou kunnen vertragen voor de herziening van het gewestplan Nijvel met het oog op de opneming van het ontginningsgebied waarvan de dringendheid bewezen is;

Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :

Artikel 1.De Regering beslist tot de herziening van blad 39/2 van het gewestplan Nijvel.

Art. 2.Het voorontwerp tot herziening van blad 39/2 van het gewestplan Nijvel met het oog op de opneming van een ontginningsgebied in het gehucht "Champ d'Hurbize" op het grondgebied van de gemeenten Itter en Kasteelbrakel en op de herbestemming als landbouwgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gehucht "Campagne de Boukendael" op het grondgebied van de gemeente Kasteelbrakel ten titel van planologische compensatie wordt opgesteld overeenkomstig bijgevoegd plan.

Art. 3.De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling is ermee belast overeenkomstig de bepalingen van artikel 42, lid 4, van het Wetboek bijgevoegde ontwerp-inhoud van het milieueffectenonderzoek voor het gewestplan voor advies voor te leggen aan de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening), aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling), aan de Afdeling Natuur van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en aan het Directoraat-generaal Autosnelwegen en Wegen.

Namen, 17 april 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

BIJLAGE ONTWERP-INHOUD VAN HET EFFECTENONDERZOEK BETREFFENDE HET GEWESTPLAN 1. Omvang. Geen enkel bestanddeel van het voorontwerp is van het milieueffectenonderzoek vrijgesteld. 2. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens. Het hieronder overwogen bestek is een standaarddocument waarvan de precisiegraad geacht wordt voldoende te zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek.

Er wordt bijzondere aandacht besteed aan volgende gegevens : ? De verenigbaarheid van het voorontwerp met het begsinel van spaarzaam gebruik van de ondergrondse rijkdommen zowel ten opzichte van de evolutie van de zandmarkt en van de perspectieven voor de onderneming als van het overwogen bedrijfsproject (oppervlakte, bedrijfstechnieken,...). ? De site Natura 2000 BE 31001 "Affluents brabançons de la Senne" (Bois d'Apechau et du Chapitre) en de habitats die verbonden zijn aan de vochtige gebieden van de site, meer bepaald het prioritaire habitat 91 EO "Aulnaie rivulaire". Er moet een hydrogeologisch onderzoek worden voorzien. ? De landschappelijke waarde van het overwogen gebied. ? Het exacte volume van de ontdekkingen en het beheer ervan. ? De heraanleg van de locatie van de zandgroeve na ontginning. ? Het verkeer en de mobiliteit in het overwogen gebied, rekening houdend met de eventuele wegverbinding van de "MET" die de autosnelweg A8 met Haut-Ittre zal verbinden en het controleren van de verenigbaarheid van het toekomstige ontginningsgebied en zijn exploitatie met de eventuele wegverbinding; ? het type zonering dat in het gewestplan moet opgenomen worden i.v.m. de planologische compensatie.

Fase 1 HOOFDSTUK I. - Omschrijving van het voorontwerp van plan 1. Doel van de gewestplanherziening (artikel 42, 1°). Ligging en oppervlakte van de ontginningszone(s) (of andere zones en/of omtrek(ken) voorzien in artkel 40 van het Wetboek) opgenomen in het woorontwerp van plan : ? exacte lokalisatie (provincie, gemeente(n), plaatsnaam, straat, bladnr. NGI, Lambert-coördinaten) en afbeelding op wegen- en topografische kaarten (1/50 000e en 1/10 000e) + orthofotoplan op 1/10 000e; ? kadastrale percelen betrokken bij de herziening van het gewestplan en op NGI-achtergrond overgedrukt op 1/10 000e en 1/25 000e; de totale oppervlakte die het eigendom is van de aanvrager, bepalen,...; ? (huidige en geplande) bestemmingen in het gewestplan (kaarten 1/10 000e en 1/25 000e); de oppervlakten van de zones waarvan de bestemming verandert (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek) nader bepalen.

In voorkomend geval de bepaalde bijkomende voorschriften nader omschrijven (zie artikel 41 van het Wetboek). 2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van de herziening van het gewestplan (artikel 42, 1°). Doel is de doelstellingen van de Regering bedoeld in het besluit van voorontwerp van het plan voor het publiek duidelijk en begrijpelijk maken.

Het is geen kopieerwerk en ook geen interpretatie. 3. Kritische analyse van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van de relevante plannen en programma's (artikel 42, 1°). Die analyse dient onder andere de controle te bevatten van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp met de belangen voorgesteld in de gewestelijke regelgeving en beleidsteksten, namelijk het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, en de verschillende plannen en programma's zoals het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, het bijgewerkte toekomstcontract voor Wallonië...

De doelstellingen van bedoelde gewestelijke documenten moeten niet samengevat worden. Wat wel gedaan moet worden, is de doelstellingen van het voorontwerp analyseren ten opzichte van die documenten. HOOFDSTUK II. - Sociaal-economische verantwoording van het voorontwerp A. Ontginningsgebied.

In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gewestplan op een relevant grondgebied (nader te bepalen) op de vraag kunnen ingaan en worden de voornaamste sociaal-economische effecten van de herziening van het gewestplan aangeduid. ( Artikel 42, 2°). 1. Evaluatie van de behoefte.1. Kenmerken van het product. Specifieke kenmerken, toegevoegde waarde en gebruiksvormen van het product, benoeming van de concurrerende of vervangingsproducten en van de voor- en nadelen in vergelijking met het overwogen product ten opzichte van de concurrerende producten, het soort vervoer dat gebruikt wordt en het aandeel van het vervoer in de kostprijs van het product... 1.2 Evaluatie van de vraag.

Hier worden de perspectieven inzake de productie door de exploitant ten opzichte van de markperspectieven van de ontgonnen stof geëvalueerd. 1.2.1. Globale markt van de stof : huidige toestand en ontwikkelingsperspectieven o De huidige (daadwerkelijke en potentiële) afzetmogelijkheden van de ontgonnen stof evalueren ten opzichte van de verschillende gebruiksvormen (in voorkomend geval het belang van de ontgonnen rotsgesteenten op erfgoedvlak aangeven), alsook de schaal van de markt (afzetkring), van het lokale naar het internationale vlak. Als de denkoefening relevant is, de voornaamste ondernemingen die heden (daadwerkelijk en potentieel) klant zijn, noemen en op een kaart aangeven, alsook aangeven welk belang zij kunnen halen uit de inbedrijfname van de locatie; in het tegenovergesteld geval, de afzetkring in kaart brengen en nader omschrijven. - Evolutie van de markt de volgende 30 jaar : Er zal met name rekening worden gehouden met de evolutie van de gebruiksvormen van het product, de ontwikkeling van vervangingsproducten en de vermoedelijke evolutie in de vervoerskosten. 1.2.2. Plaats die de onderneming bekleedt op de (huidige en toekomstige) markt - Omschrijving van de concurrentie, zowel regionaal als internationaal, die dezelfde stof ontgint en dezelfde afzetkring bespeelt (elke concurrerende site op een kaart aanduiden). - Raming van het relatieve marktaandeel van de onderneming (zie hoger). o Groeiperspectieven van de onderneming afhankelijk van de marktevolutie en de productieperspectieven van de concurrerende ondernemingen (eveneens de verzoeken om herziening van gewestplannen in overweging nemen). 1.2.3. Conclusie over de productieperspectieven van de onderneming over dertig jaar. 1.3 Evaluatie van het aanbod.

Het aanbod van de te ontginnen stof dat kwalitatief en kwantitatief de onder 1.2.3. gevalideerde vraag kan dekken, wordt hier geëvalueerd.

Die evaluatie gebeurt in twee stappen. o In een eerste stap wordt het huidig in bedrijf zijnde ontginningsgebied onderzocht. o In een volgende stap worden de ontginningsgebieden onderzocht die overeenstemmen met een gelijkaardige afzetting, opgenomen op het gewestplan in de hierboven aangegeven afzetkring en die niet beantwoorden aan de ontwikkelingsperspectieven van de concurrerende ondernemingen opgegeven in 1.2.2.

Voor elke site die op een kaart wordt aangegeven, worden de kenmerken van de afzetting aangegeven : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden.

Nagegaan dienen te worden : de bereikbaarheid van de site, de aanwezigheid van de nodige infrastructuren, de mogelijkheid om de exploitatie te verrichten in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten), en de plaats van de site tegenover de bestaande uitbating en de huidige en toekomstige afnemers. 1.4. Conclusie over de evaluatie van de behoeften.

De conclusie betreft de noodzaak om een ontginningsgebied uit te breiden of op te richten op het gewestplan in de aangegeven afzetkring. 2. Sociaal-economische gevolgen. Hier wordt de daaruit voortvloeiende economische activiteit geschat (zowel voor als na de ontginning) door de uitbating, rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid en de financiële impact (belastingen, retributies,...). HOOFDSTUK III. - Validering van de ligging van het voorontwerp Identificatie en analyse van de liggingsvarianten A. Ontginningsgebied.

Het gaat er hier om op schaal van de afzetkring de ligging van het voorontwerp al dan niet te valideren : ? ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; ? in functie van de in 1.3. onderkende liggingscriteria, en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen dat grondgebied te zoeken. (Artikel 42, 11°). 1. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties. De opties die bij gewestelijke beleidsdocumenten bepaald worden (gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, Toekomstcontract, overkoepelende beleidsplannen,...) worden overgeschreven op het grondgebied dat de afzetkring uitmaakt. 2. Benadrukking van de voornaamste liggingscriteria die beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp zoals geldig verklaard in punt 3 van hoofdstuk I. Volgende gegevens worden in ieder geval onderzocht : 2.1. Kenmerken van de afzetting : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden. 2.2. Ligging van de site tegenover bestaande uitbating en tegenover huidige en toekomstige afnemers. 2.3. Bereikbaarheid. 2.4. Bestaan van noodzakelijke infrastructuren. 2.5. Uitbaatmogelijkheden in functie van de voornaamste bodembezettingen : gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten). 3. Validering van de ligging van de bestemmingsgebieden van het voorontwerp. Hier wordt nagegaan of de ligging van het voorontwerp niet in tegenspraak komt te staan met de gewestelijke opties onderkend in punt 1 en of de liggingscriteria uiteengezet in punt 2 naleeft. 4. Onderzoek naar en presentatie van wisseloplossingen inzake ligging van het voorontwerp Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp te zoeken door de liggingscriteria toe te passen die naar voren zijn gekomen in punt 2 toe te passen op het grondgebied van de afzetkring waarbij rekening wordt gehouden met de gewestelijke opties bepaald in punt 1. Die liggingsvarianten worden beknopt voorgesteld. 5. Keuze van wisseloplossingen inzake ligging. Hier wordt de vergelijking gemaakt van het ontginningsgebied van het voorontwerp en van de liggingsvarianten wat betreft : ? de gewestelijke opties; ? de liggingscriteria; ? de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied van de afzetkring; ? de kostprijs van de ontsluiting voor de gemeenschap, en worden één of meer liggingsvarianten uitgekozen.

Als er geen enkele liggingsvariant beter aan de liggingscriteria beantwoordt dan het voorontwerp, hoeft er geen wisseloplossing uitgekozen te worden.

B. Compensaties.

Validering van de geschiktheid van de ligging van de planologische compensaties ten opzichte van de economische, sociale, ecologische en erfgoedbehoeften, als van de bestaande feitelijke toestand.

Voorstelling van wisseloplossingen inzake ligging en zonering indien nodig.

Fase 2 HOOFDSTUK IV. - Aanwijzing en analyse van de drukfactoren en de potentialiteiten van de sites uit de voorontwerpen en van de liggingsvarianten 1. Omschrijving van het regelgevend verband. 1.1. Inrichtingsgebieden en -omtrekken conform de regelgeving. 1.1.1. Gewestelijk niveau : (gewestplan, gewestelijk stedenbouwkundig reglement, saneringsplan per onderstroomgebied, algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden,...). 1.1.2. Gemeentelijk niveau : (bijzonder plan van aanleg, gemeentelijk plan van aanleg, gemeentelijk milieuplan voor duurzame ontwikkeling, gemeentelijk natuurbevorderingsplan, gemeentelijk structuurplan, gemeentelijk stedenbouwkundig reglement, algemeen gemeentelijk afwateringsplan,...). 1.2. Goederen waarvoor een bijzondere regelgeving geldt. 1.2.1. Fauna en flora : (rechtsstatuut van de bossen en wouden, natuurpark, natuurreservaten, Natura 2000-omtrekken, ruimten van gemeenschapsbelang, natuurlijke habitats (decreet van 6 december 2001) en soorten van gemeenschapsbelang,...) (artikel 42, 5°). 1.2.2. Menselijke activiteiten : (rechtsstatuut van de wegen en verkeerswegen, autonoom net voor traag verkeer, industrieën en uitrusting met een hoog SEVESO-risicogehalte,...) (artikel 42, 6°). 1.3. Omtrekken met vergunningsplicht en beperking van burgerlijke rechten : (bestaande verkavelingen, omtrekken waarin het Rampenfonds tussenbeide kwam, onroerende goeden met voorkooprecht, onroerende goeden met onteigening ten algemenen nutte,...). 1.4. Omtrekken die blijvend deel uitmaken van operationele inrichtingsmaatregelen : (ruilverkavelingsomtrekken, stadheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden,...). 1.5. Erfgoed- en archeologische sites : (beschermde monumenten en sites, met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst der waardevolle bomen en heggen,...). 6. Drukfactoren van leefmilieuaard : ( ondergrondse holten van wetenschappelijk belang, vochtige gebieden met een biologisch belang, riviercontracten, gevoelige natuurgebieden, biologisch zeer waardevolle gebieden, speciaal beschermde gebieden voor avifauna, oppervlakte met een landschappelijke waarde, dichtbijgelegen en afgelegen preventiegebieden, toezichtsgebieden op waterwinningen, kwetsbare gebieden met de voornaamste waterhoudende lagen,...). 7. De regelgevingstoestand van het bedrijf : (vergunningen en toelatingen voor de huidige site, beroepsverzoeken, eventuele overtredingen op het gewestplan of de vergunningen,...) als het voorontwerp de uitbreiding van het bedrijf beoogt. 2. Omschrijving van de menselijke en leefmilieukenmerken van de betrokken sites (artikel 42, 3°). De uitgestrektheid van dat grondgebied wordt aangepast volgens de in het vooruitzicht gestelde kenmerken. Ze wordt nader bepaald en punt voor punt beargumenteerd door het studiebureau. 2.1. Menselijke kenmerken. 2.1.1 Bebouwing - Materiële goederen en erfgoederen : (stedenbouwkundige structuur en architecturale morfologie van de bebouwing en de openbare ruimten, cultureel erfgoed (beschermde sites en goederen, beschermde gebieden,...), dichtheidskaarten en ontwikkelingspolen). 2.1.2. Boven- en ondergrondse openbare infrastructuren en uitrustingen : (wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen en zeer hoge spanningslijnen, telefoonlijnen, ondergrondse leidingen,...) + cartografie en evolutie van de capaciteiten). 2.1.3. Menselijke activiteiten : (aard en kenmerken van de huidige en potentiële activiteiten w.o. landbouw, toerisme, gevoelige sociaal-culturele uitrustingen zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, ziekenhuizen, andere gevoelige menselijke bezigheden of (SEVESO) industriële activiteiten,...). 2.2. Leefmilieukenmerken. 2.2.1. Geologie (Wordt indien nodig besproken). 2.2.2. Pedologie : (karakterisering van de bodemsoort, kwaliteit en zeldzaamheid, een uittreksel van de pedologische kaart bijvoegen). 2.2.3. Hydrologie en hydrogeologie : (stroomgebieden, deelstroomgebieden, categorie van de waterlopen, watervlakken, hydrogeologische kaart, waterhoudende laag (soort opgeven), piezometrie, waterwinningen, kwetsbare gebieden, beschermings- en bewakingsgebieden, gebieden onderhevig aan drukfactoren vanwege het leefmilieu,...). 2.2.4. Topografie en landschappen : (geomorfologie en landschappelijk waardevolle omtrekken, ADESA-vergezichten, uitzicht op het landschap vanaf de site en op de site vanuit een afgelegen punt in de omtrek + foto's,...). 2.2.5. Lucht en klimaat : (beschikbare gegevens over de luchtkwaliteit recht tegenover de woningen en de woon-, de recreatiegebieden, de gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, plaatsing van Owen-meetinstrumenten, klimaatgegevens, overheersende windrichting, op grond van de gegevensverwerking van het dichtstbij gelegen weerstation, luchtmonsters en -analyses, natuurschermen, ingebedde valleien, bijzondere situaties,...). 6. Geluidshinder en trillingen : (huidige bronnen en niveaus (akoestisch onderzoek) recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra en de dichtstbijgelegen gebieden met een technologisch risico, bestaande of gemeten gegevens, de plaatsen van de metingen aangeven, alsook data en uren).7. Fauna en flora : (inventaris en omschrijving van de soorten en de habitats, de bijzondere biotopen, de aquatische en moerasbiotopen, eventuele aanwezigheid van soorten en beschermde milieus).3. Conclusies over de analyses van de drukfactoren en de potentialiteiten (artikel 42, 3°). HOOFDSTUK V. - Aanduiding van de waarschijnlijke gevolgen van de uitvoering van het ontwerp op mens en leefmilieu Doel is de niet-verwaarloosbare vermoedelijke drukfactoren en effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) op mens en leefmilieu duidelijk te maken. ( Artikel 42, 8°).

Indien de uitvoering van het (de) ontginningsgebied (-en) gefaseerd verloopt, dienen de effecten bepaald te worden in de verschillende stadia van die uitvoering.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de effecten op de site beoogd bij het voorontwerp en de effecten op de naburige gebieden.

Die analyse dient uitgevoerd te worden voor de site van het voorontwerp en de liggingsvarianten. 1. Impact op de leefkwaliteit : (gezondheid, veiligheid, hygiëne,...). 1.1. Bebouwing : (verband van het project met de bestaande agglomeratie en de aangrenzende eigendommen, verenigbaarheid met eventuele ontwikkelingsschema's, met de bestaande uitrustingen en de infrastructuur). 1.2. Effecten op de materiële goederen en het culturele erfgoed : (beschermde monumenten en sites en archeologische opgravingen, barsten in gebouwen, aantasting van de stabiliteit van de gebouwen, verdwijning of verslechtering van gemeentepaden en wegen, ondergrondse leidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon,...), elektrische lijnen,...). 1.3. Verkeer : (rechtstreeks, onrechtstreeks - aantal vrachtwagens per dag, reisweg, nuttig laadvermogen, effecten op het wegen- en snelwegnet, de infrastructuren en de mobiliteitsstromen,...). 1.4. Mijnschoten : (trillingen recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, kinderopvangcentra en de dichtsbijgelegen gebieden met een technologisch risico, site-effecten,...). 1.5. Geluidshinder : (recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra). 1.6. Lucht en klimaat : (stof - installatie van Owen-meetinstrumenten -, mistvorming, geurhinder,...). 1.7. Topografie en landschappen : (tijdens en na de ontginningsactiviteit, synthesefoto's maken). 2. Impact op de menselijke activiteiten : (toeristische activiteiten, SEVESO-activiteiten, land- en bosbouwbedrijvigheid,...) (artikel 42, 9°). 3. Impact op bodem en ondergrond : (karst, mijnwerkzaamheden, grondverschuiving, erosie, of andere geotechnische drukfactoren,...). 4. Impact op de hydrogeologie en hydrologie. 4.1. Wijziging van het hydrogeologisch stelsel : (verlaging van de grondwaterstand, grondverzakking, invloed op de waterwinningen en het hydrografisch stelsel,...). 4.2. Wijziging van het hydrologisch stelsel : (debiet en vuilvracht van de waterlopen, overstromingen na lozing van bemalingswater, verdwijning/ontstaan van vochtige gebieden,...). 4.3. Inzet van tot drinkwater verwerkbare watervoorraden. 5. Impact op de fauna, de flora, de biodiversiteit. Tijdens en na de uitvoering van het project, verslechtering en verlies van faunistische habitats en ecosystemen, potentiële impact op soorten en habitats van soorten, met een gemeenschapsbelang, Natura 200-omtrekken,... (wetgeving inzake natuurbehoud en Europese Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG). 6. Interactie tussen die verschillende factoren.7. Kenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (artikel 42, 4°). Doel is om ten opzichte van de punten 1 t.e.m. 6 zoals hierboven de gebieden aan te duiden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden, de leefmilieukenmerken van die gebieden aan te geven en erop te wijzen hoe die kenmerken door het ontwerp gewijzigd dreigen te worden. HOOFDSTUK VI. - Onderzoek naar de uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten van het voorontwerp of de liggingsvarianten 1. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten (artikel 42, 11°). De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van het (de) ontginningsgebied(en).

De uitvoeringsvarianten beantwoorden bijvoorbeeld aan : - een nadere omschrijving van de bestemmingen van het (de) gebied(en); - een fasering van de bezetting; - technische uitrustingen of bijzondere inrichtingen;...

Op schaal van het invloedsgebied zijn de grondslagen voor de aanduiding van de afbakeningsvarianten en de uitvoeringsvarianten : - beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp; - beantwoorden aan het bepaalde van het Wetboek (artikel 1, § 1) en andere gewestelijke regelgevende of beleidsbepalende documenten; - zo goed mogelijk gebruik maken van de potentialiteiten en de dwingende omstandigheden van het gebied : de negatieve effecten zo klein mogelijk houden en de positieve effecten begunstigen op sociaal, economisch en ecologisch vlak. 2. Uit te voeren maatregelen (artikel 42, 10°). De uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten op het leefmilieu dienen voor elke variant aangeduid te worden.

Als dergelijke maatregelen in het voorontwerp aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of ze afgestemd zijn op de doelstellingen van de herziening en de bijzonderheden van de omgeving. Indien nodig kunnen nieuwe voorschriften worden toegevoegd. 2.1. Aanpassing van de regelgevende zonering (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek). 2.2. Opstellen van bijkomende voorschriften.

Die bijkomende voorschriften kunnen het volgende inhouden (artikel 41 van het Wetboek) : ooeen nadere omschrijving van de bestemmingen van het (de) gebied(en); oode uitvoering van een gemeentelijk plan van aanleg; o de fasering van de bezetting van het (de) gebied(en); o de omkeerbaarheid van de bestemmingen indien er geen uitvoering is na verloop van een bepaalde tijd; o ... 2.3. Aanduiding van technische uitrustingen en bijzondere inrichtingen. 4. Geschatte doeltreffendheid van die niet-herleidbare maatregelen en residuele effecten.3. Opmeten in hoeverre de doelstellingen die relevant zijn voor de bescherming van het menselijk en natuurlijk milieu in het kader van de herziening van het gewestplan in rekening zijn gebracht.(Artikel 42, 7°).

De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu slaan minstens op volgende onderwerpen : de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen en de interacties tussen die factoren.

Het betreft de doelstellingen inzake milieubescherming die "relevant" zijn voor bedoeld plan. De relevantie van een doelstelling wordt beoordeeld naar de waarschijnlijke aanzienlijke effecten van het plan op het leefmilieu zoals hierboven omschreven.

De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu zijn die, welke vastgesteld zijn op internationaal, communautair of lidstatenniveau.

Wat het communautaire niveau betreft, kunnen die doelstellingen afgeleid worden uit meer bepaald het zesde milieuactieprogramma, maar eveneens uit de verschillende Europese richtlijnen zoals de kaderrichtlijn voor het waterbeleid.

Bij opname van de internationaal of Europees vastgestelde doelstellingen in nationaal, gewestelijk of lokaal vastgestelde doelstellingen hoeven enkel laatstgenoemden in overweging te worden genomen. 4. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (artikel 42, 3°). Hier wordt de waarschijnlijke ontwikkeling van de leefmilieukenmerken opgegeven van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (zie hoofdstuk IV, punt 7) indien een herziening van het gewestplan uitblijft. HOOFDSTUK VII. - Verantwoordingen, aanbevelingen en opvolging van de uitvoering van het gewestplan 1. Verantwoording en vergelijking van het voorontwerp en de verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten (artikel 42, 11°). Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de opneming van het ontginningsgebied en de compensatie.

De verantwoording gebeurt op grond van artikel 1, § 1, en 46, § 1, van het Wetboek en de analyse van de voorgaande hoofdstukken.

In de vorm van een tabel berust de vergelijking minstens op onderstaande elementen : effecten (zowel positieve als negatieve) op het leefmilieu, uit te voeren maatregelen ter verzachting van de maatregelen, overige effecten.

Erop wijzen welke de voornaamste potentialiteiten en drukfactoren van het herzieningsontwerp van het gewestplan zijn.

Conclusies over de aanvraag en, in voorkomend geval, aanbevelingen formuleren. 2. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de uitvoering van het gewestplan (artikel 42, 13° ). Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, wijze van berekening of vaststelling ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.

De auteur kan raad geven over punten die in het vergunningsaanvraagdossier en het effectonderzoek van het ontwerp uitgewerkt moeten worden. HOOFDSTUK VIII. - Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden 1. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (artikel 42, 12°). Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te omschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn. 2. Grenzen van het onderzoek (artikel 42, 12°). De auteur van het onderzoek geeft aan welke moeilijkheden gerezen zijn en op welke punten hij niet dieper is kunnen ingaan en die eventueel uitgediept kunnen worden in toekomstige effectonderzoeken.

Bibliografie

Niet-technische samenvatting Inhoudstafel, gevolgd door de lijst van de kaarten, figuren en foto's (met opgave van het nummer van de bladzijde waar ze zich bevinden).

De niet-technische samenvatting is een onafhankelijk document van hoogstens dertig tekstbladzijden. Met een kaart-, figuur- en kleurenfotodocumentatie.

Dat document moet het effectonderzoek van het plan samenvatten en het omzetten naar een niet-technische taal om het begrijpelijk te maken voor een publiek van niet-kenners en de deelneming van de burgers aan het openbaar onderzoek bevorderen.

De voorgestelde positieve en negatieve effecten en verzachtende maatregelen (aanbevelingen) worden in een samenvattingstabel gepresenteerd.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 april 2008 waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel met het oog op de opneming van een ontginningsgebied in het gehucht "Champ d'Hurbize" en de afdanking van het ontginningsgebied in het gehucht "Campagne de Boukendael".

Namen, 17 april 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

^