gepubliceerd op 01 juli 2009
Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening
14 MEI 2009. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op de artikelen 2, 6, 14, 15 en 19;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 maart 2009;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 3 april 2009;
Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen), gegeven op 29 januari 2009;
Gelet op het advies van het "Conseil consultatif wallon des personnes handicapées" (Waalse adviesraad voor gehandicapte personen), gegeven op 27 januari 2009;
Gelet op het advies 46.396/4 van de Raad van State, gegeven 4 mei 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de Minister : het lid van de Regering dat voor het Gehandicaptenbeleid bevoegd is;2° het Agentschap : het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées";3° gewestelijk bureau : gewestelijk bureau opgericht krachtens artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 houdende uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;4° gehandicapte persoon : de persoon zoals bedoeld in het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;5° rechthebbende : gehandicapte persoon aan wie het agentschap een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening toekent;6° persoonlijke assistent : dienstverstrekker die de prestaties inzake persoonlijke bijstandsverlening verricht;7° prestatie inzake persoonlijke bijstandsverlening : prestatie zoals bedoeld in artikel 5;8° geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming : het ontwerp zoals bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen; 9° de coördinatie van een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening : betreft o.a. de evaluatie met de rechthebbende van zijn behoeften aan persoonlijke bijstandsverlening, de opmaking van het dienstplan, de planning en de coördinatie van de diensten en prestaties inzake persoonlijke bijstandsverlening, de bemiddeling tussen het Agentschap, de persoonlijke assistenten, hun werkgevers en de rechthebbende of diens wettelijke vertegenwoordigers, de opvolging van het geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming en de formulering van voorstellen tot aanpassing van het geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming; 10° GGMMI : gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen vastgelegd voor werknemers die minstens 21 jaar oud zijn, overeenkomstig artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.43, gesloten op 2 mei 1988 binnen de Nationale Arbeidsraad.
Art. 3.De persoonlijke bijstandsverlening dient om de onbekwaamheden van de rechthebbende die aan zijn deficiënties te wijten zijn te compenseren door hem de gevraagde hulp en bijstand te verlenen in de vorm van financiering van de diensten verstrekt door één of meer persoonlijke assistenten, met het oog op zijn handhaving in zijn gebruikelijk levensmilieu, de organisatie van zijn dagelijks leven en het vergemakkelijken van zijn familiale, sociale of beroepsintegratie.
Art. 4.Het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening bestaat in een trekkingsrecht dat op jaarlijkse basis berekend wordt en aan een gehandicapte persoon toegekend wordt ter dekking van de financiële tenlasteneming van het geheel of van een gedeelte van zijn kosten inzake persoonlijke bijstandsverlening en de coördinatie hiervan.
Het gedeelte van het jaarlijkse trekkingsrecht dat niet gebruikt wordt, mag niet naar het volgende jaar overgedragen worden.
Art. 5.Voor zover ze niet deel uitmaken van de tegemoetkomingen die het Agentschap krachtens een andere regelgeving kan verlenen, kunnen de prestaties inzake persoonlijke bijstandsverlening de volgende zijn : 1° hulpverlening i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven; 2° hulpverlening i.v.m. de activiteiten van het huishoudelijk leven; 3° hulpverlening i.v.m. de sociale en vrijetijdsactiviteiten; 4° hulpverlening i.v.m. de beroepsactiviteiten, behalve productieactiviteiten; 5° hulpverlening i.v.m. de verplaatsingen in het raam van de activiteiten van het dagelijks leven; 6° de coördinatie van het geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming. De volgende prestaties worden niet gedekt door het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening, alsook de eventuele financiële tegemoetkoming betreffende die prestaties die voor rekening van de rechthebbende gelaten wordt : 1° de individuele integratiehulp zoals bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 14 mei 2009 tot bepaling van de tegemoetkomingsmodaliteiten en -voorwaarden inzake de individuele hulp verleend voor de integratie van gehandicapte personen;2° de behandelingen, medische of paramedische examens of therapieën, al dan niet terugbetaald, al dan niet genomenclatureerd door het RIZIV, of niet erkend;3° de pedagogische en didactische bijstand tijdens de studies;4° de prestaties inzake persoonlijke bijstandsverlening aan minderjarigen, niet in verband met deficiënties maar met leeftijd.
Art. 6.De prestaties inzake persoonlijke bijstandsverlening die aanmerking komen voor het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening worden verricht door : 1° diensten erkend door een overheid;2° plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen zoals bedoeld in de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;3° ondernemingen die specifiek erkend zijn in het kader van de dienstencheques krachtens de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;4° een interimdienst erkend krachtens het decreet van 13 maart 2003 betreffende de erkenning van arbeidsbemiddelingsbureaus;5° een zelfstandige werknemer wiens hoofdactiviteit bestaat in het verstrekken van de prestaties bedoeld in artikel 5, eerste lid;6° bij wijze van uitzondering door een vrijwilliger, overeenkomstig de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van wrijwilligers. HOOFDSTUK II. - Tegemoetkomingsvoorwaarden
Art. 7.Het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening is bestemd voor gehandicapte personen met een aanzienlijk beperkte autonomie.
De autonomie wordt bepaald na evaluatie van de beperkingen van de personen in de volgende activiteiten : 1° activiteiten van het dagelijks leven : a) zich voeden;b) zich wassen;c) zich kleden;d) zijn persoon onderhouden;e) de blaasfunctie;f) de darmfunctie;g) wc-gebruik;2° mobiliteit : a) overplaatsing;b) binnenshuis lopen;c) het plaatsen van een prothese of orthese;d) zich binnenshuis in een rolstoel verplaatsen;e) de trappen gebruiken;f) buiten rondlopen;3° problematische gedragen : a) gestereotypeerd gedrag;b) afwijkend sexueel gedrag;c) storend sociaal gedrag;d) agressief gedrag van fysische aard jegens anderen;e) beledigend sociaal gedrag;f) terugtrekkingsgedrag; g) vernielingsgedrag t.o.v. voorwerpen; h) zelfverminkingsgedrag;i) niet-samenwerkings- en provocatiegedrag;4° communiceren : a) zien;b) horen;c) spreken;5° mentale functies : a) geheugen;b) oriëntatie;c) begripsvermogen;d) verstand;6° activiteiten van het huishoudelijk leven : a) het huis onderhouden;b) de maaltijden bereiden;c) de boodschappen doen;d) de was doen;e) de telefoon gebruiken;f) de vervoermiddelen gebruiken;g) zijn medicijnen nemen;h) zijn budget beheren;7° sociale en vrijetijdsactiviteiten;a) zijn rol en verantwoordelijkheid van ouder uitoefenen;b) zijn vrije tijd benutten;c) zich naar sociale of vrijetijdsactiviteiten begeven;d) deelnemen aan sociale of vrijetijdsactiviteiten. Het Agentschap bepaalt de modaliteiten en schalen voor de evaluatie van die beperkingen.
Art. 8.De voorwaarde inzake de autonomie- en handicapbeperking zoals bedoeld in artikel 2 van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen wordt verondersteld vervuld te zijn indien de persoon een document overlegt waaruit blijkt dat hij in aanmerking komt voor : 1° hetzij, krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan de gehandicapten, een integratietegemoetkoming van categorie 4 (15 of 16 punten) of 5 (17 of 18 punten) of dat hij aan de medische criteria voldoet om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming van die categorieën;2° hetzij, krachtens de artikelen 47 en 56septies van de gecoördineerde wetten betreffende de gezinsuitkeringen voor loonarbeiders, van uitkeringen verhoogd wegens een handicap of dat hij in aanmerking komt voor een toeslag voor kinderen met een aandoening waarvan de ernstgraad gelijk is aan : a) minstens vier punten in de eerste kolom en 6 punten in de overige kolommen;a) minstens vier punten in de eerste kolom en 9 punten in de overige kolommen;c) meer dan 11 punten in de drie kolommen. HOOFDSTUK III. - Prioriteiten
Art. 9.Binnen de perken van de beschikbare kredieten bepaalt de Minister jaarlijks, op voorstel van het Agentschap, de prioriteiten voor de toekenning van een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening.
Art. 10.In afwijking van artikel 9 wordt een een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening in 2009 in onderstaande voorrangorde toegekend : 1° aan de personen aan wie het Agentschap bij de inwerkingtreding van dit decreet een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening toekent in het raam van de specifieke initiatieven zoals bedoeld in de artikelen 45 en 46 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1996 betreffende de integratie van gehandicapte personen.Het bedrag van hun budget inzake persoonlijke bijstandsverlening wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 berekend; 2° aan de personen met een evolutieve ziekte opgenomen op onderstaande lijst : a) amyotrofe lateraalsclerose (ALS);b) primaire lateraalsclerose (PLS);c) progressieve spino musculaire atrofie;d) corticobasale degeneratie;e) multisysteematrofie (MSA);f) progressieve supranucleaire verlamming (PSP);3° aan de personen met het hoogste aantal punten op de schalen voor de bepaling van de autonomie zoals bedoeld in artikel 7 en wier gezin of entourage niet meer in staat is om de tenlasteneming op duurzame wijze waar te nemen. Indien binnen dezelfde prioriteitencategorie bedoeld in hetzelfde lid van dit artikel verschillende personen in aanmerking komen voor de toekenning van een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening, geldt, al naar gelang van de beschikbare kredieten, de datum van indiening van de aanvraag als arbitragecriterium. HOOFDSTUK IV. - Indiening van de aanvraag
Art. 11.De kandidaat-rechthebbende, of diens wettelijke vertegenwoordigers, richt bij aangetekend schrijven een gemotiveerde aanvraag tot toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening aan een gewestelijk bureau. De persoon verstrekt ook een raming van het aantal uren dat nodig is voor elke prestatie inzake persoonlijke bijstandsverlening, alsook de organisatiewijze die voor de coördinatie overwogen wordt.
Het Agentschap bepaalt het model van de tussenkomstaanvraag. HOOFDSTUK V. - Beslissing
Art. 12.De beslissing van het Agentschap vermeldt de duur van de tussenkomst en het jaarlijkse maximumbedrag van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening.
De niet cumuleerbare jaarlijkse maximumbedragen zijn de volgende : 1° voor dag- en nachthulp : 35.000 euro; 2° voor dag- en weekendhulp : 20.000 euro; 3° voor daghulp : 15.000 euro; 4° voor een hulpverlening bij verplaatsingen : 5.000 euro.
Die bedragen worden jaarlijks op 1 januari (jaar n) d.m.v. van onderstaande formule aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van de concurrentie van het land, hierna gezondheidsindex genoemd : Bedrag van kracht op 31 december van het jaar n - 1 x gezondheidsindex van de maand december van het jaar n - 1 gezondheidsindex van de maand december van het jaar n - 2.
Art. 13.Voor elke rechthebbende op het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening wordt een geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming door het Agentschap opgemaakt in overleg met de rechthebbende, of met diens wettelijke vertegenwoordigers, alsook, desgevallend, met een coördinator van het ontwerp.
Art. 14.Het geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming betreffende het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening bevat : 1° het aantal uren dat nodig is voor elke prestatie inzake persoonlijke bijstandsverlening;2° de plaats van de prestaties;3° de frequentie ervan;4° de nauwkeurige identificatie van elke dienstverstrekker;5° de kost van elke prestatie. Het geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming wordt op verzoek van de rechthebbende of van diens wettelijke vertegenwoordigers geactualiseerd in overleg met het Agentschap en, desgevallend, met de coördinator van het ontwerp.
Art. 15.De rechthebbende, of diens wettelijke vertegenwoordigers, staat zelf in voor de coördinatie van zijn geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming of doet een beroep op een coördinator van het ontwerp van tegemoetkomingen die hij kiest onder de door het Agentschap erkende diensten, alsook de sociale dienstcentra van de ziekenfondsen, de O.C.M.W.'s, de centrales voor de coördinatie van thuisverzorging, de verenigingen met een expertise inzake de coördinatie van persoonlijke bijstandsverlening of van thuiszorg- en -hulpverlening en de representatieve verenigingen van de gehandicapte personen die door de Minister erkend zijn.
De coördinator stelt desnoods aanpassingen van het geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming voor en ziet toe op de uitvoering ervan.
De coördinator treedt ook als bemiddelaar op tussen het Agentschap, de persoonlijke assistenten, hun werkgevers en de rechthebbende of diens wettelijke vertegenwoordigers.
Hij mag niet in dienst zijn van een werkgever die een persoonlijke assistent verschaft. HOOFDSTUK VI. - Financiële modaliteiten
Art. 16.Het Agentschap zorgt voor de betaling van de prestaties van de dienstverstrekkers op basis van de bewijsstukken van de uitvoering van de prestaties of van de betalingen, die maandelijks of om de drie maanden overgelegd worden door de dienstverstrekker(s) of de rechthebbenden zelf.
Art. 17.Voor de prestaties verstrekt d.m.v. dienstencheques, ALE-cheques, gezinshelpsters, kan het Agentschap op verzoek van de rechthebbenden een voorschot toekennen. Dat voorschot is gelijk aan 75 % van het jaarbedrag waarin het geïndividualiseerd ontwerp van tegemoetkoming voor die prestaties voorziet.
Dat voorschot kan ook toegekend worden aan de rechthebbenden aan wie het Agentschap het recht heeft verleend om hun persoonlijke assistenten rechtstreeks zonder bemiddeling van het Agentschap in dienst te nemen, na te zijn nagegaan of ze in staat zijn hun budget zelf te beheren.
Na afloop van een jaar betaalt het Agentschap het verschuldigde saldo of gaat het over tot de regularisatie van het niet uitgegeven voorschot.
De in artikel 6, 6°, bedoelde activiteiten van de vrijwilliger worden niet bezoldigd; alleen zijn reële kosten worden terugbetaald.
Art. 18.Wanneer de rechthebbende een beroep doet op een coördinator van het ontwerp van tegemoetkoming, wordt de kost van de coördinatie, beperkt tot 5 % van het door het Agentschap bepaalde maximumjaarbedrag van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening, aan dat maximumjaarbedrag toegevoegd.
Art. 19.In het kader van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening kan maximum 5 % onrechtstreekse kosten in aanmerking genomen worden. Die kosten worden in het maximumjaarbedrag meegerekend.
Onder onrechtstreekse kosten wordt verstaan de kosten die de dienstverstrekker voor zijn externe activiteiten maakt. Het Agentschap bepaalt de lijst van de toelaatbare onrechtstreekse kosten. De persoonlijke uitgaven van de gehandicapte persoon mogen niet meegerekend worden in het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening. HOOFDSTUK VII. - Financiële bijdrage van de rechthebbende
Art. 20.De rechthebbende draagt naar gelang van zijn inkomens financieel bij in de kost van de prestaties inzake persoonlijke bijstandsverlening zoals bedoeld in artikel 5.
Art. 21.Onder inkomens wordt verstaan het geheel van de belastbare inkomens van de rechthebbende en van diens wettelijke vertegenwoordigers die in aanmerking genomen worden inzake de personenbelasting en zoals ze voorkomen op het aanslagbiljet van de natuurlijke personen betreffende het laatste aanslagjaar voor het jaar van de aanvraag tot toekenning van een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening.
Art. 22.De financiële bijdrage van de rechthebbende wordt berekend naar rato van het gedeelte van het jaarlijkse trekkingsrecht dat hij gebruikt.
De coördinatiekosten bedoeld in artikel 18 en de onrechtstreekse kosten bedoeld in artikel 19 worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de financiële bijdrage van de rechthebbende.
Art. 23.§ 1. Voor de berekening van zijn financiële bijdrage laat de rechthebbende zijn aanvraag vergezeld gaan van een afschrift van het laatste aanslagbiljet van de personenbelasting en, indien hij geen aanslagbiljet ontvangen heeft, van een attest dat het gebrek aan aanslagbiljet bevestigt.
De rechthebbende bezorgt het Agentschap jaarkijks een afschrift van het laatste aanslagbiljet van de personenbelasting en, indien hij geen aanslagbiljet ontvangen heeft, een attest dat het gebrek aan aanslagbiljet bevestigt. Het bedrag van de financiële bijdrage van de rechthebbende wordt aangepast op de verjaardag van de toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening. § 2. Indien de rechthebbende meerderjarig is, worden de inkomens van zijn eventuele samenwonende, die woonachtig is op zijn adres, in aanmerking genomen. § 3. Indien de rechthebbende minderjarig is of onder verlengd minderjarigheidsstatuut staat, gaat het om zijn eigen inkomens, alsook om de inkomens van zijn wettelijke vertegenwoordigers indien ze woonachtig zijn op zijn adres. § 4. In afwijking van artikel 20 wordt de rechthebbende wiens maandinkomens lager zijn dan het GGMMI van financiële bijdrage vrijgesteld.
Art. 24.De bijdrage van de rechthebbende bedraagt : 1° 1 % van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening voor maandinkomens tussen 1 en 1,33 maal het GGMMI;2° 2 % van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening voor maandinkomens tussen 1,33 en 1,66 maal het GGMMI;3° 3 % van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening voor maandinkomens tussen 1,66 en 2 maal het GGMMI;4° 4 % van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening voor maandinkomens tussen 2 en 2,5 maal het GGMMI;5° 5 % van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening voor maandinkomens die 2,5 maal hoger zijn dan het GGMMI. HOOFDSTUK VIII. - Opschorting van de toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening Art 2 5. De toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening wordt opgeschort vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de voltijdse opneming in een ziekenhuis, een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis, een functionele heraanpassingscentrum, een residentiële dienst erkend door het Agentschap, een dienst die de toestemming van het Agentschap heeft om te werken. Hetzelfde geldt voor soortgelijke diensten gevestigd op het grondgebied van een andere Gemeenschap of van een ander Gewest of in het buitenland.
De rechthebbende op een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening bezorgt het Agentschap een document ter bevestiging van zijn opneming in een ziekenhuis, een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis, een functionele heraanpassingscentrum, een residentiële dienst erkend door het Agentschap, een dienst die de toestemming van het Agentschap heeft om te werken. Hij maakt dat document over voor het einde van de eerste maand verblijf in één van die diensten. De niet-inachtneming van die bepaling heeft de stopzetting van de toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening tot gevolg.
Meer dan zes maanden ononderbroken opneming in een instelling of een dienst bedoeld in de vorige paragraaf heeft de opschorting van de toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening tot gevolg, tenzij binnen de maand een vertrekattest overgelegd wordt. HOOFDSTUK IX. - Stopzetting van de toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening
Art. 26.De rechthebbende kan het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening per post opzeggen, mits opzegging van drie maanden.
Binnen dezelfde termijn kan het Agentschap ook een eind maken aan de toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening indien de algemene tegemoetkomingsvoorwaarden bedoeld in artikel 16, § 1, van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen of de specifieke tegemoetkomingsvoorwaarden bedoeld in hoofdstuk II en III niet meer vervuld zijn. HOOFDSTUK X. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 27.Wat betreft het jaar van inwerkingtreding van dit besluit worden de aanvragen tot toekenning van het budget inzake persoonlijke bijstandsverlening d.m.v. het gepaste formulier aan de gewestelijke bureaus van het Agentschap gericht uiterlijk de laatste dag van de derde maand na de bekendmaking van dit besluit.
Alle aanvragen worden door het Agentschap onderzocht en de budgetten inzake persoonlijke bijstandsverlening worden, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten, toegekend op basis van de prioriteiten waarin het Agentschap ter uitvoering van artikel 9 voorziet.
Voor zover de beschikbare kredieten het toelaten, worden de aanvragen die na de toegestane termijn en voor het einde van het jaar van inwerkingtreding van dit besluit ingediend worden in aanmerking genomen en onderzocht.
Art. 28.Artikel 5, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen wordt aangevuld als volgt : "f) een budget inzake persoonlijke bijstandsverlening".
Art. 29.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de vervaldatum van een termijn van tien dagen die ingaat op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 30.De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 14 mei 1999.
De Minister-President, R. DEMOTTE