Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 14 mei 1998
gepubliceerd op 30 mei 1998

Besluit van de Waalse Regering betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1998027323
pub.
30/05/1998
prom.
14/05/1998
ELI
eli/besluit/1998/05/14/1998027323/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 1998. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling


De Waalse Regering, Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, a) en b);

Gelet op de programmawet van 30 december 1988, inzonderheid op de artikelen 94 en 96, § 2;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers, inzonderheid op artikel 2, eerste lid, 7°, e);

Gelet op het advies van de "Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), gegeven op 10 februari 1998;

Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 26 januari 1998;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 december 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende enerzijds dat het statuut van de stagiairs die betrokken zijn bij de door de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling ontwikkelde projecten op 1 januari 1998 vastgelegd moet worden, evenals de voordelen waarop ze recht hebben, en anderzijds dat de doelstellingen, de werkingssfeer, de taken van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en de middelen die hen ter beschikking worden gesteld, nader bepaald moeten worden;

Op de voordracht van de Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt in artikel 6, § 2, 8°, een materie bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet. De bepaling betreffende deze materie is van toepassing op het grondgebied van het Franse taalgebied.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "Minister" : de Minister van Tewerkstelling;2° "Bestuur" : de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° "FOREm" : de "Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi" 4° "CESRW" : de "Conseil économique et social de la Région Wallonne";5° "CSEF" : het Subregionaal Comité voor arbeidsbemiddeling en vorming;6° "gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling" : de rechtspersoon die in deze hoedanigheid door de Minister erkend is;7° "doelgroep" : werkzoekenden die niet in het bezit zijn van een diploma van het hoger secundair onderwijs en bestaansminimumtrekkers of langdurige werklozen die moeilijk in te schakelen zijn in het arbeidsproces, maar die bereid zijn een aangepaste beroepsbekwaamheidsprocedure te volgen.De Minister kan evenwel een gewestelijke zending machtigen om een actie te voeren ten gunste van een groep waarvan de handicap niet de lage kwalificatie is.

Art. 3.De gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling beogen de organisatie, de coördinatie en de goede uitvoering van begeleidingsacties en opleidingsprogramma's in opleidingscentra, onderwijsinrichtingen en ondernemingen, die gericht zijn op de sociale integratie van de doelgroep en op zijn inschakeling in het arbeidsproces.

Daartoe moeten de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling : 1° contacten leggen met de gemeentelijke overheid, de sectorale instanties en de vakorganisaties en met andere instanties die op subregionaal gebied kunnen meewerken aan de identificatie, het onthaal, de oriëntatie of de vorming van de doelgroep en/of zijn aanwerving kunnen bevorderen;2° een systeem helpen uitbouwen om steun te verlenen aan de operateurs gespecialiseerd in buurtwerk ten gunste van doelgroepen die in moeilijkheden verkeren, en om een permanente samenwerking met de verschillende operateurs en een samenhang te waarborgen;3° een actieprogramma uitwerken na een systematische opsporing van de banen die, na een opleiding, toegankelijk zijn voor de doelgroep, en die in de subregionale ondernemingen open staan;4° met de werkgevers overeenkomsten sluiten waarbij deze aanvaarden actief mee te werken aan tewerkstellingsprojecten die bestemd zijn voor personen uit de doelgroep en die gericht zijn op de afwisselingspedagogie; 5° de nodige middelen zoeken om elk tewerkstellingsproject i.v.m. bovenbedoelde pedagogie tot een goed einde te brengen; 6° opleidingsoperateurs zoeken van wie de bekwaamheid bevestigd is en die kunnen verzekeren dat hun dienstenaanbod aan de eisen van de doelgroep beantwoordt en met de doelstellingen strookt.Deze operateurs moeten instemmen met de "Charte du parcours d'insertion" (Handvest van het inschakelingsproces).

De gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling vertrouwen hen de opleidingen toe die ze op grond van de programmering hebben goedgekeurd; 7° de FOREm, de subregionale coördinatiecommissie voor de operateurs van het inschakelingsproces, het opleidingscentrum en de sociale operateurs kennis geven van het opstarten van elk tewerkstellingsproces dat uitgaat van de afwisselingspedagogie, en hen vragen de doelgroep daarvan op de hoogte te brengen;8° de voorlichting en de selectie van de doelgroep organiseren in samenwerking met de FOREm;9° de kandidaten de nodige pedagogische bijstand en sociale begeleiding verlenen om hun sociale integratie en hun inschakeling in het arbeidsproces te vergemakkelijken;10° de stagiairs na hun vorming opvolgen, de gegrondheid van hun actie evalueren en hun partners hiervan op de hoogte brengen. De gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling mogen, met de instemming van de Minister, experimenten verrichten i.v.m. de toepassing van nieuwe mechanismen die de tewerkstelling van de doelgroep bevorderen.

Art. 4.§ 1. Het begeleidingscomité heeft de volgende opdrachten : 1° de Minister advies geven over de aangevraagde en ingetrokken erkenningen;2° de evolutie van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling volgen en daarover verslag uitbrengen aan de Minister;3° de acties regelmatig evalueren, de jaarbalansen onderzoeken, begrotingsvoorstellen formuleren en de actieprogramma's evalueren;4° overeenkomstmodellen aan de Minister voorleggen; 5° de directeurs van de gewestelijke zendingen ten minste twee keer per jaar bijeenbrengen om o.a. een gezamenlijke actie te bevorderen, praktijken en ervaringen uit te wisselen en samenwerkingsverbanden te doen ontstaan; 6° de Minister advies geven over de oriëntaties en de algemene werkwijze van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling. § 2. Het begeleidingscomité bestaat uit : 1° twee afgevaardigden van de Minister, van wie één het voorzitterschap van het comité waarneemt;2° een afgevaardigde van de Minister van Vorming;3° twee afgevaardigden van het Bestuur die het secretariaat van het comité waarnemen;4° een afgevaardigde van de "CESRW";5° een vertegenwoordiger van elke representatieve werknemers- en werkgeversorganisatie binnen de "CESRW";6° twee afgevaardigden van de FOREm;7° een vertegenwoordiger van de Hoge Raad voor Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest;8° een vertegenwoordiger van de Algemene Directie Sociale Actie en Gezondheid;9° een vertegenwoordiger van het "Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen);10° een vertegenwoordiger van het bestuur dat belast is met het beheer van het Europees Sociaal Fonds;11° twee vertegenwoordigers van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling, die enkel de debatten van algemene aard bijwonen.

Art. 5.§ 1. Op voorstel van het in artikel 4 bedoelde begeleidingscomité bepaalt de Minister elk jaar hoeveel gesubsidieerde contractuelen aan elke gewestelijke zending worden toegewezen. Daartoe gaat hij uit van het totale aantal gesubsidieerde contractuelen die de Regering aan de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling heeft toegewezen. § 2. Binnen dezelfde perken en onder dezelfde voorwaarden als in § 1, kan de Minister de erkende gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling een jaarlijkse toelage verlenen waarmee ze de administratiekosten gedeeltelijk kunnen dekken die voortvloeien uit de uitoefening van de in artikel 3 bedoelde functies. Op de voordracht van bovenbedoeld begeleidingscomité kan de Minister het bedrag van de toelage ieder begrotingsjaar aanpassen naar gelang de omvang van de activiteiten.

Art. 6.§ 1. Na advies van het "CSEF" en het begeleidingscomité kan een gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling door de Minister erkend worden om op het territoriale gebied van een "CSEF" te handelen.

Hij kan de erkenning echter aan een bijkomende gewestelijke zending verlenen op het territoriale gebied van een "CSEF". In dit geval wordt de aanvraag om erkenning onderworpen aan het specifieke advies van het "CSEF" over het nut en de gegrondheid van de oprichting van een bijkomende gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling op zijn gebied. § 2. De erkenning van de Minister kan verleend worden aan de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling die de volgende voorwaarden vervullen : 1° het statuut van vereniging zonder winstoogmerk (v.z.w.) aannemen in de zin van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend; 2° een bepaald territoriaal gebied dekken binnen het gebied van een "CSEF";3° het "CSEF", de FOREm en het "Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées" van hun respectievelijke werkingssfeer onder hun leden tellen;openbare overheden, waaronder de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn, mogen ook lid zijn; 4° de binnen het "CSEF" vertegenwoordigde representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van hun respectievelijke werkingssfeer onder hun leden tellen, en eventueel andere instellingen, ondernemingen of personen uit de privé-sector;5° zich ertoe verbinden een duurzame activiteit aan de dag te leggen en vóór ieder kalenderjaar een actieprogramma over te leggen naar het op voorstel van het begeleidingscomité door de Minister goedgekeurde model;dit programma bevat de lopende projecten, de voor het komende jaar geplande projecten, het soort en het aantal gesloten tewerkstellingsovereenkomsten, de geplande partnerschappen, het uitvoeringsschema en de verdeling van de voorziene geldmiddelen; een exemplaar van dit programma wordt aan het "CSEF" gestuurd; 6° zich ertoe verbinden het begeleidingscomité jaarlijks een activiteitenverslag te verschaffen, hem om de zes maanden een financieel verslag voor te leggen en de balans en de jaarlijkse resultatenrekeningen van de v.z.w. te bezorgen; het activiteitenverslag wordt opgemaakt naar het op voorstel van het begeleidingscomité door de Minister goedgekeurde model; het vermeldt de door het personeel vervulde taken, alsook de uitgevoerde projecten en de resultaten inzake aanwervingen; een exemplaar van dit programma wordt aan het "CSEF" gestuurd; 7° zich ertoe verbinden na te gaan hoe de personen aan wie de gewestelijke zending haar diensten heeft verleend, beroepshalve evolueren;8° zich ertoe verbinden een overeenkomst met de FOREm te sluiten waarin de bewoordingen van de samenwerking van deze dienst met de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en hun wederzijdse verplichtingen voorkomen.Deze overeenkomst moet op zijn minst het overleg officialiseren dat betrekking heeft op de organisatie van de informatie i.v.m. de projecten, op de aanwerving en de selectie van de stagiairs, de opleidings- en inschakelingsprogramma's, de opvolging van de stagiairs na de vorming, de betrekkingen met de ondernemingen, de bepaling van de algemene oriëntaties, de begeleiding van de projecten en het sociale en geldelijke statuut van de stagiairs.

In dit opzicht zorgt de FOREm ervoor dat de stagiairs tijdens de theoretische opleiding en de eerste maand van de bedrijfsstage en, aanvullenderwijs, tijdens een periode die niet langer loopt dan de drie volgende maanden, de voordelen genieten die bedoeld zijn in artikel 5 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding; 9° zich ertoe verbinden een overeenkomst met de werkgevers te sluiten waarin de verplichtingen van beide partijen vast staan;deze overeenkomst wordt opgemaakt naar het model dat de Minister heeft goedgekeurd op voorstel van het in artikel 4 bedoelde begeleidingscomité.

Art. 7.Op advies van het begeleidingscomité wordt de erkenning door de Minister geschorst, ingetrokken of in de tijd beperkt wanneer vast staat dat de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling de in de artikelen 3 en 6, § 2, bedoelde voorwaarden niet vervult.

De intrekking van de erkenning heeft de terugbetaling van de in artikel 5 bedoelde toelage tot gevolg.

Art. 8.Artikel 2, eerste lid, 7°, e), van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers, wordt vervangen als volgt : "als gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling, in die hoedanigheid door de Minister erkend, overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 14 mei 1998;".

Art. 9.Artikel 22, 4°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 november 1997, wordt opgeheven.

Art. 10.Het besluit van de Waalse Regering van 31 maart 1994 betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt opgeheven.

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.

Art. 12.De Minister van Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 14 mei 1998.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^