Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 14 februari 2008
gepubliceerd op 28 maart 2008

Besluit van de Waalse Regering betreffende de opvolging door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008027043
pub.
28/03/2008
prom.
14/02/2008
ELI
eli/besluit/2008/02/14/2008027043/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2008. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de opvolging door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen


De Waalse Regering, Gelet op de Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Gelet op Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, inzonderheid op de artikelen D.177, D.413bis, R.188 à R.229, R.459 en R.460;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 oktober 2007;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 18 oktober 2007;

Gelet op advies 43.748/4 van de Raad van State, gegeven op 21 november 2007;

Gelet op het gunstig advies van de « Commission consultative de l'Eau » (Commissie van Advies voor Water), uitgebracht op 12 december 2007;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen en doelstellingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° « bestuur » : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest;2° « Landbouwbestuur » : het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° « potentieel uitspoelbare stikstof » : hoeveelheid nitraatstikstof in de bodem tijdens de herfst, die tijdens de winter uit de wortelzone kan worden gespoeld; 4° « erkend laboratorium » : laboratorium dat voldoet aan de vereisten verwoord in het besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de laboratoria belast met de bodemanalyses voor de kwantificatie van het potentieel uitspoelbare stikstof in het kader van de uitvoering van artikel R.220 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, voor wat betreft het duurzame beheer van stikstof in de landbouw., zoals gewijzigd op 15 februari 2007, en in het kader van de uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 betreffende de opvolging door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen »; 5° « Minister » : de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;6° « perceel » of « landbouwperceel » : elk akker- of weideland bestaande uit één aaneengesloten deel dat homogeen beheerd wordt tijdens één teeltcyclus;7° « vervangingsperceel » : perceel geselecteerd door het Landbouwbestuur, dat de monsterneming kan aanvullen als de monsterneming op een voorheen voor de bodembemonstering geselecteerd perceel moeilijk of zinloos blijkt of bij een verzoek van de landbouwer om een nieuwe monsterneming overeenkomstig artikel 4, § 5;8° « jaarlijkse bodembemonsteringsperiode » of « periode » : herfstperiode waarin de bodembemonsteringen verricht worden op de landbouwpercelen met het oog op de dosering van de potentieel uitspoelbare stikstof; 9° « begeleidingsstructuur » : de organismen waaraan bij overeenkomst coördinatie- en begeleidingsopdrachten worden toevertrouwd overeenkomstig artikel R.224 van het Waterwetboek. 10° « grond » : het gezamenlijke weide- en akkerland;11° « akkerland » : de gezamenlijke bebouwbare oppervlakten, weideland uitgesloten; 12° « kwetsbaar gebied » : deel van het grondgebied aangewezen door de Minister overeenkomstig artikel R.191 van het Waterwetboek.

Art. 2.Dit besluit vervangt artikel R.214 van het Waterwetboek. Het bepaalt voor de landbouwbedrijven gelegen in kwetsbare gebieden de nadere regels voor de verificatie door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof van de conformiteit met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. Het bepaalt de voorwaarden voor de verbetering indien er geen overeenstemming is met de goede praktijken en de administratieve straffen indien het gebrek aan overeenstemming herhaaldelijk voorkomt. HOOFDSTUK II. - Selectie van de landbouwbedrijven en de percelen, monsterneming en analyse van potentieel uitspoelbare stikstof; beoordeling van het stikstofbeheer

Art. 3.§ 1. Het Landbouwbestuur, Directie Controle, controleert jaarlijks minimum 3 percent landbouwbedrijven onder de bedrijven die in hun oppervlakte-aangifte en steunaanvraag voor het lopende jaar meer dan twintig percent van hun landbouwoppervlakte aangeven als gelegen in een kwetsbaar gebied. § 2. In de gecontroleerde landbouwbedrijven bepaalt het Landbouwbestuur, Directie Controle, drie percelen waarin bodembemonsteringen worden verricht tussen 15 oktober en 30 november inbegrepen, met het oog op de dosering van de potentieel uitspoelbare stikstof, en een vervangingsperceel.

Art. 4.§ 1. De Minister bepaalt de voorwaarden voor de monsterneming en de verpakking van de monstrers, evenals de analyse ervan door een erkend laboratorium. § 2. Het Landbouwbestuur deelt aan het erkend laboratorium, belast met de analyse, de adresgegevens mee van de geselecteerde landbouwbedrijven, evenals de ligging van de percelen waarop de monsternemingen dienen te gebeuren, jaarlijks vóór 1 oktober.

Als het Landbouwbestuur belast wordt met de bodembemonstering, brengt het het met de analyse belaste laboratorium daarvan op de hoogte.

De landbouwer wiens landbouwbedrijf geselecteerd is, wordt minstens zeven werkdagen vóór de datum van de monsterneming daarover ingelicht. § 3. De kosten voor de monsterneming, de verpakking en de analyse van het bodemmonster geselecteerd door het Landbouwbestuur worden door het bestuur gedragen. § 4. De uitslagen van de analyses worden door het erkend laboratorium overgemaakt aan de landbouwer en aan het bestuur binnen de tien werkdagen volgend op de monsterneming. § 5. Binnen de tien werkdagen volgend op de ontvangst van de uitslagen van de analyse en uiterlijk 20 december van het jaar waarin de monsterneming plaatsvond, mag de landbouwer op eigen kosten monsters laten namen door een laboratorium van zijn keuze van één of meerdere percelen waarop voorheen monsters zijn genomen, met het oog op een tegensprekelijke analyse volgens de procedure bepaald in § 1. Het door de landbouwer gekozen erkend laboratorium brengt het Landbouwbestuur telefonisch met schriftelijke bevestiging op de hoogte van de voorziene datum voor de tegensprekelijke monsterneming minstens vier werkdagen op voorhand. Het verneemt van het bestuur de ligging van de percelen waarop de monsters dienen te worden genomen. De uitslagen van de voor de landbouwer gunstigste analyses worden door het bestuur in overweging genomen.

De uitslagen van een tegensprekelijke analyse die niet wordt uitgevoerd volgens de procedure omschreven in deze paragraaf zijn van rechtswege nietig en kunnen niet door het bestuur in overweging worden genomen.

Art. 5.§ 1. Op grond van de uitslagen van de « survey surfaces agricoles » waarvan sprake in artikel R.228 van het Waterwetboek gaat het bestuur voor elk perceel waarop een monsterneming is verricht na of de gemeten potentieel uitspoelbare stikstof overeenstemt met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. De gemeten potentieel uitspoelbare stikstof wordt beschouwd als in overeenstemming zijn met die goede praktijken indien hij de toegestane afwijking naleeft ten opzichte van de jaarlijkse referentiewaarde bepaald overeenkomstig artikel R.228 van het Waterwetboek. De hoogst toegestane afwijking ten opzichte van de referentiewaarde boven welke de potentieel uitspoelbare stikstof niet conform wordt verklaard, wordt door de Minister bepaald. § 2. Voor een gegeven jaar wordt een landbouwbedrijf in overeenstemming verklaard met de goede landbouwpraktijken nodig voor de bescherming van water tegen stikstofverontreiniging uit agrarische bronnen - « conform verklaard(e) » genoemd - indien minstens twee van de drie percelen waarop monsters zijn genomen een uitslag vertonen die beantwoordt aan § 1.

In het tegenovergestelde geval wordt het betrokken landbouwbedrijf niet conform verklaard met de goede landbouwpraktijken nodig voor de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen - hierna « niet conform verklaard(e) genoemd. § 3. Een voor een gegeven jaar niet conform verklaard landbouwbedrijf wordt onderworpen aan een waarnemingsprogramma voor potentieel uitspoelbare stikstoffen overeenkomstig artikel 8.

Art. 6.Het bestuur deelt de landbouwer mee of zijn bedrijf conform al dan niet conform is en of elk individueel perceel waarop een monsterneming is geschied conform al dan niet conform is, uiterlijk 28 februari volgend op de monsterneming.

Art. 7.Onverminderd de inachtneming van artikel R.230 van het Waterwetboek wordt een landbouwbedrijf niet conform verklaard voor het jaar van de monsterneming, ongeacht de uitslag van de percelen waarop eventuele monsternemingen zijn geschied, als de bodembemonstering voor de doeleinden van dit besluit door toedoen van de landbouwer of zijn rechthebbenden onmogelijk wordt gemaakt op één of meerdere percelen van het landbouwbedrijf, zelfs voor een eventuele monsterneming ter verificatie door of op vraag van het Landbouwbestuur. HOOFDSTUK III. - Waarnemingsprogramma voor de potentieel uitspoelbare stikstoffen

Art. 8.§ 1. Een landbouwbedrijf dat onderworpen is aan het waarnemingsprogramma voor de potentieel uitspoelbare stikstoffen wordt ertoe verplicht, alle nodige maatregelen te treffen voor de inachtneming van de goede landbouwpraktijken nodig voor de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. Daarvoor kan het in aanmerking komen voor steun en raad van de begeleidingsstructuur. § 2. De landbouwer wiens bedrijf onderworpen wordt aan het waarnemingsprogramma voor de potentieel uitspoelbare stikstoffen moet op eigen initiatief en op eigen kosten jaarlijks metingen van potentieel uitspoelbare stikstoffen laten uitvoeren overeenkomstig artikel 4, § 1, door een erkend laboratorium van zijn keuze op minstens drie percelen van zijn bedrijf, aangewezen door het Landbouwbestuur, Directie Controle. § 3. Jaarlijks licht de landbouwer wiens bedrijf onderworpen wordt aan het waarnemingsprogramma voor de potentieel uitspoelbare stikstoffen het erkend laboratorium van zijn keuze in vóór 1 september. Het door de landbouwer gekozen erkend laboratorium deelt het Landbouwbestuur telefonisch met schriftelijke bevestiging minstens tien werkdagen op voorhand de datum voor de monsterneming mee, tussen 15 oktober en 10 december, en verneemt van het Landbouwbestuur de ligging van de percelen waarop de monsternemingen moeten geschieden. § 4. In het geval waarin de landbouwer nalaat een erkend laboratorium te kiezen of afziet van de uitvoering van de metingen van de potentieel uitspoelbare stikstoffen overeenkomstig artikel 4, 1, worden de potentieel uitspoelbare stikstoffen van zijn bedrijf niet conform verklaard voor het betrokken jaar. § 5. Het laboratorium maakt de uitslagen van de analyses over aan zijn opdrachtgever en aan het bestuur binnen de tien werkdagen volgend op de monsterneming. § 6. Binnen de tien werkdagen na de ontvangst van de uitslagen van de analyses kan de landbouwer op eigen kosten een tegensprekelijke analyse laten uitvoeren volgens de nadere regels bedoeld in artikel 4, § 5. § 7. Het bestuur deelt de landbouwer mee of zijn bedrijf conform al dan niet conform is en of elk individueel perceel waarop een monsterneming is geschied conform al dan niet conform is, uiterlijk op 28 februari volgend op de monsterneming. § 8. Een waarnemingsprogramma voor potentieel uitspoelbare stikstof wordt afgesloten wanneer het landbouwbedrijf conform wordt verklaard door het bestuur voor twee opeenvolgende jaarlijkse bemonsteringsperiodes.

Het afsluiten van het waarnemingsprogramma voor potentieel uitspoelbare stikstof geeft recht op de terugbetaling door het bestuur van de kosten voor de monsterneming, de verpakking en de analyses van de bodemmonsters van het waarnemingsprogramma voor de potentieel uitspoelbare stikstof. In dat geval verzoekt het bestuur de landbouwer uiterlijk op 28 februari volgend op de monsterneming de rekening van het erkende laboratorium voor die periode in te dienen. HOOFDSTUK IV. - Straffen en beroep

Art. 9.§ 1. Onverminderd de inachtneming van artikel R.230 van het Waterwetboek is de landbouwer wiens landbouwbedrijf niet conform wordt verklaard gedurende minstens drie al dan niet op elkaar volgende jaren tijdens éénzelfde waarnemingsprogramma voor potentieel uitspoelbare stikstof een administratieve geldboete verschuldigd. Die administratieve geldboete bedraagt 120 euro per hectare aangegeven landbouwoppervlakte van het betrokken landbouwbedrijf. § 2. De geldboete vastgesteld in § 1 wordt teruggebracht tot 40 euro per hectare aangegeven landbouwoppervlakte van het betrokken landbouwbedrijf indien tegelijk aan volgende voorwaarden voldaan wordt : - de landbouwer wint raad in bij de begeleidingsstructuur vanaf het eerste jaar van het opvolgingsprogramma van de potentieel uitspoelbare stikstof. Dat wordt bewezen door het afschrift van het bemestingsplan uitgevoerd voor het eerste jaar van dat programma en aan het bestuur overgemaakt met het visum van de begeleidingsstructuur vóór 1 september van het eerste jaar van het opvolgingsprogramma; - de potentieel uitspoelbare stikstoffen van het betrokken landbouwbedrijf verbeterden geleidelijk ten opzichte van de uitslagen van het jaar dat aanleiding gaf tot het instappen in het opvolgingsprogramma van de potentieel uitspoelbare stikstof. De Minister bepaalt de voorwaarden waarin die verbetering wordt vastgesteld. § 3. De geldboete bepaald in § 2 wordt tot de helft teruggebracht indien tegelijk aan volgende voorwaarden voldaan wordt : - de voorwaarden bepaald in § 2 worden nageleefd; - de potentieel uitspoelbare stikstof van een aan een monsterneming onderworpen perceel waarop een risicogewas bebouwd werd het laatste jaar van de monsterneming voorafgaand aan de geldboete wordt conform verklaard. Als risicogewassen worden beschouwd, maïs, aardappel, groente, vlas en koolzaad. § 4. Voor elk bijkomend jaar van hetzelfde programma, al dan niet onmiddellijk volgend op een ander, waarin het landbouwbedrijf opnieuw niet conform wordt verklaard, worden de geldboeten bepaald in de §§ 1, 2 of 3 vermenigvuldigd met twee tegenover het bedrag van de voorgaande geldboete. § 5. Het totaalbedrag van de geldboete bepaald voor een landbouwbedrijf mag niet lager zijn dan euro 50,00 en niet hoger zijn dan euro 50.000,00 per jaar. § 6. Een voorstel tot administratieve geldboete wordt door de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water, per aangetekend schrijven aan de overtreder gericht. Binnen de tien dagen na het versturen van dat voorstel mag de overtreder zijn opmerking schriftelijk indienen of de verzender van dat voorstel vragen te worden gehoord. De beslissing tot administratieve geldboete wordt door de leidend ambtenaar van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water, per aangetekend schrijven aan de overtreder medegedeeld na hem te hebben gehoord of diens schriftelijke opmerking(en) te hebben gekregen. In het geval van een veroordeling tot een administratieve geldboete beschikt de overtreder over een termijn van negentig dagen te rekenen van de mededeling van de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, om de geldboete te betalen.

Die betaling geschiedt bij storting of overschrijving op de rekening van het Ministerie van het Waalse Gewest - Afdeling Thesaurie - middels de formulieren die als bijlage gevoegd zijn bij de beslissing waarbij de geldboete wordt opgelegd. Een afschrift van het betalingsbewijs moet worden overgemaakt aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water.

Als die termijn eenmaal verstreken is, behalve in het geval van een beroep ingediend overeenkomstig artikel 10 en als de overtreder in gebreke van betaling van de geldboete blijft, wordt de beslissing van de leidend ambtenaar of de in kracht van gewijsde getreden beslissing van de burgerlijke rechtbank overgemaakt aan de Afdeling Thesaurie van het Ministerie van het Waalse Gewest met het oog op de inning van het bedrag van de administratieve geldboete.

Art. 10.Worden de administratieve geldboeten betwist, dan kan de landbouwer op straffe van uitsluiting een beroep indienen binnen de dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing van het bestuur die tot dat beroep aanleiding heeft gegeven, middels een verzoekschrift voor de politierechtbank volgens de burgerlijke rechtspleging. Het beroep dient de namen en het adres te bevatten van de verzoeker, de omstreden beslissing te beogen en de redenen van de betwisting aan te geven. Het beroep is opschortend. HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen, inwerkingtreding

Art. 11.Artikel R.214 van hoofdstuk IV van titel VII van deel II van het regelgevend deel van het Waterwetboek wordt opgeheven.

Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2008.

Art. 13.De minister, bevoegd voor het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 14 februari 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^