Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 12 februari 2009
gepubliceerd op 25 maart 2009

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de waterwinning en/of behandeling van grondwater dat tot drinkwater verwerkbaar of voor menselijk verbruik bestemd is en betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar of niet voor menselijk verbruik bestemd is en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009027058
pub.
25/03/2009
prom.
12/02/2009
ELI
eli/besluit/2009/02/12/2009027058/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 FEBRUARI 2009. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat tot drinkwater verwerkbaar of voor menselijk verbruik bestemd is en betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar of niet voor menselijk verbruik bestemd is en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 8, 9, 17, eerste lid, en 45, § 2;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;

Gelet op het advies nr. 44.774/4 van de Raad van State, gegeven op 9 juli 2008, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat dit besluit aan de Europese Commissie meegedeeld werd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij; dat de Europese Commissie geen opmerking heeft gemaakt;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving

Artikel 1.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties voor de waterwinning(en) en/of de behandeling van grondwater dat tot drinkwater verwerkbaar of voor menselijk verbruik bestemd is, bedoeld in de rubrieken 41.00.02.01 en 41.00.02.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten en betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar of niet voor menselijk verbruik bestemd is, bedoeld in de rubrieken 41.00.03.02 en 41.00.03.03 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 2.Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder : 1° waterwinning : de operatie waarbij grondwater wordt getapt; 2° waterwingebied : het gebied zoals omschreven in de artikelen D.2, 93° en R.154 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt; 3° waterwininstallatie : alle putten, winningen, draineringen en, doorgaans, alle werken en installaties bestemd om een waterwinning tot stand te brengen, met inbegrip van de winningen van bronnen aan het welpunt ervan;4° oppervlakte-installatie : het gedeelte van waterwinwerk dat aan de oppervlakte ligt, alsook het gebouw waardoor het beschermd wordt, met inbegrip van de verluchtingssystemen en de mangaten;5° Administratie : het Departement Leefmilieu en Water van het Operationele Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst;6° grondwater : al het water onder de grondoppervlakte, in de saturatiezone, in rechtstreeks contact met de grond of de ondergrond. Het bronwater aan het welpunt is grondwater; 7° water dat tot drinkwater verwerkbaar is : alle grondwater of oppervlaktewater dat natuurlijkerwijze of na een geschikte fysisch-chemische of microbiologische behandeling voor distributie bestemd is om zonder gevaar voor de gezondheid verbruikt te worden;8° water dat voor menselijk verbruik bestemd is : het water dat, hetzij natuurlijkerwijze, hetzij na behandeling, bestemd is om gedronken te worden, om te koken, om voedingsmiddelen te bereiden of dat voor andere huishoudelijke gebruiken dient, ongeacht de oorsprong ervan en ongeacht het feit dat het geleverd wordt door een distributienet via leidingen of vanaf een private waterwinning, een tankwagen of -schip, alsook het water dat aan de voedinsgbedrijven vanaf een distributienet geleverd wordt vóór elke hantering of behandeling in die bedrijven;9° proefbemaling : bemaling die niet langer dan twaalf maanden duurt teneinde de kenmerken van bedoelde grondwaterspiegel te bepalen;10° tijdelijke bemaling : bemaling gedurende civieltechnische of private werken;11° bestaande inrichting : inrichting die behoorlijk is vergund vóór de inwerkingtreding van dit besluit.De inrichting waarvoor de vergunningsaanvraag vóór de inwerkingtreding van dit besluit is ingediend, wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. De ombouw of uitbreiding van een inrichting die de uitbater vóór de inwerkingtreding van dit besluit vermeld heeft in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw

Art. 3.Het waterwingebied wordt ingericht zodat het afvloeiend water dat van dat gebied afkomstig is kan wegvloeien en zodat alle soorten water die van buiten het gebied afkomstig zijn er niet kunen binnendringen of zich niet aan de rand ervan kunnen opstapelen.

De onbebouwde gedeelten van het waterwingebied worden ingericht zodat elke waterbesmetting voorkomen wordt.

Art. 4.De waterwininstallatie, de eventuele piëzometers, alsook elk bijkomend werk dat nodig is voor de exploitatie en dat gevaar voor vervuiling inhoudt, worden verwezenlijkt en ingericht zodat elke besmetting van de grondwaterlaag en van het getapte water voorkomen wordt. De kenmerken van de gebruikte materialen garanderen de duurzame kwaliteit van de werken en van de grondwateren.

Wanneer de installaties bedoeld in het eerste lid gevestigd zijn in een gebied waar gevaar voor overstroming bestaat, worden ze geplaatst in een waterdicht lokaal dat uitgerust is met een systeem dat de afvoer van eventueel insijpelend water garandeert. Zoniet wordt het bovenste gedeelte van die installaties waterdicht gemaakt en steekt het voldoende boven het grondniveau uit.

Art. 5.Wanneer de waterwininstallatie een put is, wordt elke persoon zonder machtiging van de exploitant de toegang ertoe ontzegd d.m.v. een waterdichte voorziening bestaande uit een deksel of een deur en voorzien van een systeem waarmee ze met een sleutel op slot gedaan kan worden.

De waterwininstallatie is uitgerust met een peilmerk dat als zodanig geïdentificeerd wordt en dat onverwijderbaar, onveranderlijk en goed zichtbaar is.

Art. 6.De waterwininstallatie is uitgerust met een watermeter, voorzien van een conformiteitsattest en een ijkingscertificaat, van één van de volgende types : 1° dynamische turbinemeter;2° volumemeter met draaizuiger;3° elektromagnetische meter uitgerust met een debietmeter-integrator. De bijzondere voorwaarden kunnen voorzien in de plaatsing van een ander type meter of van een systeem voor het meten van het watervolume wanneer de installatie of het gebruik van één van de drie meters bedoeld in het vorige lid technisch onmogelijk is.

Art. 7.Wanneer de waterwininstallatie uit een put bestaat, is ze uitgerust met : 1° met een voorziening waarmee representatieve monsters van het brutowater genomen kunnen worden;2° met een voorziening om het waterpeil te meten. HOOFDSTUK III. - Exploitatie

Art. 8.De bijzondere voorwaarden kunnen bijkomende beschermingsmaatregelen opleggen in het waterwingebied wanneer de toepassing van artikel R. 157 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, een inperking van het gebied t.o.v. de in artikel R. 154 van hetzelfde Wetboek voorgeschreven afbakening tot gevolg heeft.

Art. 9.Elke andere activiteit en installatie dan die welke nodig zijn voor het gebruik van de waterwinning zijn verboden in het waterwingebied.

Art. 10.De exploitant zorgt ervoor dat de wateren beschermd worden tegen elke dreiging afkomstig van het waterwingebied, zelfs uit hoofde van derden.

Art. 11.De exploitant plaatst daar waar in het waterwingebied binnengedrongen kan worden een omheining om de toegang te ontzeggen voor zover het waterwingebied niet getapte is in een ruimere omheining die tegen indringers afgeschermd is.

Art. 12.Een paneel naar het model in bijlage I wordt geplaatst zodat het zichtbaar is vanaf alle plekken die toegang tot het waterwingebied verlenen.

Art. 13.De bijzondere voorwaarden kunnen maatregelen opleggen om zeker te zijn dat de in een grondwaterspiegel getapte totale waterhoeveelheid het gemiddelde jaarvolume van de natuurlijke bevoorrading van die grondwaterspiegel niet overschrijdt.

De bijzondere voorwaarden kunnen maatregelen opleggen om zeker te zijn dat de in een grondwaterspiegel getapte totale waterhoeveelheid niet groter is dan een volume dat elk ogenblik de waterstandebiet garandeert van de waterlopen die door die grondwaterspiegel bevoorrad worden.

Art. 14.Wanneer de put waarvan de exploitatie definitief opgegeven wordt niet ter beschikking van het Waalse Gewest gesteld wordt om voor piëzometrische en/of kwalitatieve controles te dienen, wordt hij opgevuld voor rekening van de exploitant opgevuld volgens de voorschriften bedoeld in bijlage II. HOOFDSTUK IV. - Exploitatie van proefbemalingen en van tijdelijke bemalingen

Art. 15.De hoofdstukken II en III, met uitzondering van de artikelen 4, eerste lid, en 13, tweede lid, zijn niet van toepassing op proefbemalingen en tijdelijke bemalingen.

Art. 16.De tijdelijke en bijzondere beschermingsmaatregelen die genomen moeten worden om watervervuiling te voorkomen, liggen vast in de bijzondere voorwaarden.

Art. 17.Het getapte water wordt via waterdichte leidingen op voldoende afstand afgevoerd teneinde stagnatie of insijpeling te voorkomen.

Art. 18.De putten verwezenlijkt met het oog op proefbemalingen zijn uitgerust zodat de diepte van het werk en van het waterpeil van de grondwaterspiegel makkelijk en nauwkeurig gemeten kunnen worden.

Art. 19.De exploitant neemt de nodige maatregelen om te voorkomen dat het grondwater aangetast wordt. Hij moet o.a. het grondwater afschermen tegen elke aantasting afkomstig van het tijdelijke afschermingsgebied, zelfs uit hoofde van derden.

Art. 20.De exploitant van een tijdelijke bemaling stuurt de agenda van de werkzaamheden minstens vijftien dagen voordat ze aangevat worden aan de Administratie. Elke wijziging in de agenda wordt onmiddellijk aan de Administratie meegedeeld.

De opgravingen worden zoveel mogelijk van de grondwaterspiegel geïsoleerd. De bemaling wordt zoveel mogelijk in tijd en volume beperkt.

De exploitant houdt een werfregister waarin hij de nuttige gegevens i.v.m. waterkomst inschrijft. Het vermogen van de pompen en de werkingsduur ervan worden er dagelijks in opgenomen.

De afgeleide watervolumes worden in de boeken opgenomen na vermenigvuldiging van het uurdebiet van de pompen met het aantal werkingsuren, waarbij elk aangesneden uur als een vol uur beschouwd wordt. (Le cas échéant, les eaux de ruissellement provenant de l'extérieur de l'aire de protection temporaire sont déviées par des dispositifs appropriés.) Om elke betwisting met de aanwonenden te voorkomen in geval van eventuele schade aan de gebouwen, maakt de exploitant een voorafgaande plaatsbeschrijving vooraleer de werkzaamheden aangevat worden en een stand van herstel nadat ze voltooid zijn.

Art. 21.De exploitant stuurt binnen drie maanden na afloop van de proefbemalingen of van de tijdelijke bemalingen een conclusierapport aan de Administratie. Dat rapport bevat op zijn minst de volgende gegevens : 1° de bemalingsperiodes : 2° de debieten opgenomen in de loop van elke periode;3° het waterpeil gemeten vóór de bemaling, alsook de situatie van het meetteken;4° het minimaal waterpeil gemeten in de loop van elke periode.

Art. 22.De modaliteiten voor de opslag van de vloeibare producten die het grondwater kan besmetten, liggen vast in de bijzondere voorwaarden. HOOFDSTUK V. - Ongevallenpreventie

Art. 23.Elke vervuiling die door de exploitant wordt vastgesteld of waarvan hij kennis krijgt, die het waterwinwerk aantast of dreigt aan te tasten, of elke noemenswaardige en plotse verandering van de kwaliteit van het getapte water wordt onmiddellijk aan de Administratie meegedeeld. HOOFDSTUK VI. - Controle en toezicht

Art. 24.Het conformiteitsattest en het ijkingscertificaat van de overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, eerste lid, geplaatste watermeter worden door de exploitant ter inzage gelegd van de toezichthoudend ambtenaar.

Art. 25.De exploitant van de waterwinning moet het in de loop van het vorige jaar getapte watervolume jaarlijks uiterlijk 31 maart bij de Administratie aangeven.

De Administratie stuurt hem vooraf een in te vullen formulier.

Art. 26.De exploitant meet één keer per maand het waterpeil in de put en/of in de piëzometers op. Het resultaat van die opmetingen en die van de opmetingen i.v.m. de telling van de volumes worden onmiddellijk opgenomen in een register ad hoc, dat elk ogenblik op de plaats van de exploitatie (of, indien niet mogelijk, op de door de exploitant vermelde plaats) door de toezichthoudend ambtenaar en de Administratie ingekeken kan worden.

Art. 27.De Administratie controleert de goede staat van de meetvoorzieningen bedoeld in de artikelen 6 en 7. Ze wordt op de hoogte gehouden van elke wijziging of vervanging van die voorzieningen.

Art. 28.De bijzondere voorwaarden kunnen de voorschriften betreffende de kwantitatieve en kwalitatieve controle opleggen, met name overeenkomstig de artikelen D.180 tot D.193, R. 43bis tot R. 43bis -5 en R. 226 en de bijlagen IV.II en XI bij Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.

De bijzondere voorwaarden kunnen ook het toegelaten maximale uur-, dag- en jaardebiet opleggen.

Art. 29.De artikelen 26, 27 en 28 zijn niet van toepassing op de proefbemalingen en de tijdelijke bemalingen.

TITEL II. - Wijzigingsbepalingen

Art. 30.In artikel 19 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « De beslissing waarbij de milieuvergunning voor een waterwinning toegekend wordt, vermeldt : 1° de waterwinvoorzieningen;2° de modaliteiten voor de verwezenlijking en de uitrusting van het werk;3° het gebruik van het getapte water;4° het maximale watervolume dat per dag en per jaar getapt mag worden;5° de frequentie van de opmetingen inzake het tellen van de volumes en bij de controle van de kwaliteit van het getapte water. In voorkomend geval vermeldt ze ook : 1° de afzondering van de verschillende grondwaterspiegels;2° de bescherming van de grondwaterwinningen in de buurt;3° de veiligheid van de personen en de goederen; 4° de plaatsbepaling van de piëzometers die bestemd zijn voor de meting van de hydrogeologische parameters i.v.m. de geëxploiteerde grondwaterspiegel en het nemen van desbetreffende monsters; 5° de modaliteiten voor de verwezenlijking en de uitrusting van bijkomende werken die nodig zijn voor de exploitatie en die gevaar voor vervuiling inhouden, zoals toegangs- en verluchtingsputten van winningsgalerijen.»

Art. 31.In artikel 46 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « De beslissing waarbij de milieuvergunning voor een waterwinning toegekend wordt, vermeldt : 1° de waterwinvoorzieningen;2° de modaliteiten voor de verwezenlijking en de uitrusting van het werk;3° het gebruik van het getapte water;4° het maximale watervolume dat per dag en per jaar getapt mag worden;5° de frequentie van de opmetingen inzake het tellen van de volumes en bij de controle van de kwaliteit van het getapte water. In voorkomend geval vermeldt ze ook : 1° de afzondering van de verschillende grondwaterspiegels;2° de bescherming van de grondwaterwinningen in de buurt;3° de veiligheid van de personen en de goederen; 4° de plaatsbepaling van de piëzometers die bestemd zijn voor de meting van de hydrogeologische parameters i.v.m. de geëxploiteerde grondwaterspiegel en het nemen van desbetreffende monsters; 5° de modaliteiten voor de verwezenlijking en de uitrusting van bijkomende werken die nodig zijn voor de exploitatie en die gevaar voor vervuiling inhouden, zoals toegangs- en verluchtingsputten van winningsgalerijen.» TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 32.Titel I is van toepassing op de bestaande inrichtingen zodra dit besluit in werking treedt.

In afwijking van het eerste lid : 1° zijn de artikelen 4, tweede lid, en 5 uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de bestaande inrichtingen;2° is artikel 7, 2°, niet van toepassing op de bestaande inrichtingen.

Art. 33.Wat Titel II betreft, worden de aanvragen tot vergunningen voor de exploitatie van een waterwinning die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingediend worden, alsook de desbetreffende administratieve beroepen, behandeld volgens de regels van kracht op de dag van de indiening van de aanvraag.

Art. 34.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 12 februari 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ontwerp van besluit van de Waalse Regering van 12 februari 2009 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat tot drinkwater verwerkbaar of voor menselijk verbruik bestemd is en betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar of niet voor menselijk verbruik bestemd is en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 12 februari 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE II : OPVULLING VAN EEN PUT De opvulling van een put wordt volgens de regels van de kunst uitgevoerd door toepassing van de geschikte technieken, die garanderen dat geen water tussen de verschillende doorkruiste grondwaterspiegels stroomt en dat geen vervuiling overgebracht wordt.

Volgens de aanbevolen methode wordt vanaf de basis van het waterwinwerk magere beton onder druk tot boven in de buurt van de grond geïnjecteerd om een perfecte homogeniteit van de cementinjectie te waarborgen.

Wanneer evenwel geconstateerd wordt dat cement in de grondwaterspiegel geïnjecteerd dreigt te worden, met name als de zuigkorven/roosters beschadigd zijn en de waterhoudende laag belangrijke barsten vertoont, wordt de opvulling tot boven het waterpeil uitgevoerd d.m.v. zuiver en kiezelhoudend grind waarvan de diameter overeenstemt met de diameter van de put.

Boven dat peil wordt de put gevuld met minimum één meter zwelklei of met een zuivere cementmortel, met daar bovenop tot vlak bij de grond één van de volgende materialen wordt geplaatst : 1° zand of grind waarvan de diameter met die van de put overeenstemt;2° zwelklei;3° zuivere cementmortel;4° vloeibare beton of mortel;5° inerte ophogingen (niet grondachtig en geen schist) waarvan de diameter met die van de put overeenstemt. De eindafsluiting bestaat uit een afdekplaat uit gewapend beton die ter plaatse op de put gegoten wordt (minimum 0,20 m dik), waarvan de afmeting volstaat om de put te bedekken met minstens één meter overloop aan de rand. De wapening wordt berekend zodat de afdekplaat intact blijft in de plaatselijke gebruiksomstandigheden van de site.

De uitrustingen van de put worden gesneden op een niveau zodat ze in de afdekplaat onder water gezet worden op minimum 10 centimeter onder het oppervlak ervan. Wanneer een bouwerk op de opgevulde put gepland wordt, wordt de afdekplaat die de put afsluit ingegraven en ervan gescheiden. Wanneer het terrein weer voor teelten bestemd wordt, wordt die voorziening één meter diep ingegraven en vervolgens met bebouwbare grond overdekt.

Gezien om te worden gevoegd bij het ontwerp van besluit van de Waalse Regering van 12 februari 2009 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat tot drinkwater verwerkbaar of voor menselijk verbruik bestemd is en betreffende de installaties voor de waterwinning(en) en/of behandeling van grondwater dat niet tot drinkwater verwerkbaar of niet voor menselijk verbruik bestemd is en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Namen, 12 februari 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^