Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 11 januari 2001
gepubliceerd op 03 februari 2001

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2001027045
pub.
03/02/2001
prom.
11/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/11/2001027045/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JANUARI 2001. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op artikel 24;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 23 juli 1998, 20 mei 1999, 3 juni 1999 en 29 juni 1999;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen), gegeven op 18 december 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 december 2000;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 21 december 2000;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 januari 2001, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op de oprichting op 20 oktober 2000 van het financieel comité dat ervoor moet zorgen dat de begroting van het « Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées » in acht wordt genomen, zoals bedoeld in artikel 56 van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;

Overwegende dat de werken van dat comité hebben aangetoond dat de toepassing van sommige bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen het financiële evenwicht van het Agentschap voortdurend in gevaar brengen;

Overwegende dat de volledige uitwerking van die bepalingen pas kon worden vastgesteld bij het opmaken van het ontwerp van de begroting 2001 van het Agentschap;

Overwegende dat het Agentschap daardoor gevaar loopt de diensten niet meer te kunnen financieren, met het gevolg dat het de tenlasteneming van de gehandicapte personen niet meer zou kunnen verzekeren;

Overwegende dat het groeiende tekort van het Agentschap tot gevolg heeft dat zo spoedig mogelijk maatregelen moeten worden genomen om de begroting sluitend te maken;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 18 van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen wordt punt 2° vervangen als volgt : « 2° de terugbetaling van diverse kosten ».

Art. 3.In artikel 23 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid van § 1 geschrapt en worden de volgende leden ingevoegd : « Het Agentschap legt de gemiddelde referentiebezetting vast na een onderzoek verricht d.m.v. een aan de diensten overgemaakt formulier.

Elke dienst moet het formulier behoorlijk ingevuld uiterlijk op 28 februari van het boekjaar bij aangetekend schrijven terugzenden. Zo niet wordt de jaarlijkse toelage van de dienst naar rata van de erkende capaciteiten vastgesteld op 80 % van het bedrag waarop hij het jaar vóór het boekjaar aanspraak kon maken. »

Art. 4.De §§ 2 en 3 van artikel 23 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt : « § 2. In geval van oprichting van een dienst loopt de referentieperiode vanaf de eerste dag van zijn werking of omvorming tot 31 december van het lopende kalenderjaar, behalve als ze resulteert uit een omvorming bedoeld in afdeling 2 van titel VII of als de dienst zich in één van de onderstaande gevallen bevindt : 1° een vermindering van de erkende capaciteit, behalve als ze resulteert uit de omvorming bedoeld in afdeling 2 van titel VII;2° binnen de perken van de beschikbare kredieten, een verhoging van de erkende capaciteit voor het onthaal van personen die uitsluitend onder categorie « C » vallen, zoals bepaald in artikel 21, § 3, 3°, en waarvan de naam vermeld wordt op de lijst bedoeld in artikel 58, behalve als ze resulteert uit de omvorming bedoeld in afdeling 2 van titel VII;3° binnen de perken van de beschikbare kredieten, een erkenningswijziging, behalve als ze resulteert uit de omvorming bedoeld in afdeling 2 van titel VII, met als gevolg een verhoging van de toelagen te wijten aan het onthaal van personen die uitsluitend onder categorie « C » vallen, zoals bepaald in artikel 21, § 3, 3°, en waarvan de naam vermeld wordt op de lijst bedoeld in artikel 58. Het Agentschap legt de gemiddelde referentiebezetting voorlopig vast aan het begin van de bedoelde periode en past het aantal aan na afloop van het boekjaar op grond van de effectieve gemiddelde bezetting tijdens de referentieperiode.

Het volgende kalenderjaar wordt deze berekeningswijze automatisch opnieuw toegepast. § 3. Wanneer de dienst omgevormd wordt, zoals bedoeld in afdeling 2 van titel VII, wordt de jaarlijkse toelage berekend op grond van een gemiddelde referentiebezetting die met de erkende nieuwe capaciteit overeenstemt. De gemiddelde referentiebezetting wordt per type handicap verdeeld op grond van de verhoudingen die zijn vastgesteld in het raam van het in artikel 23, § 1, bedoelde laatste onderzoek waarvan het Agentschap op de hoogte is.

De aldus berekende gemiddelde referentiebezetting wordt vermenigvuldigd met de toelagen per tenlasteneming bedoeld in artikel 21 en met inachtneming van de anciënniteit vermeld in de laatste lijst bedoeld in artikel 29, § 2, waarvan het Agentschap op de hoogte is.

Vanaf het kalenderjaar na het jaar van de omvorming wordt de jaarlijkse toelage overeenkomstig artikel 24 van dit besluit berekend op grond van de gemiddelde referentiebezetting die is vastgesteld tussen de datum van de door het beheerscomité van het Agentschap besloten omvorming en 31 december en het toegekende bedrag bedoeld in artikel 24, § 1, 2°, dat jaarlijks wordt berekend.

De jaarlijkse toelage voor de tenlastenemingen die het gevolg zijn van de in artikel 85, 5°, a), b), c), d) en e), bedoelde omvormingen, resulteert uit de marge tussen de toelage waarop de dienst die tot de omvorming heeft besloten, recht zou hebben als hij niet was omgevormd, rekening houdende in voorkomend geval met het anciënniteitssupplement slaande op het vorige jaar en met de toelage die hij in het kader van de omvorming ontvangt.

De twee boekjaren na de omvorming wordt dat bedrag jaarlijks toegekend en vermenigvuldigd met de in artikel 24, § 1, 2°, bedoelde aanpassingscoëfficiënt. De jaarlijkse toelage voor de tenlastenemingen die voorafgaan aan de omvorming, stemt gedurende beide boekjaren overeen met het bedrag dat het jaar van de omvorming wordt toegekend, vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt bedoeld in artikel 24, § 1, 2°.

Bij gebrek aan nieuwe omvormingen wordt de jaarlijkse toelage voor de in deze paragraaf bedoelde diensten berekend overeenkomstig artikel 24. » Art.5. In artikel 23 van hetzelfde besluit wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4. De omvormingen mogen op z'n vroegst op 1 juni van elk boekjaar beginnen ».

Art. 6.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in § 2, 1°, a en b, wordt het cijfer 3 vervangen door 1,5;2° in § 2, 2°, a en b, wordt het cijfer 6 vervangen door 3;3° in § 2, 3°, a en b, wordt het cijfer 9 vervangen door 4,5.

Art. 7.In artikel 25 van hetzelfde besluit worden de termen « en § 3, tweede lid » geschrapt.

Art. 8.Artikel 26, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor elk personeelslid is de anciënniteit de geldelijke anciënniteit waarop het recht heeft op 31 december van het boekjaar waarop de toelage betrekking heeft, gewogen met de omvang van de bezoldigde prestaties. De anciënniteit van het personeelslid dat de dienst vóór die datum verlaat, is de anciënniteit waarop het recht heeft op de datum waarop het de dienst verlaat, gewogen met de omvang van de bezoldigde prestaties ».

Art. 9.Artikel 26, derde lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Van het resultaat van de deling wordt vervolgens een halfjaar anciënniteit afgetrokken. »

Art. 10.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid dat als volgt luidt : « De anciënniteit binnen de diensten die betrokken zijn bij een omvorming bedoeld in afdeling 2 van titel VII wordt berekend volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 23, § 3. »

Art. 11.De laatste zin van artikel 29, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De diensten moeten deze lijst behoorlijk ingevuld uiterlijk op 31 maart na het afgelopen boekjaar bij aangetekend schrijven aan het Agentschap sturen. Zo niet wordt de jaarlijkse toelage voor de dienst naar rata van de erkende capaciteiten vastgesteld op 90 % van de laatste jaarlijkse toelage. »

Art. 12.In artikel 31 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd : « De diensten moeten de driemaandelijkse opgave behoorlijk ingevuld binnen 50 kalenderdagen na de afgelopen trimester bij aangetekend schrijven aan het Agentschap sturen. Zo niet wordt de dagelijkse toelage voor dat trimester naar rata van de erkende capaciteiten vastgesteld op 50 % van de toelage waarop ze voor hetzelfde trimester aanspraak konden maken. »

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt aan het einde van titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, een nieuw artikel 31bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 31bis.§ 1. De in artikel 31 bedoelde dagelijkse toelage dekt, naast de kosten bedoeld in bijlage III, 4.1., bij dit besluit, de vervoerskosten betreffende de dagonthaaldiensten voor schoolgaande jongeren, de zorgverleningskosten in de residentiële diensten en in de diensten voor plaatsing in gezinnen bedoeld in bijlage XVII, en de aanvullende kosten voor vakantieverblijven georganiseerd door de residentiële diensten. § 2. De dagonthaaldiensten voor volwassenen en voor niet-schoolgaande jongeren komen in de volgende gevallen in aanmerking voor een vergoeding van de vervoerskosten van hun begunstigden : 1° voor zover de diensten een collectieve ophaaldienst organiseren, worden de kosten voor het vervoer van begunstigden van dagonthaaldiensten voor volwassenen, tussen hun woonplaats en de dienst en omgekeerd, vergoed naar verhouding van maximum 167 BEF per dag aanwezigheid van de begunstigde;2° voor zover de diensten een collectieve ophaaldienst organiseren, worden de kosten voor het vervoer van begunstigden van dagonthaaldiensten voor niet-schoolgaande jongeren tussen hun woonplaats en de dienst en omgekeerd, vergoed naar verhouding van 615 BEF per dag aanwezigheid van de begunstigde; De verantwoordelijke van de dienst staat in voor de vervoersmodaliteiten, onverminderd de inachtneming van de algemene bepalingen betreffende het personenvervoer; het vervoer mag dagelijks niet langer duren dan twee uren. »

Art. 14.Artikel 31bis van hetzelfde besluit wordt artikel 31ter.

Art. 15.In titel III van hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt : « Terugbetaling van diverse kosten », en hoofdstuk III is niet meer onderverdeeld in afdelingen.

Art. 16.Artikel 35, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De diensten moeten de aangiften behoorlijk ingevuld binnen 50 kalenderdagen na het afgelopen trimester bij aangetekend schrijven aan het Agentschap sturen. De aanvragen om terugbetaling die na die termijn binnenkomen zijn niet-ontvankelijk. Daarbij geldt de poststempel als bewijs. »

Art. 17.Artikel 40, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Deze bijdrage wordt geëist door de dienst die de persoon opvangt, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. »

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt een artikel 41bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 41bis.§ 1. Als het gaat om een jonge begunstigde die door een onthaaldienst of -gezin wordt opgevangen en gehuisvest, wordt de in artikel 40 bedoelde bijdrage per dag aanwezigheid van de begunstigde vastgesteld op een indexeerbaar bedrag. Het wordt berekend op basis van de jaarinkomens van de personen van wie hij fiscaal ten laste is en mag niet kleiner zijn dan twee derde van de kinderbijslag berekend op een dagelijkse basis. Deze bedragen zijn opgenomen in bijlage XVI, punt 2, bij dit besluit. § 2. Onder de jaarinkomens bedoeld in § 1 wordt verstaan het geheel van de belastbare inkomens die onder de personenbelasting vallen, zoals vermeld in een aangifte op erewoord gedaan d.m.v. een formulier waarvan het model door het Agentschap wordt bepaald. De aangifte moet vergezeld gaan van het aanslagbiljet van de personenbelasting betreffende het belastingjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aangifte op erewoord is opgemaakt, bij gebrek aan het laatste ontvangen aanslagbiljet of aan een attest dat het gebrek aan aanslagbiljet bevestigt. Van die inkomsten worden 60 000 BEF per persoon ten laste afgetrokken.

Zolang de aangifte op erewoord en de vereiste documenten niet zijn overgemaakt, wordt de bijdrage op het maximumbedrag vastgelegd. Zodra de aangifte op erewoord en de vereiste documenten zijn overgemaakt, wordt dat bedrag herzien, met hoogstens één maand terugwerkende kracht.

Als de jaarinkomens van de personen van wie de begunstigde fiscaal ten laste is, veranderen in de loop van het jaar, wordt het bedrag van de bijdrage, in afwachting van de overlegging van het aanslagbiljet dat de wijziging bevestigt, aangepast op grond van de overgemaakte bewijsstukken.

Het bedrag van de bijdrage wordt eveneens aangepast bij de overlegging van een rechtzettend aanslagbiljet. § 3. Personen met één kind ten laste die in aanmerking komen voor de sociale vrijstelling bedoeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 mei 1995, dragen bij voor het bedrag bedoeld in bijlage XVI, punt 1. Dat bedrag mag niet kleiner zijn dan twee derde van de kinderbijslag, berekend op een dagelijkse basis. »

Art. 19.In hetzelfde besluit wordt een artikel 44bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 44bis.§ 1. Als het gaat om een jonge begunstigde die door een dagonthaaldienst voor jongeren wordt opgevangen, wordt de in artikel 40 bedoelde bijdrage per dag aanwezigheid van de begunstigde vastgesteld op een indexeerbaar bedrag, berekend op basis van de jaarinkomens van de personen van wie hij fiscaal ten laste is.

Deze bedragen zijn opgenomen in bijlage XVI, punt 2, bij dit besluit. § 2. Artikel 41bis, § 2, is van toepassing op de inkomens bedoeld in § 1. § 3. Personen met een kind ten laste die in aanmerking komen voor de sociale vrijstelling bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 mei 1995, dragen bij voor het bedrag bedoeld in bijlage XVI, punt 1. § 4. De gehandicapte persoon die het vervoermiddel van de dienst gebruikt, draagt 48 BEF per dag bij in de vervoerskosten. »

Art. 20.In artikel 45, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het bedrag 29 BEF vervangen door het bedrag 48 BEF.

Art. 21.Artikel 52 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de volgende leden : « De diensten beschikken over 30 kalenderdagen om elke toelage aan te vechten waarvan de toekenning op grond van titel III van dit besluit wordt meegedeeld. Daarbij geldt de poststempel als bewijs.

De diensten mogen de herziening van het toelagebedrag aanvragen binnen 30 kalenderdagen na de kennisneming van een gegeven waarover ze niet beschikten toen ze in kennis van het bedrag werden gesteld en dat dit laatste in twijfel trekt.

De dienst moet vervolgens de datum bevestigen waarop hij kennis heeft gekregen van dat gegeven. »

Art. 22.Artikel 53, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De bedragen bedoeld in de artikelen 30, 31bis, 31ter, 42, 44, 44bis, § 4, 45, 46 en 76, § 3, en in de bijlagen V en XVI, behalve de in deze laatste bijlage bedoelde bedragen betreffende de belastbare inkomens, worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 119,53 van 1 mei 1996. »

Art. 23.Artikel 53, laatste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Wat het boekjaar 2001 betreft, wordt de in artikel 24, § 1, 2°, bedoelde aanpassingscoëfficiënt vastgesteld op 99,33 % voor de dagonthaaldiensten voor jongeren en op 101,33 % voor de andere diensten. De coëfficiënt voor de dagonthaaldiensten voor jongeren wordt verminderd met 1,9 %, vermenigvuldigd met de verhouding tussen het aantal niet-schoolgaande begunstigden met karakterstoornissen die gedurende het referentiejaar worden opgevangen, en de totale gemiddelde referentiebezetting. »

Art. 24.Artikel 76, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 3. Voor de in artikel 84, 2°, bedoelde diensten wordt het bedrag van de overeenkomst vastgesteld op 230 680 BEF per persoon. »

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 89bis.Vanaf de inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering van 11 januari 2001 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen beschikken de diensten over 30 kalenderdagen om elk toelagebedrag aan te vechten waarvan ze vóór die datum op grond van titel III van dit besluit in kennis worden gesteld of om de herziening ervan aan te vragen op grond van een gegeven waarover zij vóór die datum beschikten en dat het toelagebedrag in twijfel trekt.

De diensten moeten dan de datum bevestigen waarop zij kennis hebben gekregen van dat gegeven. »

Art. 26.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 89ter.De in artikel 31 bedoelde driemaandelijkse opgaven betreffende trimesters voorafgaand aan het jaar 2001 moeten uiterlijk 31 maart 2001 bij aangetekend schrijven aan het Agentschap gestuurd worden.

Zo niet wordt de dagelijkse toelage voor deze trimesters vastgesteld op 50 % van de toelage waarvoor de dienst naar rata van de erkende capaciteiten aanspraak kon maken voor dezelfde trimesters van het vorige jaar. »

Art. 27.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89quater ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 89quater.De diverse reële kosten bedoeld in hoofdstuk III van titel III van dit besluit en betreffende de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van het besluit van de Waalse Regering van 11 januari 2001 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen, worden door het Agentschap terugbetaald op grond van behoorlijk ingevulde aangiften die door de diensten worden overgemaakt. Die aangiften moeten bij aangetekend schrijven aan het Agentschap gezonden worden : 1° uiterlijk 31 maart 2001 wat betreft de kosten bedoeld in de afdelingen 3, 4 en 4bis;2° uiterlijk 30 juni 2001 wat betreft de kosten van de verstrekkingen bedoeld in afdeling 1 en de kosten bedoeld in afdeling 2. De aanvragen om terugbetaling die na deze termijn binnenkomen zijn niet-ontvankelijk. Daarbij geldt de poststempel als bewijs. »

Art. 28.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 89quinquies.Het toegekende bedrag van de in artikel 24, § 2, bedoelde jaarlijkse toelage mag in geen geval hoger zijn dan het voor het boekjaar 2000 toegekende bedrag, vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficient bedoeld in het laatste lid van artikel 53. »

Art. 29.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89sexies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 89sexies.Het in artikel 26 bedoelde anciënniteitssupplement mag in geen geval hoger zijn dat het voor het boekjaar 2000 toegekende supplement, vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt bedoeld in het laatste lid van artikel 53. »

Art. 30.In hetzelfde besluit wordt een artikel 89septies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 89septies.Binnen de perken van de beschikbare kredieten mag het beheerscomité van het Agentschap : in behoorlijk gemotiveerde buitengewone omstandigheden afwijken van het in artikel 31, § 1, bedoelde principe betreffende een forfaitair bedrag voor zorgverstrekkingen in de residentiële diensten en de diensten voor plaatsing in gezinnen bedoeld in bijlage XVII; afwijken van het in artikel 31bis, § 2, 2°, bedoelde principe betreffende een forfaitair bedrag en bijkomende middelen verlenen aan de diensten die door hun ligging en/of de ernst van de handicap van de opgevangen begunstigden kunnen bewijzen dat hun lasten m.b.t. de vervoerskosten voor het boekjaar 2001 per begunstigde minstens gelijk zijn aan 150 % van het bedrag bedoeld in hetzelfde artikel. »

Art. 31.Bijlage IV bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 bij dit besluit.

Art. 32.Bijlage V bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 33.In bijlage X, a), bij hetzelfde besluit, tabel betreffende de dagonthaaldiensten voor jongeren, tweede kolom, waar sprake is van karakterstoornissen, wordt het getal « 0,2527 » vervangen door het getal « 0,2105. »

Art. 34.In bijlage XIV, a), bij hetzelfde besluit, tabellen betreffende de dagonthaaldiensten voor jongeren, kolommen betreffende de opvoeders voor niet-schoolgaande jongeren, waar sprake is van karakterstoornissen, worden de getallen « 0,1373 » en « 0,1420 » vervangen door de getallen « 0,1061 » en « 0,1097. »

Art. 35.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage XVI, die het voorwerp uitmaakt van bijlage 3 bij dit besluit, en met een bijlage XVII, die het voorwerp uitmaakt van bijlage 4 bij dit besluit.

Art. 36.De artikelen 32, 33, 34, § 3, 36, 37, 38, 39 en 39bis van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 37.De artikelen 41 en 44 van hetzelfde besluit worden opgeheven op 1 september 2001.

Art. 38.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van : 1° artikel 6, dat in werking treedt op 1 januari 2002;2° de artikelen 22, 23, 24, 28, 29, alsmede bijlage 1 bij dit besluit, die van toepassing zijn van 1 januari 2001 tot 31 december 2001.

Art. 39.De artikelen 18 en 19 zijn pas vanaf 1 september 2001 van toepassing op de begunstigden die door de diensten worden opgevangen vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 40.De Minister tot wiens bevoegdheden het Gehandicaptenbeleid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 11 januari 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

Bijlagen 1-2-3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 4 Bijlage XVII (bedoeld in artikel 31bis, § 1er en 89septies) De geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 32, § 1, dekken : C. de farmaceutische specialiteiten van categorie B en C van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent die in mindering wordt gebracht.

D. 1. de speciale onderzoeken, de verblijven in een verzorgingsinstelling en de heelkundige behandelingen. 2. het gebruik van osteosynthesematerieel. De in B1 en B2 bedoelde kosten zijn subsidieerbaar naar verhouding van : 1° de forfaitaire dagprijs, vastgesteld overeenkomstig de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent die in mindering wordt gebracht, net zoals het aandeel van de patiënt in de dagprijs;2° de prijs vermeld in de door het RIZIV vastgestelde basistarieven, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent die in mindering wordt gebracht. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 11 januari 2001 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Namen, 11 januari 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE

^