gepubliceerd op 23 december 1999
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 30 oktober 1991 tot bepaling van sommige financiële modaliteiten in het raam van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen
9 DECEMBER 1999. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 30 oktober 1991 tot bepaling van sommige financiële modaliteiten in het raam van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen
De Waalse Regering, Gelet op het samenwerkingsakkoord betreffende de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht op het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, gesloten op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, goedgekeurd bij het decreet van de Waalse Gewestexecutieve van 4 mei 1995, inzonderheid op artikel 18, tweede lid;
Gelet op het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 30 oktober 1991 tot bepaling van sommige financiële modaliteiten in het raam van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen in kennis moet worden gesteld van de nieuwe voorwaarden voor de toekenning van toelagen aan de toezicht-afgevaardigde om de toelagen voor de laatste twee kwartalen van het jaar 1998 te kunnen betalen;
Overwegende dat dit besluit derhalve zo spoedig mogelijk moet worden bekendgemaakt en in werking moet treden;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting;
Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling, Vorming en Huisvesting, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit bepaalt de voorwaarden en de nadere regels voor de toekenning van de toelage aan de erkende toezicht-afgevaardigde overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de toezicht-afgevaardigde erkend wordt in het kader van de Permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.
Art. 2.Op vertoon van bewijsstukken verleent het Instituut voor permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, hierna het « Instituut » genoemd, een driemaandelijkse toelage van 1 000 BEF (24,79 EUR) aan de in artikel 1 bedoelde toezicht-afgevaardigde voor : 1° de erkende leerovereenkomst die : a) loopt op de driemaandelijkse vervaldata, namelijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december;b) in werking is getreden en werd verbroken tussen twee opeenvolgende vervaldata;c) gesloten is na verbreking van een eerder erkende overeenkomst en in werking is getreden binnen 30 kalenderdagen na de verbreking van laatstgenoemde overeenkomst, termijn binnen welke de volgende driemaandelijkse vervaldatum ligt;2° de niet-erkende leerovereenkomst waarbij het bedrijf erkend is overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot bepaling van de voorwaarden waaronder bedrijven erkend worden voor de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;3° de stageovereenkomst die : a) loopt op de driemaandelijkse vervaldata, namelijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december;b) in werking is getreden en werd verbroken tussen twee opeenvolgende driemaandelijkse vervaldata;c) in werking is getreden binnen 30 kalenderdagen na de verbreking van een vroegere overeenkomst, termijn binnen welke de volgende driemaandelijkse vervaldatum ligt.
Art. 3.De toezicht-afgevaardigde die zijn ambt neerlegt in de loop van een kwartaal, krijgt voor de op de vervaldatum van dat kwartaal lopende erkende leerovereenkomst en voor de op de vervaldag van dat kwartaal lopende stageovereenkomst, een vergoeding waarvan het bedrag berekend wordt naar rata van het aantal dagen waarop hij het toezicht in de loop van dat kwartaal heeft uitgeoefend.
Art. 4.Vanaf 30 september 1999 mag het aantal aan de toezicht-afgevaardigde verleende driemaandelijkse toelagen niet hoger zijn dan 10 % van het aantal leer- en stageovereenkomsten bedoeld in de artikelen 17 en 18 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de toezicht-afgevaardigde erkend wordt in het kader van de Permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.
Art. 5.De toezicht-afgevaardigde die op 1 augustus 1999 een aantal lopende erkende leer- en stageovereenkomsten beheert dat hoger is dan het aantal bedoeld in de artikelen 17 en 18 van het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot bepaling van de voorwaarden waaronder de toezicht-afgevaardigde erkend wordt in het kader van de Permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, krijgt een toelage van 333 BEF (8,25 EUR) voor elke overeenkomst waarover hij niet langer het toezicht uitoefent.
Art. 6.Het Instituut betaalt de toelagen binnen 15 kalenderdagen na ontvangst van de bewijsstukken.
De toezicht-afgevaardigde geniet maandelijkse voorschotten onder de door het Instituut bepaalde voorwaarden.
Art. 7.Het bedrag van de driemaandelijkse vergoeding wordt jaarlijks op 1 januari aangepast op grond van de index der consumptieprijzen van de maand december van het voorafgaande jaar.
Art. 8.Artikel 1 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 30 oktober 1991 tot bepaling van sommige financiële modaliteiten in het raam van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.
Art. 10.De Minister van Tewerkstelling, Vorming en Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 9 december 1999.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling, Vorming en Huisvesting, M. DAERDEN