gepubliceerd op 12 mei 2020
Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 36 betreffende verscheidene bepalingen inzake de financiering van de operatoren in de handicapsector
7 MEI 2020. - Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 36 betreffende verscheidene bepalingen inzake de financiering van de operatoren in de handicapsector
De Waalse Regering, Gelet op het
decreet van 17 maart 2020Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
17/03/2020
pub.
18/03/2020
numac
2020040688
bron
waalse overheidsdienst
Decreet tot toekenning van de bijzondere machten aan de Waalse Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19 voor de aangelegenheden geregeld bij artikel 138 van de Grondwet
sluiten tot toekenning van de bijzondere machten aan de Waalse Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19 voor de aangelegenheden geregeld bij artikel 138 van de Grondwet;
Gelet op het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, decreetgevend deel, inzonderheid op de artikelen 283 en 284;
Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1, eerste lid;
Gelet op de beslissing van 18 maart 2020 waarbij de Regering instemt met de steun aan de sectoren van de gezondheid, de sociale actie en de inschakeling in de maatschappij en het beroepsleven;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, inzonderheid ingegeven door de noodzaak om alle nuttige maatregelen te nemen om elke situatie te voorkomen en te behandelen die problemen stelt in het strikte kader van de pandemie Covid-19 en de gevolgen ervan en die geregeld moet worden op straffe van ernstig gevaar;
Overwegende dat de in dit besluit bedoelde maatregelen, en met name de handhaving van de subsidiëring van de operatoren en begunstigden, van cruciaal belang zijn en dat zonder een dringende beslissing van de Regering de levensvatbaarheid ervan in twijfel zou worden getrokken;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 april 2020;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 7 mei 2020;
Gelet op de overlegvergaderingen tussen de Regering van de deelgebieden en de bevoegde federale autoriteiten, in de Nationale Veiligheidsraad die sinds begin maart 2020 bijeenkomt;
Gelet op artikel 191 van het EU-Verdrag waarin het voorzorgsbeginsel vastgeschreven is in het kader van het beheer van een internationale sanitaire crisis en de actieve voorbereiding op het potentieel voorvallen van deze crisissen; dat dit beginsel inhoudt dat, wanneer er een ernstig risico zich naar alle waarschijnlijkheid kan voordoen, de publieke overheden dringende en voorlopige maatregelen dienen te nemen;
Gelet op de verklaring van WHO in verband met de kenmerken van het coronavirus COVID-19, in het bijzonder de sterke besmettelijkheid en het sterfelijkheidsrisico;
Overwegende dat WHO op 11 maart 2020 het coronavirus COVID-19 als een pandemie gelabeld heeft;
Overwegende dat WHO op 16 maart 2020 zijn dreigingsniveau voor het coronavirus COVID-19, die de wereldeconomie destabiliseert en zich snel over de wereld spreidt, naar de hoogste graad heeft opgetrokken;
Gelet op de verspreiding van het coronavirus COVID-19 op Europees grondgebied en in België;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid en het gezondheidsrisico dat het coronavirus COVID-19 voor de Belgische bevolking inhoudt;
Overwegende dat het, om de verspreiding van het virus te vertragen en te beperken, nodig is onmiddellijk de in overweging genomen maatregelen te bevelen, welke onontbeerlijk blijken op vlak van volksgezondheid;
Overwegende dat het gevaar zich over het grondgebied van het gehele land verspreidt; dat het in het algemeen belang is dat er samenhang gegeven wordt aan de getroffen maatregelen om de openbare orde in stand te houden, zodat de doeltreffendheid ervan hoogst mogelijk is;
Overwegende dat de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van de crisis een beheer en een snelle respons op gewestelijk niveau vereisen;
Overwegende dat de crisis de sectoren en de regelingen inzake handicap evenals de daarbij nagestreefde doelstellingen, in gevaar kan brengen;
Overwegende dat de voorziene maatregelen onontbeerlijk zijn om de tewerkstelling in deze sectoren en de instandhouding van de sociale prestaties die uit deze regelingen voortvloeien, te garanderen;
Overwegende dat het passend is de toegekende subsidies vrij te stellen en het respect voor de rechten van de rechthebbenden, bepaald in het kader van de regelingen vallend onder de handicapsector, te garanderen om de onvermijdelijke gevolgen van de COVID-19-epidemie uit te vlakken en de daaruit mogelijks voortvloeiende buitenkanseffecten uit te sluiten;
Overwegende dat de dringende noodzakelijkheid verantwoord is;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie en Gezondheid;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet aangelegenheden bedoeld in artikelen 127, § 1, en 128, § 1, van de Grondwet. Afdeling 1. - Overkoepelende maatregelen aan de diensten bedoeld in
Deel II, Boek V, Titels VII, hoofdstukken 1 tot 4, 7 en 9, XI, XII, van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale actie en Gezondheid
Art. 2.Het voordeel van de vrijstellingsmaatregelen bedoeld in dit besluit, met uitzondering van artikel 20, is afhankelijk van het feit dat geen beroep wordt gedaan op tijdelijke werkloosheid voor de werknemers van de betrokken diensten.
Art. 3.In afwijking van artikel 474/5 van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, hierna Wetboek genoemd, worden voor het jaar 2020 geen subsidies teruggevorderd wanneer de kwantitatieve personeelsnormen niet worden nageleefd. Afdeling 2. - Maatregelen betreffende de thuiszorgdiensten bedoeld in
titel 7, hoofdstukken 1 tot 4 en 7 tot 9 van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 4.In afwijking van artikel 521 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de berekening van de toeslag voor de geldelijke anciënniteit toegekend voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis van COVID-19 te neutraliseren.
De aanpassingsmodaliteiten worden door de Minister van Sociale Actie vastgesteld.
Art. 5.In afwijking van artikel 527 van het Wetboek worden, voor de controle op het totale aantal begeleide dossiers voor het jaar 2020, de modaliteiten om rekening te houden met het aantal dossiers aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 6.In afwijking van artikel 568 van het Wetboek worden, voor de controle op het totale aantal begeleide dossiers voor het jaar 2020, de modaliteiten om rekening te houden met het aantal dossiers aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 7.In afwijking van artikel 609 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de berekening van de toeslag voor de geldelijke anciënniteit toegekend voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis van COVID-19 te neutraliseren.
De aanpassingsmodaliteiten worden door de Minister van Sociale Actie vastgesteld.
Art. 8.In afwijking van artikel 654 van het Wetboek worden, voor de controle op het totale aantal begeleide dossiers voor het jaar 2020, de modaliteiten om rekening te houden met het aantal dossiers aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 9.In afwijking van artikel 697 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de berekening van de toeslag voor de geldelijke anciënniteit toegekend voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis van COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 10.In afwijking van artikel 744 van het Wetboek worden voor het jaar 2020 geen subsidies teruggevorderd wanneer de kwantitatieve normen van het zorgpersoneel (AVJ) niet worden nageleefd om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
Art. 11.In afwijking van artikel 770 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de berekening van de toeslag voor de geldelijke anciënniteit toegekend voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis van COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 12.In afwijking van artikel 831/43 van het Wetboek wordt de bij de gezondheidscrisis COVID-19 getroffen periode van 2020 geneutraliseerd voor de waarnemingsperiode waarin de dienst die respijtzorg verstrekt ten gunste van de mantelzorgers en gehandicapten, zich in 2020 bevindt.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 13.In afwijking van artikel 831/64 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de bepaling van de gemiddelde anciënniteit van de dienst voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 14.In afwijking van artikel 831/105 van het Wetboek wordt de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 geneutraliseerd in het kader van de controle op het voor het jaar 2020 in acht te nemen minimumaantal tolkbeurten.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 15.In afwijking van artikel 831/111 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de bepaling van de gemiddelde anciënniteit van de dienst voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 16.In afwijking van artikel 831/169 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de bepaling van de gemiddelde anciënniteit van de dienst voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 17.In afwijking van artikel 831/177 van het Wetboek wordt de bij de gezondheidscrisis COVID-19 getroffen periode van 2020 geneutraliseerd voor de waarnemingsperiode waarin de mobiele ondersteuningsregeling voor de inclusie zich in 2020 bevindt.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie. Afdeling 3. - Maatregelen betreffende de centra voor functionele
revalidatie bedoeld in Titel VIII van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 18.In afwijking van de artikelen 892 tot 897 van het Wetboek komen de toelagen voor onderhoud verschuldigd aan het krachtens titel VIII van het Wetboek erkende centrum voor functionele revalidatie voor de kwartalen waarin de activiteit is verminderd als gevolg van de gezondheidscrisis COVID-19, overeen met de toelagen voor onderhoud die aan dit centrum zijn toegekend voor hetzelfde kwartaal van het jaar 2019. Deze maatregel is van toepassing vanaf 1 maart 2020 tot de door de Minister van Sociale Actie en Volksgezondheid vastgestelde datum. Afdeling 4 . - Maatregelen betreffende de aangepaste centra voor
opleiding en socioprofessionele inschakeling bedoeld in hoofdstuk III van Titel IX van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 19.Voor het jaar 2020 wordt op de in artikel 918, § 2, 1° en 2°, van het Wetboek bedoelde gepresteerde en gelijkgestelde uren een coëfficiënt toegepast met een teller die gelijk is aan 220 en een noemer die gelijk is aan 220, verminderd met het aantal lockdownwerkdagen. Afdeling 5. - Maatregelen betreffende de bedrijven voor aangepast werk
bedoeld in hoofdstuk IV van Titel IX van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 20.In afwijking van artikel 1006 van het Wetboek wordt voor de toepassing van de in artikel 1004 bedoelde quota voor het eerste en tweede kwartaal van 2020 rekening gehouden met gehandicapte werknemers die tijdelijk werkloos zijn wegens overmacht als gevolg van de gezondheidscrisis COVID-19.
Art. 21.In afwijking van artikel 1014 van het Wetboek worden, voor de bepaling van de driemaandelijkse subsidies voor het eerste en het tweede kwartaal van 2020, ten minste de uren die het voorwerp zijn geweest van de in onderafdeling 1 van afdeling 3 bedoelde tegemoetkoming van het "Agence wallonne de la santé, du handicap et des familles" voor het eerste en het tweede kwartaal van 2019 voor elk bedrijf voor aangepast werk in aanmerking genomen.
In alle gevallen worden de uren in aanmerking genomen binnen de grenzen van de quota van betrekkingen die voor het jaar 2020 zijn vastgesteld op grond van de artikelen 998 en 999 van het Wetboek.
In geen geval mag het bedrag dat per bedrijf voor aangepast werk wordt toegekend, op grond van deze afwijking, een bedrag van 800.000 euro overschrijden. Dit bedrag zal worden toegekend op basis van een voorlopige begroting en uiterlijk op 31 december 2020.
Art. 22.In afwijking van artikel 1014 van het Wetboek wordt, voor de bepaling van de driemaandelijkse subsidies voor het eerste en het tweede kwartaal van 2020, het toegepaste uurtarief verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met het verschil tussen het bedrag van de in onderafdeling 1 van afdeling 3 bedoelde tegemoetkomingen van het "Agence wallonne de la santé, du handicap et des familles", dat voor het eerste en tweede kwartaal van 2019 aan het bedrijf voor aangepast werk wordt betaald en het bedrag van dezelfde tegemoetkomingen dat voor het eerste en tweede kwartaal van 2020 wordt betaald, indien het eerste bedrag hoger is dan het tweede bedrag, gedeeld door het aantal uren dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 20 is vastgesteld. Afdeling 6. - Maatregelen betreffende het beroepsaanpassingscontract
bedoeld in afdeling 3 hoofdstuk V van Titel IX van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 23.§ 1. In afwijking van artikel 1090 van het Wetboek genieten de volgende personen een maandelijkse premie: 1° de stagiair wiens uitvoering van het beroepsaanpassingscontract tussen 16 maart en 31 mei 2020 werd geschorst als gevolg van de maatregelen die werden genomen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken;2° de stagiair wiens uitvoering van het beroepsaanpassingscontract tussen 16 maart en 31 mei werd opgezegd wegens de maatregelen die werden genomen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. § 2. De in § 1 bedoelde premie wordt toegekend voor de periode tussen 16 maart en 31 mei 2020 en binnen de volgende perken: 1° voor de stagiair bedoeld in § 1, 1°, binnen de termijn van de opschorting van zijn beroepsaanpassingscontract;2° voor de stagiair bedoeld in § 1, 2°, voor het saldo van de duur van het beroepsaanpassingscontract zonder de datum van 30 juni 2020 te overschrijden. § 3. Het bedrag van de in § 1 bedoelde premie wordt berekend als volgt: {(a vermenigvuldigd met b) vermenigvuldigd met (c gedeeld door d)} het geheel vermenigvuldigd met zeventig procent. ((a * b) * (c/d)) * 70 % waar: - "a" gelijk is aan het uurbedrag van de in artikel 1090 van afdeling 3 bedoelde opleidingsvergoeding met betrekking tot het beroepsaanpassingscontract dat van kracht is op de dag voorafgaand aan de schorsing of beëindiging van het beroepsaanpassingscontract; - "b" gelijk is aan het aantal te presteren uren gedurende de betreffende maand waarin het beroepsaanpassingscontract niet is uitgevoerd vanwege de opschorting of beëindiging ervan; - "c" gelijk is aan het aantal werkdagen van de betrokken maand, waarin het beroepsaanpassingscontract niet is uitgevoerd als gevolg van de opschorting of beëindiging ervan; - "d" gelijk is aan het aantal maandelijks gepresteerde dagen, zoals vastgesteld in het kader van het beroepsaanpassingscontract dat van kracht is op de dag voorafgaand aan de opschorting of de beëindiging ervan. § 4. Het "Agence wallonne de la santé, du handicap et des familles" betaalt de in § 1 bedoelde maandelijkse premie zonder enige financiële tussenkomst van de werkgever.". Afdeling 7. - Maatregelen betreffende de residentiële diensten voor
volwassenen bedoeld in Titel XI, ondertitel 1, van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 24.In afwijking van artikel 1192 van het Wetboek kan het aantal dagen in kort verblijf in 2020 hoger zijn dan 90 dagen.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 25.In afwijking van artikel 1193 van het Wetboek worden, voor de bepaling van de gemiddelde bezetting voor het jaar 2020, de modaliteiten voor het in aanmerking nemen van de dagen verzorging aangepast om de impact van de gezondheidscrisis van COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 26.In afwijking van artikel 1213 van het Wetboek wordt de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 geneutraliseerd in het kader van de berekening van de subsidie die voor het jaar 2020 wordt toegekend voor plaatsen in kort verblijf.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 27.In afwijking van artikel 1257 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de berekening van de toeslag voor de geldelijke anciënniteit toegekend voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis van COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 28.In afwijking van artikel 1261 van het Wetboek wordt de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 geneutraliseerd in het kader van de berekening van de bijzondere subsidie die voor het jaar 2020 wordt toegekend voor de opvang van prioritair verklaarde gehandicapten.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie. Afdeling 8. - Maatregelen betreffende de diensten voor dagopvang
bedoeld in Titel XI, ondertitel 2, van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid ("SAJA/SASJ")
Art. 29.In afwijking van de artikelen 1314/3 en 1314/4 van het Wetboek geldt de verplichting van een minimumaantal openingsdagen niet voor het jaar 2020.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 30.In afwijking van artikel 1314/53 van het Wetboek wordt de waarnemingsperiode waarin de dienst voor dagopvang zich in 2020 bevindt, met een jaar verlengd. Het jaar 2020 wordt niet in aanmerking genomen in het kader van het aantal punten die tijdens die waarnemingsperiode worden behaald.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 31.In afwijking van artikel 1314/82 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de bepaling van de gemiddelde anciënniteit van de dienst voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie. Afdeling 9. - Maatregelen betreffende de residentiële diensten voor
jongeren bedoeld in Titel XI, ondertitel 3, van het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 32.In afwijking van artikel 1314/147 van het Wetboek wordt de waarnemingsperiode waarin de residentiële dienst voor jongeren zich in 2020 bevindt, met een jaar verlengd. Het jaar 2020 wordt niet in aanmerking genomen in het kader van het aantal punten die tijdens die waarnemingsperiode worden behaald.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie.
Art. 33.In afwijking van artikel 1314/170 van het Wetboek worden de modaliteiten voor de bepaling van de gemiddelde anciënniteit van de dienst voor het jaar 2020 aangepast om de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 te neutraliseren.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie. Afdeling 10. - Maatregelen betreffende de diensten die activiteiten
voor gehandicapte personen organiseren bedoeld in Titel XII van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 34.In afwijking van artikel 1340 van het Wetboek wordt de impact van de gezondheidscrisis COVID-19 geneutraliseerd in het kader van de berekening van de subsidie die voor het jaar 2021 aan de dienst wordt toegekend.
De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie. Afdeling 11. - Maatregelen betreffende de verlenging van de termijnen
voor het indienen van de dienstprojecten bedoeld in Titel XIV van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid
Art. 35.In artikel 1394/19 van het Wetboek worden de woorden "1 januari 2021" vervangen door de woorden "1 januari 2022" en de woorden 31 december 2026" worden vervangen door de woorden "31 december 2027". Afdeling 12. - Algemene bepaling
Art. 36.Voor de toepassing van dit besluit en voor elke bepaling, genomen inzake subsidiëring, mag het bedrag van de subsidie geenszins hoger zijn dan de daadwekelijk door de begunstigde gedragen kostprijs, voor hetgeen gesubsidieerd wordt. Afdeling 13. - Slotbepalingen
Art. 37.Dit besluit heeft uitwerking op 1 maart 2020.
Art. 38.Na afloop van de bijzondere machten, door het Waals Parlement toegekend, zullen de bevestigde bepalingen opnieuw, opgeheven, aangevuld, gewijzigd of vervangen kunnen worden door de Waalse Regering indien tenminste daartoe een materiële rechtsgrond voorhanden is.
Art. 39.De Minister van Gezondheid en Sociale Actie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 7 mei 2020.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Werk, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE