gepubliceerd op 20 juli 2006
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector
7 JULI 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 november 2005;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 8 december 2005;
Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest), gegeven op 6 maart 2006;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), gegeven op 7 februari 2006;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van steden, gemeenten en provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 25 januari 2006;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 juni 2006, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector wordt gewijzigd als volgt : a) punt 4° wordt vervangen als volgt : « 4° de administratie : de Directie Programma's voor de werkloosheidsbestrijding van de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van het Ministerie van het Waalse Gewest »;b) punt 5° wordt vervangen als volgt : « 5° de "FOREm" : de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi »;b) punt 7° wordt vervangen als volgt : « 7° niet-werkende werkzoekende : de persoon bedoeld in de artikelen 7 tot 9 van het decreet »;d) punt 10° wordt opgeheven.
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.De werkgever die één of meer niet-werkende werkzoekenden in dienst wenst te nemen voor wie een tegemoetkoming wordt verleend, richt zijn aanvraag aan de administratie, hetzij per post, hetzij per e-mail, aan de hand van het formulier waarvan het model door de administratie wordt bepaald.
In geval van een aanvraag om verlenging van een tegemoetkoming die oorspronkelijk voor een bepaalde duur was toegekend, richt de werkgever een aanvraag om verlenging minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke beslissing, hetzij per post, hetzij per e-mail, aan de hand van een formulier waarvan het model door de administratie wordt bepaald. »
Art. 3.Artikel 3 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 3.De in artikel 2, eerste lid, bedoelde aanvraag vermeldt al naar gelang het soort werkgever : 1° de beoogde doelstelling, de door de werkgever aan te wenden menselijke, materiële en financiële middelen om ze te halen, alsook de kalender m.b.t. de uitvoering van de activiteiten; 2° het aantal in dienst te nemen niet-werkende werkzoekenden, hun functie zoals bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst die goedgekeurd werd door de bevoegde paritaire commissie of subcommissie, alsook het niveau van hun beroepsbekwaamheid, rekening houdende met de vereiste titels ».
Art. 4.Artikel 5 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 5.§ 1. De administratie behandelt elke aanvraag die haar wordt gericht binnen de voorgeschreven termijnen. § 2. Voor elke aanvraag ingediend door een werkgever bedoeld in artikel 3 van het decreet vraagt de administratie binnen tien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag het advies van het betrokken lid of de betrokken leden van de Regering.
Dit advies moet binnen veertig dagen uitgebracht worden. Bij ontstentenis wordt het advies niet meer vereist. § 3. Voor elke aanvraag ingediend door een werkgever bedoeld in artikel 5 van het decreet vraagt de administratie binnen tien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag het technisch advies van de diensten van de Regering of van de door de Minister aangewezen gewestelijke instellingen voor elke van de in artikel 19, eerste lid, 3° van het decreet bedoelde gewestelijke beleidsvormen. Dit technisch advies moet binnen veertig dagen uitgebracht worden. Bij ontstentenis wordt het advies niet meer vereist. »
Art. 5.Artikel 6 van bovenvermeld besluit wordt opgeheven.
Art. 6.Artikel 7 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 7.De administratie maakt het volledige dossier, een uitvoerig rapport en een behoorlijk met redenen omkleed voorstel van beslissing aan de Minister over binnen negentig dagen na ontvangst van de volledige aanvraag. »
Art. 7.Artikel 8 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 8.§ 1. De Minister beslist binnen twintig dagen na ontvangst van het volledige dossier dat door zijn administratie wordt toegezonden.
De Minister maakt daarna de beslissing aan zijn administratie over die er binnen tien dagen per post kennis van geeft aan de werkgever, en per e-mail aan de "FOREm" alsmede, in voorkomend geval, aan het betrokken lid (de betrokken leden) van de Regering. § 2. Elke werkgever die in aanmerking komt voor een beslissing tot toekenning van de tegemoetkoming moet overgaan tot de aanwerving van één of meer niet-werkende werkzoekenden of tot de vervanging van een werknemer ten gevolge van een definitief vertrek binnen honderd vierentwintig dagen vanaf de eerste dag van de maand na de kennisgeving van de beslissing. Elke aanwerving die na deze termijn is uitgevoerd, kan geen aanleiding geven tot de toekenning van de tegemoetkoming voor de betrokken werknemer.
De "FOREm" wordt ermee belast de betrokken werkgever minstens dertig dagen vóór de vervaldatum van de gevolgen van de beslissing in kennis te stellen van zijn verplichting om één of meer niet-werkende werkzoekenden aan te werven binnen de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde termijn. § 3. Elke werkgever die in aanmerking komt voor een beslissing tot toekenning kan een niet-werkende werkzoekende aanwerven wanneer hij met deze laatste een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in de loop van het jaar vóór zijn inschrijving als werkzoekende heeft gesloten.
De werkgever die in aanmerking komt voor een beslissing tot toekenning kan de niet-werkende werkzoekende aanwerven die in de loop van het jaar vóór zijn inschrijving met deze werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten : 1° in het kader van het doorstromingsprogramma;2° in het kader van de startbaanovereenkomst bedoeld in hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid;3° in het kader van de artikelen 60, § 7, en 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;4° waardoor de werkgever de activering van de werkloosheidsuitkeringen kan genieten. § 4. De "FOREm" bepaalt en legt hetgeen volgt ter goedkeuring aan de Minister voor : 1° het model van attest genoemd "Passeport APE" alsmede de modaliteiten betreffende de afgifte en de geldigheid ervan, waaruit blijkt dat de werkzoekende voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 7 tot 9 van het decreet;2° de signalementskaart van de werknemer en de procedure betreffende de eventuele wijzigingen die erin moeten worden aangebracht;3° het model van de loonstaat;4° de modaliteiten voor het overmaken van de aan de aanwerving en aan de loonstaat gebonden stukken.»
Art. 8.Artikel 9 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 9.Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 2 van het decreet, kan de Minister, onder voorbehoud van de naleving van de termijnen bedoeld in artikel 15, § 3, van het decreet, een beslissing nemen hetzij voor een onbepaalde duur, hetzij voor een bepaalde duur van minimum drie maanden tot drie jaar.
Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 3 van het decreet, kan de Minister een beslissing nemen hetzij voor een onbepaalde duur, hetzij voor een bepaalde duur van minimum drie maanden tot drie jaar.
Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 4 van het decreet, neemt de Minister een beslissing waarvan de duur door of krachtens het samenwerkingsakkoord bedoeld in artikel 4 wordt bepaald.
Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 5 van het decreet, kan de Minister een beslissing nemen voor een bepaalde duur van minimum drie maanden tot drie jaar. »
Art. 9.Artikel 10 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 10.§ 1. Wanneer een beslissing ingetrokken wordt of afloopt, wordt de tegemoetkoming verder toegekend gedurende de door de werknemer gepresteerde opzegtermijn, zoals bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 van 20 december 1999, gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad, betreffende de opzegtermijnen van de werknemers, met uitsluiting van de periodes van werkonbekwaamheid die de uitvoering van de opzegtermijn schorsen en niet door de werkgever gedragen worden.
Artikel 17, tweede lid, van het decreet is niet van toepassing op de vervanging van de ontslagen werknemer wiens opzegtermijn wegens werkonbekwaamheid geschorst wordt. § 2. In geval van ontslag betekend door de werkgever of van verlof betekend door de werknemer en voorzover de opzegtermijn door de werknemer gepresteerd wordt, wordt de tegemoetkoming toegekend aan de werkgever voor de duur van de door de werknemer gepresteerde opzegtermijn, zoals bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten of bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75 van 20 december 1999, gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad, betreffende de opzegtermijnen van de werknemers, met uitsluiting van de periodes van werkonbekwaamheid die de uitvoering van de opzegtermijn schorsen en niet door de werkgever gedragen worden.
De toekenning van de tegemoetkoming is niet effectief als de werknemer die de in het eerste lid bedoelde werknemer vervangt, ontslagen wordt. »
Art. 10.Artikel 11 van bovenvermeld besluit wordt opgeheven.
Art. 11.Het opschrift van afdeling 1 van hoofstuk III van het besluit wordt gewijzigd als volgt : « Afdeling 1. - Plaatselijke, gewestelijke en gemeenschappelijke besturen. »
Art. 12.In artikel 14 van bovenvermeld besluit wordt een derde lid toegevoegd, luidend als volgt : Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 2, § 1, 2° en 3°, van het decreet, wordt het maximum aantal punten per werkpost overeenkomstig artikel 16, derde lid, van het decreet vastgelegd op de wijze bedoeld in het eerste lid van dit artikel. »
Art. 13.Artikel 16 van bovenvermeld besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van het decreet, wordt de handhaving van het globale tewerkstellingsvolume enerzijds, op eigen fondsen en, anderzijds, krachtens het decreet en dit besluit berekend in verhouding tot het referentiebestand, met name het gemiddeld aantal werknemers berekend in voltijds equivalent, tewerkgesteld bij de werkgever in de loop van de vier kwartalen vóór de indiening van een aanvraag bedoeld in artikel 2 »; 2° in het derde lid worden de woorden "R.S.Z.-statistieken" vervangen door de woorden "statistieken van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten"; 3° in het vierde lid worden de woorden "in welke hoedanigheid ook" opgeheven;4° in het vijfde lid, in fine, worden de woorden "en naar boven afgerond" toegevoegd".
Art. 14.Artikel 17 van bovenvermeld besluit wordt opgeheven.
Art. 15.Afdeling 2 van hoofdstuk III die artikel 18 van bovenvermeld besluit inhoudt, wordt opgeheven.
Art. 16.Afdeling 3 van hoofdstuk III wordt afdeling 2 van hetzelfde hoofdstuk.
Art. 17.Artikel 20 van bovenvermeld besluit wordt opgeheven.
Art. 18.Artikel 21 van bovenvermeld besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 3 van het decreet, wordt de handhaving van het globale tewerkstellingsvolume enerzijds, op eigen fondsen en, anderzijds, krachtens het decreet en dit besluit berekend in verhouding tot het referentiebestand, met name het gemiddeld aantal werknemers berekend in voltijds equivalent, tewerkgesteld bij de werkgever in de loop van de vier kwartalen vóór de indiening van een aanvraag bedoeld in artikel 2 »;2° in het vierde lid worden de woorden "in welke hoedanigheid ook" opgeheven;3° in het vijfde lid, in fine, worden de woorden "en naar boven afgerond" toegevoegd.
Art. 19.Afdeling 4 van hoofdstuk III wordt afdeling 3 van hetzelfde hoofdstuk.
Art. 20.Artikel 22 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 22.Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van het decreet, wordt het per werkgever toegekende maximumaantal punten berekend als volgt : 1° als het gaat om een werkgever die 0 tot minder dan 5 werknemers tewerkstelt : 28 punten;2° als het gaat om een werkgever die 5 tot minder dan 10 werknemers tewerkstelt : 34 punten;3° als het gaat om een werkgever die 10 tot minder dan 25 werknemers tewerkstelt : 42 punten;4° als het gaat om een werkgever die 25 tot minder dan 50 werknemers tewerkstelt : 48 punten;5° als het gaat om een werkgever die 50 tot minder dan 100 werknemers tewerkstelt : 56 punten;6° als het gaat om een werkgever die 100 tot minder dan 250 werknemers tewerkstelt : 60 punten. Het personeelsbestand wordt berekend op grond van het in voltijds equivalent uitgedrukte driemaandelijks gemiddeld aantal werknemers, tewerkgesteld door de werkgever, rekening houdende met de RSZ-statistieken betreffende het kwartaal vóór de aanvraag of met een attest van een erkend sociaal secretariaat betreffende het kwartaal vóór de aanvraag. »
Art. 21.Artikel 23 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 23.§ 1. Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in § 2 van dit artikel en wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van het decreet, wordt het maximum aantal punten per werkpost vastgelegd op de wijze bedoeld in artikel 19, derde lid, van het decreet. » 1° als het gaat om een niet-werkende werkzoekende bedoeld in artikel 7 van het decreet : 10 punten, ongeacht de kwalificaties van de werknemer;2° als het gaat om een niet-werkende werkzoekende bedoeld in artikel 8 van het decreet : a) van niveau 1, 2+ of 2 : 10 punten;a) van niveau 3 of 4 : 11 punten;3° als het gaat om een niet-werkende werkzoekende bedoeld in artikel 9 van het decreet : a) van niveau 1 of 2+ : 10 punten;b) van niveau 2 : 11 punten;c) van niveau 3 of 4 : 12 punten. De Minister bepaalt de lijst van de diploma's voor bovenbedoelde niveaus. § 2. Wat betreft de in artikel 5, § 1, 1°, bedoelde werkgever die 1 tot 24 werknemers tewerkstelt en wiens project in een ontwikkelingsgebied wordt uitgevoerd, het maximum aantal punten per werkpost is 12, ongeacht de kwalificaties of het statuut van de werknemer t.o.v. de artikelen 7 tot 9 van het decreet. »
Art. 22.Artikel 26 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 26.§ 1. Wat betreft de werkgevers bedoeld in de artikelen 2 en 4 van het decreet, wordt de tegemoetkoming per voorlopige twaalfde uiterlijk op de 23e dag van de maand door de "FOREm" aan de werkgever betaald op grond van het aantal toegekende punten.
De werkgever bedoeld in artikel 2 van het decreet dient driemaandelijks uiterlijk op de laatste dag van de maand na het betrokken kwartaal een verklaring in ter verantwoording van het gebruik van de hem toegekende tegemoetkoming.
Behoudens de toepassing van andere bepalingen bedoeld in de in artikel 4 van het decreet bedoelde samenwerkingsovereenkomst dient de werkgever bedoeld in bovenvermeld artikel maandelijks uiterlijk op de laatste dag van de derde maand na de betrokken maand een verklaring in ter verantwoording van de hem toegekende tegemoetkoming.
Bij gebrek aan overmaking van de verantwoordingsverklaring binnen de voorgeschreven termijn wordt de betaling van de voorlopige twaalfde betreffende de maand volgend op die waarin de verklaring toegezonden moest worden, geschorst tot de ontvangst ervan door de "FOREm". Deze laatste stelt de werkgever, de administratie en de Minister in kennis van het overschrijden van de termijn.
Wat betreft de werkgever bedoeld in artikel 2 van het decreet en bij gebrek aan overmaking van de ontbrekende verklaring vóór het einde van het kwartaal volgend op het kwartaal waarop die verklaring betrekking heeft, wordt de schorsing van de tegemoetkoming vervangen door een definitief verlies. De bezoldiging van de bij het gebrek aan verantwoordingsverklaring betrokken werknemer(s) wordt dus alleen door de werkgever gedragen. § 2. Wat betreft de werkgevers bedoeld in de artikelen 3 en 5 van het decreet, wordt de tegemoetkoming uiterlijk op de 23e dag van de betrokken maand door de "FOREm" aan de werkgever betaald op grond van de loonstaat van de vorige maand en waarvan het model door de "FOREm" wordt bepaald.
De werkgevers bedoeld in de artikelen 3 en 5 van het decreet dienen maandelijks en uiterlijk op de vijftiende dag na de betrokken maand een loonstaat ter verantwoording van de toekenning van de tegemoetkoming in.
Als de loonstaat niet overgemaakt wordt binnen de voorgeschreven termijn, wordt de betaling van de tegemoetkoming uitgesteld tot de volgende maand op voorwaarde dat de betrokken loonstaat daadwerkelijk vóór de vijftiende dag van deze maand aan de "FOREm" wordt overgemaakt. Deze laatste stelt de werkgever, de administratie en de Minister in kennis van het overschrijden van de termijn. Bij gebrek aan naleving van deze laatste termijn wordt de bezoldiging van de bij het gebrek aan loonstaat betrokken werknemer(s) alleen en definitief door de werkgever gedragen.
Wat betreft de in artikel 5 van het decreet bedoelde werkgever, wordt de tegemoetkoming uitbetaald door de "FOREm" ten belope van tachtig procent van de maandelijkse subsidie. Een aanpassing wordt jaarlijks door de "FOREm" verricht op grond van een verklaring ter verantwoording van het gebruik van de aan de werkgever toegekende tegemoetkoming die door deze laatste wordt overgemaakt vóór het einde van het kwartaal volgend op het kwartaal waarop die verklaring betrekking heeft. § 3. De ten onrechte betaalde tegemoetkoming wordt teruggevorderd door de "FOREm" overeenkomstig artikel 29. »
Art. 23.Artikel 27 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 27.§ 1. Overeenkomstig artikel 25, 6°, van het decreet wordt een verslag aan elk einde van een kwartaal door de administratie overgemaakt aan de commissie. Dit verslag heeft betrekking op de evaluatie van het vorige kwartaal en vermeldt minstens het aantal werknemers in voltijds equivalent alsmede hun functies per ondersector en per verleende beslissing.
Bij ongunstige evaluatie van een beslissing kan de Minister op de voordracht van de administratie en na advies van de commissie een sanctie treffen overeenkomstig artikel 33 van het decreet. § 2. Overeenkomstig artikel 50 van het decreet maakt de administratie in nauwe samenwerking met de "FOREm" vóór de maand september volgend op het evaluatiejaar een jaarlijks verslag over de uitvoering van het decreet in kwantitatieve en kwalitatieve termen aan de commissie. De commissie brengt daarna advies uit over dit verslag en deelt het uiterlijk 31 oktober mede aan de Minister die het ter goedkeuring voorlegt aan de Regering binnen één maand na ontvangst ervan. »
Art. 24.Artikel 30 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 30.§ 1. Elke werkgever die in het kader van het decreet en van dit besluit een schuld heeft tegenover de "FOREm", kan een aanzuiveringsplan met deze laatste overeenkomen voorzover de duur van dat plan niet hoger is dan vierentwintig maanden.
De Minister is alleen bevoegd om een aanzuiveringsplan met een duur van meer dan vierentwintig maanden te sluiten. § 2. De werkgever die een aanzuiveringsplan wil genieten, richt een aanvraag aan de "FOREm", hetzij per post, hetzij per e-mail, aan de hand van een formulier waarvan het model door de "FOREm" wordt bepaald.
Wanneer de aanvraag een aanzuiveringsplan van hoogstens vierentwintig maanden betreft, deelt de "FOREm" binnen dertig dagen na ontvangst van de volledige aanvraag zijn beslissing aan de werkgever en, ter informatie, aan de Minister en aan de administratie mede.
Wanneer de aanvraag een aanzuiveringsplan van meer dan vierentwintig maanden betreft, maakt de "FOREm" binnen dertig dagen na ontvangst van de volledige aanvraag een met redenen omkleed voorstel van beslissing aan de Minister over, die binnen twintig dagen beslist. » De Minister maakt daarna de beslissing aan de "FOREm" over die er binnen tien dagen per post kennis van geeft aan de werkgever, en ter informatie aan de administratie. § 3. Bij niet-naleving van de termijnen bedoeld in een aanzuiveringsplan wordt het totaal van de verschuldigde sommen geacht onmiddellijk invorderbaar te zijn en wordt teruggevorderd overeenkomstig artikel 29. »
Art. 25.Artikel 51 van bovenvermeld besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 51.De in dit besluit bedoelde termijnen zijn volle dagen. De dag van de akte die het uitgangspunt van de termijn is, is niet inbegrepen. De vervaldag is in deze termijn inbegrepen. Wanneer deze dag een zaterdag, een zondag of een wettelijk verlofdag is, wordt de vervaldatum uitgesteld tot de volgende werkdag.
In afwijking van het in het vorige lid verwoorde princiep, wordt de in artikel 8, § 2, eerste lid, bepaalde termijn, gedurende de maanden juli en augustus geschorst. »
Art. 26.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2006.
Art. 27.De Minister van Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 7 juli 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel, J.-C. MARCOURT