gepubliceerd op 06 december 2019
Besluit van de Waalse Regering ter vastlegging van het statuut van gewestelijke ontvangers en de wijze van inning van de bijdragen in de kosten van de gewestelijke ontvangsten
6 JUNI 2019. - Besluit van de Waalse Regering ter vastlegging van het statuut van gewestelijke ontvangers en de wijze van inning van de bijdragen in de kosten van de gewestelijke ontvangsten
De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie, artikels L1124-23 en L1124-47, vervangen door het decreet van 30 april 2019, en artikel L1124-37;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1979 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van benoeming van de gewestelijke ontvangers;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 2 september 2010 tot vastlegging van de weddeschaal van de gewestelijke ontvangers overeenkomstig artikel 1124-37 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie, gewijzigd door het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014;
Gelet op het ministerieel besluit van 16 juli 1979 tot vaststelling van het reglement van orde betreffende vergelijkend examens voor gewestelijke ontvanger;
Gelet op het ministerieel besluit van 16 juli 1979 tot vaststelling van het reglement van orde betreffende vergelijkend examens voor gewestelijke ontvanger;
Gelet op het besluit van de gouverneur van de provincie Luik van 20 januari 1966 houdende het statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Luik;
Gelet op het besluit van de gouverneur van de provincie Henegouwen van 1 maart 1982 tot vastlegging van het administratief statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Henegouwen;
Gelet op het besluit van de gouverneur van de provincie Namen van 30 december 2004 tot vastlegging van het administratief statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Namen;
Gelet op het besluit van de gouverneur van de provincie Waals-Brabant van 10 juni 2005 betreffende het statuut van de gewestelijke ontvangers in Waals-Brabant;
Gelet op het besluit van de gouverneur van de provincie Luxemburg van 10 juni 2005 tot vastlegging van het administratief statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Luxemburg;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 17 december 2018;
Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 20 december 2018;
Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 20 december 2018;
Gelet op het rapport van 11 december 2018, opgesteld in overeenstemming met artikel 3, 2° van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgevonden en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;
Gelet op het advies van de Unie van de Waalse steden en gemeenten van 1 februari 2019;
Gelet op het advies van de Federatie van de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn van de Unie van de Waalse steden en gemeenten van 1 februari 2019;
Gelet op protocol nr. 760 van sectorcomité XVI, opgesteld op 23 april 2019;
Gelet op de vraag om advies binnen de 30 dagen, gericht aan de Raad van State, van 6 mei 2019, krachtens artikel 84, § 1, lid 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat er geen advies werd meegedeeld binnen deze termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, lid 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies van de Federatie van Gewestelijke Ontvangers, gegeven op 18 januari 2019;
Gelet op het advies van de Waalse gouverneurs, gegeven op 16 en 23 januari 2019;
Gelet op de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, artikel 43, vervangen door het decreet van 30 april 2019, en artikel 46, vervangen door het decreet van 18 april 2013 en gewijzigd door het decreet van 30 april 2019;
Op voordracht van de minister van Plaatselijke Besturen;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Begripsbepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de gouverneur : de provinciegouverneur die de gewestelijke ontvanger aanstelt;2° de minister : de minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen;3° het College van de Waalse gouverneurs : het orgaan opgericht krachtens artikel L1124-23, § 1, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie;4° het Wetboek : het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie 5° het lokaal bestuur : het gemeentebestuur of het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat een beroep doet op een gewestelijk ontvanger om zijn inkomsten en uitgaven uit te voeren en zijn boekhouding bij te houden. TITEL II. - Administratief statuut van gewestelijke ontvangers HOODSTUK I. - Hoedanigheid van gewestelijke ontvanger
Art. 2.De hoedanigheid van gewestelijke ontvanger wordt toegekend aan iedereen die door de gouverneur als dusdanig benoemd wordt.
De gewestelijke ontvanger voert de opdrachten uit die hem krachtens de wetten en decreten en hun uitvoeringsbesluiten en door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris worden toevertrouwd. HOOFDSTUK II. - Rechten en plichten
Art. 3.§ 1. De gewestelijke ontvanger oefent zijn ambt op loyale, zorgvuldige en integere wijze uit.
Hij leeft de van kracht zijnde wetten en reglementen en de door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris opgelegde richtlijnen na.
Hij respecteert de werkinstrumenten die hem ter beschikking worden gesteld en gebruikt ze voor professionele doeleinden en volgens de regels vastgelegd door de gouverneur, de afgevaardigde arrondissementscommissaris of de vertegenwoordigers van het lokaal bestuur waar hij zijn ambt uitoefent. § 2. De gewestelijke ontvanger behandelt iedereen waarmee hij tijdens de uitoefening van zijn ambt in contact komt met begrip en zonder enige vorm van discriminatie. § 3. Buiten de uitoefening van zijn ambt vermijdt de gewestelijke ontvanger elke handelwijze die het vertrouwen van het publiek in zijn dienst kan aantasten. § 4. Zelfs buiten zijn ambt doch ter oorzake ervan, mag de gewestelijke ontvanger rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen. § 5. De gewestelijke ontvanger laat zich bij zijn opdracht niet leiden door invloeden van buitenaf of persoonlijke belangen. § 6. De gewestelijke ontvanger zorgt ervoor permanent op de hoogte te blijven van de evolutie van de voor zijn beroepsuitoefening relevante regelgeving en van de politieke, economische en financiële actualiteit op internationaal, Belgische, gewestelijk en lokaal niveau.
Art. 4.§ 1. De gewestelijke ontvanger heeft recht op vrijheid van meningsuiting over de feiten waarvan hij op de hoogte is door de uitoefening van zijn ambt.
Het is hem enkel verboden feiten te onthullen die betrekking hebben op de nationale veiligheid, de vrijwaring van de openbare orde, de financiële belangen van het Gewest, de provincie of het lokaal bestuur, de preventie of repressie van misdadige feiten, het medisch geheim, de rechten en vrijheden van de burger en in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven; dit verbod geldt eveneens voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er geen definitieve beslissing is genomen.
De beschikkingen van lid 1 en 2 zijn eveneens van toepassing op gewestelijke ontvangers die hun functie niet langer uitoefenen. § 2. De gewestelijke ontvanger heeft het recht geïnformeerd te worden over alle aspecten die nuttig zijn voor de uitoefening van zijn opdracht. § 3. De gewestelijke ontvanger heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen en er kosteloos een kopie van te verkrijgen. § 4. De gewestelijke ontvanger heeft het recht om zowel door de gouverneur en de afgevaardigde arrondissementscommissaris als door de vertegenwoordigers en aangestelden van het lokaal bestuur waardig behandeld te worden. HOOFDSTUK III. - Aanwerving en indiensttreding Afdeling 1. - Vacantverklaring en mobiliteit
Art. 5.Nadat het lokaal bestuur de gouverneur zijn wens om een beroep te doen op een gewestelijk ontvanger heeft laten blijken, onderzoekt de gouverneur eerst en vooral of er al een gewestelijk ontvanger binnen de provincie in dienst is die toegewezen kan worden aan dit lokaal bestuur, rekening houdend met zijn werklast.
Art. 6.Als er nog geen gewestelijk ontvanger binnen de provincie in dienst is, kan de gouverneur de betrekking van gewestelijk ontvanger vacant verklaren.
De aanwerving gebeurt : 1° ofwel door de aanstelling van een gewestelijk ontvanger die reeds in dienst is bij de gouverneur van een andere provincie, gelet op de beperkte werklast die aan de gewestelijke ontvangsten in de betreffende provincie werd toevertrouwd, op voorwaarde dat de administratieve standplaats van de te verlenen betrekking niet meer dan vijfenzeventig kilometer gelegen is van de woonplaats van de aangestelde gewestelijk ontvanger;2° ofwel door de aanwerving van de in de wervingsreserve hoogst gerangschikte geslaagde. De keuze voor een van de twee in lid 2 vastgelegde aanwervingswijzen wordt beslist door het College van de Waalse gouverneurs.
Indien gekozen wordt voor de wijze van aanwerving vastgelegd in lid 2, 2°, dient deze keuze goedgekeurd te worden door de Regering, op gemotiveerd verzoek van het College van de Waalse gouverneurs.
Art. 7.In de situatie vermeld in artikel 6, lid 2, 2° laat de gouverneur de in de wervingsreserve hoogst gerangschikte geslaagde die voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 8 toe tot de stage. Deze beslissing wordt deze geslaagde ter kennis gebracht per aangetekend schrijven.
De geslaagde dient mee te delen of hij de aanstelling aanvaardt of weigert, en dit binnen een maand na de kennisgeving van de beslissing.
Zonder antwoord wordt de geslaagde geacht de betrekking te weigeren.
Indien de batig gerangschikte geslaagde weigert, stelt de gouverneur degene aan die na hem komt in de rangschikking en voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 8.
Geslaagden die twee keer een te verlenen betrekking weigeren, worden geschrapt uit de wervingsreserve, behalve als de weigering gebaseerd is op het feit dat de administratieve standplaats van de te verlenen betrekking op meer dan vijfenzeventig kilometer van de woonplaats van de laureaat ligt.
Indien er geen geslaagde is, legt de gouverneur aan het College van de Waalse gouverneurs de vraag voor een vergelijkend examen te organiseren om een wervingsreserve van kandidaten voor de functie van gewestelijk ontvanger aan te leggen. Afdeling 2 - Toelatingsvoorwaarden
Art. 8.Niemand kan benoemd worden tot gewestelijk ontvanger zonder aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten voldoen;4° een gedrag hebben dat beantwoordt aan de eisen van de functie;5° de medische geschiktheid bezitten die vereist is voor de uit te oefenen functie;6° houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot betrekkingen van niveau A binnen het Waals openbaar ambt;7° geslaagd zijn voor het vergelijkend examen vermeld in artikel 11;8° de stage waarvan sprake in artikel 14 voltooid hebben. Worden vrijgesteld van de voorwaarde vermeld in lid 1, 6°, kandidaten die, onder de volgende cumulatieve voorwaarden, een anciënniteit van meer dan zeven jaar in minstens niveau A of B hebben als stagiair, vastbenoemde of contractueel, of in een gelijkwaardig niveau: 1° in een ministerie of een overheidsinstelling afhankelijk van de staat, de gewesten of de gemeenschappen, of in de diensten of in een overheidsinstelling van de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, of in een provincie-, gemeente- of OCMW-bestuur of het bestuur van een intercommunale, of, middels een toelaatbaarheidsbeslissing genomen door het College van de Waalse gouverneurs, in een openbare dienst van een lidstaat van de Europese Unie die vergelijkbaar is met een van voormelde diensten;2° zonder onderbreking ten gevolge van een door de gewestelijk ontvanger opgelopen tuchtsanctie, een ontslag omwille van beroepsongeschiktheid in het kader van de evaluatie van de gewestelijk ontvanger of ten gevolge van ontslag om dringende redenen;3° houder zijn van een diploma van minstens niveau B;4° houder zijn van een getuigschrift bestuurswetenschappen met een totaal van 450 uren opleiding. Afdeling 3 - Vergelijkend examen en reserve
Art. 9.§ 1. Het College van de Waalse gouverneurs organiseert het vergelijkend examen om de wervingsreserve vermeld in artikel 12 aan te leggen. § 2. Het kondigt het vergelijkend examen aan via aankondiging, gepubliceerd in het Belgisch staatsblad en verspreid op de intranet- en internetsites van de diensten van de gouverneurs en de Regering.
De aankondiging vermeldt de aanstellingsvoorwaarden uiteengezet in artikel 8, de procedure voor deelneming aan het examen en de afsluitingsdatum van de inschrijvingen. Ze vermeldt eveneens dat het examen tot doel heeft een wervingsreserve aan te leggen om de functie van gewestelijk ontvanger uit te oefenen op heel het grondgebied van het Gewest. § 3. Kandidaten richten hun aanvraag tot deelneming per aangetekend schrijven aan het College van de Waalse gouverneurs, op het adres vermeld in de aankondiging waarvan sprake in paragraaf 2.
De kandidaat moet, op straffe van onontvankelijkheid: 1° op de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag tot deelneming voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden vermeld in artikel 8, lid 1, 1° tot 6° ;2° bij zijn aanvraag tot deelneming een afschrift van zijn diploma of het bewijs dat hij voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 8, lid 2 voegen. § 4. Het College van de Waalse gouverneurs vergewist zich ervan dat de kandidaten bij de afsluiting van de inschrijvingen voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in paragraaf 3.
Art. 10.§ 1. Het College van de Waalse gouverneurs stelt een examencommissie aan die de kandidaten tijdens de proeven vermeld in artikel 11, § 1 moet evalueren.
De examencommissie bestaat uit : 1° de financieel directeur van een Waalse provincie of gemeente met minstens 5 jaar dienstanciënniteit;2° een arrondissementscommissaris;3° twee gewestelijke ontvangers in functie in twee verschillende provincies, die verschillen van de provincie van de arrondissementscommissaris vermeld in 2°, met minstens vijf jaar dienstanciënniteit;4° een leerkracht uit het hoger onderwijs, actief of gepensioneerd, die lesgeeft of lesgaf in een van de materies waarop de proeven van het examen betrekking hebben. De examencommissie wordt voorgezeten door de arrondissementscommissaris vermeld in lid 2, 2°. § 2. Geen enkel lid van de examencommissie mag een oordeel vellen of deelnemen aan de beraadslaging als de kandidaat zijn echtgeno(o)t(e) of een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad is. § 3. Het intern reglement met betrekking tot de werking van de examencommissie en het verloop en de correctie van de proeven wordt opgesteld door het College van de Waalse gouverneurs.
Art. 11.§ 1. Het examen bestaat uit drie proeven : 1° een schriftelijke denkproef, op vijftig punten, bestaande uit het opstellen van een nota en een kritische samenvatting met betrekking tot een algemeen onderwerp, dat economische aspecten kan omvatten;2° een schriftelijke theoretische proef, op 100 punten, met open vragen die toelaten te oordelen of de kandidaten over de vereiste minimumkennis beschikken met betrekking tot de volgende domeinen : a) grondwettelijk recht, op 10 punten;b) bestuursrecht, op 10 punten;c) burgerlijk recht, op 5 punten;d) het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie, op 10 punten;e) de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, op 10 punten;f) lokale fiscaliteit, op 10 punten;g) gemeentelijke boekhouding en financiën, op 15 punten;h) boekhouding van de OCMW's, op 15 punten;i) overheidsopdrachtenrecht, op 15 punten;3° een mondelinge proef, op 50 punten, die toelaat de kandidaat te beoordelen op onder meer zijn strategische visie op de opdracht van gewestelijk ontvanger en op de beheersing van de competenties die nodig zijn voor de uitoefening ervan op het vlak van human resources, management en organisatie van de interne controle. § 2. De kandidaat is geslaagd voor het examen als hij voor de drie proeven tezamen minstens 120 punten behaalde en voor elke proef en voor elk onderdeel minstens 50 % behaalde. § 3. De concrete inhoud van de proeven vermeld in paragraaf 1 wordt bepaald door de examencommissie en goedgekeurd door het College van de Waalse gouverneurs.
Art. 12.Na de proeven vermeld in artikel 11 worden de geslaagde kandidaten door het College van de Waalse gouverneurs gerangschikt en aangeworven in volgorde van rangschikking.
Deze kandidaten vormen de wervingsreserve van kandidaten voor de functie van gewestelijk ontvanger.
De geslaagden worden in de wervingsreserve gerangschikt op basis van de punten die ze voor de drie proeven tezamen behaalden. Bij gelijk aantal punten wordt de geslaagde die beste score behaalde voor de schriftelijke theoretische proef waarvan sprake in artikel 11, § 1, als eerste gerangschikt.
De kandidaten worden op de hoogte gebracht van de rangschikking of niet-rangschikking.
Elke kandidaat mag binnen de vijftien dagen na de kennisgeving zijn opmerkingen overmaken of een klacht indienen bij de voorzitter van het College van de Waalse gouverneurs. Het College van de Waalse gouverneurs doet binnen de maand na ontvangst uitspraak over de klacht, na de klager gehoord te hebben, indien deze dit wenst. De klager kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
Het College van de Waalse gouverneurs maakt zijn gemotiveerde beslissing aangaande de opmerking of de klacht over aan de kandidaat die opmerkingen deed gelden of een klacht indiende.
Art. 13.De wervingsreserve blijft geldig gedurende drie jaar na de datum van het proces-verbaal waarin de geslaagden vastgelegd worden.
Deze termijn kan op beslissing van het College van de Waalse gouverneurs een keer verlengd worden voor een termijn van twee jaar.
Indien een nieuwe wervingsreserve wordt aangelegd terwijl de vroegere wervingsreserve nog niet verstreken is, hebben de geslaagden van de oudste reserve voorrang op die van de recentere reserve. HOOFDSTUK IV. - Stage
Art. 14.§ 1. De stage duurt twaalf maanden.
Ze kan maximaal met zes maanden verlengd worden bij gemotiveerde beslissing van de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris, onder de voorwaarden vastgelegd in artikel 19. § 2. Alle periodes tijdens dewelke de stagiair-gewestelijk ontvanger zich in actieve dienst bevindt, worden in aanmerking genomen voor de berekening van de duur van de stage.
Met uitzondering van het jaarlijks verlof, omstandigheidsverloven en verloven wegens overmacht, schorsen periodes tijdens dewelke de stagiair-gewestelijk ontvanger gedurende minstens 40 dagen op verlof is de duur van de stage.
Art. 15.§ 1. De gouverneur benoemt de geslaagde aangesteld in overeenstemming met artikel 6, lid 2, 2° als stagiair-gewestelijk ontvanger. § 2. Onder voorbehoud van lid 2 heeft de benoeming als stagiair onmiddellijk uitwerking.
Ze heeft echter uitwerking : 1° bij het verstrijken van elke periode van onbeschikbaarheid van de stagiair, mits deze het gevolg is van de uitvoering van wettelijke verplichtingen;2° bij het verstrijken van een periode van maximaal drie maanden, die door een geslaagde werd aangevraagd om een zelfstandige activiteit in hoofdberoep uit te oefenen;3° bij het verstrijken van elke periode van onbeschikbaarheid van de stagiair die het gevolg is van overmacht, mits deze niet langer dan zes maanden duurt. § 3. Behalve in geval van afwijking zijn de bepalingen van dit besluit van toepassing op de stagiair-gewestelijk ontvanger.
Art. 16.§ 1. De stagiair-gewestelijk ontvanger wordt tijdens de duur van de stage door een begeleidingsambtenaar begeleid bij de praktische aspecten van zijn functie. § 2. De gouverneur stelt de arrondissementscommissaris van zijn provincie aan als de in paragraaf 1 bedoelde begeleidingsambtenaar.
Art. 17.§ 1. De evaluatiecriteria van de stagiair-gewestelijk ontvanger worden hem aan het begin van de stage meegedeeld. Dit zijn criteria voor de beoordeling van zijn prestaties en van zijn vaardigheden.
De criteria voor de beoordeling van zijn prestaties zijn : 1° de kwaliteit van het werk: kwaliteit en niveau van afwerking van het werk, zonder het kwantitatief rendement in aanmerking te nemen, niveau van zorg, nauwkeurigheid en precisie;2° de hoeveelheid werk: werkvolume gerealiseerd binnen een bepaalde periode, zonder de kwaliteit van het werk in aanmerking te nemen, om de capaciteit om alle taken van zijn ambt uit te voeren te beoordelen;3° veelzijdigheid: capaciteit om verschillende taken en andere functies uit te voeren dan degene die aan de stagiair werden toevertrouwd;4° beschikbaarheid: reactie van de kandidaat op problemen die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden of een verandering van werkomgeving;5° creativiteit of initiatief: capaciteit van de stagiair om nieuwe ideeën uit te werken en te promoten, als vaardigheid om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen;6° teamgeest en sociabiliteit: capaciteit van de stagiair om in groep te werken om een gemeenschappelijk doel te verwezenlijken en bij te dragen tot een aangename werkomgeving;7° zin voor solidariteit: capaciteit om collega's te helpen. De criteria voor de beoordeling van zijn vaardigheden zijn : 1° beroepsinschakeling: kennis van het milieu, de instellingen en besturen van het Gewest en de plaatselijke besturen, de doelstellingen van de dienst;2° beheersing van het vak: kennis van de regelgeving en van boekhoudtechnieken, kennis van de context, contacten;3° geschiktheid voor de functie: beschikken over het juiste gedrag en de juiste relationele vaardigheden om de functie uit te oefenen;4° de mogelijkheid om te evolueren. § 2. De stagiair slaagt voor de stage als de meerderheid van de evaluatiecriteria positief is.
Art. 18.§ 1. Na afloop van de stageperiode gaat de begeleidingsambtenaar over tot de evaluatie van de stagiair-gewestelijk ontvanger en stelt een gemotiveerd stageverslag op waarin hij concludeert dat de kandidaat al dan niet geschikt is om de functie uit te oefenen.
Het lokaal bestuur waarvoor de stagiair-gewestelijk ontvanger de inkomsten en uitgaven gedaan heeft of de boekhouding beheerd heeft, wordt betrokken bij de opstelling van het verslag en kan advies uitbrengen, behalve als het verzaakt aan deze mogelijkheid. § 2. De begeleidingsambtenaar voegt bij zijn verslag een gunstig of ongunstig advies betreffende de vaste benoeming. § 3. Het stageverslag en de bijlagen ervan moeten binnen de maand na het einde van stage overgemaakt worden aan de gouverneur.
Art. 19.§ 1. In geval van ongunstig advies van de begeleidingsambtenaar wordt de gewestelijk ontvanger binnen de maand na de overmaking van het verslag uitgenodigd door de gouverneur, teneinde opheldering te verschaffen.
De stagiair-gewestelijk ontvanger mag zich tijdens deze hoorzitting laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. § 2. Indien de gouverneur, gelet op de prestaties tijdens de stage, het verslag, het advies van de begeleidingsambtenaar en de door de stagiair-gewestelijk ontvanger verstrekte uitleg, van mening is dat de stagiair-gewestelijk ontvanger onvoldoende beschikt over de vereiste vaardigheden en kwaliteiten om de functie van gewestelijk ontvanger uit te oefenen, maakt hij de stagiair-gewestelijk ontvanger onverwijld een gemotiveerd voorstel tot verlenging van de stage met zes maanden of een voorstel tot ontslag over.
De stage kan slechts eenmaal verlengd worden in toepassing van lid 1.
De kennisgeving van het in het eerste lid vermelde voorstel gebeurt per aangetekend schrijven en vermeldt de beroepsmogelijkheden en -vormen. § 3. De gewestelijke ontvanger kan binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van het voorstel vermeld in paragraaf 2 een beroep indienen bij het College van de Waalse gouverneurs. Indien hij geen beroep indient, keurt de gouverneur de beslissing goed.
De gewestelijk ontvanger stelt de gouverneur per aangetekend schrijven in kennis van zijn beroep.
De gouverneur maakt het beroep, het voorstel van beslissing en alle nuttige stukken binnen de vijftien dagen na ontvangst van het beroep over aan het College van de Waalse gouverneurs.
Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak over het beroep.
Het verstrekt een advies over het voorstel van de gouverneur volgens de modaliteiten vastgelegd in artikels 175 en 176, na de gewestelijke ontvanger en desgevallend zijn raadsman gehoord te hebben. § 4. De gouverneur neemt een beslissing na kennis genomen te hebben van het advies van het College van de Waalse gouverneurs. Dit kan strekken tot benoeming of ontslag van de stagiair-gewestelijk ontvanger of tot verlenging van de stage indien mogelijk. Desgevallend vermeldt hij de redenen waarom hij het advies van het College van de Waalse gouverneurs niet volgt.
De gouverneur deelt zijn beslissing binnen de maand na het verstrekken van het advies per aangetekend schrijven mee aan de stagiair-gewestelijk ontvanger. § 5. Het ontslag wordt voorafgegaan door een opzeggingstermijn van drie maanden die begint te lopen op de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving van de beslissing tot ontslag van de gouverneur aan de stagiair-gewestelijk ontvanger.
Art. 20.§ 1. De gouverneur kan de stagiair-gewestelijk ontvanger ontslaan tijdens de stage om dringende reden, zonder opzeggingstermijn of schadevergoeding. § 2. De stagiair-gewestelijk ontvanger wordt binnen de vijftien dagen nadat de gouverneur voldoende kennis heeft kunnen nemen van de feiten uitgenodigd om gehoord te worden.
Hij heeft vanaf het ogenblik van de uitnodiging toegang tot het dossier en kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
De gouverneur maakt de stagiair-gewestelijk ontvanger binnen de vijftien dagen na de hoorzitting een voorstel tot ontslag om dringende reden over. Zo niet wordt de gouverneur geacht afgezien te hebben van de maatregel van ontslag om dringende reden voor de feiten in kwestie.
De kennisgeving van het in het eerste lid vermelde voorstel gebeurt per aangetekend schrijven en vermeldt de beroepsmogelijkheden en -vormen. § 3. De stagiair-gewestelijk ontvanger kan binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van het voorstel vermeld in paragraaf 2 een beroep indienen bij het College van de Waalse gouverneurs. Indien hij geen beroep indient, keurt de gouverneur de beslissing goed.
De stagiair-gewestelijk ontvanger stelt de gouverneur per aangetekend schrijven in kennis van zijn beroep.
De gouverneur maakt het beroep, het voorstel van beslissing en alle nuttige stukken binnen de vijftien dagen na ontvangst van het beroep over aan het College van de Waalse gouverneurs.
Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak over het beroep.
Het verstrekt een advies over het voorstel van de gouverneur volgens de modaliteiten vastgelegd in artikels 175 en 176, na de stagiair-gewestelijk ontvanger en desgevallend zijn raadsman gehoord te hebben. § 4. De gouverneur kan een definitieve beslissing tot ontslag nemen na kennis genomen te hebben van het advies van het College van Waalse gouverneurs. Desgevallend vermeldt hij de redenen waarom hij het advies van het College van de Waalse gouverneurs niet volgt.
De gouverneur deelt zijn beslissing binnen de vijftien dagen na het verstrekken van het advies per aangetekend schrijven mee aan de stagiair-gewestelijk ontvanger. § 5. De gouverneur kan beslissen de stagiair-gewestelijk ontvanger tijdelijk - voor de duur van de procedure vermeld in paragraaf 2 tot 4 - te ontheffen uit zijn functie.
Art. 21.De stagiair-gewestelijk ontvanger kan in de loop van de stage vrijwillig zijn ambt neerleggen mits een opzeggingstermijn van een maand, die begint te lopen op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gouverneur per aangetekend schrijven in kennis werd gesteld van de beslissing. Deze opzeggingstermijn kan in onderlinge overeenstemming worden ingekort. HOOFDSTUK V. - Vaste benoeming en eedaflegging
Art. 22.§ 1. De gouverneur gaat na controle van de voorwaarden gesteld in artikel 8 over tot de definitieve benoeming van de gewestelijke ontvanger. § 2. De benoeming heeft uitwerking vanaf de dag van de toelating tot de stage.
Art. 23.De hoedanigheid van gewestelijke ontvanger wordt bekrachtigd door de eed die wordt afgelegd bij de bevoegde gouverneur, in de bewoordingen vastgelegd in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie. HOOFDSTUK VI. - Opdrachten Afdeling 1. - Toewijzing en controle van de prestaties
Art. 24.De gouverneur oefent het hiërarchisch gezag over de gewestelijk ontvanger uit. De gouverneur kan een deel van zijn bevoegdheden delegeren aan de arrondissementscommissaris.
Art. 25.De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris duidt de lokale besturen aan waarvoor de gewestelijke ontvanger de inkomsten en uitgaven uitvoert en de boekhouding beheert.
De dienst van de gewestelijke ontvanger wordt georganiseerd op een manier die deze laatste toelaat minstens een keer per week tijdens de gewone diensturen daadwerkelijk aanwezig te zijn op elk van de lokale besturen waarvoor hij werkt. Afdeling 2. - Opdrachten met betrekking tot de vervanging van een
financieel directeur
Art. 26.§ 1. Een lokaal bestuur kan tijdelijk een beroep doen op een gewestelijke ontvanger in de situaties vastgelegd in artikel L1124-21, § 3, van het Wetboek. § 2. De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris duidt binnen de dertig dagen na het verzoek een of meerdere gewestelijke ontvangers onder de in dienst zijnde gewestelijke ontvangers aan om tijdelijk de opdracht van financieel directeur uit te oefenen, mits de werklast van de gewestelijke ontvangers van de provincie dit toelaat.
De gewestelijke ontvangers die in aanmerking komen voor de vervanging worden aangesteld op vrijwillige basis.
Indien niet alle opdrachten van de afwezige of ontslagnemende financieel directeur toevertrouwd kunnen worden aan de in dienst zijnde gewestelijke ontvangers, kan de gouverneur aan de gouverneurs van de andere provincies vragen om een of meerdere in dienst zijnde gewestelijke ontvangers in hun provincie aan te stellen om de vervanging uit te voeren. Het verzoek wordt op de agenda van een vergadering van het College van de Waalse gouverneurs gezet.
Indien de gouverneur er niet in slaagt binnen de dertig dagen na het verzoek een of meerdere gewestelijke ontvangers aan te stellen om de vervanging uit te voeren, brengt hij het lokaal bestuur in kwestie daarvan onmiddellijk op de hoogte per aangetekende brief. § 3. Op het ogenblik dat de ter vervanging aangestelde gewestelijke ontvangers hun opdracht aanvangen en op het einde van de vervanging wordt er voor het lokaal bestuur overgegaan tot het opstellen van de eindrekening en de overhandiging van de kas en de boekhoudstukken, onder het toezicht van de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris van de provincie waarin het lokaal bestuur in kwestie gelegen is.
De eindrekening wordt opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2007 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, ter uitvoering van artikel L1315-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie.
Onder voorbehoud van het eerste lid wordt de gewestelijke ontvanger die ingezet wordt om een vervanging uit te voeren bij een lokaal bestuur gelegen in een andere provincie, aan deze opdracht toegewezen door de gouverneur die hem benoemd heeft of door de afgevaardigde arrondissementscommissaris, na gehoord te zijn, en blijft hij onder hun gezag staan. Afdeling 3. - Vervangingsopdrachten bij afwezigheid van een
gewestelijke ontvanger
Art. 27.§ 1. De gewestelijke ontvanger verantwoordelijk voor de vervanging van een afwezige gewestelijke ontvanger wordt, in toepassing van artikel L1124-24, gekozen uit de in dienst zijnde gewestelijke ontvangers, mits de werklast van de gewestelijke ontvangers van de provincie dit toelaat.
Indien niet alle opdrachten van de afwezige gewestelijk ontvanger toevertrouwd kunnen worden aan de in dienst zijnde gewestelijke ontvangers, kan de gouverneur aan de gouverneurs van de andere provincies vragen om een of meerdere in dienst zijnde gewestelijke ontvangers in hun provincie aan te stellen om de vervanging uit te voeren. Het verzoek wordt op de agenda van een vergadering van het College van de Waalse gouverneurs gezet.
Onder voorbehoud van artikel L1124-24, lid 2, van het Wetboek, wordt de gewestelijk ontvanger die ingezet wordt om een vervanging uit te voeren bij een lokaal bestuur gelegen in een andere provincie, aan deze opdracht toegewezen door de gouverneur die hem benoemd heeft of door de afgevaardigde arrondissementscommissaris, na gehoord te zijn, en blijft hij onder hun gezag staan.
De eindrekening wordt opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2007 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, ter uitvoering van artikel L1315-1 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie. § 2. De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris wijst de vervangende gewestelijke ontvanger(s) aan op vrijwillige basis.
Indien geen enkele gewestelijke ontvanger zich vrijwilliger stelt, kan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris ambtshalve een of meerdere gewestelijke ontvangers aanwijzen, rekening houdend met hun competenties, hun ervaring en de plaats waar ze hun functie uitoefenen. Hij kan echter geen gewestelijke ontvanger ambtshalve aanwijzen wiens woonplaats zich op meer dan vijfenzeventig kilometer bevindt van de plaats waar de vervanging uitgevoerd moet worden. Afdeling 4. - Ondersteunende opdrachten
Art. 28.§ 1. Het College van de Waalse gouverneurs kan, mits de voorafgaande toestemming van de minister, een of meerdere vastbenoemde gewestelijke ontvangers gedeeltelijk of volledig vrijstellen van het uitvoeren van de opdracht van financieel directeur bij lokale besturen om hen ondersteunende opdrachten toe te vertrouwen, zoals: 1° opleidingsprogramma's om de kwaliteit van de prestaties van de gewestelijke ontvangers te verbeteren ontwikkelen, implementeren en coördineren;2° de kas van een of meerdere gewestelijke ontvangers controleren en voor elk van hen een voorverslag opstellen, dat hij aan de gouverneur overmaakt vooraleer deze overgaat tot de driemaandelijkse controle van de kas van de gewestelijke ontvangers; 3° onderzoek uitvoeren en synthesenota's opstellen met betrekking tot problematieken van juridische, economische, sociale, politieke, ... aard, waarmee gewestelijke ontvangers geconfronteerd worden of kunnen worden; 4° gerichte vragen beantwoorden die hem gesteld worden door een gewestelijke ontvanger en betrekking hebben om een probleem waarmee deze laatste geconfronteerd wordt bij het beheer van de inkomsten en uitgaven waarvoor hij verantwoordelijk is;5° gewestelijke ontvangers nuttige documentatie voor de uitoefening van hun beroep ter beschikking stellen;6° op de hoogte blijven van juridische, economische, sociale en technologische evoluties die een impact kunnen hebben op de prestaties van gewestelijke ontvangers of deze kunnen verbeteren;7° de implementering van nieuwe technologische tools en de update ervan uitvoeren en coördineren;8° optreden als begeleider van een of meerdere stagiair-gewestelijke ontvangers;9° een tijdelijke vervangingsopdracht uitvoeren. De gewestelijke ontvanger zoals bedoeld in het eerste lid wordt aangesteld als gewestelijk ontvanger-tussenpersoon. § 2. Het College van de Waalse gouverneurs bepaalt het aantal punten dat toegekend wordt voor het uitvoeren van de ondersteunende opdrachten die het opsomt.
Voor opdrachten die niet in de lijst voorkomen, verzoekt het de gouverneurs de lijst naar analogie toe te passen of legt het criteria vast op basis waarvan de gouverneurs het aantal punten voor de ondersteunende opdrachten die aan de gewestelijke ontvanger worden toevertrouwd kunnen bepalen.
Het aantal punten geeft het vereiste werkvolume weer om elke ondersteunende opdracht gedurende één kalenderjaar uit te oefenen. Het aantal punten moet overeenstemmen met de werklast die het uitvoeren van de inkomsten en uitgaven van een gemeente met een inwonersaantal dat gelijk is aan het voormelde aantal punten met zich meebrengt. HOOFDSTUK VII. - Evaluatie en ontslag wegens beroepsongeschiktheid
Art. 29.§ 1. De evaluatie van de gewestelijke ontvanger heeft tot doel zijn bijdrage aan de goede werking van de gewestelijke ontvangsten en de kwaliteit van zijn prestaties voor rekening van de gewestelijke ontvangsten of van de lokale besturen te beoordelen. § 2. De evaluatie van de gewestelijke ontvanger houdt rekening met : 1° alle elementen met betrekking tot zijn functioneringswijze: zijn relatie met de andere leden van de gewestelijke ontvangst, met de vertegenwoordigers en aangestelden van de lokale besturen waarvan hij de ontvangsten en uitgaven uitvoert en de boekhouding beheert en met de andere diensten en gebruikers, zijn organisatie, zijn methodes en opleidingsinspanningen, de kwaliteit en de hoeveelheid van zijn werk;2° de bijdrage van de gewestelijke ontvanger om de kwaliteitsdoelstellingen van de aan de lokale bestuurders verstrekte diensten zoals vastgelegd door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris te bereiken;3° het bereiken van de op voorhand door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris vastgelegde persoonlijke doelstellingen; § 3. De doelstellingen waarvan sprake in paragraaf 2 worden op een specifieke en meetbare manier vastgelegd tijdens een planningsgesprek, zijn resultaatsgericht en tijdsgebonden.
Art. 30.De evaluatiemethodologie wordt goedgekeurd door het College van de Waalse gouverneurs.
Art. 31.§ 1. Het individueel dossier van de gewestelijke ontvanger bevat alle bewijselementen en een individuele fiche waarop de gunstige of ongunstige feiten of omstandigheden vermeld staan die kunnen dienen als beoordelingselement. Deze feiten of vaststellingen mogen enkel betrekking hebben op de uitvoering van de functie en worden goedgekeurd door de gewestelijke ontvanger die eventueel zijn opmerkingen noteert.
Elk feit of elke vaststelling waarvan de gewestelijke ontvanger van mening is dat het dienst kan doen als beoordelingselement wordt op zijn verzoek op zijn individuele fiche genoteerd door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris, die zijn eventuele opmerkingen vermeldt. § 2. De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris verzoekt elk lokaal bestuur waaraan de gewestelijke ontvanger is toegewezen om een advies te verstrekken over de prestaties, de competenties, het gedrag van de betrokkene en elk ander feit dat zijn evaluatie kan beïnvloeden.
Het advies moet ten laatste vijftien dagen voor het gesprek vermeld in artikel 32 door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris in ontvangst genomen worden en toegevoegd aan het individueel dossier van de gewestelijke ontvanger. Anders wordt het lokaal bestuur in kwestie geacht verzaakt te hebben aan de mogelijkheid advies uit te brengen.
Art. 32.§ 1. De evaluatie wordt door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris toegekend na een gesprek, en dit om de twee jaar, tussen 15 september en 15 december, en twee jaar na het planningsgesprek waarvan sprake in artikel 29, § 3. § 2. De gewestelijke ontvanger kan als evaluatie "uitstekend", "gunstig", "onder voorbehoud" of "ongunstig" krijgen. § 3. De vaste benoeming houdt de eerste gunstige evaluatie van de gewestelijke ontvanger in. § 4. Gewestelijke ontvangers die om welke reden dan ook afwezig zijn of hun ambt niet uitoefenen, behouden hun laatste evaluatie totdat ze hun ambt weer opnemen.
Indien de duur van de afwezigheid dit rechtvaardigt, vindt er een planningsgesprek plaats op het ogenblik van de werkhervatting.
Ze kunnen een jaar na het hervatten van hun ambt vragen de evaluatie te herzien.
Art. 33.De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris deelt zijn evaluatievoorstel mee binnen de vijftien dagen na het evaluatiegesprek.
De gewestelijke ontvanger ondertekent dit voorstel en stuurt het samen met zijn eventuele opmerkingen binnen de vijftien dagen na de kennisgeving terug. Indien hij dit niet doet, wordt hij geacht de evaluatie te aanvaarden, die dan definitief wordt.
Art. 34.De opmerkingen van de gewestelijke ontvanger worden onderzocht door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris.
De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris deelt zijn beslissing mee aan de gewestelijke ontvanger binnen de vijftien dagen na ontvangst van de opmerkingen.
De kennisgeving van de evaluatie moet de beroepsmogelijkheden en -vormen vermelden.
Art. 35.Gewestelijke ontvangers die een ongunstige evaluatie of een evaluatie onder voorbehoud kregen, kunnen binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van de evaluatie een beroep indienen.
De gewestelijke ontvanger stelt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris per aangetekend schrijven in kennis van zijn beroep.
De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris maakt het beroep, de evaluatie en alle nuttige stukken binnen de vijftien dagen na ontvangst van het beroep over aan het College van de Waalse gouverneurs.
Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak over het beroep, volgens de modaliteiten vastgelegd in artikels 175 en 176, na de gewestelijke ontvanger en desgevallend zijn raadsman gehoord te hebben.
Het College van de Waalse gouverneurs verstrekt een gunstig advies of een vernietigingsbesluit.
Het gunstig advies wordt ter beslissing meegedeeld aan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris.
De gemotiveerde beslissing die de toegekende evaluatie van rechtswege vernietigt, wordt overgemaakt aan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris, om over te gaan tot een nieuwe evaluatie, na een periode van vier maanden te tellen vanaf de ontvangst ervan.
Bij de tweede evaluatie mag de gewestelijk ontvanger zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
Er kan tegen deze tweede evaluatie geen beroep aangetekend worden bij het College van de Waalse gouverneurs.
De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris stelt de gewestelijk ontvanger in kennis van de toegekende evaluatie.
Art. 36.Als de toegekende evaluatie ongunstig of onder voorbehoud is, vindt er zes maanden na de toekenning een tussentijdse evaluatie plaats.
Art. 37.§ 1. Na twee opeenvolgende definitief toegekende ongunstige evaluaties kan de gouverneur aan de gewestelijke ontvanger een voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid overmaken per aangetekend schrijven.
De kennisgeving van het voorstel moet de beroepsmogelijkheden en -vormen vermelden. § 3. De gewestelijk ontvanger kan binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van het voorstel vermeld in paragraaf 1 een beroep indienen. Indien hij geen beroep indient, keurt de gouverneur de beslissing goed.
De gewestelijk ontvanger stelt de gouverneur in kennis van zijn beroep.
De gouverneur maakt het beroep, het voorstel van beslissing en alle nuttige stukken binnen de vijftien dagen na ontvangst van het beroep over aan het College van de Waalse gouverneurs.
Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak over het beroep.
Het verstrekt een advies over het voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid volgens de modaliteiten vastgelegd in artikels 175 en 176, na de gewestelijke ontvanger en desgevallend zijn raadsman gehoord te hebben. § 3. Na kennis genomen te hebben van het advies van het College van Waalse gouverneurs, kan de gouverneur een beslissing tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid nemen. Desgevallend vermeldt hij de redenen waarom hij het advies van het College van de Waalse gouverneurs niet volgt.
De gouverneur deelt het ontslag wegens beroepsongeschiktheid per aangetekend schrijven mee binnen de maand na de goedkeuring van het advies. Zo niet wordt hij geacht te hebben afgezien van het ontslag. § 4. Behalve in geval van zware fout wordt een vertrekvergoeding toegekend aan een gewestelijke ontvanger die ontslagen wordt wegens beroepsongeschiktheid. Deze vergoeding is gelijk aan: 1° de laatste jaarlijkse activiteitswedde als hij minstens twintig jaar in dienst is als gewestelijke ontvanger;2° twee derde van de laatste jaarlijkse activiteitswedde als hij minstens tien en minder dan twintig jaar in dienst is als gewestelijke ontvanger;3° de helft van de laatste jaarlijkse activiteitswedde als hij minder dan tien jaar in dienst is als gewestelijke ontvanger; HOOFDSTUK VIII. - Administratieve standplaats:
Art. 38.§ 1. De gouverneur bepaalt de zetel van het ambt van de gewestelijke ontvanger, met inachtneming van paragraaf 2. § 2. De administratieve standplaats van de gewestelijke ontvanger wordt gevestigd op de plaats waar zijn dienst gevestigd is.
Als hij zijn beroepsactiviteiten gewoonlijk uitoefent op meerdere plaatsen, wordt ze gevestigd op de plaats waar de kantoren van het lokaal bestuur waarvoor hij het grootste deel van zijn prestaties uitvoert gelegen zijn.
Als het lokaal bestuur waarvoor hij het grootste deel van zijn prestaties uitvoert niet bepaald kan worden, wordt ze gevestigd op de plaats waar de kantoren van het lokaal bestuur met het grootste inwoneraantal gelegen zijn. HOOFDSTUK IX. - Opleiding
Art. 39.§ 1. De gewestelijke ontvanger mag opleidingen volgen die interessant zijn voor de uitoefening van zijn functie.
De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris komen tijdens het planningsgesprek vermeld in artikel 29, § 3, een opleidingsplan overeen, dat de gewestelijke ontvanger in de loop van de evaluatiecyclus ten uitvoer brengt.
Het opleidingsplan bevat een aantal opleidingen die de gewestelijke ontvanger belooft te zullen volgen en een lijst van vaardigheden die de gewestelijke ontvanger belooft te zullen verwerven of verbeteren door middel van opleidingen. Het kan het aantal en de totale duur van de opleidingen die de gewestelijke ontvanger mag volgen beperken.
Het opleidingsplan is conform de richtlijnen opgesteld door het College van de Waalse gouverneurs, met name voor wat het jaarlijks volume en het maximumaantal uren te volgen opleidingen betreft. § 2. De gewestelijke ontvanger mag deelnemen aan elke door het College van de Waalse gouverneurs erkende opleiding die de doelstellingen, voorwaarden en beperkingen vastgelegd in zijn opleidingsplan respecteert.
De gewestelijke ontvanger mag deelnemen aan elke niet door het College van de Waalse gouverneurs erkende opleiding, mits de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris vaststelt dat ze verenigbaar is met de doelstellingen, voorwaarden en beperkingen vastgelegd in het opleidingsplan. § 3. Naast de doelstellingen, voorwaarden en beperkingen vastgelegd in het opleidingsplan mag de gewestelijke ontvanger deelnemen aan opleidingen die interessant zijn voor de uitoefening van zijn functie, mits de toestemming van de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris. § 4. De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris mag de deelname aan een opleiding steeds weigeren als de afwezigheid van de gewestelijke ontvanger onverenigbaar is met het belang van de dienst.
Art. 40.De gewestelijke ontvanger die een opleiding zoals bedoeld in artikel 39, § 2, volgt, krijgt een dienstvrijstelling of opleidingsverlof. De vrijstelling of het verlof wordt gelijkgesteld aan een periode van dienstactiviteit, en de gewestelijke ontvanger behoudt al zijn rechten.
Art. 41.§ 1. De gewestelijke ontvanger kan opleidingsverlof krijgen om de opleidingen zoals bedoeld in artikel 39, § 2, te volgen. Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Het verlof wordt toegekend door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris, die erover waakt dat de verloven evenwichtig verdeeld worden over de periodes die de ontvanger presteert in de verschillende besturen die een beroep doen op zijn diensten.
Het opleidingsverlof kan slechts eenmaal worden toegekend voor eenzelfde opleiding. § 2. De duur van het verlof is gelijk aan het aantal opleidingsuren, met aftrek van de uren waarvoor de gewestelijke ontvanger vrijgesteld is.
Voor een opleiding die geen regelmatige aanwezigheid vereist, is het aantal opleidingsuren gelijk aan het aantal uren of lessen van het studieprogramma. § 3. Verlof voor een opleiding die ingericht wordt gedurende een schooljaar moet genomen worden tussen het begin van het schooljaar en het einde van de eerste of eventueel de tweede examenperiode.
Verlof voor een opleiding die niet ingericht wordt gedurende een schooljaar moet genomen worden tussen het begin en het einde van de opleiding.
Verlof voor een opleiding die geen regelmatige aanwezigheid vereist, moet genomen worden tussen het begin en het einde van de opgelegde werken. Als deze opleiding gevolgd wordt door de deelname aan een examen wordt de periode verlengd tot het einde van de eerste of eventueel de tweede examenperiode. § 4. De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris kan, rekening houdend met de behoeften van de dienst en het aantal uren of lessen van de opleiding, een geplande opdeling van het verlof opleggen.
De opdeling van het verlof mag het recht van de gewestelijke ontvanger om zijn verlof volledig op te nemen niet aantasten, noch het recht om het te gebruiken om zich naar zijn opleiding te begeven, om deze bij te wonen, om na de opleiding naar zijn werkplaats terug te keren en om deel te nemen aan de examens.
Art. 42.§ 1. De gewestelijke ontvanger bezorgt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris ten laatste de dag voor het begin van elke opleiding, al dan niet vastgelegd in het opleidingsplan, een inschrijvingsattest.
De gewestelijke ontvanger bezorgt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris binnen de maand na het einde van de opleiding een attest van aanwezigheid, dat aantoont dat hij de volledige opleiding gevolgd heeft. Als de gewestelijke ontvanger niet de volledige opleiding heeft kunnen volgen, moet hij de redenen hiervoor opgeven. § 2. De gewestelijke ontvanger deelt zijn beslissing om de opleiding stop te zetten mee aan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris.
Art. 43.De gewestelijke ontvanger wordt op non-actief gezet als blijkt dat hij : 1° zonder wettige reden een opleiding niet heeft gevolgd of niet heeft deelgenomen aan een deel van de opleiding;2° de opleiding stopgezet heeft zonder dit mee te delen aan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris. In de situaties vermeld in het eerste lid, 1° en 2° wordt de betrokkene op non-actief gezet voor de periode tussen het ogenblik dat hij ophield de opleiding te volgen of dat hij de opleiding stopzette tot het ogenblik waarop hij weer in dienst is getreden.
Daarnaast wordt het recht van de gewestelijke ontvanger om opleidingsverlof te genieten geschorst voor de rest van het lopende academiejaar. HOOFDSTUK X. - Administratieve standen en verloven Afdeling 1. - Administratieve standen
Art. 44.De gewestelijke ontvanger bevindt zich steeds in een van de volgende administratieve standen : 1° in actieve dienst;2° non-activiteit;3° disponibiliteit.
Art. 45.Voor het bepalen van zijn administratieve stand wordt de gewestelijke ontvanger steeds geacht in actieve dienst te zijn, behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of op beslissing van de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris in een andere administratieve stand brengt.
Behoudens andersluidende beslissing heeft de gewestelijke ontvanger die zich in actieve dienst bevindt recht op een wedde.
Art. 46.De gewestelijke ontvanger die zonder toelating afwezig is of zonder geldige reden de duur van zijn verlof overschrijdt, wordt van rechtswege op non-actief gezet.
De gewestelijke ontvanger die geen gevolg geeft aan de uitnodiging om het werk te hervatten, zoals bedoeld in artikel 113, wordt van rechtswege op non-actief gezet.
Behoudens andersluidende beslissing heeft de gewestelijke ontvanger die zich in non-activiteit bevindt geen recht op een wedde.
Art. 47.De gewestelijke ontvanger kan niet in non-activiteit gesteld of gehouden worden als hij aan de voorwaarden voldoet om gepensioneerd te worden.
Art. 48.De gewestelijke ontvanger kan in disponibiliteit gesteld worden onder de voorwaarden vastgelegd in artikels 139 tot 150 : 1° door ambtsontheffing in het belang van de dienst;2° wegens ziekte die hem niet definitief ongeschikt maakt voor de dienst, maar leidt tot afwezigheden die de duur van het ziekteverlof overschrijden;3° wegens persoonlijke aangelegenheden.
Art. 49.De gewestelijke ontvanger kan niet in disponibiliteit gesteld of gehouden worden als hij aan de voorwaarden voldoet om gepensioneerd te worden. Afdeling 2. - Verloven
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 50.Deze afdeling is van toepassing op vastbenoemde gewestelijke ontvangers.
Ze is eveneens van toepassing op stagiairs, met uitzondering van : 1° het verlof om een stage of een proefperiode te vervullen, zoals bedoeld in artikel 59;2° de terbeschikkingstelling door ambtsontheffing in het belang van de dienst, zoals bedoeld in artikels 141 tot 143;3° de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden, zoals bedoeld in artikels 149 en 150.
Art. 51.Voor de toepassing van dit artikel moeten als werkdagen beschouwd worden de dagen waarop de gewestelijke ontvanger dient te werken op basis van zijn normale arbeidsregeling.
Art. 52.§ 1. De gewestelijke ontvanger mag enkel afwezig zijn als hij voorafgaandelijk verlof of een dienstvrijstelling heeft gekregen.
Onder dienstvrijstelling dient de toelating verstaan te worden die aan de gewestelijke ontvanger gegeven wordt om afwezig te zijn tijdens de diensturen, voor een bepaalde duur, met behoud van al zijn rechten. § 2. Behoudens andersluidende beslissing beslist de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris over de toekenning van een verlof of dienstvrijstelling. Deze houdt rekening met de eventueel door de verantwoordelijken van de lokale besturen geformuleerde opmerkingen vermeld in lid 2.
De gewestelijke ontvanger brengt de verantwoordelijke van de lokale besturen die een beroep doen op zijn diensten en waarop zijn afwezigheid een impact zou kunnen hebben op de hoogte van zijn aanvraag op het ogenblik dat hij het verlof of de dienstvrijstelling aanvraagt, om hem de kans te geven opmerkingen te doen gelden.
De gewestelijke ontvanger brengt de verantwoordelijken van de lokale besturen die een beroep doen op zijn diensten op de hoogte van de beslissing waarvan sprake in het eerste lid.
Art. 53.Uitgezonderd het bevallingsverlof, het vaderschapsverlof of het adoptieverlof kan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris verloven weigeren als het belang van de dienst dit vereist.
Onderafdeling 2. - Jaarlijkse vakantieverlof en feestdagen
Art. 54.§ 1. De gewestelijke ontvanger heeft recht op jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur naargelang zijn leeftijd bepaald wordt als volgt : 1° minder dan vijfenveertig jaar: zevenentwintig werkdagen;2° tussen vijfenveertig en negenenveertig jaar: achtentwintig werkdagen;3° tussen vijftig en vijfenvijftig jaar: negenentwintig werkdagen;4° tussen vijfenvijftig en negenenvijftig jaar: dertig werkdagen; § 2. De gewestelijke ontvanger geniet een bijkomend jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur naargelang zijn leeftijd bepaald wordt als volgt : 1° op zestig jaar: een werkdag;2° op eenenzestig jaar: twee werkdagen;3° op tweeënzestig jaar: drie werkdagen;4° op drieënzestig jaar: vier werkdagen;5° op vierenzestig jaar: vijf werkdagen;
Art. 55.Het jaarlijks vakantieverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. De gewestelijke ontvanger beslist wanneer hij dit opneemt volgens de behoeften van de dienst.
Als het verlof opgesplitst wordt en de gewestelijke ontvanger dit vraagt, bestaat dit verlof uit een doorlopende periode van minstens twee weken.
Maximaal de helft van de jaarlijkse vakantiedagen, desgevallend verhoogd met het aantal vakantiedagen verbonden aan de periode tijdens dewelke de gewestelijke ontvanger zijn functie uitoefende in het kader van verminderde prestaties om medische redenen, kan worden opgenomen tot 31 december van het daaropvolgende jaar. Als de behoeften van de dienst dit vereisen, mag de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris toelaten dat een hoger aantal jaarlijkse vakantiedagen wordt overgedragen, zonder echter het aantal jaarlijkse vakantiedagen waarop de gewestelijke ontvanger recht heeft te overschrijden.
Art. 56.§ 1. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijks vakantieverlof.
Het jaarlijks vakantieverlof wordt echter dienovereenkomstig verminderd als een gewestelijke ontvanger in dienst treedt in de loop van het jaar, ontslag neemt of in de loop van het jaar een van de verloven bekomen heeft of afwezig was om een van de volgende redenen : 1° de verloven vermeld in artikels 59 en 133;2° het verlof voor opdracht vermeld in artikel 134;3° het verlof voor loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen of ernstige ziekte;4° afwezigheden tijdens dewelke hij op non-actief of disponibiliteit wordt gesteld;5° verloven voor verminderde prestaties met uitzondering van verloven voor verminderde prestaties om medische redenen. Als het aantal op deze manier berekende vakantiedagen, verhoogd met de dagen compensatie- en inhaalrust, zoals bedoeld in artikel 57, geen geheel getal is, wordt het afgerond tot op de hoogste halve dag. § 2. Indien de gewestelijke ontvanger om redenen buiten zijn wil zijn jaarlijkse vakantiedagen niet of slechts gedeeltelijk heeft kunnen opnemen voor hij definitief zijn ambt neerlegt, krijgt hij een compensatievergoeding die gelijk is aan zijn laatste activiteitswedde voor de niet-opgenomen vakantiedagen.
Voor de toepassing van deze paragraaf is de in aanmerking te nemen wedde de wedde die verschuldigd is voor voltijdse prestaties. § 3. Het jaarlijks vakantieverlof wordt opgeschort van zodra de gewestelijke ontvanger een ziekteverlof krijgt of op disponibiliteit wegens ziekte wordt gesteld. § 4. Paragraaf 1, lid 2 is niet van toepassing op het bijkomend jaarlijks vakantieverlof waarvan sprake in artikel 54, § 2.
Art. 57.De gewestelijke ontvanger heeft vakantie op de dagen vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, evenals op 27 september, 2 november, 15 november en 26 december.
Als een van de dagen vermeld in het eerste lid samenvalt met een dag waarop hij gelet op de arbeidsregeling die op hem van toepassing is niet werkt, krijgt hij compensatieverlof dat onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof genomen kan worden.
De gewestelijke ontvanger die gelet op de arbeidsregeling die op hem van toepassing of omwille van de behoeften van de dienst verplicht is te werken op een van de dagen vermeld in het eerste lid, krijgt inhaalverlof dat onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof genomen kan worden.
De verloven vermeld in lid 1 tot 3 worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Als de gewestelijke ontvanger echter om een andere reden met verlof is op een van de dagen vermeld in het eerste lid of op non-actief of disponibiliteit is gesteld, blijft zijn administratieve stand zoals vastgelegd in de reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn.
Onderafdeling 3. - Omstandigheidsverlof
Art. 58.Voor de toepassing van dit artikel worden gelijkgesteld met : 1° de echtgeno(o)t(e) : de persoon van hetzelfde of het andere geslacht met wie de gewestelijke ontvanger samenwoont;2° het huwelijk : de registratie van een verklaring van wettelijk samenwonen door twee personen van hetzelfde of een verschillend geslacht die samenwonen als koppel. Omstandigheidsverloven worden toegekend binnen de hieronder bepaalde grenzen : 1° het huwelijk van de gewestelijke ontvanger : vier werkdagen;2° het huwelijk van een kind van de gewestelijke ontvanger : twee werkdagen;3° het huwelijk : a) van een kind van de echtgeno(o)t(e) van de gewestelijke ontvanger;b) van een broer of een zus;c) van een halfbroer of halfzus;d) van de vader of moeder;e) van de schoonvader of schoonmoeder;f) van de man van de moeder of de vrouw van de vader;g) van een kleinzoon of kleindochter;h) van een grootvader of grootmoeder van de gewestelijke ontvanger: een werkdag;4° het overlijden van de echtgeno(o)t(e) van de gewestelijke ontvanger : vijf werkdagen;5° het overlijden : a) van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de gewestelijke ontvanger;b) van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de persoon van hetzelfde of het andere geslacht met wie de gewestelijke ontvanger samenwoont: vier werkdagen;6° het overlijden van een bloed- of aanverwant van de gewestelijke ontvanger buiten de eerste graad die onder hetzelfde dak woont als de gewestelijke ontvanger : twee werkdagen;7° het overlijden van de schoonbroer of schoonzus van de echtgeno(o)t(e) van de gewestelijke ontvanger die onder hetzelfde dak woont als de gewestelijke ontvanger : twee werkdagen;8° het overlijden van een bloed- of aanverwant van de gewestelijke ontvanger in de tweede of derde graad die niet onder hetzelfde dak woont als de gewestelijke ontvanger : een werkdag;9° het overlijden van de schoonbroer of schoonzus van de echtgeno(o)t(e) van de gewestelijke ontvanger die niet onder hetzelfde dak woont als de gewestelijke ontvanger : een werkdag;10° de plechtige communie of elk ander gelijkaardig evenement van een erkende eredienst van een kind van de gewestelijke ontvanger of van diens echtgeno(o)t(e) : een werkdag;11° deelneming van een kind van de gewestelijke ontvanger of van diens echtgeno(o)t(e) aan het feest van de vrijzinnige jeugd : een werkdag;12° de priesterwijding of intrede in het klooster of elk ander gelijkaardig evenement van een erkende eredienst van een kind van de gewestelijke ontvanger of van diens echtgeno(o)t(e), van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzus van de gewestelijke ontvanger : een werkdag;13° deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor een rechtscollege of persoonlijke verschijning op aanmaning van een rechtscollege : de nodige tijd;14° de uitoefening van het ambt van voorzitter, bijzitter, secretaris of getuige in een stembureau, een telbureau of een hoofdstembureau : de nodige tijd, met een maximum van vijf werkdagen; De verloven vermeld in dit artikel worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Onderafdeling 4. - Verlof voor een stage of proefperiode in een andere betrekking
Art. 59.De gewestelijke ontvanger krijgt verlof voor een stage of proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst of van het gesubsidieerd onderwijs.
Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenkomt met de duur van de stage of de proefperiode.
Dit verlof is onbezoldigd en voor de rest gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Verlof dat de vastgelegde grenzen overschrijdt, wordt van rechtswege omgezet in beschikbaarheid wegens persoonlijke aangelegenheden.
Onderafdeling 5. - Uitzonderlijke verloven
Art. 60.§ 1. De gewestelijke ontvanger krijgt uitzonderlijk verlof wegens overmacht : 1° in geval van ziekte, ongeval of ziekenhuisopname van een van de volgende personen die onder hetzelfde dak als hij wonen : de echtgeno(o)t(e), de persoon van hetzelfde of het andere geslacht met wie hij samenwoont, het kind, een bloed- of aanverwant van de persoon met wie hij samenwoont, een bloed- of aanverwant, een met het oog op diens adoptie of de uitoefening van de officieuze voogdij opgevangen persoon;2° in geval van ziekte, ongeval of ziekenhuisopname van een van de volgende personen die niet onder hetzelfde dak als hij wonen : een bloed- of aanverwant in de eerste graad;3° bij ernstige materiële schade aan zijn goederen, zoals schade aan de woning veroorzaakt door een brand of een natuurramp;4° bij andere gebeurtenissen die na onderlinge overeenstemming tussen de gewestelijk ontvanger en de afgevaardigde arrondissementscommissaris bepaald worden en als dwingende redenen beschouwd dienen te worden. In de situaties vermeld in het eerste lid, 1° en 2° toont een medisch attest de noodzaak van de aanwezigheid van de gewestelijke ontvanger aan. § 2. De duur van de verloven bedoeld in paragraaf 1 mag de tien werkdagen per jaar niet overschrijden, waarvan de eerste vier bezoldigd zijn. Voor het overige worden ze gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Onderafdeling 6. - Verloven met een filantropisch doel
Art. 61.De gewestelijke ontvanger krijgt verlof om gehandicapten en zieken te begeleiden op reizen en vakantieverblijven die in België of in het buitenland georganiseerd worden door een vereniging, een overheidsinstelling of een private instelling, die als opdracht heeft gehandicapten en zieken te verzorgen en die hiervoor subsidies van de overheid krijgt.
De verlofaanvraag wordt gestaafd met een attest waarin de vereniging of instelling bevestigt dat hij verantwoordelijk is voor de reis of het vakantieverblijf.
De duur van deze verloven mag de vijf werkdagen per jaar niet overschrijden; ze worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 62.De gewestelijke ontvanger krijgt maximaal vier werkdagen verlof per jaar voor het afstaan van beenmerg. Dit verlof vangt aan op de dag waarop het beenmerg wordt afgenomen in de verzorgingsinstelling; het wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 63.De gewestelijke ontvanger krijgt verlof voor orgaan- of weefseldonatie. Dit verlof wordt toegekend voor een periode die overeenkomst met de duur van de ziekenhuisopname en de eventueel vereiste herstelperiode, alsook met de duur van de voorafgaande medische onderzoeken. Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 64.§ 1. De gewestelijke ontvanger krijgt verlof voor bloed-, bloedplaatjes- of bloedplasmadonatie.
Het verlof bedraagt 1 dag voor bloeddonatie en een halve dag voor bloedplasma- of bloedplaatjesdonatie. § 2. Voor bloeddonatie wordt het verlof toegekend voor de dag van de donatie.
Voor bloedplasma- of bloedplaatjesdonatie wordt het verlof toegekend voor de dag van de donatie, aan het begin of het einde van de dag.
Het verlof wordt echter toegekend voor de dag volgend op de dag van de bloed-, bloedplaatjes- of bloedplasmadonatie als aan de twee volgende voorwaarden voldaan is: 1° de donatie vindt plaats na de normale diensturen;2° de dag erna is een werkdag voor de gewestelijke ontvanger. Onderafdeling 7. - Borstvoedingspauzes
Art. 65.Gewestelijke ontvangers die minstens vier uur per dag werken hebben gedurende negen maanden na de geboorte recht op een dienstvrijstelling om buiten hun werkplaats hun kind of kinderen borstvoeding te geven of af te kolven.
Deze periode kan met drie maanden verlengd worden als er medische omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.
Art. 66.De borstvoedingspauze mag maximaal een half uur duren. Als de gewestelijke ontvanger echter voltijds werkt, heeft ze recht op twee pauzes per dag. Ze mag deze twee pauzes in één pauze van een uur opnemen..
De gewestelijk ontvanger en de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris dienen het tijdstip van de pauze overeen te komen.
Art. 67.De gewestelijke ontvanger brengt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris twee maanden vooraleer ze gebruikt maakt van dit recht op de hoogte. De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris kan deze termijn inkorten.
De gewestelijke ontvanger levert het bewijs van de borstvoeding door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen of door een medisch getuigschrift. Dit bewijs moet elke maand voorgelegd worden.
Onderafdeling 8. - Moederschapsbescherming
Art. 68.Het bevallingsverlof, vastgelegd in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 69.De bezoldiging over de periode gedurende welke de gewestelijke ontvanger bevallingsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken of zeventien weken bij meervoudige zwangerschap bestrijken.
De bezoldiging over de verlenging van de postnatale rust toegekend in toepassing van artikel 73, mag niet meer dan vierentwintig weken bestrijken.
De bezoldiging over de verlenging van de postnatale rust toegekend in toepassing van artikel 72, lid 4, mag niet meer dan één week bestrijken.
Art. 70.De periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten is aan de zwangerschap gedurende de zes weken die vallen vóór de zevende dag welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden voor het bepalen van de administratieve stand van de gewestelijke ontvanger veranderd in bevallingsverlof.
Dit artikel geldt eveneens indien de periodes van afwezigheid wegens ziekte die te wijten is aan de zwangerschap gedurende de acht weken vallen die bij meervoudige geboorte vóór de zevende dag vallen welke de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat.
Art. 71.Wanneer de gewestelijke ontvanger het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt, wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling.
Tijdens deze periode bevindt ze zich in bevallingsverlof.
In afwijking van artikel 69 is de bezoldiging verschuldigd.
Art. 72.Op verzoek van de gewestelijke ontvanger wordt het bevallingsverlof overeenkomstig artikel 39 van de wet van 16 maart 1971, na de negende week verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij is blijven werken vanaf de zesde week vóór de werkelijke bevallingsdatum of vanaf de achtste week indien er een meervoudige geboorte wordt verwacht. Bij vroegtijdige geboorte wordt die periode teruggebracht tot het aantal dagen waarin zij gewerkt heeft tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.
Gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnatale verlof overgedragen kunnen worden, zijn : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° feestdagen en gelijkgestelde dagen;3° de omstandigheidsverloven;4° het uitzonderlijk verlof wegens overmacht;5° het verlof om dwingende reden van familiaal belang;6° de afwezigheden wegens ziekte, uitgezonderd de afwezigheden wegens ziekte bedoeld in artikel 70. In geval van een meervoudige geboorte wordt op verzoek van de gewestelijke ontvanger de periode van werkonderbreking na de negende week, eventueel verlengd in overeenstemming met de bepalingen van lid 2, maximaal met twee weken verlengd.
Op verzoek van de gewestelijke ontvanger wordt de periode van werkonderbreking na de negende week verlengd met een week, als ze afwezig is geweest wegens ziekte te wijten aan de zwangerschap tijdens de volledige periode vanaf de zesde week voor de werkelijke bevallingsdatum of vanaf de achtste week indien er een meervoudige geboorte wordt verwacht.
Art. 73.Indien de pasgeborene na de eerste zeven dagen na de geboorte in het ziekenhuis blijft kan de postnatale rust op verzoek van de betrokkene verlengd worden voor een periode die gelijk is aan de periode tijdens dewelke haar kind in het ziekenhuis blijft na de eerste zeven dagen. De duur van deze verlenging mag maximaal vierentwintig weken bedragen. De gewestelijke ontvanger overhandigt hiertoe aan de gouverneur of aan de afgevaardigde arrondissementscommissaris 1° aan het einde van de postnatale rust een attest van het ziekenhuis dat bevestigt dat de pasgeborene gehospitaliseerd is gebleven na de eerste zeven dagen na de geboorte, met vermelding van de duur van de ziekenhuisopname;2° desgevallend aan het einde van de verlenging op basis van de bepalingen in dit lid, een nieuw attest van het ziekenhuis dat bevestigt dat de pasgeborene het ziekenhuis nog niet verlaten heeft, met vermelding van de duur van de ziekenhuisopname.
Art. 74.Als de gewestelijke ontvanger de periode van werkonderbreking na de negende week met minstens twee weken kan verlengen, kunnen de twee laatste weken postnataal bevallingsverlof op haar verzoek omgezet worden in dagen postnatale rust.
De gewestelijk ontvanger deelt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris maximaal vier weken na het einde van het verplicht postnataal bevallingsverlof schriftelijk mee welke omzetting ze wenst.
Deze dagen postnatale rust worden opgenomen binnen de acht weken na het einde van het verplicht postnataal bevallingsverlof.
Deze dagen worden gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 75.De gewestelijk ontvanger mag geen overwerk doen tijdens de zwangerschap of borstvoedingsperiode. Voor de toepassing van dit artikel wordt elk werk dat recht geeft op een vergoeding voor het uitvoeren van bijkomende functies, vermeld in artikel 188, beschouwd als overwerk.
Art. 76.De gewestelijk ontvanger die zich in dienstactiviteit bevindt krijgt op verzoek het verlof dat zij nodig heeft om zich naar de prenatale geneeskundige onderzoeken te begeven. Dit verzoek wordt gestaafd met alle nuttige bewijzen.
Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstanciënniteit.
Art. 77.De gewestelijke ontvanger die vrijgesteld is van werk in toepassing van artikels 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971 en artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, is met verlof voor de benodigde duur. Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 78.Artikels 68 tot 70 zijn niet van toepassing in geval van een miskraam die voordoet voor de 181e dag van de zwangerschap.
Onderafdeling 9. - Vaderschapsverlof
Art. 79.§ 1. Als de moeder van het kind in het ziekenhuis opgenomen wordt of overlijdt, krijgt de gewestelijke ontvanger die de vader is van het kind op zijn verzoek een vervangend vaderschapsverlof om het kind op te vangen. § 2. Als de moeder in het ziekenhuis opgenomen wordt, kan de gewestelijke ontvanger die de vader is van het kind een vervangend vaderschapsverlof genieten onder de volgende voorwaarden : 1° de pasgeborene heeft het ziekenhuis verlaten;2° de ziekenhuisopname van de moeder duurt meer dan zeven dagen. Het vervangend vaderschapsverlof kan niet voor de zevende dag volgend op de dag van de geboorte van het kind aanvangen en eindigt op het tijdstip waarop het verblijf van de moeder in het ziekenhuis eindigt en uiterlijk op het einde van het deel van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had.
De gewestelijke ontvanger die de vader is van het kind en het vervangend vaderschapsverlof wenst te genieten brengt de gouverneur of afgevaardigde arrondissementscommissaris schriftelijk op de hoogte.
Dit schrijven vermeldt de begindatum van het verlof en de vermoedelijke duur ervan. De verlofaanvraag wordt gestaafd aan de hand van een attest dat de duur van de opname van de moeder in het ziekenhuis na de zeven dagen volgend op de bevallingsdatum vermeldt, evenals de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten. § 3. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het vaderschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet had opgenomen.
De gewestelijke ontvanger die de vader is van het kind en het vervangend vaderschapsverlof wenst te genieten brengt de gouverneur of afgevaardigde arrondissementscommissaris schriftelijk op de hoogte binnen de vijftien dagen na het overlijden van de moeder.
Dit schrijven vermeldt de begindatum van het vervangend vaderschapsverlof en de vermoedelijke duur ervan. Er dient zo snel mogelijk een uittreksel van de overlijdensakte van de moeder te worden voorgelegd. § 4. Het vervangend vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 80.§ 1. Onverminderd artikel 79 krijgt de gewestelijke ontvanger op zijn verzoek een vaderschapsverlof van vijftien werkdagen als zijn echtgenote of de persoon met wie hij op dat ogenblik samenwoont, bevalt. Dit verlof moet opgenomen worden binnen de vier maanden na de geboorte of desgevallend na het verstrijken van het vervangend vaderschapsverlof.
De vrouwelijke gewestelijke ontvanger krijgt op haar verzoek vijftien dagen verlof als haar echtgenote of de vrouw met wie ze op dat ogenblik samenwoont, bevalt. Dit verlof moet opgenomen worden binnen de vier maanden na de bevalling.
De verloven vermeld in lid 1 en 2 worden gelijkgesteld met dienstactiviteit. § 2. De gewestelijke ontvanger krijgt op zijn verzoek een vaderschapsverlof van vijftien werkdagen om een kind op te vangen in het kader van een adoptie. Dit verlof moet opgenomen binnen de vier maanden volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft, alsof het deel uitmaakt van zijn huishouden.
Onderafdeling 10. - Opvangverlof met het oog op adoptie
Art. 81.De gewestelijke ontvanger krijgt verlof voor de opvang van een kind van minder dan tien jaar in zijn gezin met het oog op adoptie De opvang wordt bewezen door de inschrijving in de bevolkingsregisters.
Het verlof bedraagt maximaal zes weken voor een kind van minder drie jaar dat wordt opgevangen en maximum vier weken in de andere gevallen.
Voor de toepassing van dit artikel worden de situatie voortvloeiend uit een gerechtelijke beslissing tot plaatsing van een minderjarige in een opvanggezin en de officieuze voogdij met adoptie gelijkgesteld.
De maximale duur van het opvangverlof wordt verdubbeld als het kind gehandicapt is en voldoet aan de voorwaarden voor verhoogde kinderbijslag omwille van zijn handicap.
Art. 82.Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Dit verlof kan niet gecumuleerd worden met het verlof waarvan sprake in artikel 80, § 2.
Onderafdeling 11. - Ouderschapsverlof
Art. 83.§ 1. De gewestelijke ontvanger in dienstactiviteit krijgt bij de geboorte of de adoptie van een kind ouderschapsverlof, dat kan worden opgenomen : 1° ofwel gedurende vier maanden in het kader van de volledige loopbaanonderbreking zoals bedoeld in artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;deze periode kan op verzoek van de gewestelijke ontvanger opgesplitst worden in maanden; 2° ofwel gedurende acht maanden in het kader van de halftijdse loopbaanonderbreking zoals bedoeld in artikel 102 van dezelfde wet; deze periode kan op verzoek van de gewestelijke ontvanger opgesplitst worden in periodes van twee maanden of in een veelvoud hiervan; 3° ofwel gedurende twintig maanden in het kader van de loopbaanonderbreking a rato van 1/5, zoals bedoeld in artikel 102 van dezelfde wet;deze periode kan op verzoek van de gewestelijke ontvanger opgesplitst worden in periodes van vijf maanden of in een veelvoud hiervan;
De gewestelijke ontvanger heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten bedoeld in het eerste lid. Bij een wijziging van de vorm van het ouderschapsverlof dient rekening gehouden te worden met het principe dat een maand volledige loopbaanonderbreking gelijk staat aan twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking en aan vijf maanden loopbaanonderbreking a rato van een vijfde.
De gewestelijke ontvanger heeft recht op ouderschapsverlof : 1° naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;2° in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de gewestelijke ontvanger zijn verblijfplaats heeft, en uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.3° als het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, tot het kind eenentwintig jaar wordt. Aan de voorwaarde van de twaalfde en de eenentwintigste verjaardag, zoals vastgelegd in respectievelijk lid 3, 1° en 3°, moet voldaan zijn uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof. § 2. Het in dit artikel bedoelde ouderschapsverlof is onbezoldigd; het wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit. § 3. Onder voorbehoud van de bepalingen van dit artikel is het ouderschapsverlof voor het overige onderworpen aan de bepalingen omtrent loopbaanonderbrekingen.
Art. 84.Na de geboorte, de adoptie of de plaatsing van een kind in een pleeggezin in het kader van het opvangbeleid wordt maximaal drie maanden ouderschapsverlof toegekend aan een gewestelijke ontvanger in dienstactiviteit. Dit voltijds verlof moet opgenomen worden voordat het kind twaalf jaar wordt. Op verzoek van de gewestelijke ontvanger wordt het verlof opgesplitst per maand.
Dit verlof is niet bezoldigd. Voor het overige wordt het gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Als het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, wordt het ouderschapsverlof van drie maanden toegekend tot het kind eenentwintig jaar wordt.
Art. 85.De gewestelijke ontvanger dient zijn aanvraag minstens twee maanden en ten laatste drie maanden voor het begin van het aangevraagde verlof in bij de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris.
Onderafdeling 12. - Verloven omwille van dwingende redenen van familiaal belang
Art. 86.De gewestelijke ontvanger heeft recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang van maximaal vijfenveertig werkdagen per jaar.
Naast het verlof vermeld in het eerste lid heeft de gewestelijke ontvanger recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang van maximaal dertien werkdagen per jaar omwille van : 1° de ziekenhuisopname van een persoon die onder hetzelfde dak woont als de gewestelijk ontvanger of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad of van een bloed- of aanverwant van de persoon van het ene of het andere geslacht met wie de gewestelijke ontvanger samenwoont en die niet onder hetzelfde dak als hij woont;2° de opvang van kinderen jonger dan 15 jaar tijdens de schoolvakanties;3° de opvang tijdens de schoolvakanties van kinderen jonger dan vijfentwintig jaar, als ze voor ten minste 66 % getroffen zijn door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening hebben die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag;4° de opvang tijdens de schoolvakanties van kinderen die onder verlengde minderjarigheid werden geplaatst.
Art. 87.Het verlof om dwingende redenen van familiaal belang is onbezoldigd. Voor het overige wordt het gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 88.De maximumduur van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt evenredig verminderd in overeenstemming met artikel 56, § 1.
Art. 89.Deze verloven mogen over heel de loopbaan van de gewestelijke ontvanger de 540 werkdagen niet overschrijden.
Onderafdeling 13. - Ziekteverlof en controle van de afwezigheden wegens ziekte
Art. 90.In deze afdeling wordt verstaan onder : 1° de controledienst : de door de Regering gekozen medische controledienst in overeenstemming met artikel 413 van de Waalse ambtenarencode, waaraan elke gewestelijke ontvanger die afwezig wegens ziekte onderworpen is;2° de controlearts : elke arts die voor rekening van de controledienst handelt;3° de afwezigheid : elke afwezigheid wegens ziekte;4° de werkdag : elke dag waarop de gewestelijke ontvanger dient te werken;5° de behandelende arts : elke arts, al dan niet zijn gewoonlijke arts, die door de gewestelijke ontvanger gekozen wordt en elke arts die door de behandelende arts wordt aangesteld om hem te vervangen;6° de verblijfplaats : de tijdelijke of gewoonlijke woonplaats van de gewestelijke ontvanger, een verzorgingsinstelling of elke andere plaats waar hij gedurende zijn afwezigheid kan worden aangetroffen.
Art. 91.De gewestelijke ontvanger die door ziekte of gebrekkigheid verhinderd is zijn functies normaal uit te voeren heeft gedurende zijn volledige loopbaan recht op vijfentwintig dagen ziekteverlof per twaalf maanden dienstanciënniteit. Als hij minder dan zesendertig maanden in dienst is, is zijn wedde echter wel gewaarborgd gedurende drieënzestig werkdagen.
Voor gewestelijke ontvangers die oorlogsinvalide zijn wordt het aantal in het eerste lid vastgelegde dagen respectievelijk op tweeëndertig en zesennegentig gebracht.
Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 92.§ 1. De in artikel 91 vermelde eenentwintig en tweeëndertig dagen worden verminderd in verhouding tot de niet-geleverde prestaties tijdens de in aanmerking genomen periode van twaalf maanden, indien de gewestelijke ontvanger in de loop van deze periode : 1° een of meerdere van de verloven bedoeld in artikel 56, § 1, lid 2, 1° tot 3° heeft gekregen;2° afwezig is geweest wegens ziekte, met uitsluiting van de verloven vermeld in artikel 96;3° op non-actief werd geplaatst in toepassing van artikel 46. § 2. Als het op deze manier berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal is, wordt het afgerond tot op de onmiddellijk hogere eenheid. § 3. Enkel de werkdagen die vallen binnen de periode van afwezigheid wegens ziekte worden meegeteld.
Art. 93.Het ziekteverlof maakt geen einde aan de stelsels voor loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen of ernstige ziekte;
De gewestelijke ontvanger blijft de hem verschuldigde wedde voor verminderde prestaties ontvangen.
Art. 94.Het ziekteverlof schorst het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.
Art. 95.Voor de toepassing van artikel 91 worden eveneens alle daadwerkelijke diensten in aanmerking genomen die de gewestelijke ontvanger verleend heeft, ongeacht zijn hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking, als titularis van functies die volledige prestaties inhouden, door deel uit te maken van een andere overheidsdienst of een door de staat of een gemeenschap erkende opgerichte onderwijsinstelling, een psycho-medisch-sociaal centrum, een dienst voor beroepsoriëntatie of een medisch-pedagogisch instituut.
Art. 96.Onder voorbehoud van artikel 99 en in afwijking van artikel 91 geniet de gewestelijke ontvanger een verlof zonder tijdsbeperking als zijn ziekte veroorzaakt wordt door een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar of van het werk of een beroepsziekte.
Daarnaast worden de verlofdagen toegekend naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar of van het werk of een beroepsziekte, zelfs na de consolidatiedatum, niet meegerekend om het aantal verlofdagen te bepalen dat de gewestelijke ontvanger nog kan krijgen op grond van artikel 91.
Art. 97.Worden niet meegerekend om het aantal verlofdagen te bepalen dat de gewestelijke ontvanger nog kan krijgen op grond van artikel 91: de dagen ziekteverlof die het gevolg zijn van morele pesterijen of ongewenst seksueel gedrag of geweldfeiten op het werk, mits de pesterijen, het ongewenst seksueel gedrag of de geweldfeiten erkend worden door de gouverneur of vastgesteld worden door een in kracht van gewijsde getreden gerechtelijke beslissing.
Art. 98.De dagen ziekteverlof die toegekend worden naar aanleiding van een ongeval veroorzaakt door een fout van een derde en andere dan een ongeval zoals bedoeld in artikel 96 worden niet meegerekend om het aantal verlofdagen te bepalen dat de gewestelijke ontvanger nog kan krijgen op grond van artikel 91 ten belope van het aansprakelijkspercentage van de derde dat dient als grond voor de wettelijke indeplaatsstelling van de gouverneur als tewerkstellende autoriteit.
Art. 99.De gewestelijke ontvanger kan niet definitief arbeidsongeschikt verklaard worden wegens ziekte zolang hij het totaal aantal verlofdagen waarop artikel 91 hem recht geeft niet heeft opgenomen.
Het eerste lid is niet van toepassing op gewestelijke ontvangers die na een opdracht bij een buitenlandse regering, een buitenlandse openbaar bestuur of een internationale instelling te hebben vervuld in dit verband op pensioen werden gesteld wegens invaliditeit en een pensioen krijgen.
Art. 100.De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris deelt de gewestelijke ontvanger binnen de maand na zijn verjaardag het saldo op zijn verjaardag aan dagen ziekteverlof waarop artikel 91 recht geeft mee.
Art. 101.Elke afwezigheid kan gecontroleerd worden, in toepassing van artikels 104 tot 108.
Art. 102.§ 1. De gewestelijke ontvanger die zich niet in staat voelt zijn werk uit te voeren, deelt dit mee of laat dit meedelen aan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris of de door hen aangeduide persoon, evenals aan de verantwoordelijke van elk van de lokale besturen waarvoor hij zijn functies uitoefent, en dit zo snel mogelijk en in elk geval voor het tijdstip waarop hij geacht wordt zijn werk aan te vatten. Hij deelt zijn verblijfplaats mee of laat deze meedelen. § 2. De gewestelijke ontvanger laat zich vanaf de eerste afwezigheid, behalve als hij verwacht dat zijn afwezigheid niet langer zal duren dan een dag, eveneens op zijn kosten onderzoeken door zijn behandelende arts, die onmiddellijk een medisch getuigschrift invult.
De behandelende arts vermeldt op het medisch getuigschrift de redenen van de afwezigheid en de verwachte duur ervan, uitgedrukt in kalenderdagen. Hij vermeldt eveneens of de gewestelijke ontvanger al dan niet het huis mag verlaten.
De gewestelijke ontvanger deelt de verwachte duur van zijn afwezigheid mee of laat deze meedelen aan de hem hiertoe aangewezen dienst of persoon Hij verstuurt het medisch getuigschrift onmiddellijk naar de controledienst, met vermelding van zijn verblijfplaats, of laat het opsturen. § 3. In afwijking van paragraaf 2, eerste lid moet de gewestelijke ontvanger zich vanaf de derde afwezigheid van één dag binnen één kalenderjaar voor iedere nieuwe afwezigheid waarvan de gewestelijke ontvanger verwacht dat ze slechts één dag zal duren, dezelfde dag laten onderzoeken op zijn kosten door een arts, die een medisch getuigschrift invult dat de vermeldingen waarvan sprake in paragraaf 2 bevat.
In afwijking van het eerste lid moeten personen die aan een aandoening lijden die door de medische controledienst erkend is als ernstige en langdurige ziekte, zich vanaf de twaalfde afwezigheid van één dag binnen één kalenderjaar voor iedere nieuwe afwezigheid waarvan de gewestelijke ontvanger verwacht dat ze slechts een dag zal duren, dezelfde dag laten onderzoeken op hun kosten door een arts, die een medisch getuigschrift invult dat de vermeldingen waarvan sprake in paragraaf 2 bevat. § 4. Paragrafen 1 en 2 en artikels 104 tot 108 zijn van toepassing op de gewestelijke ontvanger die zich niet in staat voelt het werk te hervatten op de door de arts bepaalde datum, ook al verwacht de gewestelijke ontvanger dat zijn afwezigheid met niet meer dan een dag verlengd zal worden.
Art. 103.De gewestelijke ontvanger die zich niet in staat voelt zijn werk in de loop van de werkdag voort te zetten, deelt dit vooraleer te vertrekken mee aan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris of de door hen aangeduide persoon, evenals, desgevallend, aan de verantwoordelijke van het lokaal bestuur waar hij zijn functies uitoefent.
Na de derde afwezigheid in de loop van de werkdag binnen één kalenderjaar moet de gewestelijke ontvanger zich dezelfde dag laten onderzoeken op zijn kosten door een arts, zelfs als hij verwacht dat zijn afwezigheid slechts een dag zal duren. De arts vult een medisch getuigschrift in dat de vermeldingen waarvan sprake in artikel 102, § 2 bevat.
Gewestelijke ontvangers die aan een aandoening lijden die door de medische controledienst erkend is als ernstige en langdurige ziekte, moeten zich vanaf de twaalfde afwezigheid in de loop van de werkdag binnen één kalenderjaar dezelfde dag laten onderzoeken op hun kosten door een arts, zelfs als ze verwachten dat hun afwezigheid slechts een dag zal duren. De arts vult een medisch getuigschrift in dat de vermeldingen waarvan sprake in artikel 102, § 2 bevat.
Art. 104.De controles van de afwezigheden wegens ziekte worden uitgevoerd op vraag van de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris, of op vraag van de door hen aangewezen persoon.
De controles vinden plaats tussen 8 en 20 uur. Een controle die begonnen is voor 20 uur kan na 20 uur voortgezet worden. De controlearts, die zijn bezoek niet moet aankondigen, deelt aan de gewestelijke ontvanger spontaan zijn identiteit en hoedanigheid mee.
Art. 105.Het onderzoek vindt plaats op de door de controledienst of de controlearts vastgelegde plaats, behalve in de situaties vermeld in het tweede lid, dan vindt het plaats op de verblijfplaats.
Gewestelijke ontvangers die van hun behandelende arts het huis niet mogen verlaten, moeten aanwezig zijn op hun verblijfplaats tijdens hun afwezigheid, behalve in geval van overmacht.
Als de controlearts de gewestelijke ontvanger niet kan aantreffen of onderzoeken op zijn verblijfplaats, laat hij een aanbiedingsbericht achter waarin de plaats, de dag en het tijdstip vermeld staan waarop hij zich moet aanmelden om onderzocht te worden. In dit geval wordt de gewestelijke ontvanger vergoed voor zijn verplaatsingskosten volgens de regels van toepassing inzake reiskosten.
De gewestelijke ontvanger brengt de controledienst vooraf op de hoogte van elke verandering van verblijfplaats tijdens zijn afwezigheid. De verandering van de verblijfplaats naar het buitenland tijdens de afwezigheid is afhankelijk van de beslissing van de controledienst, na advies van de behandelende arts.
Art. 106.Als de controlearts vaststelt dat de gewestelijke ontvanger niet in staat is zijn werk uit te voeren, wordt de afwezigheid van de gewestelijke ontvanger gerechtvaardigd voor de duur bepaald door de controlearts. Als de controlearts vaststelt dat de gewestelijke ontvanger in staat is of opnieuw in staat is zijn werk uit te voeren, hervat de gewestelijke ontvanger het werk op de eerste werkdag na de controle, behoudens indien deze vaststellingen betwist worden.
De controlearts deelt zijn bevindingen onmiddellijk schriftelijk mee aan de gewestelijke ontvanger. Hij verzoekt hem deze te viseren als hij de voorziene duur van de afwezigheid bepaald door de behandelende arts wijzigt of als hij vaststelt dat de gewestelijke ontvanger in staat is of opnieuw in staat is zijn werk uit te voeren.
Art. 107.De gewestelijke ontvanger mag het werk niet hervatten voor de vastgelegde datum zonder medisch getuigschrift dat hem hiervoor de toelating geeft.
Art. 108.Indien de vaststellingen van de controlearts betwist worden, is de arbitrageprocedure vastgelegd in artikel 31, § 5 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing.
Onderafdeling 14. - Verlof voor verminderde prestaties om medische redenen
Art. 109.De gewestelijke ontvanger kan vragen zijn functie uit te oefenen in het kader van verminderde prestaties om medische redenen : 1° om zich opnieuw aan te passen aan een normaal werkritme, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van minstens dertig dagen;2° als ten gevolge van een medische ongeschiktheid van lange duur hij niet voltijds kan werken na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van minstens dertig dagen. De beoordeling van de medische toestand van de gewestelijke ontvanger en de toekenning van verminderde prestaties om medische redenen gebeuren door een geneesheer van het bestuur Medische Expertise van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
Art. 110.§ 1. De gewestelijke ontvanger bedoeld in artikel 109, eerste lid, kan zijn functies hervatten a rato van vijftig percent, zestig percent of tachtig percent van zijn normale prestaties gedurende een periode van maximaal drie maanden.
Verminderde prestaties kunnen toegekend worden voor een periode van één maand. Er kunnen ten hoogste verlengingen worden toegekend voor een even lange periode, als het bestuur Medische Expertise van mening is dat een nieuw onderzoek van de gezondheidstoestand van de betrokkene dit rechtvaardigt. De bepalingen van artikel 112 zijn van toepassing.
De gewestelijke ontvanger bedoeld in artikel 109, eerste lid, 2,° kan zijn functies hervatten a rato van vijftig percent, zestig percent of tachtig percent van zijn normale prestaties gedurende een periode van maximaal twaalf maanden, tenzij de geneesheer van het bestuur Medische Expertise van mening is dat het nieuw onderzoek vroeger moet plaatsvinden.
Er kunnen ten hoogste verlengingen worden toegekend voor twaalf maanden, als het bestuur Medische Expertise van mening is dat een nieuw onderzoek van de gezondheidstoestand van de gewestelijke ontvanger dit rechtvaardigt. De bepalingen van artikel 112 zijn van toepassing. § 3. De geneesheer van het bestuur Medische Expertise beoordeelt bij elk onderzoek of de gewestelijke ontvanger geschikt is om vijftig percent, zestig percent of tachtig percent van zijn normale prestaties te presteren.
De gewestelijke ontvanger bedoeld in paragraaf 2 kan in de loop van een periode van verminderde prestaties om medische redenen een nieuw medisch onderzoek vragen aan het bestuur Medische Expertise om zijn arbeidsregeling aan te passen. § 4. De verminderde prestaties vermeld in paragraaf 1 worden elke dag geleverd, tenzij de geneesheer van het bestuur Medische Expertise anders beslist.
De verminderde prestaties vermeld in paragraaf 2 worden geleverd volgens een verdeling van de prestaties over de volledige week, in overeenstemming met het advies van de geneesheer van het bestuur Medische Expertise.
Art. 111.§ 1. De afwezigheden van de gewestelijke ontvanger als hij verminderde prestaties levert in toepassing van deze onderafdeling worden beschouwd als verlof. Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. § 2. De gewestelijke ontvanger bedoeld in artikel 19, eerste lid, 1° en 2° krijgt de eerste drie maanden van zijn verminderde prestaties om medische redenen zijn volledige wedde.
De gewestelijke ontvanger bedoeld in artikel 19, eerste lid, 2° krijgt vanaf de vierde maand de voor de verminderde prestaties verschuldigde wedde, verhoogd met zestig percent van de wedde die verschuldigd zou geweest zijn voor de niet-geleverde prestaties. § 3. Het verlof voor verminderde prestaties om medische redenen wordt geschorst van zodra de gewestelijke ontvanger een van de volgende verloven krijgt of afwezig is wegens een van de volgende redenen : 1° bevallingsverlof;2° vaderschapsverlof;3° opvangverlof met het oog op adoptie;4° ouderschapsverlof;5° verlof wegens loopbaanonderbreking. De toelating om verminderde prestaties om medische redenen te leveren wordt tijdelijk onderbroken bij afwezigheid wegens ziekte, een arbeidsongeval, een ongeval op weg van en naar het werk en een beroepsziekte.
Art. 112.§ 1. De gewestelijke ontvanger die verminderde prestaties om medische redenen wenst te genieten heeft minstens vijf werkdagen voor het begin van de verminderde prestaties het advies van de geneesheer van het bestuur Medische Expertise gekregen.
De gewestelijke ontvanger bedoeld in artikel 109, eerste lid, 1°, legt een medisch getuigschrift en een re-integratieplan, opgesteld door zijn behandelende arts, voor. De behandelende arts vermeldt in het re-integratieplan de vermoedelijke datum van volledige werkhervatting.
De gewestelijke ontvanger bedoeld in artikel 109, eerste lid, 2°, legt een uitvoerig medisch verslag voor, opgesteld door een specialist.
De geneesheer van het bestuur Medische Expertise beoordeelt de medische geschiktheid van de gewestelijke ontvanger om zijn werk te hervatten ten belope van vijftig percent, zestig percent of tachtig percent van zijn normale prestaties te presteren. Hij maakt zo snel mogelijk zijn schriftelijke bevindingen over aan de gewestelijke ontvanger, desgevallend na de behandelende arts vermeld in paragraaf 1 geraadpleegd te hebben. § 3. Nadat de geneesheer van het bestuur Medische Expertise zijn bevindingen in het kader van een aanvraag tot verminderde prestaties om medische redenen, zoals bedoeld in artikel 109, heeft overgemaakt, kan de gewestelijke ontvanger in onderling overleg met het bestuur Medische Expertise binnen de twee werkdagen na de overmaking van de bevindingen een arts-scheidsrechter aanstellen om het medisch geschil te beslechten. Als er geen akkoord bereikt kan worden binnen de twee werkdagen kan de gewestelijke ontvanger om het medisch geschil te beslechten een arts-scheidsrechter aanstellen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en vermeldt staat op de lijst opgesteld in uitvoering van de voormelde wet.
De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslecht het medisch geschil binnen 3 werkdagen na zijn aanwijzing. Elke andere vaststelling valt onder het beroepsgeheim.
De kosten van deze procedure en de eventuele verplaatsingskosten van de gewestelijke ontvanger zijn ten laste van de partij die in het ongelijk wordt gesteld.
De arts-scheidsrechter brengt zijn beslissing ter kennis van de persoon die het medisch getuigschrift heeft afgeleverd en van de geneesheer van het bestuur Medische Expertise. Het bestuur Medische Expertise en de gewestelijke ontvanger worden onmiddellijk per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht door de arts-scheidsrechter.
Art. 113.Indien het bestuur Medische Expertise van mening is dat een gewestelijke ontvanger die afwezig is wegens ziekte in staat is zijn functies te hervatten aan vijftig percent, zestig percent of tachtig percent van zijn normale prestaties, deelt het dit mee aan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris, die de gewestelijke ontvanger verzoekt het werk te hervatten.
Onderafdeling 15. - Dienstvrijstelling wegens preventief geneeskundig onderzoek
Art. 114.De gewestelijke ontvanger in dienstactiviteit krijgt op eigen aanvraag een dienstvrijstelling om een onderzoek te ondergaan voor het opsporen van kanker, glaucoom, diabetes, aids, hart- en vaataandoeningen en osteoporose.
De vrijstelling wordt toegekend voor de duur van het onderzoek, met inbegrip van de tijd om zich naar het onderzoek te begeven en ervan terug te keren, met een maximum van een halve dag per onderzoek en per kalenderjaar.
De gewestelijke ontvanger levert alle nuttige bewijzen die aantonen dat het onderzoek werkelijk heeft plaatsgevonden.
Onderafdeling 16. - Profylactisch verlof
Art. 115.De aandoeningen die aanleiding geven tot profylactisch verlof staan vermeld in artikel 239, paragraaf 1, 1° van het koninklijk besluit tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
De duur van het profylactisch verlof wordt als volgt vastgelegd: 1° difterie : 7 dagen als de betrokkene geen kiemdrager is 2° epidemische encephalitis : 17 dagen;3° tyfus en paratyfus : 12 dagen;4° meningitis cerebrospinalis : 9 dagen;5° malleus : 12 dagen;6° poliomyelitis : 17 dagen;7° roodvonk : 10 dagen;8° pokken : 18 dagen.
Art. 116.§ 1. De gewestelijke ontvanger die risico loopt op een beroepsziekte of een ernstige besmettelijke ziekte en die, overeenkomstig de regels van de volksgezondheid, tijdelijk zijn ambt moet neerleggen, wordt ambtshalve op verlof gesteld voor de noodzakelijke duur. § 2. Het medisch getuigschrift vermeldt de exacte aard van de aandoening en vermeldt of de gewestelijke ontvanger zich al dan niet naar zijn dienst kan begeven.
Art. 117.Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstanciënniteit.
Onderafdeling 17. - Verlof wegens loopbaanonderbreking
Art. 118.De gewestelijke ontvanger kan zijn loopbaan voor een duur van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, volledig onderbreken, teneinde palliatieve zorg te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikels 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
Onder palliatieve zorg wordt verstaan elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.
De gewestelijke ontvanger die om deze reden zijn loopbaan wil onderbreken brengt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris hiervan op de hoogte. Hij voegt bij deze mededeling het aanvraagformulier waarvan model en inhoud bepaald worden door het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve zorg behoeft, waaruit blijkt dat de gewestelijke ontvanger verklaard heeft dat hij bereid is palliatieve zorgen te verstrekken, zonder dat de identiteit van de patiënt wordt vermeld.
De onderbreking neemt een aanvang op de eerste dag van de week volgend op de week waarin voornoemde mededeling gebeurde.
Art. 119.De gewestelijke ontvanger kan zijn loopbaan volledig onderbreken krachtens artikels 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen voor de bijstand aan of de verzorging van een gezins- of familielid tot in de tweede graad dat aan een ernstige ziekte lijdt, per al dan niet opeenvolgende periodes van minstens één maand en maximum drie maanden.
De periodes waarin de gewestelijke ontvanger zijn loopbaan volledig onderbreekt mogen in totaal twaalf maanden per patiënt tijdens de loopbaan niet overschrijden.
Voor de toepassing van dit artikel wordt als gezinslid beschouwd, elke persoon die met de gewestelijke ontvanger samenwoont en als familielid zowel de bloed- als de aanverwanten.
Onder ernstige ziekte dient elke ziekte of medische interventie te worden verstaan die als dusdanig wordt beschouwd door de behandelende geneesheer en waarvoor laatstgenoemde van mening is dat elke vorm van maatschappelijke, gezins- of mentale bijstand voor het herstel noodzakelijk is.
De gewestelijke ontvanger die zijn loopbaan wil onderbreken voor de bijstand aan of de verzorging van een gezins- of familielid dat aan een ernstige ziekte lijdt, brengt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris hiervan op de hoogte. Hij voegt bij deze mededeling een attest van de behandelend geneesheer van het gezins- of familielid dat ernstig ziek is en waarin gesteld wordt dat de gewestelijke ontvanger zich bereid heeft verklaard de ernstig zieke persoon bij te staan of te verzorgen.
De onderbreking neemt een aanvang op de eerste dag van de week volgend op de week waarin voornoemde mededeling gebeurde.
In geval van ernstige ziekte van een kind van maximaal zestien jaar dat uitsluitend of hoofdzakelijk ten laste is van de gewestelijke ontvanger in de zin van artikel 1 van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, worden de volledige en gedeeltelijke loopbaanonderbreking verlengd tot respectievelijk vierentwintig maanden en achtenveertig maanden als de gewestelijke ontvanger alleenstaand is.
De loopbaanonderbreking kan enkel worden opgenomen per al dan niet opeenvolgende periodes van minstens één maand en maximum drie maanden.
Wordt beschouwd als alleenstaand in de zin van dit artikel: de gewestelijke ontvanger die uitsluitend en daadwerkelijk met een of meerdere van zijn kinderen samenwoont.
Indien lid 7 van toepassing is, levert de gewestelijke ontvanger daarnaast het bewijs van zijn gezinssamenstelling via een attest afgeleverd door de gemeentelijke overheid, waaruit blijkt dat de gewestelijke ontvanger op het ogenblik van de aanvraag uitsluitend en daadwerkelijk met een of meerdere van zijn kinderen samenwoont.
Voor elke verlenging van een periode van volledige loopbaanonderbreking volgt de gewestelijke ontvanger opnieuw dezelfde procedure en dient hij opnieuw de op grond van dit artikel vereiste attesten in.
Art. 120.Indien de gewestelijke ontvanger geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit.
Het eerste lid geldt niet voor gewestelijke ontvangers die afzien van de onderbrekingsuitkeringen omdat deze niet verenigbaar zijn met het genot van een pensioen. Het is evenmin van toepassing op gewestelijke ontvangers die het recht op onderbrekingsuitkeringen verloren hebben omdat ze de termijn van twaalf maanden zelfstandige activiteit overschreden hebben.
Art. 121.Het verlof wegens loopbaanonderbreking is onbezoldigd en wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 122.De gewestelijke ontvanger kan geen verlof om dwingende redenen van familiaal belang krijgen tijdens een periode van gedeeltelijke loopbaanonderbreking.
Art. 123.De gewestelijke ontvanger kan op zijn verzoek zijn ambt opnieuw opnemen voor het einde van de periode van loopbaanonderbreking, mits een opzeggingstermijn van twee maanden die per aangetekend schrijven meegedeeld wordt aan de gouverneur, tenzij deze een kortere termijn aanvaardt.
Onderafdeling 18. - Burgerschapsverlof
Art. 124.De gewestelijke ontvanger heeft recht op politiek verlof om een politiek mandaat of een functie die ermee gelijkgesteld kan worden uit te oefenen in de gevallen en volgens de modaliteiten vastgelegd in artikels 125 tot 132.
Art. 125.Onder politiek verlof om een politiek mandaat of een functie die ermee gelijkgesteld kan worden uit te oefenen, moet verstaan worden : 1° ofwel een dienstvrijstelling die geen enkele invloed heeft op de administratieve en geldelijke toestand van de gewestelijke ontvanger;2° ofwel een facultatief politiek verlof toegekend op vraag van de gewestelijke ontvanger;3° ofwel een ambtshalve politiek verlof waarvan de gewestelijke ontvanger niet kan afzien.
Art. 126.Op verzoek van de gewestelijke ontvanger wordt binnen de hierna bepaalde perken dienstvrijstelling verleend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° gemeenteraadslid, als de gewestelijke ontvanger geen burgemeester of schepen is : twee dagen per maand;2° lid van een OCMW-raad zonder voorzitter te zijn: twee dagen per maand;3° lid van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, zonder voorzitter te zijn: twee dagen per maand;4° provincieraadslid als de gewestelijke ontvanger geen lid van het provinciecollege is: twee dagen per maand;5° lid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie zonder voorzitter te zijn: een halve dag per maand. De dienstvrijstelling wordt opgenomen naar goeddunken van de gewestelijke ontvanger. Ze mag niet worden overgedragen naar een andere maand, behalve als ze wordt toegekend voor de uitoefening van het mandaat van provincieraadslid.
Art. 127.Op verzoek van de gewestelijke ontvanger wordt binnen de hierna bepaalde perken facultatief politiek verlof met de vermelde duur verleend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° gemeenteraadslid, als de gewestelijke ontvanger geen burgemeester of schepen is, van een gemeente met : a) tot 80.000 inwoners : twee dagen per maand; b) meer dan 80.000 inwoners : vier dagen per maand; 2° lid van een OCMW-raad, als de gewestelijke ontvanger geen voorzitter of lid van het permanent bureau is, van een gemeente met : a) tot 80.000 inwoners : twee dagen per maand; b) meer dan 80.000 inwoners : vier dagen per maand; 3° schepen of voorzitter van de OCMW-raad van een gemeente met : a) tot 30.000 inwoners : vier dagen per maand; b) tussen 30.001 en 50.000 inwoners : een vierde van een voltijdse betrekking; c) tussen 50.001 en 80.000 inwoners : de helft van een voltijdse betrekking; 4° burgemeester van een gemeente met : a) tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijdse betrekking; b) tussen 30.001 en 50.000 inwoners : de helft van een voltijdse betrekking; 5° lid van het permanent bureau van een OCMW-raad van een gemeente met : a) tot 10.000 inwoners : twee dagen per maand; b) tussen 10.001 en 20.000 inwoners : drie dagen per maand; c) meer dan 20.000 inwoners : vijf dagen per maand; 6° provincieraadslid als de gewestelijke ontvanger geen lid van het provinciecollege is : vier dagen per maand;7° lid van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, zonder voorzitter te zijn : twee dagen per maand.
Art. 128.Gewestelijke ontvangers worden ambtshalve op politiek verlof gesteld voor de vermelde duur om de volgende politieke mandaten uit te oefenen : 1° burgemeester van een gemeente met : a) tot 20.000 inwoners : drie dagen per maand; b) tussen 20.001 en 30.000 inwoners : een vierde van een voltijdse betrekking; c) tussen 30.001 en 50.000 inwoners : de helft van een voltijdse betrekking; d) meer dan 50.000 inwoners : voltijds. 2° schepen van een gemeente met : a) tot 20.000 inwoners : twee dagen per maand; b) tussen 20.001 en 30.000 inwoners : vier dagen per maand; c) tussen 30.001 en 50.000 inwoners : een vierde van een voltijdse betrekking; d) tussen 50.001 en 80.000 inwoners : de helft van een voltijdse betrekking; e) meer dan 80.000 inwoners : voltijds; 3° voorzitter van de OCMW-raad van een gemeente met : a) tot 20.000 inwoners : twee dagen per maand; b) tussen 20.001 en 30.000 inwoners : vier dagen per maand; c) tussen 30.001 en 50.000 inwoners : een vierde van een voltijdse betrekking; d) tussen 50.001 en 80.000 inwoners : de helft van een voltijdse betrekking; e) meer dan 80.000 inwoners : voltijds; 4° lid van een provinciecollege : voltijds;5° voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap : voltijds;6° voorzitter van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of de Vlaamse Gemeenschapscommissie : voltijds;7° lid van een van de Wetgevende Kamers, het Europees Parlement, een gemeenschapsparlement dat niet het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap is: voltijds;8° federaal, gewestelijk of gemeenschapsminister of staatssecretaris of lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen : voltijds, 9° lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement : voltijds;10° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : voltijds. Het ambtshalve politiek verlof vangt aan op de datum van de eedaflegging na de verkiezing tot of aanstelling in het betreffende politiek mandaat.
Art. 129.Gewestelijke ontvangers die in het kader van dit besluit beschikken over ambtshalve politiek verlof leggen de planning van hun dagen politiek verlof vast aan het begin van elke kalendermaand.
De dienstvrijstellingen en facultatieve politieke verloven mogen opgenomen worden voor minstens één uur, na de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris op de hoogte gebracht te hebben, zonder dat het totaal van deze verloven het maandtotaal van de toegestane dienstvrijstellingen en politieke verloven mag overschrijden.
Art. 130.Voor de toepassing van artikels 127 en 128 wordt het aantal inwoners bepaald in overeenstemming met artikel L1121-3 van het Wetboek.
Art. 131.De periodes gedekt door een facultatief of een ambtshalve politiek verlof worden niet bezoldigd. Voor het overige worden ze gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Art. 132.§ 1. Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op de maand tijdens dewelke het mandaat een einde neemt. § 2. Na hun herinschakeling mogen gewestelijke ontvangers hun wedde niet cumuleren met de voordelen voortvloeiend uit de uitoefening van een politiek mandaat vermeld in artikels 126 tot 128, die dienen als readaptatievergoeding.
Art. 133.§ 1. De gewestelijk ontvanger krijgt verlof om hem toe te laten zijn kandidatuur voor de verkiezing van het Europees Parlement, de federale wetgevende kamers, de gemeenschaps- en gewestparlementen, de provinciale of gemeenteraden voor te dragen. § 2. Het verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan de betrokkene deelneemt als kandidaat.
Dit verlof is niet bezoldigd. Voor het overige wordt het gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Verlof dat de vastgelegde grenzen overschrijdt, wordt van rechtswege omgezet in beschikbaarheid wegens persoonlijke aangelegenheden.
Onderafdeling 19. - Verlof voor opdracht
Art. 134.§ 1. Een gewestelijke ontvanger kan aanvaarden een opdracht uit te voeren die hem door de gouverneur werd toevertrouwd of waarvoor deze zijn toestemming geeft : 1° bij een ministerie, een instelling van openbaar nut of een publiekrechtelijk rechtspersoon die afhangt van of onder de voogdij staat van de federale overheid, een gewest, een gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;2° bij een buitenlandse regering, een buitenlands openbaar bestuur, een Europese instelling of een internationale instelling. § 2. De gewestelijke ontvanger die aangesteld is om een mandaat uit te oefenen binnen een Belgische overheidsdienst wordt ambtshalve op opdracht gesteld voor de duur van het mandaat. § 3. Als de opdracht waarmee hij belast is hem feitelijk of van rechtswege belet de functie die hem werd toevertrouwd uit te oefenen, krijgt hij het nodige verlof voor de uitvoering van een dergelijke opdracht.
Deze verloven worden toegekend door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris voor minstens twee jaar. Ze kunnen hernieuwd worden voor een duur van minstens twee jaar. § 4. Het verlof voor opdracht is onbezoldigd. Voor het overige wordt het gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Het wordt echter wel bezoldigd als de gewestelijke ontvanger aangesteld wordt als nationaal deskundige: 1° krachtens besluit C(2006) 2033 van de Commissie van 1 juni 2006 tot vaststelling van de regeling betreffende de detachering van nationale deskundigen bij de Commissie;2° in het kader van het Europees programma "Institution Building", ingevoerd bij verordening (EG) nr.622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding. § 5. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor de opdrachten vermeld in paragraaf 1.
Iedere opdracht bij een buitenlandse regering, een Europese instelling of een internationale instelling verliest van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de gewestelijke ontvanger een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het bekomen van een onmiddellijk ingaand of uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse regering, het buitenlands openbaar bestuur of de internationale instelling voor wie hij de opdracht vervulde.
De gewestelijke ontvanger die met verlof is voor een internationale opdracht kan een vergoeding krijgen onder de voorwaarden en tegen de tarieven vastgelegd door de gouverneur.
Het bedrag van deze vergoeding mag niet hoger zijn dan de wedde die de gewestelijke ontvanger gekregen zou hebben indien hij in dienst was gebleven.
De vergoeding wordt bepaald door enerzijds rekening te houden met de vergoeding die de gewestelijke ontvanger toegekend wordt voor de uitvoering van zijn opdracht en anderzijds met de levensduurte in het land waar de gewestelijke ontvanger zijn opdracht uitvoert, de sociale positie die met deze opdracht overeenstemt en de toegenomen gezinslast doordat hij verder van zijn gezin woont.
De vergoeding mag niet worden toegekend aan de met een opdracht belaste gewestelijke ontvanger die hetzij krachtens andere wettelijke of reglementaire bepalingen, hetzij wegens de vervulling van zijn opdracht, voordelen geniet die ten minste gelijkwaardig zijn aan de wedde die hij zou gekregen hebben indien hij in dienst was gebleven. § 6. De gewestelijke ontvanger krijgt weddeverhogingen op het ogenblik dat hij ze zou krijgen of gekregen hebben als hij daadwerkelijk in dienst was gebleven. § 7. Mits een opzeggingstermijn van minstens drie maanden en maximaal zes maanden kunnen de gouverneur en de gewestelijke ontvanger te allen tijde een einde maken aan de uitvoering van de opdracht. § 8. De gewestelijke ontvanger wiens opdracht beëindigd of onderbroken wordt door een beslissing van de gouverneur, door een beslissing van de instelling waarvoor de opdracht wordt uitgevoerd of door zijn eigen beslissing stelt zich opnieuw ter beschikking van de gouverneur.
Als hij dit zonder geldige reden weigert of nalaat, wordt hij, na tien dagen afwezigheid, als ontslagnemend beschouwd. § 9. De gouverneur kent de gewestelijke ontvanger van zodra zijn opdracht afloopt taken toe die al dan niet gelijkaardig zijn aan de taken die hij uitvoerde voor de aanvang van zijn opdracht.
Onderafdeling 20 - Verlof voor de uitoefening van een functie op een ministerkabinet, een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid van de leden van de federale regering of op het kabinet van een lokaal mandataris
Art. 135.De gewestelijke ontvanger kan verlof krijgen op voorwaarde dat de autoriteit aan wie hij zijn diensten verstrekt zich ertoe verbindt de volledige budgettaire last terug te betalen, om een functie uit te oefenen : 1° op het kabinet van een voorzitter of een lid van een gewest- of gemeenschapsregering, van het Verenigd College van het Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2° op het kabinet van een federaal minister of staatssecretaris;3° op een secretariaat, bij de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid van een lid van de federale regering 4° bij een provinciale of gemeentelijke mandataris of een mandataris van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Art. 136.Het verlof is bezoldigd.
Het Gewest vordert van de instelling waarbij de gewestelijke ontvanger in verlof is de volledige budgettaire last, als en in de mate dat het dit zou kunnen doen als het verlof was toegekend aan een van zijn ambtenaren in toepassing van artikel 486 van de Waalse Ambtenarencode.
In geen van deze gevallen mag deze budgettaire last verhaald worden op de lokale besturen die een beroep doen op de diensten van de gewestelijke ontvangers in toepassing van artikel L1124-47 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie.
Art. 137.Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstanciënniteit.
Art. 138.Op het einde van zijn toewijzing krijgt de gewestelijke ontvanger, tenzij hij opnieuw gedetacheerd wordt, een dag verlof per maand activiteit op het kabinet, met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen.
De gewestelijke ontvanger wiens verlof afloopt, stelt zich opnieuw ter beschikking van de gouverneur.
De gouverneur kent de gewestelijke ontvanger taken toe die al dan niet gelijkaardig zijn aan de taken die hij uitvoerde voor de aanvang van zijn opdracht.
Als de gewestelijke ontvanger zonder geldige reden weigert of nalaat zich opnieuw ter beschikking van de gouverneur te stellen, wordt hij, na tien dagen afwezigheid, als ontslagnemend beschouwd. Afdeling 3. - Disponibiliteit
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 139.De gewestelijke ontvanger in disponibiliteit dient de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris een adres in België mee te delen waarop de beslissingen die hem aangaan hem ter kennis kunnen worden gebracht.
Art. 140.De gewestelijke ontvanger in disponibiliteit blijft ter beschikking van de gouverneur en als hij de vereiste beroepsgeschiktheid en lichamelijke geschiktheid heeft, kan hij opnieuw in dienst geroepen worden overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd in deze afdeling.
Hij stelt zich opnieuw ter beschikking van de gouverneur binnen de maand na het schrijven waarin de gouverneur hem gelast heeft zijn ambt opnieuw op te nemen. De gouverneur kent hem taken toe die al dan niet gelijkaardig zijn aan de taken die hij uitvoerde voor de aanvang van zijn afwezigheid.
Als de gewestelijke ontvanger dit zonder geldige reden weigert, wordt hij, na tien dagen afwezigheid, als ontslagnemend beschouwd.
Onderafdeling 2. - Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst
Art. 141.§ 1. De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris kan een gewestelijke ontvanger in disponibiliteit plaatsen wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, als de maatregel absoluut noodzakelijk geacht wordt voor de goede werking van de dienst. § 2. De terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wordt voorafgegaan door een door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris opgesteld voorstel.
Het voorstel wordt per aangetekend schrijven overgemaakt aan de gewestelijke ontvanger. Deze kennisgeving moet de beroepsmogelijkheden en -vormen vermelden. § 3. De gewestelijke ontvanger kan binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het voorstel waarvan sprake in paragraaf 2 beroep aantekenen. Anders keurt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris de beslissing tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst goed.
De gewestelijke ontvanger stelt de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris per aangetekend schrijven in kennis van zijn beroep.
De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris maakt het beroep, het voorstel tot beslissing en alle nuttige stukken binnen de vijftien dagen na ontvangst van het beroep over aan het College van de Waalse gouverneurs.
Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak over het beroep.
Het verstrekt een advies over het voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst volgens de modaliteiten vastgelegd in artikels 175 en 176, na de gewestelijk ontvanger en desgevallend zijn raadsman gehoord te hebben. § 4. Na kennis genomen van het advies van het College van de Waalse gouverneurs kan de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris beslissen de gewestelijke ontvanger in disponibiliteit te stellen wegens ambtsontheffing. Desgevallend vermeldt hij de redenen waarom hij het advies van het College van de Waalse gouverneurs niet volgt.
De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris brengt de beslissing tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing per aangetekend schrijven ter kennis binnen de maand volgend op de goedkeuring van het advies. Zo niet wordt hij geacht te hebben afgezien van de maatregel.
Art. 142.De gewestelijke ontvanger in disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst geniet wachtgeld dat gelijk is aan zijn laatste activiteitswedde.
Art. 143.De duur van de disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst met genot van wachtgeld mag, in een of in meerdere keren, de duur van de diensten die in aanmerking komen voor de berekening van het pensioen van de betrokkene niet overschrijden.
De militaire dienst voor de indiensttreding wordt echter niet mee in aanmerking genomen en de in aanmerking komende militaire dienst wordt enkel meegeteld voor de gewone duur ervan.
Onderafdeling 3. - Disponibiliteit wegens ziekte
Art. 144.§ 1. De gewestelijke ontvanger die wegens ziekte afwezig is, wordt na het maximaal aantal verlofdagen hem toegekend krachtens artikel 91 te hebben bereikt, van rechtswege in disponibiliteit gesteld wegens ziekte. Hij behoudt zijn administratieve en geldelijke anciënniteit. § 2. De gewestelijke ontvanger die in disponibiliteit wegens ziekte is gesteld, is onderworpen aan de medische controle vastgelegd in artikels 104 tot 108.
Art. 145.De gewestelijke ontvanger in disponibiliteit wegens ziekte krijgt een wachtgeld dat gelijk is aan zestig percent van zijn laatste activiteitswedde.
Het bedrag van dit wachtgeld mag evenwel in geen geval minder bedragen dan: 1° de vergoeding die de betrokkene in dezelfde situatie zou krijgen als het socialezekerheidsstelsel vanaf het begin van zijn afwezigheid op hem van toepassing was geweest;2° het pensioen dat de betrokkene zou krijgen als hij op de datum van zijn terbeschikkingstelling in aanmerking kwam voor vervroegd pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid.
Art. 146.De gewestelijke ontvanger in disponibiliteit wegens ziekte die een wachtgeld krijgt, wordt binnen de drie maanden volgend op de dag waarop hij in disponibiliteit wordt gesteld, opgeroepen door de pensioencommissie. Nadien wordt hij binnen het jaar volgend op de datum van elke definitieve beslissing van de pensioencommissie opgeroepen.
Indien de gewestelijke ontvanger niet op het in lid 1 bepaalde tijdstip verschijnt voor de pensioencommissie zonder geldige reden wordt de betaling van zijn wachtgeld opgeschort vanaf dat ogenblik totdat hij verschijnt.
Art. 147.De gewestelijke ontvanger heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde als de aandoening waaraan hij lijdt erkend is als ernstige en langdurige ziekte door de pensioencommissie. Dit recht heeft slechts uitwerking vanaf het ogenblik waarop de gewestelijke ontvanger in disponibiliteit werd gesteld voor een ononderbroken periode van minstens drie maanden.
Dit recht brengt de herziening van de situatie van de gewestelijke ontvanger met zich mee vanaf de dag waarop zijn disponibiliteit aanving, met geldelijke gevolgen.
Art. 148.De disponibiliteit maakt geen einde aan de stelsels voor loopbaanonderbreking.
Onderafdeling 4. - Disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden
Art. 149.De gewestelijke ontvanger kan op zijn verzoek in disponibiliteit gesteld worden wegens persoonlijke aangelegenheden.
De gouverneur deelt zijn beslissing binnen de maand na de ontvangst van het verzoek mee aan de betrokkene.
De beschikbaarheid wegens disponibiliteit aangelegenheden wordt toegekend voor een periode van minstens drie maanden en maximaal vijf jaar. Elke periode van disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden wordt gevolgd door een periode van dienstactiviteit van minstens zes maanden. Het totaal van de periodes van disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden mag over heel de loopbaan niet meer dan vijf jaar bedragen.
Art. 150.De gewestelijke ontvanger die in disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden is gesteld krijgt geen wachtgeld.
Hij kan geen ziektes of gebrekkigheden opgelopen in zijn periode van disponibiliteit laten gelden.
De gewestelijke ontvanger wiens afwezigheid de periode waarvoor de disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden werd toegekend, overschrijdt, wordt als ontslagnemend beschouwd. HOOFDSTUK XI. - Tuchtregeling Afdeling 1. - Tuchtstraffen en tuchtrechtelijke vervolgingen
Art. 151.De gouverneur kan de gewestelijke ontvanger een tuchtsanctie opleggen om de volgende redenen : 1° tekortkoming aan de beroepsplichten;2° handelingen die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengen;3° overtreding van verboden en onverenigbaarheden;4° plegen van een strafbaar feit.
Art. 152.De gewestelijke ontvanger kan de volgende straffen opgelegd krijgen : 1° de waarschuwing;2° de berisping;3° de inhouding van wedde;4° de schorsing;5° het ontslag van ambtswege, 6° de afzetting.
Art. 153.De inhouding van wedde mag niet meer bedragen dan drie maanden wedde.
Er mag niet meer dan twintig percent van de brutowedde worden ingehouden.
Art. 154.De straf van schorsing wordt uitgesproken voor een periode van maximaal drie maanden.
De straf van schorsing leidt tot de inhouding van wedde tijdens de duur van de schorsing, behalve het deel van de nettowedde dat gelijk is aan het bedrag van het leefloon zoals vastgelegd krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
In geval van deeltijdse prestaties wordt dit bedrag evenredig met de duur van de prestaties verminderd.
Art. 155.Geen enkele tuchtstraf kan opgelegd worden zonder dat de gewestelijke ontvanger gehoord werd in zijn verweermiddelen met betrekking tot alle feiten die hem ten laste gelegd worden.
De gewestelijke ontvanger kan zich tijdens de procedure laten bijstaan door een verdediger naar keuze.
Art. 156.De gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris stelt voor de hoorzitting een tuchtdossier samen dat alle stukken met betrekking tot de feiten die hem ten laste gelegd worden bevat.
Art. 157.De gewestelijke ontvanger wordt minstens vijftien dagen voor zijn verschijning opgeroepen voor de hoorzitting, per aangetekend schrijven of door overhandiging van de oproeping tegen ontvangstbewijs.
De oproeping moet melding maken van : 1° alle ten laste gelegde feiten;2° het feit dat er een tuchtsanctie wordt overwogen en dat er een tuchtdossier werd samengesteld;3° de plaats, de dag en het uur van de hoorzitting;4° het recht van de betrokkene op bijstand en vertegenwoordiging door een verdediger naar keuze;5° de plaats waar en de termijn waarbinnen het tuchtdossier kan worden ingezien.6° het recht om te vragen getuigen te horen.
Art. 158.De gewestelijke ontvanger en zijn verdediger mogen het tuchtdossier inkijken en schriftelijk hun verweermiddelen meedelen aan de gouverneur, indien ze dit wensen, vanaf het ogenblik van de uitnodiging om te verschijnen voor de gouverneur tot de avond voor de verschijning.
Art. 159.Er wordt een proces-verbaal opgesteld van de hoorzitting, dat de verklaringen van de gehoorde persoon waarheidsgetrouw weergeeft.
Als het proces-verbaal opgesteld wordt na afloop van de hoorzitting, wordt het onmiddellijk voorgelezen en wordt de betrokkene verzocht het te tekenen.
Als het proces-verbaal opgesteld wordt na de hoorzitting, wordt het binnen de acht dagen na de hoorzitting overgemaakt aan de betrokkene met het verzoek het te ondertekenen.
De betrokkene kan in elk geval op het ogenblik van de ondertekening voorbehouden formuleren, als hij weigert te ondertekenen, wordt hiervan melding gemaakt.
Als de betrokkene schriftelijk afgezien heeft van het verhoor of zich niet heeft aangeboden op de hoorzitting, stelt de gouverneur al naargelang het geval een proces-verbaal van afstand of van niet-verschijning op.
Het proces-verbaal van het verhoor, van afstand of van niet-verschijning bevat de opsomming van alle in dit hoofdstuk vereiste procedurehandelingen en vermeld of ze allemaal werden uitgevoerd.
Art. 160.De gouverneur kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkene of diens verdediger beslissen getuigen te horen.
In dit geval heeft het verhoor van de getuigen plaats in aanwezigheid van de betrokkene.
Art. 161.De gouverneur doet binnen de twee maanden na het afsluiten van het proces-verbaal van de laatste hoorzitting, van afstand of van niet-verschijnen, uitspraak over de op te leggen tuchtstraf.
Als er binnen deze termijn geen beslissing wordt genomen, wordt ervan uitgegaan dat er afgezien werd van tuchtrechtelijke vervolging voor de feiten die de gewestelijke ontvanger ten laste gelegd werden.
Art. 162.De beslissing die de tuchtstraf oplegt, wordt gemotiveerd naar de vorm.
Ze wordt onverwijld meegedeeld aan de gewestelijke ontvanger, per aangetekend schrijven of via overhandiging met ontvangstbevestiging.
Als de beslissing niet binnen de vijftien dagen meegedeeld wordt, wordt ze als overgemaakt beschouwd. Er kunnen geen tuchtrechtelijke vervolgingen voor dezelfde feiten ingesteld worden.
De kennisgeving van de beslissing vermeldt de beroepsmogelijkheden en -termijnen.
Art. 163.Onverminderd hun uitvoering worden de tuchtstraffen waarschuwing, berisping en inhouding van wedde ambtshalve geschrapt uit het individueel dossier van de gewestelijke ontvanger na een periode van : 1° 1 jaar voor de waarschuwing;2° 18 maanden voor de berisping;3° 3 jaar voor de inhouding van wedde. Onverminderd haar uitvoering kan de tuchtstraf schorsing op verzoek van de gewestelijke ontvanger na een termijn van vier jaar geschrapt worden door de gouverneur die ze heeft opgelegd.
De gouverneur kan de schrapping enkel weigeren als er nieuwe elementen zijn opgedoken die een dergelijke weigering rechtvaardigen.
De termijnen vermeld in lid 1 en 2 beginnen te lopen op de dag waarop de tuchtstraf werd uitgesproken.
Art. 164.§ 1. Als een gewestelijke ontvanger het voorwerp uitmaakt van strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vervolging en zijn aanwezigheid is onverenigbaar met het belang van de dienst, kan hij preventief geschorst worden door de gouverneur bij wijze van ordemaatregel. § 2. De gouverneur kan beslissen dat de preventieve schorsing gepaard gaat met een inhouding van wedde en ontzegging van bevorderingsaanspraken.
De inhouding van wedde mag niet meer bedragen dan de helft van de laatste activiteitswedde van de gewestelijke ontvanger.
De gewestelijke ontvanger heeft minstens recht op een nettowedde die gelijk is aan het bedrag van het leefloon zoals vastgelegd krachtens de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. In geval van deeltijdse prestaties wordt dit bedrag evenredig met de duur van de prestaties verminderd.
Art. 165.§ 1. De preventieve schorsing wordt uitgesproken voor een termijn van maximaal vier maanden.
De gouverneur kan deze termijn tijdens de strafprocedure verlengen met periodes van maximaal vier maanden, mits inachtneming van de procedure vastgelegd in artikel 166. § 2. Als er binnen de in paragraaf 1 vermelde termijn geen tuchtstraf wordt opgelegd, worden alle gevolgen van de preventieve schorsing opgeheven.
Art. 166.Vooraleer hij een preventieve schorsing kan opleggen, moet de gouverneur de gewestelijke ontvanger horen in overeenstemming met de procedure vermeld in artikels 155 tot 162, de termijn van vijftien dagen waarvan sprake in artikel 157 wordt echter ingekort tot vijf dagen.
In geval van hoogdringendheid kan de gouverneur onmiddellijk de preventieve schorsing uitspreken, mits de betrokkene onmiddellijk na de beslissing gehoord wordt in overeenstemming met de procedure vermeld in het eerste lid.
Art. 167.De beslissing tot preventieve schorsing wordt onmiddellijk meegedeeld aan de betrokkene per aangetekend schrijven of middels overhandiging tegen ontvangstbewijs.
Als de beslissing niet binnen de tien werkdagen meegedeeld wordt, wordt ze als ingetrokken beschouwd.
De gouverneur mag geen preventieve schorsing opleggen voor dezelfde feiten.
Art. 168.Als de tuchtsanctie voorafgegaan wordt door een preventieve schorsing met behoud van wedde, treedt deze in werking op de dag dat ze wordt uitgesproken.
Als in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van wedde en ontzegging van de bevorderingsaanspraken de tuchtstraf waarschuwing of berisping wordt opgelegd, treedt deze in werking op de dag dat ze wordt uitgesproken. De preventieve schorsing wordt als ingetrokken beschouwd en de gouverneur betaalt de ingehouden wedde uit aan de gewestelijke ontvanger.
Als in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van wedde en ontzegging van de bevorderingsaanspraken de tuchtstraf inhouding van wedde, schorsing, ontslag van ambtswege of ontheffing wordt opgelegd, kan de tuchtstraf ten vroegste uitwerking hebben op de dag waarop de preventieve schorsing is ingegaan. Het bedrag van de tijdens de preventieve schorsing ingehouden wedde wordt in mindering gebracht van het bedrag van het weddeverlies verbonden aan de tuchtstraf. Als het bedrag van de ingehouden wedde groter is dan het bedrag van het weddeverlies verbonden aan de tuchtstraf, betaalt de gouverneur het verschil uit aan de gewestelijke ontvanger.
Art. 169.De gouverneur kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de datum waarop hij de strafbare feiten vaststelde of er kennis van nam.
In geval van strafrechtelijke vervolging voor dezelfde feiten, begint deze termijn te lopen de dag dat de gouverneur door de gerechtelijke overheid ervan in kennis wordt gesteld dat er een definitieve beslissing uitgesproken is of dat de strafrechtelijke procedure niet voortgezet wordt.
Als de beslissing van de tuchtoverheid door de Raad van State geannuleerd wordt, kan de gouverneur de tuchtrechtelijke vervolging hervatten vanaf het ogenblik van de kennisgeving van het arrest van de Raad van State, tijdens het deel van de termijn bedoeld in lid 1 die nog lopende was als de vervolging werd ingesteld. Afdeling 2. - Beroep tegen de beslissing tot sanctie
Art. 170.De gewestelijke ontvanger kan een beroep tot herziening tegen de beslissing tot sanctie indienen bij het College van de Waalse gouverneurs.
Het beroep moet aangetekend ingediend worden bij de gouverneur binnen een termijn van dertig dagen, die begint te lopen op de datum van de kennisgeving van de beslissing van de gouverneur.
De gouverneur maakt het beroep, zijn beslissing en alle stukken van het tuchtdossier binnen de vijftien dagen na ontvangst van het door de gewestelijke ontvanger ingediende beroep over aan het College van de Waalse gouverneurs.
Het College van de Waalse gouverneurs hoort de gewestelijke ontvanger en de eventuele getuigen. Artikels 155 tot 162 zijn mutatis mutandis van toepassing.
Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak bij meerderheid en achter gesloten deuren. De gouverneur die de tuchtbeslissing heeft genomen, neemt geen deel aan de beraadslaging of aan de stemming. In geval van staking der stemmen wordt de beslissing geacht in het voordeel van de gewestelijke ontvanger te zijn. HOOFDSTUK XII. - Ambtsneerlegging.
Art. 171.Niemand kan zijn hoedanigheid van gewestelijke ontvanger verliezen vóór de normale leeftijd van de pensionering, behalve in de gevallen bepaald door de pensioenwetgeving of dit besluit.
Art. 172.Verliest van ambtswege en zonder vooropzeg de hoedanigheid van gewestelijke ontvanger : 1° de gewestelijke ontvanger wiens benoeming niet regelmatig is, op voorwaarde dat, behalve in geval van bedrog of list, deze onregelmatigheid door de gouverneur vastgesteld werd binnen de termijn voor het indienen van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State, of tijdens de procedure, wanneer een dergelijk beroep ingediend is;2° de gewestelijke ontvanger die niet langer voldoet aan de voorwaarde een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie te zijn, niet langer de burgerlijke en politieke rechten geniet of niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten;3° de gewestelijke ontvanger waarvan de definitieve lichamelijke ongeschiktheid naar behoren werd vastgesteld;4° de gewestelijke ontvanger die zonder geldige reden zijn werkpost verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft; 5° de gewestelijke ontvanger die verkeert in een situatie waarin toepassing van de strafwetten en de burgerlijke wetten ambtsneerlegging ten gevolge heeft.". 6° de gewestelijke ontvanger die ontslagen of ontzet is wegens tuchtredenen.
Art. 173.Leiden eveneens tot ambtsneerlegging: 1° vrijwillig ontslag;2° pensionering;3° ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid. In de situatie beschreven in het eerste lid kan de gewestelijke ontvanger zijn dienst ten vroegste drie maanden nadat hij zijn vrijwillig ontslag meegedeeld heeft aan de gouverneur verlaten. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming worden ingekort.
Art. 174.Op verzoek van de gewestelijke ontvanger kan de gouverneur toestaan dat deze zijn dienstactiviteit voortzet na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd. De periode waarin de dienstactiviteit wordt voortgezet wordt vastgelegd op maximaal een jaar. Ze kan volgens dezelfde modaliteiten hernieuwd worden per periodes van maximaal een jaar, zonder dat de totale duur van de voortzetting van de dienstactiviteit meer dan twee jaar mag bedragen. HOOFDSTUK XIII. - Beroep bij het College van de Waalse gouverneurs
Art. 175.Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak over het beroep van de gewestelijke ontvanger tegen : 1° het voorstel tot ontslag na het beëindigen van de stage;2° een evaluatie onder voorbehoud of een ongunstige evaluatie;3° het voorstel tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid;4° de beslissing tot tuchtsanctie;5° het voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.
Art. 176.§ 1. Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak binnen de maand na de overmaking van het beroep of de beslissing en de nuttige stukken door de gouverneur of de afgevaardigde arrondissementscommissaris. § 2. De voorzitter van het College van de Waalse gouverneurs voegt het beroep toe aan de agenda van de eerstvolgende vergadering. Indien nodig roept hij een buitengewone vergadering bijeen.
Indien er een hoorzitting van de gewestelijke ontvanger georganiseerd wordt, waakt het College van de Waalse gouverneurs erover dat deze minstens zeven dagen voor de datum van de hoorzitting wordt opgeroepen.
Het College van de Waalse gouverneurs doet uitspraak bij meerderheid en achter gesloten deuren. De gouverneur die de aangevochten beslissing heeft genomen, neemt geen deel aan de beraadslaging of aan de stemming. In geval van staking der stemmen wordt de beslissing geacht in het voordeel van de gewestelijke ontvanger te zijn.
Het College van de Waalse gouverneurs deelt zijn beslissing of zijn advies binnen de zeven kalenderdagen na de vergadering mee aan de gouverneur die de aangevochten beslissing heeft genomen. § 3. Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing in geval van een beroep tegen een beslissing tot tuchtsanctie. § 4. Onder voorbehoud van de afwijkingen vastgelegd in dit besluit, worden de door de Regering vastgelegde werkings- en beraadslagingsregels van het College van de Waalse gouverneurs toegepast. "TITEL III. - Geldelijk statuut HOODSTUK I. - Wedde Afdeling 1. - Wedde, vergoedingen en geldelijke anciënniteit
Art. 177.§ 1. De bezoldiging van een gewestelijke ontvanger omvat : 1° de wedde;2° het vakantiegeld;3° de eindejaarspremie ;4° de tweetaligheidspremie 5° de toelage voor de uitoefening van een bijkomende functie. § 2. De gewestelijke ontvanger heeft ook recht op de terugbetaling van bepaalde kosten, onder de vorm van de volgende vergoedingen: 1° de vergoeding voor reiskosten en verplaatsingskosten tussen de woonplaats en de werkplaats;2° de vergoeding voor verblijfkosten.
Art. 178.De jaarlijkse wedde van de gewestelijke ontvanger wordt vastgesteld in de weddeschaal bijgevoegd in bijlage 1 bij dit besluit.
De schaal omvat: 1° een minimumwedde;2° tussenwedden die met weddetrappen van geldelijke anciënniteit overeenkomen en voortvloeien uit tussentijdse verhogingen zoals vastgelegd in bijlage I;3° een maximumsalaris.
Art. 179.De geldelijke anciënniteit is samengesteld uit het geheel van de voor de vaststelling van de wedde in aanmerking komende diensten.
De bepalingen van artikels 238 tot 242 van de Waalse Ambtenarencode met betrekking tot het geldelijk statuut zijn mutatis mutandis van toepassing op gewestelijke ontvangers.
Art. 180.Bij non-activiteit wordt de toekenning van tussentijdse verhoging opgeschort. Afdeling 2. - Berekening en uitbetaling van de wedde
Art. 181.De maandwedde is gelijk aan een twaalfde van de jaarwedde.
De wedde van de maand tijdens dewelke de gewestelijke ontvanger op pensioen gaat of overlijdt, dient volledig uitbetaald te worden.
Art. 182.De maandwedde wordt na het verlopen van de termijn betaald en uiterlijk de laatste werkdag van de maand.
Art. 183.§ 1. Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten verdeeld.
Als het werkelijk aantal te betalen dagen vijftien of minder bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het werkelijk aantal te betalen dagen.
Als het werkelijk aantal te betalen dagen meer dan vijftien bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen dertig en het werkelijk aantal niet te betalen dagen. § 2. Als de maand bestaat uit twee periodes met een verschillende wedde of een verschillende budgettaire aanrekening: 1° wordt het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten bepaald in overeenstemming met paragraaf 1;2° wordt het totaalaantal voor de maand verschuldigde dertigsten bepaald in overeenstemming met paragraaf 1;3° het aantal voor de tweede periode verschuldigde dertigsten is gelijk aan het verschil tussen het totaalaantal voor de maand verschuldigde dertigsten en het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten. Met betrekking tot 2° is het totaalaantal steeds gelijk aan dertig als de maand volledig uitbetaald dient te worden.
Art. 184.De maandwedde ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De wedde wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990. HOOFDSTUK II. - Vakantiegeld
Art. 185.De bepalingen van artikels 261 tot 263 en 265 tot 272 van de Waalse Ambtenarencode met betrekking tot het vakantiegeld zijn mutatis mutandis van toepassing op gewestelijke ontvangers. HOOFDSTUK III. - Eindejaarstoelage
Art. 186.De bepalingen van artikels 273 tot 282 van de Waalse Ambtenarencode met betrekking tot de eindejaarstoelage zijn mutatis mutandis van toepassing op gewestelijke ontvangers. HOOFDSTUK IV. - Tweetaligheidspremie
Art. 187.Er wordt een premie toegekend aan gewestelijke ontvangers die aantonen kennis te hebben van het Frans en het Duits en toegewezen zijn aan een lokaal bestuur gelegen in een Duitstalige zone of in een Franstalige gemeente met taalfaciliteiten voor Duitstaligen.
De in het eerste lid vermelde taalkennis wordt aangetoond op de wijze vastgelegd in artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 7 juni 2007 tot toekenning van een toelage voor de kennis van de landstalen aan de ambtenaren en contractuele personeelsleden van de gewestelijke openbare diensten.
Het bedrag van de premie wordt bepaald en uitbetaald op de wijze vastgelegd in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 7 juni 2007 tot toekenning van een toelage voor de kennis van de landstalen aan de ambtenaren en contractuele personeelsleden van de gewestelijke openbare diensten. HOOFDSTUK V. - Bepaling van de normale werklast en toekenning van een toelage voor de uitoefening van een bijkomende functie
Art. 188.§ 1. De werklast van de gewestelijke ontvanger wordt per kalenderjaar berekend op basis van een puntensysteem, dat als volgt werkt : 1° de gewestelijke ontvanger krijgt voor elke gemeente waarvoor hij verantwoordelijk is maandelijks een aantal punten dat gelijk is aan het werkelijke bevolkingscijfer van de gemeente;2° de gewestelijke ontvanger krijgt voor elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarvoor hij verantwoordelijk is maandelijks een aantal punten dat gelijk is aan het werkelijke bevolkingscijfer dat onder het territoriale werkingsgebied van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in kwestie valt, gedeeld door twee. Het reële bevolkingscijfer is het laatst gepubliceerde bevolkingscijfer. § 2. Voor gemeenten dient rekening gehouden te worden met een eventuele herklassering. § 3. De gewestelijke ontvanger krijgt : 1° per maand 1 000 extra punten als hij toegewezen is aan twee lokale besturen;2° per maand 2 500 extra punten als hij toegewezen is aan drie lokale besturen;1° per maand 4 000 extra punten als hij toegewezen is aan vier lokale besturen;2° per maand 5 000 extra punten als hij toegewezen is aan vijf of meer lokale besturen; § 4. De gewestelijke ontvanger die ondersteunende opdrachten zoals bedoeld in artikel 28 uitvoert, krijgt een aantal extra punten dat overeenstemt met het totaalaantal voor de opdrachten die hij op zich neemt toegekende punten, in overeenstemming met artikel 28, § 2. § 5. Als meerdere gewestelijke ontvangers verantwoordelijk zijn voor eenzelfde lokaal bestuur, worden de punten onder hen verdeeld a rato van hun prestaties voor het bestuur in kwestie. § 6. Als de opdracht van een gewestelijke ontvanger niet gedurende de volledige maand wordt uitgevoerd, wordt het aantal voor deze maand toegekende punten berekend a rato van het aantal dagen waarop hij deze opdracht in de betreffende maand heeft uitgevoerd. § 7. De gewestelijke ontvanger die een opdracht beschreven in artikels 26 en 27 uitvoert, krijgt een aantal extra punten voor deze opdracht, berekend in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel.
De lokale besturen waarbij hij een vervangingsopdracht uitvoert, worden mee in overweging genomen om het aantal extra punten te bepalen waarop hij in toepassing van lid 3 recht heeft.
Art. 189.§ 1. De normale werklast van een gewestelijke ontvanger bedraagt 13 000 punten per maand. Ze mag in geen geval minder dan 12 000 punten of meer dan 14 000 punten per maand bedragen.
Mits de voorafgaande toestemming van de minister kan de gouverneur ten aanzien van een gewestelijke ontvanger de minimumdrempel van 12 000 punten, vastgelegd in het eerste lid, verlagen of de maximumdrempel van 14 000 punten, vastgelegd in het eerste lid, verhogen. De gouverneur dient deze aanvraag te motiveren. § 2. De maximumdrempel vermeld in paragraaf 1 kan overschreden worden als de gewestelijke ontvanger de volgende opdrachten op zich neemt : 1° ofwel een opdracht omschreven in artikel 26;2° ofwel een of meerdere opdrachten omschreven in artikel 27, ten belope van maximaal 52 000 punten per kalenderjaar. De gewestelijke ontvanger mag in de loop van een kalenderjaar de uitvoering van de opdrachten vermeld in het eerste lid, 1° en in het eerste lid, 2° niet cumuleren.
Art. 190.§ 1. De gewestelijke ontvanger wiens maandelijkse werklast de maximumdrempel vermeld in artikel 189, § 1 overschrijdt omwille van de uitvoering van een vervangingsopdracht zoals bedoeld in artikels 26 en 27 krijgt voor de maanden in kwestie een premie voor de uitoefening van bijkomende functies.
De premie is verschuldigd op voorwaarde dat de gewestelijke ontvanger de vervangingsopdracht zoals bedoeld in artikel 26 of 27 minstens gedurende een maand onafgebroken heeft uitgevoerd.
De premie bedraagt een twaalfde van de jaarlijkse wedde van de gewestelijke ontvanger van de maand tijdens de welke de extra prestaties werden geleverd, verdeeld door 13 000 en vermenigvuldigd met het aantal punten dat toegekend werd aan de vervangingsopdracht zoals bedoeld in artikel 26 of 27, wegens overschrijding van de maximumdrempel vermeld in artikel 189, § 1.
Als de premie verschuldigd is wegens het uitvoeren van vervangingsopdrachten in de zin van artikel 26 mag de premie echter niet meer bedragen dan vijfentwintig percent van het twaalfde van de jaarlijkse wedde van de gewestelijke ontvanger voor de maand in kwestie. § 2. De premie wordt ten laatste uitbetaald op de 1e dag van de maand volgend op de maand waarvoor ze verschuldigd is. HOOFDSTUK VI. - Vergoeding voor reiskosten en verplaatsingskosten tussen de woonplaats en de werkplaats
Art. 191.§ 1. De bepalingen van artikels 519 tot 538 van de Waalse Ambtenarencode met betrekking tot de reiskosten zijn mutatis mutandis van toepassing op gewestelijke ontvangers.
De bepalingen van artikels 546 tot 559 van de Waalse Ambtenarencode met betrekking tot de verplaatsingskosten tussen de woon- en werkplaats zijn mutatis mutandis van toepassing op gewestelijke ontvangers. HOOFDSTUK VII. - Vergoeding voor verblijfkosten
Art. 192.§ 1. De gewestelijke ontvanger krijgt jaarlijks een vergoeding voor verblijfkosten van 849,66 euro. Dit bedrag ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Het wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990.
Deze forfaitaire vergoeding wordt maandelijks en na verlopen termijn uitbetaald. Ze wordt in dertigsten verrekend als ze niet voor de volledige maand verschuldigd is. Ze kan niet worden toegekend voor periodes van dienstonderbrekingen van meer dan veertien werkdagen, met dien verstande dat het jaarlijks verlof niet gelijkgesteld wordt met deze onderbrekingen.
De vergoeding voor verblijfkosten ondergaat dezelfde schommelingen als de wedde.
TITEL IV. - Wijze van inning van de bijdrage van de lokale besturen aan de kosten van de gewestelijke ontvangsten
Art. 193.Het Gewest deelt het lokaal bestuur dat een beroep doet op een gewestelijke ontvanger per aangetekend schrijven het bedrag mee van de bijdrage die het verschuldigd is voor het vorige kalenderjaar.
Het lokaal bestuur bedraagt de bijdrage binnen de zes maanden volgend op het aangetekend schrijven.
Bij ontstentenis van betaling is de minister of zijn afgevaardigde gemachtigd om dit bedrag in te houden op elke dotatie waarop het lokaal bestuur aanspraak kan maken, met name de dotaties vermeld in artikel L1332-2 van het Wetboek.
Art. 194.De bijdrage kan geïnd worden via voorschotten, die maandelijks aangerekend worden aan de lokale besturen die een beroep doen op een gewestelijke ontvanger. Deze maandelijkse voorschotten worden berekend op basis van de wiskundig gemiddelde wedde van de gewestelijke ontvanger, met inbegrip van de bijdragen.
Deze gemiddelde wedde wordt op dezelfde wijze als vastgelegd in artikel 193 verdeeld onder de lokale besturen die een beroep doen op een gewestelijke ontvanger.
TITEL V. - Slotbepalingen HOODSTUK I. - Opheffingsbepaling
Art. 195.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 2 april 1979 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van benoeming van de gewestelijke ontvangers, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 januari 1997;2° het besluit van de Waalse Regering van 2 september 2010 tot vastlegging van de weddeschaal van de gewestelijke ontvangers overeenkomstig artikel 1124-37 van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de decentralisatie, gewijzigd door het besluit van de Waalse Regering van 20 maart 2014;3° het ministerieel besluit van 16 juli 1979 tot vaststelling van het reglement van orde betreffende vergelijkend examens voor gewestelijke ontvanger;4° het ministerieel besluit van 16 juli 1979 tot vaststelling van het reglement van orde betreffende vergelijkend examens voor gewestelijke ontvanger;5° het besluit van de gouverneur van de provincie Luik van 20 januari 1966 houdende het statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Luik;6° het besluit van de gouverneur van de provincie Henegouwen van 1 maart 1982 tot vastlegging van het administratief statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Henegouwen;7° het besluit van de gouverneur van de provincie Namen van 30 december 2004 tot vastlegging van het administratief statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Namen;8° het besluit van de gouverneur van de provincie Luxemburg van 10 juni 2005 tot vastlegging van het administratief statuut van de gewestelijke ontvangers van de provincie Luxemburg;9° het besluit van de gouverneur van de provincie Waals-Brabant van 10 juni 2005 betreffende het statuut van de gewestelijke ontvangers in Waals-Brabant; HOOFDSTUK II. - Vrijwaring van verkregen rechten
Art. 196.De gewestelijke ontvanger die benoemd is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit behoudt de gunst van de voordelen andere dan de jaarlijkse wedde waarop hij recht heeft in toepassingen van de besluiten vermeld in artikel 195, 5° tot 9°, tenzij dit besluit hem recht geeft op een voordeel van dezelfde aard dat minstens gelijk is aan het voordeel dat hij voor de inwerkingtreding genoot. HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding en tenuitvoerlegging
Art. 197.Met uitzondering van artikels 188 en 194, die in werking treden op 1 januari 2020, om de afrekening te bereken van de door de lokale besturen die in de loop van kalenderjaar 2019 een beroep hebben gedaan op een gewestelijke ontvanger verschuldigde bijdrage, treedt dit besluit in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van tien dagen die begint te lopen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 198.Artikel 2 van het decreet van 30 april 2019 houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie betreffende de gewestelijke ontvangers treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op het verstrijken van een termijn van tien dagen die begint te lopen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 199.Artikel 6 van het decreet van 30 april 2019 houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie betreffende de gewestelijke ontvangers treedt in werking op 1 januari 2020.
Art. 200.De minister van Plaatselijke Besturen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 6 juni 2019.
Voor de Regering: De minister-president, W. BORSUS De minister van Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastructuur, V. DE BUE
Bijlage I Weddeschaal op jaarbasis aan index 138.01, in uitvoering van artikel L1124-37 van het Wetboek van de plaatselijke Democratie en decentralisatie
GEWESTELIJKE ONTVANGERS
20/1 x 742,85 1/1 x 743
0
37.050,00
1
37.792,85
2
38.535,70
3
39.278,55
4
40.021,40
5
40.764,25
6
41.507,10
7
42.249,95
8
42.992,80
9
43.735,65
10
44.478,50
11
45.221,35
12
45.964,20
13
46.707,05
14
47.449,90
15
48.192,75
16
48.935,60
17
49.678,45
18
50.421,30
19
51.164,15
20
51.907,00
21
52.650,00
22
52.650,00