gepubliceerd op 09 augustus 2017
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het reglementair deel van Boek I van het Leefmilieuwetboek, betreffende de keuze en de wraking van een auteur van effectenonderzoeken
6 JULI 2017. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het reglementair deel van Boek I van het Leefmilieuwetboek, betreffende de keuze en de wraking van een auteur van effectenonderzoeken
De Waalse Regering, Gelet op het decreetgevend gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, artikel D.69, laatst gewijzigd bij het
decreet van 23 juni 2016Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
23/06/2016
pub.
08/07/2016
numac
2016203537
bron
waalse overheidsdienst
Decreet houdende wijziging van het Milieuwetboek, van het Waterwetboek en van verscheidene decreten inzake afvalstoffen en milieuvergunning
type
decreet
prom.
23/06/2016
pub.
06/07/2016
numac
2016203480
bron
waalse overheidsdienst
Decreet tot wijziging van de jachtwet van 28 februari 1882
sluiten;
Gelet op het reglementair deel van Boek I van het Milieuwetboek, artikelen R.72, R74 en R.75;
Gelet op advies nr. 60.080/4 van de Raad van State, gegeven op 3 oktober 2016, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het rapport van 24 maart 2016 opgemaakt overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 april 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen, voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;
Gelet op het advies van de « CWEDD », gegeven op 10 mei 2016;
Gelet op het advies van eWBS terzake van administratieve vereenvoudiging, gegeven op 17 mei 2016;
Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel R.72 van het reglementair deel van Boek I van het Milieuwetboek wordt vervangen als volgt : « Art. R.72. § 1. De aanvrager kiest de auteur van het onderzoek onder de personen, erkend in de hoedanigheid van auteurs van effectenonderzoeken voor de categorie(ën) waarbij zijn project overeenkomstig artikel R.58 is ondergebracht. § 2. Uiterlijk 20 werkdagen voor de publieke informatievergadering die hij organiseert overeenkomstig arti -kel R.41-3, geeft de aanvrager kennis van zijn keuze van de auteur van het effectenonderzoek aan de Directie Voorkoming van Verontreinigingen, bij het Departement Leefmilieu en Water van het Operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst, hierna het Bestuur Leefmilieu.
De aanvrager maakt gebruik van het formulier, vastgesteld door de Minister, om de kennisgeving bedoeld in lid 1 te verrichten. § 3. Het Bestuur Leefmilieu geeft binnen de vijftien werkdagen, te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving bedoeld in paragraaf 2, kennis van zijn beslissing aan de aanvrager, betreffende de keuze van de persoon als erkend auteur van effectenonderzoeken, rekening houdend met de aard van het project.
Binnen dezelfde termijn geeft het Bestuur Leefmilieu kennis van de keuze van de auteur van het onderzoek en zijn beslissing : 1° aan de Minister;2° aan de bevoegde overheid;3° aan het Bestuur Ruimtelijke Ordening;4° aan de overheid belast met het onderzoek naar de volledigheid en de ontvankelijkheid van het aanvraagdossier;5° aan de Beleidsgroep Leefmilieu van de Sociaal-Economische Raad van Wallonië;6° voor de windturbineprojecten, aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening;7° voor de andere projecten dan windturbineprojecten, aan de gemeentelijke adviescommissie Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, bedoeld bij het Wetboek Ruimtelijke Ontwikkeling, of, bij ontstentenis, aan de Beleidsgroep Ruimtelijke Ordening van de Sociaal-Economische Raad van Wallonië. § 4. De kennisgevingen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 worden verricht ofwel bij : 1° aangetekend schrijven met ontvangstbericht;2° via elke soortgelijke formule waarmee vaste datum aan de verzending en aan de ontvangst van de akte gegeven kan worden, ongeacht de distributiedienst;3° neerlegging tegen ontvangstbewijs;4° elke gedematerialiseerde procedure, in de voorwaarden en volgens de nadere regels vastgesteld door de Minister. § 5. De nadere berekeningsregels voor de termijnen zijn de volgende : 1° de verzending moet uiterlijk op de vervaldatum plaatsvinden;2° de vervaldatum wordt in de termijn meegeteld, behalve als die dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, dan wordt de vervaldatum evenwel naar de volgende werkdag verschoven;3° de dag van ontvangst van een akte die de begindatum van een termijn is, wordt niet meegerekend.
Art. 2.In afdeling 3 van hoofdstuk IV van het reglementair deel van Boek I van het Milieuwetboek wordt een artikel R.72bis ingevoegd, luidend als volgt : « R.72bis. § 1. In de zin van deze afdeling worden onder werkdag alle dagen verstaan, met uitzondering van zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen. § 2. De nadere regels bedoeld in artikel R.72, § 5, zijn van toepassing voor de berekening van de termijnen bedoeld in deze afdeling. ".
Art. 3.Artikel R.74 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. R.74. § 1. De overheid, bevoegd om te beslissen over de vergunningsaanvraag, het Bestuur Leefmilieu of het Bestuur Ruimtelijke Ordening kan de Minister voorstellen om een persoon, gekozen in de hoedanigheid van auteur van effectenonderzoeken te wraken.
De wrakingsprocedure wordt uiterlijk ingezet binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal door de bevoegde overheid overeenkomstig artikel D.29-6. § 2. De initiatiefnemer voor de wrakingsprocedure motiveert en geeft de als auteur van het onderzoek gekozen persoon kennis van zijn voornemen om tot wraking over te gaan, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst.
Het voornemen om tot wraking over te gaan wordt eveneens gericht aan de aanvrager en aan de instanties bedoeld in artikel R.72, § 3, lid 3, volgens een wijze van mededeling bedoeld in artikel R.72, § 4. § 3. De persoon gekozen als auteur van het onderzoek kan zijn verweermiddelen te gelde maken bij de initiatiefnemer voor de wrakingsprocedure. Op straffe van onontvankelijkheid legt zij haar verweermiddelen schriftelijk neer, volgens een wijze van mededeling bedoeld in artikel R.72, § 4, binnen de tien werkdagen te rekenen van de ontvangst van het voorstel tot wraking.
In haar aanvraag maakt de persoon, gekozen als auteur van effectenonderzoeken, duidelijk of ze gehoort wenst te worden. In dat geval wordt de hoorzitting door de initiatiefnemer voor de wrakingsprocedure vastgesteld uiterlijk binnen de vijftien dagen na ontvangst van de verweermiddelen van de persoon gekozen als auteur van effectenonderzoeken. Hij licht de aanvrager van de machtiging, evenals de instanties bedoeld in artikel R.72, § 3, lid 2, voor de hoorzitting opgeroepen, er volgens een wijze van mededeling bedoeld in artikel R.72, § 5, over in. § 4. De initiatiefnemer voor de wrakingsprocedure onderzoekt de verweermiddelen van de persoon gekozen als auteur van het onderzoeken en geeft aan laatstgenoemde kennis van zijn voorstel tot beslissing binnen de tien werkdagen te rekenen van de ontvangst van de verweermiddelen overeenkomstig § 3, lid 1, of, in voorkomend geval, te rekenen van de hoorzitting van belanghebbende. Het voorstel tot beslissing wordt binnen dezelfde termijn aan de Minister gericht. De kennisgevingen worden schriftelijk verstuurd, volgens een wijze van mededeling bedoeld in artikel 72, § 4. § 5. Wanneer de persoon gekozen als auteur van effectenonderzoeken afziet van het indienen van verweermiddelen en/of van het aanvragen van een hoorzitting binnen de termijnen vastgesteld in § 1, richt de initiatiefnemer voor de wrakingsprocedure zijn gemotiveerd voorstel tot wraking aan de Minister binnen de twintig werkdagen te rekenen van de kennisgeving van zijn voornemen tot het overgaan tot wraking bedoeld in artikel R.74, § 2. "
Art. 3.Artikel R.75 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Art. R.75. De Minister beslist binnen de vijftien werkdagen, te rekenen van de kennisgeving van het voorstel tot wraking bedoeld in artikel 74, § 4 of § 5. De beslissing van de Minister wordt zowel aan de auteur van effectenonderzoeken als aan de aanvrager medegedeeld volgens een wijze van mededeling bedoeld in artikel 72, § 4.
Een afschrift wordt gericht aan de instanties bedoeld in artikel R.72, § 3, lid 2.".
Art. 4.De kennisgevingen ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld volgens de regels geldend op de datum van de kennisgeving door de aanvrager.
Art. 5.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 6 juli 2017.
De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit en Vervoer en Dierenwelzijn, C. DI ANTONIO