gepubliceerd op 10 augustus 2002
Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de procedure voor de subsidiëring van de infrastructuren en uitrustingen van zieken- en rusthuizen
4 JULI 2002. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de procedure voor de subsidiëring van de infrastructuren en uitrustingen van zieken- en rusthuizen
De Waalse Regering, Gelet op de wet van 22 maart 1971 tot subsidiëring van de bouw van rustoorden voor bejaarden, inzonderheid op de artikelen 2 en 6;
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 46, gewijzigd bij de wet van 14 januari 2002;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 november 1969 tot bepaling van de reglementering met betrekking tot de financiële tussenkomst van de Staat voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 18 oktober 1971, 20 oktober 1972, 21 november 1975 en 2 juni 1977;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 mei 1972 tot vaststelling van de criteria en de regels voor het verlenen van subsidies voor het bouwen, het verbouwen en het uitrusten van rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 16 augustus 1973, 21 november 1975 en 2 juni 1977;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 oktober 2001;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 18 oktober 2001;
Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 19 december 2001;
Gelet op de beraadslaging van de Waalse Regering van 8 februari 2002 over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens een maand;
Gelet op het advies nr. 33.043/4 van de Raad van State, gegeven op 12 juni 2002, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de subsidies verleend overeenkomstig artikel 46 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1987 houdende coördinatie van de wet op de ziekenhuizen en artikel 2 van de wet van 22 maart 1971 tot subsidiëring van de bouw van rustoorden voor bejaarden.
Art. 3.De opdrachten gegund in het kader van dit besluit vallen onder de wetgeving op de overheidsopdrachten. HOOFDSTUK II. - Akkoord over het voorproject
Art. 4.De opdrachtgever die een subsidie aanvraagt, legt zijn voorproject ter goedkeuring voor aan de Minister die bevoegd is het gezondheidsbeleid en personenhulp, hierna "de Minister" genoemd.
Het voorproject gaat vergezeld van de volgende stukken (in drie exemplaren) : 1° de beraadslaging van de opdrachtgever;2° is de aanvrager een vereniging zonder winstoogmerk, een instelling van openbaar nut, een vereniging opgericht krachtens hoofdstuk XII van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of een intercommunale, een afschrift van de statuten en de wijzigingen ervan, zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ;3° is de aanvrager een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een gemeente, een provincie of een intercommunale, het bewijs van de nakoming van de verplichtingen die vastliggen in de toezichtregels;4° als de aanvraag een ziekenhuis betreft, de verbintenissen bedoeld in artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de subsidies voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 1967;5° als de aanvraag betrekking heeft op een rusthuis of op een rust- en verzorgingstehuis, de verbintenissen bedoeld in artikel 5, § 1, c en d , van de wet van 22 maart 1971 tot subsidiëring van de bouw van rustoorden voor bejaarden, alsook in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 mei 1972 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor het verlenen van subsidies voor het bouwen of het verbouwen van rustoorden voor bejaarden;6° een attest waarbij wordt bevestigd dat de werken, diensten en leveringen waarop de aanvraag om akkoord over het voorproject betrekking heeft, nog niet besteld zijn;7° een uitvoerige memorie met de volgende gegevens : een omschrijving van de bestaande toestand en de nagestreefde doelstellingen, de redenen voor de uitvoering van de werken, diensten en/of voor de verwerving van de uitrustingen waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend, en de wijze waarop de opdrachtgever zijn financiële verbintenissen zal nakomen; 8° het programma van de geplande werken, opgenomen in een richtschema, m.a.w. een technisch overzicht waarmee de omvang van de uit te voeren werkzaamheden kan worden geschat; 9° een raming van de werken, diensten en/of te verwerven uitrustingen. De Minister bepaalt welke werken geen aanleiding geven tot een grondige wijziging van de bestemming van de oppervlakten die niet het voorwerp moeten uitmaken van het richtschema bedoeld in het tweede lid, 8°.
Art. 5.De opdrachtgever moet geen dossier betreffende het voorproject indienen voor dossiers die uitsluitend roerende investeringen, diensten of medische apparatuur betreffen en voor de overige dossiers waarvoor geen richtschema vereist wordt.
Art. 6.Binnen dertig dagen na ontvangst van het voorproject stuurt het Directoraat-generaal Sociale Actie en Gezondheid, hierna "het bestuur" genoemd, een ontvangbewijs naar de aanvrager als het voorproject volledig is, of een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken als het voorproject onvolledig is.
Binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier verzoekt de Minister de aanvrager desnoods het in artikel 4, 8°, bedoelde richtschema nader te bepalen in een uitvoeriger technisch dossier.
De bijkomende gegevens kunnen met name bestaan uit de plannen van voorproject (planmatig overzicht van de verschillende niveaus, gevels en voornaamste doorsneden op 1 of 2 %), de herbestemmingsplannen voor de bestaande oppervlakten, de uitvoeringsfasering, een technische nota waarin gewag wordt gemaakt van de bouwtechnieken, de verschillende te treffen maatregelen, de gebruikte materialen en de te plannen technische installaties, alsook het stedenbouwkundig attest nr. 2.
Binnen dertig dagen na ontvangst van het uitvoerige technisch dossier zendt het bestuur een ontvangbewijs naar de aanvrager als het dossier volledig is, of een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken als het dossier onvolledig is.
De Minister beslist over het voorproject binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier en/of van het uitvoerige technisch dossier en geeft de aanvrager kennis van zijn besluit door hem de opmerkingen over te maken waartoe het ingediende dossier aanleiding geeft.
Het akkoord over het voorproject, dat als principiële belofte geldt, vermeldt de werken, diensten en/of uitrustingen die in aanmerking komen voor subsidiëring, alsook de cijfergegevens die het subsidieerbare maximumbedrag zullen bepalen.
Dat akkoord bepaalt eventueel het programma voor de uitvoering van de investeringen. HOOFDSTUK III. - Akkoord over het project
Art. 7.Op straffe van verval bezorgt de aanvrager de Minister binnen twee jaar na de kennisgeving van het akkoord over het voorproject, hetzij zijn globaal project, hetzij het project betreffende de eerste fase van het uitvoeringsprogramma omschreven in het voorproject.
Die termijn kan echter worden verlengd bij besluit van de Minister, die zich uitspreekt op grond van een verweerschrift van de aanvrager in geval van vertraging te wijten aan de aanvraagprocedure voor de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning of bij overmacht.
Het project gaat vergezeld van de volgende stukken (in twee exemplaren) of van de voor eensluidend verklaarde afschriften daarvan : 1° de beraadslaging van de opdrachtgever die een subsidie aanvraagt, waarbij het project wordt goedgekeurd en de gunningsprocedure m.b.t. de opdracht wordt vastgesteld; 2° in voorkomend geval, de aankondiging van de opdracht;3° het bestek, een omstandige opmetingsstaat en de uitvoeringsplannen;4° de kostenraming voor de werken en/of de uitrustingen;5° de stedenbouwkundige vergunning indien vereist;6° het verslag van de gewestelijke brandweerdienst indien vereist;7° een verklarende nota waaruit blijkt dat de bepalingen bedoeld in titel 1, hoofdstuk XVIIter , van het Waals wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium in acht werden genomen zodat de personen met beperkte beweeglijkheid in aanmerking komen voor gesubsidieerde investeringen.
Art. 8.Voor de dossiers bedoeld in artikel 5, gaat het project vergezeld van de stukken (in twee exemplaren) vereist overeenkomstig artikel 4, tweede lid, 1° tot 7°, 9°, en artikel 7.
Art. 9.Het bestuur bezorgt de aanvrager binnen dertig dagen na ontvangst van het project hetzij een ontvangbewijs als het project volledig is, hetzij een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken als het dossier onvolledig is.
De Minister beslist over het project op grond van de beschikbare kredieten en stelt de aanvrager in kennis van zijn besluit door hem de opmerkingen mee te delen waartoe het ingediende dossier aanleiding geeft.
Art. 10.Als de Minister instemt met het project, bepaalt hij het subsidieerbare bedrag op grond van de kostenraming van de werken, diensten en/of uitrustingen.
De kennisgeving door de Minister van zijn instemming met het project geldt als vaste belofte van toekenning van de subsidie. De belofte verleent een subjectief recht op de uitbetaling van de subsidie als voldaan wordt aan alle voorwaarden bedoeld in dit besluit.
Art. 11.De werken, diensten en verwervingen van uitrustingen uitgevoerd vóór de kennisgeving van het besluit tot toewijzing van de opdracht komen niet in aanmerking voor subsidiëring.
Op grond van een gemotiveerd verzoek en zonder te wachten op de in artikel 10 bedoelde vaste belofte kan de Minister evenwel afwijkingen toestaan met het oog op de dringende uitvoering van werken, diensten of op de dringende verwerving van uitrustingen.
Het toestaan van die afwijkingen vormt geen vaste belofte die een subjectief recht geeft op de uitbetaling van de subsidie. HOOFDSTUK IV. - Dossier betreffende de toewijzing van de opdracht
Art. 12.De aanvrager maakt het volledige dossier betreffende de toewijzing van de opdracht aan de Minister over binnen acht maanden na de kennisgeving van de vaste belofte. Die termijn kan echter worden verlengd bij besluit van de Minister als de aanvrager vóór de verstrijkdatum het bewijs levert dat de vertraging niet aan hem toe te schrijven is.
De vaste belofte vervalt na het verstrijken van de eventueel verlengde termijn.
Het dossier betreffende de toewijzing van de opdracht bevat de volgende stukken (in twee exemplaren) : 1° in voorkomend geval de bewijzen van de bekendmaking;2° het verslag over de kwalitatieve selectie van de bedrijven;3° in voorkomend geval, de beraadslaging van de opdrachtgever waarbij de lijst van de te raadplegen bedrijven wordt vastgelegd;4° het proces-verbaal van de opening van de offertes; 5° het analyseverslag m.b.t. de offertes; 6° de gekozen offerte(s);7° de beraadslaging van de opdrachtgever waarbij de aannemer(s) wordt (worden) aangewezen. Hetzelfde dossier bevat de volgende stukken (één exemplaar) : 1° het bestek;2° de niet-gekozen offertes.
Art. 13.Het bestuur bezorgt de aanvrager binnen dertig dagen na ontvangst van het dossier betreffende de toewijzing van de opdracht, hetzij een ontvangbewijs als het project volledig is, hetzij een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken als het dossier onvolledig is.
De Minister legt het bedrag van zijn financiële tegemoetkoming definitief vast binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier, al naar gelang de gekozen aannemer(s). Hij geeft de aanvrager kennis van zijn besluit. HOOFDSTUK V. - Uitvoering van de opdracht
Art. 14.De opdrachtgever die een subsidie aanvraagt, bezorgt het bestuur een afschrift van de kennisgeving van de opdracht, van de bestelbon en/of van het bevel om de werken aan te vatten.
Art. 15.Aan het einde van elke maand wordt een stand van de werken opgemaakt. Hij wordt voor akkoord ondertekend door de ondernemer, de projectontwikkelaar en de opdrachtgever en overgemaakt aan het bestuur.
Art. 16.Bijkomende of wijzigingswerken komen slechts in aanmerking voor subsidiëring als ze niet te voorzien waren bij het uitwerken van het project. Ze behoeven een machtiging van de Minister, die beslist binnen één maand na ontvangst van de aanvraag.
Art. 17.De opdrachtgever geeft het bestuur minstens vijf dagen op voorhand kennis van de data voor de technische, de voorlopige en de definitieve oplevering. HOOFDSTUK VI. - Uitbetaling van de subsidie
Art. 18.Het bedrag dat in aanmerking komt voor subsidiëring betreft de volgende posten : 1° het bedrag van de goedgekeurde offerte, eventueel gewijzigd op grond van de toegelaten bijkomende en wijzigingswerken;2° de contractuele prijsherzieningen waarin het bestek voorziet;3° de belasting op de toegevoegde waarde;4° de algemene kosten, forfaitair vastgelegd op 5 % van de bedragen bedoeld in 1°, 2° en 3°.
Art. 19.Wat de opdrachten voor aanneming van werken en diensten betreft, wordt de subsidie uitbetaald als volgt : 1° een eerste schijf van 30 % van het subsidiebedrag wordt ter beschikking gesteld van de opdrachtgever zodra hij de bedoelde werken en diensten heeft besteld en zodra ze werkelijk aangevat worden, hetgeen moet blijken uit de eerste stand van de werken;2° een tweede schijf van 30 % van het subsidiebedrag wordt ter beschikking gesteld van de opdrachtgever na bewijs van het goede gebruik van de eerste schijf op grond van de stand van de werken;3° een derde schijf van 30 % van het subsidiebedrag wordt ter beschikking gesteld van de opdrachtgever na bewijs van het goede gebruik van de tweede schijf op grond van de stand van de werken;4° het saldo van de subsidie wordt ter beschikking gesteld van de opdrachtgever na goedkeuring van de eindrekening van de werken of diensten. Wat de opdrachten voor uitrustingen betreft, wordt de subsidie uitbetaald tegen overlegging van de facturen.
Art. 20.Het dossier betreffende de eindrekening bevat de volgende stukken (in twee exemplaren) : 1° de beraadslaging van de opdrachtgever waarbij de eindrekening is goedgekeurd;2° de stand van de werken en de eindrekening van het bedrijf, vergezeld van de overeenstemmende facturen;3° het proces-verbaal van voorlopige oplevering;4° de rechtvaardiging van de uitvoeringstermijn;5° de facturen;6° een bevestiging van het einde van de werken;7° de berekening van de boeten;8° een rapport met de rechtvaardiging van de toegelaten bijkomende of wijzigingswerken, alsook de desbetreffende gemotiveerde aanhangsels.
Art. 21.Het bestuur bezorgt de opdrachtgever binnen dertig dagen na ontvangst van het dossier betreffende de eindrekening hetzij een ontvangbewijs als het project volledig is, hetzij een bericht waarin de aanvrager verzocht wordt de ontbrekende stukken over te maken als het dossier onvolledig is.
De eindafrekening wordt door de Minister goedgekeurd of verworpen binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 22.Opgeheven worden : 1° het ministerieel besluit van 3 november 1969 tot bepaling van de reglementering met betrekking tot de financiële tussenkomst van de Staat voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 18 oktober 1971, 20 oktober 1972, 21 november 1975 en 2 juni 1977;2° het ministerieel besluit van 3 mei 1972 tot vaststelling van de criteria en de regels voor het verlenen van subsidies voor het bouwen, het verbouwen en het uitrusten van rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 16 augustus 1973, 21 november 1975 en 2 juni 1977.
Art. 23.De dossiers die op de dag van inwerkingtreding van dit besluit het voorwerp hebben uitgemaakt van een principiële belofte overeenkomstig het ministerieel besluit van 3 november 1969 tot bepaling van de reglementering met betrekking tot de financiële tussenkomst van de Staat voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen of het ministerieel besluit van 3 mei 1972 tot vaststelling van de criteria en de regels voor het verlenen van subsidies voor het bouwen, het verbouwen en het uitrusten van rustoorden voor bejaarden, komen pas in aanmerking voor de vaste belofte van toekenning van de subsidie als de Minister zijn akkoord over het dossier betreffende de toekenning van de opdracht heeft bekengemaakt.
Art. 24.De Minister van Sociale Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 4 juli 2002.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE