4 JULI 2002. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de "Conseil wallon du troisième âge" (Waalse raad voor de derde leeftijd)

De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de "Conseil wallon du troisième âge";

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de "Conseil wallon du troisième âge", inzonderheid op artikel 38, gewijzigd bij het besluit van 11 januari 2001 en op bijlage 2, hoofdstuk 4, gewijzigd bij het besluit van 13 januari 2000;

Gelet op het advies van de "Conseil wallon du troisième âge", gegeven op 21 maart 2002;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des villes, communes et provinces de la Région wallonne" (Hoge raad voor steden, gemeenten en provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 20 maart 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Waalse Regering over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen uiterlijk één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 33.331/4, gegeven op 17 juni 2002, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 38 van het besluit van de Waalse Regering van 3 december 1998 tot uitvoering van het decreet van 5 juni 1997 betreffende de rustoorden, de serviceflats en de dagcentra voor bejaarden en houdende oprichting van de "Conseil wallon du troisième âge" wordt gewijzigd als volgt : 1° het derde lid wordt vervangen door de twee volgende leden : « In afwijking van het tweede lid beschikken de erkende rustoorden of de rustoorden die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit een tijdelijke werkingsvergunning genieten en waarvan de beheerders : 1° uiterlijk 30 april 2001 het bewijs hebben geleverd dat ze de territoriaal bevoegde regionale brandweerdienst om advies hebben verzocht over de punten die niet voldoen aan de normen bedoeld in bijlage 1;2° het Waalse Gewest uiterlijk 31 december 2001 verzocht hebben om de afwijkingen bedoeld in artikel 30, over een termijn die verstrijkt drie jaar na de datum van kennisgeving van het antwoord van de Minister op de laatste afwijkingsaanvraag om zich te richten naar de in bijlage I bedoelde veiligheidsnormen en op zijn vroegst op 6 februari 2003.» 2° tussen het nieuwe derde lid en het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt het volgende lid ingevoegd : « In afwijking van het tweede lid beschikken de erkende rustoorden of de rustoorden die een tijdelijke werkingsvergunning genieten op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarvan de beheerders : 1° uiterlijk 30 april 2001 het bewijs hebben geleverd dat ze de territoriaal bevoegde regionale brandweerdienst om advies hebben verzocht over de punten die niet voldoen aan de normen bedoeld in bijlage 1;2° het Waalse Gewest uiterlijk 31 december 2001 hebben laten weten dat ze niet verzocht hebben om de afwijkingen bedoeld in artikel 30, over een termijn die verstrijkt op 6 februari 2003 om zich te richten naar de veiligheidsnormen bedoeld in bijlage I.» 3° in het vierde lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden « in het tweede en het derde lid » vervangen door de woorden « in het tweede, het derde en het vierde lid ».

Art. 3.In bijlage II, punt 8.1.2.1., bij hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De personen die uiterlijk aan het einde van het academiejaar 1998-1999 de minimale kennis hebben verworven die bepaald werd bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 20 december 1990 betreffende het minimumpeil van nuttige kennis van het beheren van rusthuizen voor bejaarden, zijn vrijgesteld van de opleiding bedoeld in punt 8.1.2.2. »

Art. 4.De Minister tot wiens bevoegdheden het Derde Leeftijdsbeleid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 4 juli 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE