gepubliceerd op 25 oktober 2013
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006 tot bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of uit warmtekrachtkoppeling
3 OKTOBER 2013. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204186 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2003 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Waalse energiecommissie sluiten tot bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of uit warmtekrachtkoppeling
De Waalse Regering, Gelet op het
decreet van 12 april 2001Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
12/04/2001
pub.
01/05/2001
numac
2001027238
bron
ministerie van het waalse gewest
Decreet betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt
sluiten betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, artikelen 37, 38, § 1, 39, vervangen bij het decreet van 4 oktober 2007;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204186 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2003 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Waalse energiecommissie sluiten tot bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of uit warmtekrachtkoppeling;
Gelet op het advies CD-12d16-CWaPE-375 van de « CWaPE » van 20 april 2012;
Gelet op het advies 49. 155/4 van de Raad van State, gegeven op 31 januari 2011, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies 53.764/2/V van de Raad van State, gegeven op 9 september 2013, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies 38 van de « CWEDD », gegeven op 25 januari 2011;
Op de voordracht van de Minister van Duurzame Ontwikkeling en van de Minister van Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204186 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2003 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Waalse energiecommissie sluiten betreffende de bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en uit warmtekrachtkoppeling, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 20 december 2007 en 8 januari 2009, wordt aangevuld met de punten 12° tot 19°, luidend als volgt : « 12° « vloeibare biomassa » : vloeibare brandstof die geproduceerd is uit biomassa; 13° « duurzaam » : wordt gezegd van een energiebron die voldoet aan de bij dit besluit vastgelegde duurzaamheidscriteria;14° « voorwaardelijkheden » : de eisen en normen bedoeld in de bepalingen van bijlage II, deel A en punt 9 van Verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, alsook de minimumeisen inzake goede landbouw- en milieuconditie in de zin van artikel 6, § 1, van de verordening; 15° « koolstofdioxidebesparing » : koolstofdioxidebesparing t.o.v. de jaarlijks door de « CWaPE » vastgelegde en bekendgemaakte emissies van koolstofdioxide van een klassieke productie in moderne referentie-installaties zoals bedoeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 12 april 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/04/2001 pub. 01/05/2001 numac 2001027238 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt sluiten; 16° « reductie van CO2-emissies » : vermindering van de CO2-emissies in de zin van dit besluit;17° « feitelijke waarde » : de broeikasgasemissiereductie die bereikt wordt met bepaalde of met alle stappen van een specifiek productieproces voor biobrandstof als berekend volgens de werkwijze in deel C van bijlage 3;18° « typische waarde » : een raming van de representatieve broeikasgasemissiereductie die kenmerkend is voor een bepaalde productieroute van biobrandstoffen;19° « standaardwaarde » : een waarde die is afgeleid van een typische waarde middels toepassing van tevoren vastgestelde factoren en die, onder in dit besluit welomschreven voorwaarden, gebruikt mag worden in plaats van een feitelijke waarde;».
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° onder 2° worden de woorden « naar gelang de in de telcode gespecificeerde domeinen » tussen de woorden « voorziet, » en « overeenkomstig » ingevoegd;2° onder 4° worden de woorden « de Minister en » geschrapt.
Art. 3.In artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2007, wordt het tweede lid aangevuld met de woorden « en de nodige elementen voor de verificatie van de duurzaamheidscriteria ».
Art. 4.Hoofdstuk IV, afdeling 1bis, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de artikelen 17/1 tot 17/7, luidend als volgt : «
Art. 17/1.§ 1. De producent van groene elektriciteit die een vloeibare biomassa gebruikt in een elektriciteitsproductie-eenheid waarvan het vermogen 0,5 MW overschrijdt, levert de « CWaPE » het bewijs dat de vloeibare biomassa aan de voorziene duurzaamheidscriteria voldoet : 1° in de artikelen 17/2 tot 17/5 wanneer de grondstoffen voor de vloeibare biomassa geteelt worden buiten het grondgebied van de Europese Gemeenschap of residuen zijn van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw bedreven buiten het grondgebied van de Europese Gemeenschap;2° in de artikelen 17/2 tot 17/6 wanneer dezelfde grondstoffen geteelt worden op het grondgebied van de Europese Gemeenschap of residuen zijn van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw bedreven op het grondgebied van de Europese Gemeenschap;3° in artikel 17/2 voor de vloeibare biomassa vervaardigd uit afvalstoffen en anderen residuen. § 2. Het bewijs van de naleving van de duurzaamheidscriteria wordt aan de « CWaPE » geleverd op basis van een verificatiesysteem dat uitvoerig beschreven is door de Minister op voorstel van de « CWaPE ».
Dat systeem beschrijft de organisatie van de rapportage, de berekening van de broeikasgasemissies, de audits en de onafhankelijke contrôle en slaat op alle activiteiten vanaf de productie van de vloeibare biomassa tot het gebruik ervan in een elektriciteitsproductie-installatie. Dat verificatiesysteem berust op een massabalans die: 1° toelaat leveringen van grondstoffen of biobrandstoffen met verschillende duurzaamheidskenmerken te mengen;2° vereist dat informatie over de duurzaamheidskenmerken en omvang van de onder 1° bedoelde leveringen aan het mengsel toegewezen blijven;3° voorziet dat de som van alle leveringen die uit het mengsel zijn gehaald dezelfde duurzaamheidscriteria heeft, in dezelfde hoeveelheden, als de som van alle leveringen die aan het mengsel worden toegevoegd. § 3. Het bewijs van de naleving van de duurzaamheidscriteria kan aan de « CWaPE » geleverd worden op basis van een vrijwillig verificatiesysteem dat door de Europese Commissie is goedgekeurd en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt wordt of op basis van bi- of multilaterale akkoorden gesloten door de Europese Unie.
Art. 17/2.§ 1. De broeikasgasemissiereductie als gevolg van het gebruik van vloeibare biomassa door een producent van groene elektriciteit bedraagt minstens 35 percent.
Met gevolg vanaf 1 januari 2017, zal genoemde broeikasgasemissiereductie minstens 50 percent bedragen. Vanaf 1 januari 2018 zal deze reductie minstens 60 percent bedragen voor de vloeibare biomassa voortgebracht in installaties waar de productie op 1 januari 2017 of later opgestart wordt. In het geval van vloeibare biomassa voortgebracht door installaties die op 23 januari 2008 operationeel waren, is het eerste lid van toepassing vanaf 1 oktober 2013. § 2. De broeikasgasemissiereductie door het gebruik van vloeibare biomassa wordt berekend als volgt : 1° indien bijlage 3, deel A of B, bij dit besluit voorziet in een standaardwaarde voor de broeikasgasemissiereductie met betrekking tot de productieketen en indien de el-waarde voor deze biobrandstoffen of vloeibare biomassa berekend overeenkomstig bijlage 3, deel C, punt 7, gelijk is aan of lager is dan nul, wordt die standaardwaarde gebruikt;2° de feitelijke waarde, berekend overeenkomstig de in bijlage 3, deel C, vastgestelde methode, wordt gebruikt;3° er wordt een waarde gebruikt die wordt berekend als de som van de factoren van de formule in bijlage 3, deel C, punt 1, waarbij gedesaggregeerde standaardwaarden in bijlage 3, deel D of E, kunnen worden gebruikt voor een aantal factoren, en de feitelijke waarden, berekend volgens de methode van bijlage 3, deel C, voor alle andere factoren. § 3. De in bijlage 3, deel D, vermelde gedesaggregeerde standaardwaarden voor de teelt voor vloeibare biomassa mogen alleen worden gebruikt als de grondstoffen : 1° worden geteeld buiten de Europese Gemeenschap;2° worden geteeld in de Europese Gemeenschap in gebieden die volgens Verordening (EG) nr.1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappel[00c4][00b3]ke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) als niveau 2 in de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek ("NUTS") dan wel als een meer gedesaggregeerd NUTS-niveau zijn ingedeeld, waarvoor de typische broeikasgasemissies ten gevolge van de teelt van landbouwgrondstoffen naar verwachting lager dan of gelijk zijn aan de emissies waarover verslag is uitgebracht onder de titel "Gedesaggregeerde standaardwaarden voor de teelt" in bijlage 3, deel D; 3° afval of residuen, andere dan landbouw-, aquacultuur- of visserijresiduen, zijn. Voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa die niet onder het bepaalde in 1°, 2° of 3° vallen, worden feitelijke waarden voor teelt gebruikt. § 4. Op voorstel van de « CWaPE » kan de Minister de elementen waaruit deze berekeningsmethode bestaat nader bepalen in de telcode.
Art. 17/3.De vloeibare biomassa die voor de productie van elektriciteit gebruikt wordt mag niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land met een grote biodiversiteit, d.w.z. land dat in of na januari 2008 een van de hierna vermelde statussen had, ongeacht of het die status nog steeds heeft : 1° oerbos en andere beboste gronden, d.w.z. bos en andere beboste gronden met inheemse soorten, waar geen duidelijk zichtbare tekenen van menselijke activiteiten zijn en de ecologische processen niet in significante mate zijn verstoord; 2° gebieden die : a) bij wet of door de relevante bevoegde autoriteiten voor natuurbeschermingsdoeleinden zijn aangewezen;of b) voor de bescherming van zeldzame, kwetsbare of bedreigde ecosystemen of soorten die bij internationale overeenkomst zijn erkend of opgenomen zijn op lijsten van intergouvernementele organisaties of van de International Union for the Conservation of Nature, zijn aangewezen, mits deze gebieden door de Europese Commissie zijn erkend overeenkomstig artikel 18, § 4, van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;tenzij wordt aangetoond dat de productie van de grondstof in kwestie geen invloed heeft op die natuurbeschermingsdoeleinden; 3° graslanden met grote biodiversiteit dat : a) natuurlijk is, d.w.z. grasland dat zonder menselijk ingrijpen grasland zou blijven en dat zijn natuurlijke soortensamenstelling en ecologische kenmerken en processen behoudt; of b) niet-natuurlijk is, d.w.z. grasland dat zonder menselijk ingrijpen zou ophouden graslanden te zijn en dat rijk is aan soorten en niet is aangetast, tenzij is aangetoond dat de oogst van de grondstoffen noodzakelijk is voor het behoud van de status van grasland.
Art. 17/4.De vloeibare biomassa die in aanmerking wordt genomen voor de productie van elektriciteit, mag niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land met hoge koolstofvoorraden, d.w.z. land dat in januari 2008 een van de hierna vermelde statussen had maar deze status niet langer heeft : a) waterrijke gebieden, d.w.z. land dat permanent of tijdens een groot gedeelte van het jaar onder water staat of verzadigd is met water; b) permanent beboste gebieden, d.w.z. gebieden van meer dan een hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van meer dan 30 %, of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken; c) gebieden van meer dan een hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van 10 tot 30 %, of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken, tenzij aangetoond wordt dat de voor en na omschakeling aanwezige koolstofvoorraden van een zodanige omvang zijn dat bij toepassing van de in bijlage 3, deel C, vastgestelde methode aan de voorwaarden van paragraaf 1 van artikel 17/2 zou zijn voldaan. Dit artikel is niet van toepassing op land dat, op het tijdstip dat de grondstof werd verkregen, dezelfde status had als in januari 2008.
Art. 17/5.De vloeibare biomassa die in aanmerking wordt genomen voor de productie van elektriciteit, mag niet geproduceerd zijn uit grondstoffen verkregen van land dat in januari 2008 veengebied was, tenzij aangetoond wordt dat de teelt en het oogsten van deze grondstoffen geen ontwatering van een voorheen niet-ontwaterde bodem met zich brengt.
Art. 17/6.Landbouwgrondstoffen die in de Gemeenschap worden geteeld en gebruikt voor de productie van vloeibare biomassa die in aanmerking wordt genomen voor de productie van elektriciteit, worden verkregen overeenkomstig de eisen en normen die daartoe zijn vastgelegd.
Art. 17/7.Voor de toepassing van de artikelen 17/3, 17/4, a), en 17/5, wanneer de grondstoffen afkomstig zijn van land gelegen in België, worden bedoeld : de locaties Natura 2000 en de natuurreservaten zoals omschreven in de wet van 12 juli 1973Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/07/1973 pub. 24/08/2010 numac 2010000473 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het natuurbehoud Duitse vertaling van de federale versie sluiten op het natuurbehoud alsook de biologisch waardevolle vochtige gebieden zoals omschreven in het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 8 juni 1989 tot bescherming van de biologisch waardevolle vochtige gebieden.
Voor de toepassing van artikel 17/4, b) en c), wanneer de grondstoffen afkomstig zijn van land gelegen in België, worden bedoeld de gronden die door het gewestplan van 1 januari 2008 voor bosactiviteiten bestemd worden. ».
Art. 5.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage 3 die als bijlage bij dit besluit gaat.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking op 1 oktober 2013.
De Minister die voor energie bevoegd is kan een inwerkingtredingsdatum bepalen die voorafgaat aan de datum vermeld in het eerste lid.
Art. 7.De Minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 3 oktober 2013.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY
BIJLAGE Bijlage 3 bij het besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204237 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit type besluit van de waalse regering prom. 30/11/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006204186 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2003 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Waalse energiecommissie sluiten betreffende de bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of uit warmtekrachtkoppeling -Regels voor het berekenen van het effect van vloeibare biomassa en hun fossiele alternatieven op de broeikasgasemissie.
Deel A Typische en standaardwaarden voor biobrandstoffen die geproduceerd zijn zonder netto koolstofemissies door veranderingen in het landgebruik
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties
Standaard- broeikasgasemissie- reducties
Suikerbietethanol
61 %
52 %
Graanethanol (procesbrandstof niet gespecificeerd)
32 %
16 %
Graanethanol (bruinkool als procesbrandstof in WKK-installatie)
32 %
16 %
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in conventionele boiler)
45 %
34 %
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie)
53 %
47 %
Graanethanol (stro als procesbrandstof in WKK-installatie)
69 %
69 %
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie)
56 %
49 %
Suikerrietethanol
71 %
71 %
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ethyl-tertiair-butylether (ETBE)
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van amyl-tertiair-ethylether (TAEE)
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Biodiesel uit koolzaad
45 %
38 %
Biodiesel uit zonnebloemen
58 %
51 %
Biodiesel uit sojabonen
40 %
31 %
Biodiesel uit palmolie (proces niet gespecificeerd)
36 %
19 %
Biodiesel uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek)
62 %
56 %
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke [*] afvalolie
88 %
83 %
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad
51 %
47 %
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen
65 %
62 %
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces niet gespecificeerd)
40 %
26 %
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek)
68 %
65 %
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad
58 %
57 %
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas
80 %
73 %
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas
84 %
81 %
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas
86 %
82 %
(*) Niet inbegrepen dierlijke olie vervaardigd van dierlijke bijproducten die zijn ingedeeld als categorie 3-materiaal overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.
Deel B. Geraamde typische en standaardwaarden voor toekomstige biobrandstoffen die in januari 2008 niet of alleen in verwaarloosbare hoeveelheden op de markt waren, voor zover ze zijn geproduceerd zonder netto koolstofemissies door veranderingen in landgebruik
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties
Standaard- broeikasgasemissie- reducties
Ethanol uit graanstro
87 %
85 %
Ethanol uit afvalhout
80 %
74 %
Ethanol uit geteeld hout
76 %
70 %
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout
95 %
95 %
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout
93 %
93 %
Dimethylether (DME) uit afvalhout
95 %
95 %
DME uit geteeld hout
92 %
92 %
Methanol uit afvalhout
94 %
94 %
Methanol uit geteeld hout
91 %
91 %
Het gedeelte methyl-tertiair-butylether (MTBE) uit hernieuwbare bronnen
Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie
Deel C. Methode 1. Broeikasgasemissies door de productie en het gebruik van brandstoffen, biobrandstoffen en vloeibare biomassa voor vervoer worden als volgt berekend : E = eec + el + ep + etd + eu - esca - eccs - eccr - eee, waarbij:
E
= de totale emissies ten gevolge van het gebruik van de brandstof,
eec
= emissies ten gevolge van de teelt of het ontginnen van grondstoffen,
el
= de op jaarbasis berekende emissies van wijzigingen in koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik,
ep
= emissies ten gevolge van verwerkende activiteiten,
etd
= emissies ten gevolge van vervoer en distributie,
eu
= emissies ten gevolge van de gebruikte brandstof,
esca
= emissiereductie door koolstofaccumulatie in de bodem als gevolg van beter landbouwbeheer,
eccs
= emissiereductie door het afvangen en geologisch opslaan van koolstof,
eccr
= emissiereductie door het afvangen en vervangen van koolstof, en
eee
= emissiereductie door extra elektriciteit door warmtekrachtkoppeling.
Met de emissies ten gevolge van de productie van machines en apparatuur wordt geen rekening gehouden. 2. Broeikasgasemissies ten gevolge van brandstoffen (E) worden uitgedrukt in gram CO2-equivalent per MJ brandstof (gCO2eq/MJ).3. In afwijking van punt 2 mogen voor transportbrandstoffen de waarden die berekend worden in termen van gCO2eq/MJ worden aangepast om rekening te houden met de verschillen tussen brandstoffen op het vlak van nuttig verricht werk, uitgedrukt in km/MJ.Dergelijke aanpassingen worden alleen gedaan wanneer de verschillen in nuttig verricht werk worden aangetoond. 4. Broeikasgasemissiereductie ten gevolge van het gebruik van biobrandstoffen en vloeibare biomassa worden als volgt berekend: SAVING = (EF - EB)/EF, waarbij: EB = de totale emissies ten gevolge van het gebruik van de biobrandstof of vloeibare biomassa, en EF = de totale emissies ten gevolge van het gebruik van het fossiele alternatief. 5. Met het oog op de toepassing van punt 1, worden de broeikasgassen CO2, N2O en CH4 in aanmerking genomen.Met het oog op de berekening van de CO2-equivalentie worden de volgende waarden toegekend aan deze gassen : CO2 : 1 N2O : 296 CH4 : 23. 6. Emissies door de teelt of het ontginnen van grondstoffen, eec, komen onder meer vrij door het proces van ontginnen of teelt zelf, door het verzamelen van de grondstoffen, door afval en lekken en door de productie van chemische stoffen of producten die worden gebruikt voor het ontginnen of de teelt.Met het afvangen van CO2 bij de teelt van grondstoffen wordt geen rekening gehouden. Gecertificeerde broeikasgasbesparingen door het affakkelen in olieproductie-installaties overal ter wereld worden afgetrokken.
Ramingen van de emissies ten gevolge van teelt kunnen worden afgeleid uit het gebruik van gemiddelden voor kleinere geografische gebieden dan die welke gebruikt worden bij de berekening van de standaardwaarden, als een alternatief voor het gebruik van feitelijke waarden. 7. Op jaarbasis berekende emissies uit wijzigingen van koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik, el, worden berekend door de totale emissies te delen door 20 jaar.Voor de berekening van deze emissies wordt de volgende regel toegepast: el = (CSR - CSA) x 3,664 x 1/20 x 1/P - eB De quotiënt verkregen na deling van het moleculaire gewicht van de CO2 (44,010 g/mol) door het moleculaire gewicht van de koolstof (12,011 g/mol) is gelijk aan 3,664. waarbij : el = op jaarbasis berekende broeikasgasemissies uit wijzigingen van koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik (gemeten als massa CO2-equivalent per eenheid energie uit biobrandstoffen), CSR = de koolstofvoorraad per landeenheid van het referentielandgebruik (gemeten als massa koolstof per landeenheid, inclusief bodem en vegetatie). Het referentielandgebruik is het landgebruik op het laatste van de volgende twee tijdstippen: in januari 2008 of 20 jaar vóór het verkrijgen van de grondstoffen, CSA = de koolstofvoorraad per landeenheid van het werkelijke landgebruik (gemeten als massa koolstof per landeenheid, inclusief bodem en vegetatie). Wanneer de vorming van de koolstofvoorraad zich over een periode van meer dan één jaar uitstrekt, is de aan CSA toegekende waarde de geraamde voorraad per landeenheid na twintig jaar of wanneer het gewas tot volle wasdom komt, als dat eerder is, P = de productiviteit van het gewas (meten als energie van de biobrandstof of vloeibare biomassa per landeenheid per jaar), en eB = bonus van 29 gCO2eq/MJ voor biobrandstof of vloeibare biomassa indien de biomassa afkomstig is van hersteld aangetast land, mits aan de in punt 8 gestelde voorwaarden is voldaan.
8. De bonus van 29 gCO2eq/MJ wordt toegekend indien wordt bewezen dat het land: a) in januari 2008 niet voor landbouwdoeleinden of andere doeleinden werd gebruikt;en b) tot een van de volgende categorieën behoort: i) hetzij ernstig is aangetast, ook als het gaat om land dat voorheen voor landbouwdoeleinden werd gebruikt; ii) hetzij ernstig vervuild is.
De bonus van 29 gCO2eq/MJ geldt voor een periode van tien jaar, vanaf de datum dat het land naar landbouwgebruik wordt omgeschakeld, mits ten aanzien van het onder punt i) bedoelde land gezorgd wordt voor een gestage groei van de koolstofvoorraad en een aanzienlijke vermindering van de erosieverschijnselen en dat voor het onder punt ii) bedoelde land de bodemvervuiling wordt teruggedrongen. 9. De in punt 8, onder b), bedoelde categorieën worden als volgt gedefinieerd: a) onder "ernstig aangetast land" wordt verstaan, gronden die gedurende een lange tijdspanne significant verzilt zijn of die een significant laag gehalte aan organische stoffen bevatten en die aan ernstige erosie lijden;b) onder "ernstig vervuild land" wordt verstaan, gronden die wegens hun vervuiling niet geschikt zijn voor de teelt van levensmiddelen of diervoeders. Deze gronden omvatten ook land waarover de Commissie een besluit heeft genomen overeenkomstig de vierde alinea van artikel 18, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG. 10. De Commissie stelt uiterlijk op 31 december 2009 richtsnoeren op voor de berekening van koolstofvoorraden in de grond op basis van de IPCC-richtsnoeren van 2006 inzake nationale inventarislijsten van broeikasgassen - deel 4.Deze richtsnoeren dienen als basis voor de berekening van koolstofvoorraden in de grond voor de toepassing van dit besluit. 11. Emissies ten gevolge van verwerkende activiteiten, ep, omvatten de emissies van de verwerking zelf, van afval en lekken en van de productie van chemische stoffen of producten die bij de verwerking worden gebruikt. Bij het berekenen van het verbruik aan elektriciteit die niet in de brandstofproductie-installatie is geproduceerd, wordt de intensiteit van de broeikasgasemissie ten gevolge van de productie en distributie van die elektriciteit geacht gelijk te zijn aan de gemiddelde intensiteit van de emissies ten gevolge van de productie en distributie van elektriciteit in een bepaald gebied. In afwijking van deze regel mogen producenten een gemiddelde waarde hanteren voor de elektriciteit die wordt geproduceerd door een individuele installatie voor elektriciteitsproductie, als die installatie niet is aangesloten op het elektriciteitsnet. 12. De emissies ten gevolge van vervoer en distributie, etd, omvatten de emissies ten gevolge van het vervoer en de opslag van grondstoffen en halfafgewerkte materialen en van de opslag en distributie van afgewerkte materialen.De emissies ten gevolge van vervoer en distributie waarmee uit hoofde van punt 6 rekening moet worden gehouden, vallen niet onder dit punt. 13. De emissies ten gevolge van de gebruikte brandstof, eu, worden geacht nul te zijn voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa.14. Met betrekking tot de emissiereducties door het afvangen en geologisch opslaan van koolstof, eccs, die nog niet zijn meegerekend in ep, wordt alleen rekening gehouden met emissies die vermeden worden door de afvang en opslag van uitgestoten CO2 die het directe gevolg is van de ontginning, het vervoer, de verwerking en de distributie van brandstof.15. Met betrekking tot de emissiereductie door het afvangen en vervangen van koolstof, eccr, wordt alleen rekening gehouden met emissies die vermeden worden door de afvang van uitgestoten CO2 waarvan de koolstof afkomstig is van biomassa en die gebruikt wordt om de in commerciële producten en diensten gebruikte CO2 uit fossiele brandstoffen te vervangen.16. Met betrekking tot de emissiereductie door extra elektriciteit uit warmtekrachtkoppeling, eee, wordt rekening gehouden met de extra elektriciteit van brandstofproductie-installaties die gebruikmaken van warmtekrachtkoppeling, behalve als de voor de warmtekrachtkoppeling gebruikte brandstoffen andere bijproducten zijn dan residuen van landbouwgewassen.Bij het berekenen van de extra elektriciteit wordt de omvang van de warmtekrachtkoppelingsinstallatie geacht te volstaan om minstens de warmte te leveren die nodig is om de brandstof te produceren. De broeikasgasemissiereductie ten gevolge van deze extra elektriciteit wordt geacht gelijk te zijn aan de hoeveelheid broeikasgas die zou worden uitgestoten als een gelijke hoeveelheid elektriciteit werd opgewekt in een centrale die gebruik maakt van dezelfde brandstof als de warmtekrachtkoppelingsinstallatie. 17. Als een proces voor de productie van brandstof niet alleen de brandstof waarvoor de emissies worden berekend oplevert, maar ook één of meer andere producten ("bijproducten"), worden de broeikasgasemissies verdeeld tussen de brandstof of het tussenproduct ervan en de bijproducten in verhouding tot hun energie-inhoud (de calorische onderwaarde in het geval van andere bijproducten dan elektriciteit).18. Met het oog op de in punt 17 vermelde berekening zijn de te verdelen emissies: eec + el + de fracties van ep, etd en eee die ontstaan tot en met de stap van het proces waarin een bijproduct wordt geproduceerd.Als een toewijzing aan bijproducten heeft plaatsgevonden in een eerdere stap van het proces van de cyclus, wordt hiervoor de emissiefractie gebruikt die in de laatste stap is toegewezen aan het tussenproduct in plaats van de totale emissies.
In het geval van biobrandstoffen en vloeibare biomassa wordt met het oog op deze berekening rekening gehouden met alle bijproducten, inclusief elektriciteit, die niet onder punt 16 vallen, behalve residuen van landbouwproducten zoals stro, bagasse, vliezen, kolven en notendoppen. Bijproducten met een negatieve energie-inhoud worden met het oog op deze berekening geacht een energie-inhoud nul te hebben.
Afval, residuen van landbouwproducten, zoals stro, bagasse, vliezen, kolven en notendoppen, en residuen van verwerking, met inbegrip van ruwe glycerine (niet-geraffineerde glycerine), worden geacht tijdens hun levenscyclus geen broeikasgasemissies te veroorzaken totdat ze worden verzameld.
In het geval van brandstoffen die in raffinaderijen worden geproduceerd, is de raffinaderij de analyse-eenheid met het oog op de in punt 17 vermelde berekening. 19. Met het oog op de in punt 4 vermelde berekening wordt voor vloeibare biomassa voor elektriciteitsproductie de waarde 91 gCO2eq/MJ gebruikt voor de vergelijking met fossiele brandstof; Met het oog op de in punt 4 vermelde berekening wordt voor vloeibare biomassa voor warmtekrachtkoppeling de waarde 85 gCO2eq/MJ gebruikt voor de vergelijking met fossiele brandstof.
Deel D. Gedesaggregeerde standaardwaarden voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa Gedesaggregeerde standaardwaarden voor de teelt: « eec » zoals gedefinieerd in deel C van deze bijlage
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Suikerbietethanol
12
12
Graanethanol
23
23
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap
20
20
Suikerrietethanol
14
14
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Biodiesel uit koolzaad
29
29
Biodiesel uit zonnebloemen
18
18
Biodiesel uit sojabonen
19
19
Biodiesel uit palmolie
14
14
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke [*] afvalolie
0
0
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad
30
30
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen
18
18
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie
15
15
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad
30
30
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas
0
0
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas
0
0
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas
0
0
(*) Niet inbegrepen dierlijke olie vervaardigd van dierlijke bijproducten die zijn ingedeeld als categorie 3-materiaal overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.
Gedesaggregeerde standaardwaarden voor verwerking (inclusief extra elektriciteit): "ep - eee", zoals gedefinieerd in deel C van deze bijlage
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Graanethanol (stro als procesbrandstof in WKK-installatie)
1
1
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie)
15
21
Suikerrietethanol
1
1
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Biodiesel uit koolzaad
16
22
Biodiesel uit zonnebloemen
16
22
Biodiesel uit sojabonen
18
26
Biodiesel uit palmolie (proces niet gespecificeerd)
35
49
Biodiesel uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek)
13
18
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke afvalolie
9
13
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad
10
13
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen
10
13
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces niet gespecificeerd)
30
42
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek)
7
9
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad
4
5
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas
14
20
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas
8
11
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas
8
11
Gedesaggregeerde standaardwaarden voor vervoer en distributie: « etd » zoals gedefinieerd in deel C van deze bijlage
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Suikerbietethanol
2
2
Graanethanol
2
2
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap
2
2
Suikerrietethanol
9
9
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Biodiesel uit koolzaad
1
1
Biodiesel uit zonnebloemen
1
1
Biodiesel uit sojabonen
13
13
Biodiesel uit palmolie
5
5
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke afvalolie
1
1
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad
1
1
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen
1
1
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie
5
5
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad
1
1
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas
3
3
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas
5
5
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas
4
4
Totaal voor teelt, verwerking, vervoer en distributie
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Suikerbietethanol
33
40
Graanethanol (procesbrandstof niet gespecificeerd)
57
70
Graanethanol (bruinkool als procesbrandstof in WKK-installatie)
57
70
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in conventionele boiler)
46
55
Graanethanol (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie)
39
44
Graanethanol (stro als procesbrandstof in WKK-installatie)
26
26
Maïsethanol, geproduceerd in de Gemeenschap (aardgas als procesbrandstof in WKK-installatie)
37
43
Suikerrietethanol
24
24
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van ETBE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Het gedeelte hernieuwbare bronnen van TAEE
Gelijk aan de gebruikte keten voor ethanolproductie
Biodiesel uit koolzaad
46
52
Biodiesel uit zonnebloemen
35
41
Biodiesel uit sojabonen
50
58
Biodiesel uit palmolie (proces niet gespecificeerd)
54
68
Biodiesel uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek)
32
37
Biodiesel uit plantaardige of dierlijke afvalolie
10
14
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit koolzaad
41
44
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit zonnebloemen
29
32
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces niet gespecificeerd)
50
62
Waterstofbehandelde plantaardige olie uit palmolie (proces met afvang van methaanemissies in oliefabriek)
27
29
Zuivere plantaardige olie uit koolzaad
35
36
Biogas uit organisch huishoudelijk afval, in de vorm van samengeperst gas
17
23
Biogas uit natte mest, in de vorm van samengeperst gas
13
16
Biogas uit droge mest, in de vorm van samengeperst gas
12
15
Deel E. Geraamde gedesaggregeerde standaardwaarden voor toekomstige biobrandstoffen en vloeibare biomassa die in januari 2008 niet of alleen in verwaarloosbare hoeveelheden op de markt waren Gedesaggregeerde standaardwaarden voor de teelt: « eec » zoals gedefinieerd in deel C van deze bijlage
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Ethanol uit graanstro
3
3
Ethanol uit afvalhout
1
1
Ethanol uit geteeld hout
6
6
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout
1
1
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout
4
4
DME uit afvalhout
1
1
DME uit geteeld hout
5
5
Methanol uit afvalhout
1
1
Methanol uit geteeld hout
5
5
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen
Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie
Gedesaggregeerde standaardwaarden voor verwerking (inclusief extra elektriciteit): « ep - eee » zoals gedefinieerd in deel C van deze bijlage
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Ethanol uit graanstro
5
7
Ethanol uit hout
12
17
Fischer-Tropsch diesel uit hout
0
0
DME uit hout
0
0
Methanol uit hout
0
0
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen
Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie
Gedesaggregeerde standaardwaarden voor vervoer en distributie: « etd » zoals gedefinieerd in deel C van deze bijlage
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Ethanol uit graanstro
2
2
Ethanol uit afvalhout
4
4
Ethanol uit geteeld hout
2
2
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout
3
3
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout
2
2
DME uit afvalhout
4
4
DME uit geteeld hout
2
2
Methanol uit afvalhout
4
4
Methanol uit geteeld hout
2
2
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen
Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie
Totaal voor teelt, verwerking, vervoer en distributie
Keten voor de productie van biobrandstoffen
Typische broeikas- gasemissiereducties (gCO2eq/MJ)
Standaard- broeikasgasemissies (gCO2eq/MJ)
Ethanol uit graanstro
11
13
Ethanol uit afvalhout
17
22
Ethanol uit geteeld hout
20
25
Fischer-Tropsch diesel uit afvalhout
4
4
Fischer-Tropsch diesel uit geteeld hout
6
6
DME uit afvalhout
5
5
DME uit geteeld hout
7
7
Methanol uit afvalhout
5
5
Methanol uit geteeld hout
7
7
Het gedeelte MTBE uit hernieuwbare bronnen
Gelijk aan de gebruikte keten voor methanolproductie
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 oktober 2013 tot wijziging van het
besluit van de Waalse Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten
type
besluit van de waalse regering
prom.
30/11/2006
pub.
29/12/2006
numac
2006204237
bron
ministerie van het waalse gewest
Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de groene elektriciteit
type
besluit van de waalse regering
prom.
30/11/2006
pub.
29/12/2006
numac
2006204186
bron
ministerie van het waalse gewest
Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 maart 2003 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Waalse energiecommissie
sluiten tot bevordering van de groene elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of uit warmtekrachtkoppeling.
Namen, 3 oktober 2013.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit Ph. HENRY