gepubliceerd op 10 december 2021
Besluit van de Vlaamse Regering over de juridische eerstelijnsbijstand
29 OKTOBER 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering over de juridische eerstelijnsbijstand
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: -de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; - het
decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
26/04/2019
pub.
17/06/2019
numac
2019012937
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand
type
decreet
prom.
26/04/2019
pub.
20/05/2019
numac
2019030509
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken
sluiten houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand, artikel 27, § 1 en § 3, tweede lid, artikel 28, § 1, tweede lid, en § 2, tweede en derde lid, artikel 32, derde lid, artikel 33, 34, eerste lid, artikel 37, 38, § 3, 4°, en § 4, eerste en tweede lid, artikel 39, § 1, eerste en tweede lid, § 2, eerste, tweede en vierde lid, en § 3, tweede lid, artikel 40, artikel 41, artikel 43, § 1, eerste lid, en § 2, en artikel 46.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 24 juni 2021. - De Vlaamse Raad WVG heeft advies gegeven op 3 augustus 2021. - De Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2021/61 gegeven op 20 juli 2021. - De Raad van State heeft advies nr. 70.146/1 gegeven op 6 oktober 2021 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities en algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administratie: het agentschap, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 september 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/09/2021 pub. 27/09/2021 numac 2021033123 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Justitie en Handhaving" sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Justitie en Handhaving";2° commissie voor juridische eerstelijnsbijstand, afgekort commissie: een commissie voor juridische eerstelijnsbijstand als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten;3° decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten: het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand;4° gebruiker: een natuurlijk persoon die juridische eerstelijnsbijstand gebruikt op zoek naar praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of een doorverwijzing naar een relevante gespecialiseerde en meer aangewezen instantie of organisatie;5° juridische eerstelijnsbijstand: de juridische eerstelijnsbijstand, vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten;6° kwetsbare doelgroep: een groep die conform artikel 22, vierde lid, als kwetsbaar wordt beschouwd;7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de juridische eerstelijnsbijstand;8° meerjarenplan: een meerjarenplan als vermeld in artikel 39, § 2, eerste lid, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten;9° samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal: een samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal als vermeld in artikel 9, tweede lid, van het decreet van 9 februari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/02/2018 pub. 26/02/2018 numac 2018030504 bron vlaamse overheid DECREET betreffende het lokaal sociaal beleid sluiten betreffende het lokaal sociaal beleid;10° verwerkingsverantwoordelijke: de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.
Art. 2.Met behoud van de toepassing van andersluidende bepalingen in dit besluit, gebeuren alle mededelingen die met toepassing van dit besluit worden gedaan, via e-mail. Als bewijs van het tijdstip van ontvangst geldt de datum van ontvangst van de e-mail. De minister kan andere communicatiemiddelen toelaten.
De administratie bezorgt per e-mail een bevestiging van ontvangst van: 1° de erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 4;2° de opmerkingen, vermeld in artikel 10, derde lid;3° de opmerkingen, vermeld in artikel 44, § 2, tweede lid;4° het bijgestuurde meerjarenplan, vermeld in artikel 9. In de mededelingen, vermeld in artikel 8, vierde lid, artikel 10, tweede en vierde lid, en artikel 44, § 2, eerste en derde lid, die per e-mail worden verstuurd, wordt een bevestiging van ontvangst gevraagd. HOOFDSTUK 2. - Organisatie van de juridische eerstelijnsbijstand Afdeling 1. - Werkgebied van de commissies
Art. 3.De minister bepaalt de werkgebieden waarin de commissies hun activiteiten uitoefenen. Daarbij wordt rekening gehouden met: 1° de voorwaarden, vermeld in artikel 27, § 1, en artikel 39, § 3, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten;2° de grondgebieden van de gerechtelijke arrondissementen en de afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg zoals bepaald bij de koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek, die in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad liggen. Afdeling 2. - Erkenning van de commissies
Art. 4.Een organisatie die erkend wil worden als commissie, dient daarvoor een aanvraag in bij de minister.
Een erkenning geldt voor een onbepaalde tijd.
Art. 5.Een organisatie kan erkend worden als commissie als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° de organisatie verbindt zich ertoe juridische eerstelijnsbijstand te verlenen aan iedere persoon die daarom verzoekt;2° de organisatie is gevestigd en ontplooit haar werking in een werkgebied als vermeld in artikel 3;3° de organisatie beschikt over een meerjarenplan dat voor goedkeuring in aanmerking komt;4° de organisatie beschikt over de verzekeringen die een commissie wettelijk verplicht is af te sluiten en sluit een verzekering af voor de burgerlijke aansprakelijkheid van de commissie en van de beroepskrachten en vrijwilligers die er werkzaam zijn;5° de organisatie is bereid om de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, 4° en 5°, te vervullen. Een erkende commissie kan erkend blijven als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° de organisatie is gevestigd en ontplooit haar werking in het werkgebied dat door de minister is vastgelegd in haar erkenning;2° de organisatie beschikt over een goedgekeurd meerjarenplan;3° de organisatie beschikt zonder onderbreking over de verzekeringen, vermeld in het eerste lid, 4° ;4° de organisatie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 tot en met 26;5° de organisatie bezorgt de gegevens, vermeld in artikel 41, aan de administratie.
Art. 6.In haar erkenningsaanvraag toont de organisatie aan dat ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, eerste lid.
De volgende documenten worden bij de erkenningsaanvraag gevoegd: 1° een activiteitenverslag over de laatste twaalf maanden als de commissie de laatste twaalf maanden juridische eerstelijnsbijstand heeft verleend;2° een bewijs van goed zedelijk gedrag van ieder lid van het bestuur;3° een meerjarenplan dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7, en dat voor goedkeuring in aanmerking komt. De organisatie verleent op verzoek van de minister bijkomende informatie die nodig is om haar aanvraag te kunnen beoordelen.
Art. 7.Het meerjarenplan wordt goedgekeurd door de minister en bevat al de volgende informatie: 1° het huishoudelijk reglement van de commissie, vermeld in artikel 17 van dit besluit;2° de samenstelling van de commissie, vermeld in artikel 11 van dit besluit;3° een beschrijving van de manier waarop de commissie de bepalingen, vermeld in titel 3, hoofdstuk 1, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, en artikel 21 tot en met 26 van dit besluit, nakomt;4° een beschrijving van de wijze waarop het meerjarenplan tot stand is gekomen met betrokkenheid van de verschillende vertegenwoordigers, vermeld in artikel 11 van dit besluit;5° een beschrijving van de kwetsbare doelgroepen waarvoor de commissie bijzondere aandacht heeft;6° een beschrijving van het werkgebied van de commissie;7° een meerjarenbegroting. De minister bepaalt een model waarin het meerjarenplan wordt opgemaakt.
De minister kan de commissie opdragen het meerjarenplan bij te sturen.
De commissies dienen bij de minister een meerjarenplan in voor 1 mei van het jaar dat volgt op het jaar van het aantreden van de Vlaamse Regering.
De minister beslist voor 1 oktober van het jaar dat volgt op het aantreden van de Vlaamse Regering over de goedkeuring van het ingediende meerjarenplan.
De uitvoering van het meerjarenplan start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het is goedgekeurd. Het meerjarenplan heeft een looptijd van vijf jaar.
Art. 8.De erkenningsaanvraag is ontvankelijk als ze alle informatie en documenten, vermeld in artikel 6, bevat. Binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de minister de erkenningsaanvraag heeft ontvangen, deelt de minister aan de commissie mee of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is.
Binnen drie maanden vanaf de dag waarop de minister de ontvankelijkheidsverklaring heeft verzonden, erkent de minister al dan niet de commissie. De minister kan de termijn een keer gemotiveerd verlengen met maximaal drie maanden.
Als de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken en de minister geen uitdrukkelijke beslissing heeft genomen over de erkenning, wordt de commissie geacht erkend te zijn door de minister.
Binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de minister beslist tot erkenning of tot niet-erkenning, brengt de minister de commissie op de hoogte van die beslissing.
Art. 9.Als de commissie wijzigingen plant in het meerjarenplan of als de minister wijzigingen in het meerjarenplan vraagt, dient de commissie ter goedkeuring een bijgestuurd meerjarenplan in bij de minister. Dat bijgestuurde meerjarenplan bevat al de volgende informatie: 1° een schets van de ondernomen stappen om tot het plan voor de wijzigingen te komen;2° een beschrijving van de wijziging;3° een inschatting van de mogelijke effecten. De minister keurt het bijgestuurde meerjarenplan binnen drie maanden vanaf de dag waarop het is ontvangen, al dan niet goed. Als de minister niet beslist binnen de voormelde termijn, wordt het bijgestuurde meerjarenplan geacht te zijn goedgekeurd door de minister.
De procedure, vermeld in het eerste en tweede lid, is ook van toepassing als twee of meer afzonderlijk erkende commissies fuseren tot één commissie met één enkele erkenning. Als verschillende commissies willen fuseren, dienen de commissies uiterlijk op 1 september van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin ze willen fuseren, een bijgestuurd meerjarenplan in bij de minister. De fusie van de commissies gaat altijd in op de eerste januari die volgt op het jaar waarin het bijgestuurde meerjarenplan impliciet of uitdrukkelijk is goedgekeurd door de minister.
Art. 10.Als de commissie niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, start de minister de procedure tot intrekking van de erkenning, vermeld in het tweede tot en met het vierde lid, op en vordert hij de subsidie terug conform artikel 44, § 1, eerste lid, 2°.
De minister deelt aan de commissie het voornemen mee om een beslissing te nemen met toepassing van het eerste lid. De mededeling bevat informatie over de mogelijkheid en de procedure om opmerkingen mee te delen.
De commissie heeft zes weken vanaf de dag waarop ze het voornemen tot intrekking van de erkenning heeft ontvangen, om haar opmerkingen over de voorgenomen beslissing mee te delen aan de minister. De commissie kan daarbij vragen om te worden gehoord.
De minister beslist over de intrekking van de erkenning binnen negentig dagen vanaf de dag waarop de mededeling, vermeld in het tweede lid, is verstuurd. Binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de minister beslist tot intrekking of niet-intrekking, brengt de minister de commissie op de hoogte van die beslissing. Afdeling 3. - Samenstelling en werking van de commissies voor
juridische eerstelijnsbijstand
Art. 11.De commissie bestaat uit minstens de volgende tien personen: 1° vijf vertegenwoordigers van de balie uit het werkgebied van de commissie;2° drie vertegenwoordigers van de samenwerkingsverbanden geïntegreerd breed onthaal uit het werkgebied van de commissie, minstens één vertegenwoordiger van elke kernpartner, tenzij de vertegenwoordigers van de samenwerkingsverbanden geïntegreerd breed onthaal in kwestie in consensus beslissen om van dat minimumaantal af te wijken;3° twee vertegenwoordigers van de organisaties die met de meest kwetsbare doelgroepen binnen haar werkgebied werken of van andere, niet-commerciële organisaties die juridische bijstand verlenen. Voor elke vertegenwoordiger wordt een plaatsvervanger aangewezen onder dezelfde voorwaarden als de vertegenwoordigers.
Ten hoogste twee derde van de commissie is van hetzelfde geslacht.
De minister kan gemotiveerde afwijkingen toestaan van het aantal vertegenwoordigers, vermeld in het eerste tot en met derde lid, op voorwaarde dat de commissie aantoont dat ze, ondanks herhaaldelijke en gerichte inspanningen, niet kan voldoen aan de criteria, vermeld in het eerste tot en met derde lid.
Als de commissie het aantal leden uitbreidt, is het aantal vertegenwoordigers, vermeld in het eerste lid, 1°, en hun plaatsvervangers altijd gelijk aan het aantal vertegenwoordigers, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, en hun plaatsvervangers samen.
Art. 12.Een vertegenwoordiger van de balie uit het werkgebied van de commissie is belast met de organisatie van de samenstelling van de commissie.
Art. 13.Het bestuur van iedere commissie wordt op de volgende wijze samengesteld: 1° één voorzitter;2° één penningmeester;3° één secretaris. De voorzitter, penningmeester en secretaris en hun plaatsvervangers worden aangewezen op basis van een verkiezing door de leden van de commissie. Een gewone meerderheid volstaat.
Art. 14.De voorzitter of een plaatsvervanger leidt en coördineert de activiteiten van de commissie. De voorzitter of een plaatsvervanger ondertekent alle adviezen, verslagen, correspondentie en aanbevelingen.
De penningmeester of een plaatsvervanger beheert de financiën van de commissie.
Art. 15.De commissie, die door de voorzitter wordt bijeengeroepen, vergadert ten minste vier keer per jaar. De voorzitter bepaalt de dag en het uur waarop de vergaderingen plaatsvinden.
Art. 16.De commissie beraadslaagt op geldige wijze als drie vierde van de leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. De leden of hun plaatsvervangers hebben elk een stem.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of de plaatsvervanger doorslaggevend.
Voor beslissingen van ondergeschikt belang of aanvullende aard die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de dagelijkse werking en waarvan een overzicht is opgenomen in het huishoudelijk reglement, kan worden afgeweken van de vereiste meerderheid van stemmen, vermeld in het eerste lid.
De commissie kan vertegenwoordigers van instanties of organisaties die betrokken zijn bij de hulp- en dienstverlening aan de gebruikers, uitnodigen om deel te nemen aan de vergaderingen. Die personen hebben een raadgevende stem.
Art. 17.Het huishoudelijk reglement van de commissie bevat minstens: 1° de wijze waarop de verkiezing, vermeld in artikel 13, tweede lid, wordt georganiseerd, alsook de frequentie ervan;2° de plaats waar de commissie haar zetel heeft;3° de wijze waarop de verantwoordingsstukken, vermeld in artikel 40, § 2 en § 3, worden gemaakt;4° de wijze waarop de vorming, vermeld in artikel 19, 5°, wordt uitgewerkt; de wijze waarop wordt beoordeeld of een advocaat over voldoende relevante professionele ervaring, vermeld in artikel 19, 6°, beschikt. Afdeling 4. - Selectie van de advocaten die optreden in het kader van
de juridische eerstelijnsbijstand
Art. 18.Conform artikel 28, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten selecteert de commissie de advocaten die prestaties willen verrichten in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand uit een lijst met advocaten die die prestaties willen verrichten. De balie uit het werkgebied van de commissie stelt die lijst samen. De commissie oordeelt daarbij of de advocaat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 19 van dit besluit.
De commissie kan de selectie, vermeld in het eerste lid, altijd actualiseren door bijkomende advocaten te selecteren. De commissie kan ook altijd advocaten verwijderen uit de selectie als die niet meer voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 19. De commissie zorgt er altijd voor dat voldoende advocaten zijn geselecteerd voor de uitvoering van de taken, vermeld in artikel 28, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten en hoofdstuk 2, afdeling 5, van dit besluit.
Art. 19.De advocaten die juridische eerstelijnsbijstand verlenen, voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° ze geven een advies op een manier die voor de gebruiker begrijpbaar is;2° ze beschikken vooraf over de nodige minimale kennis van het welzijnswerk en van de sociale kaart;3° ze beschikken vooraf over kennis van de leefwereld van de specifieke doelgroepen;4° ze garanderen de onafhankelijkheid ten aanzien van de beroepsactiviteiten die ze buiten de commissie uitoefenen;5° ze volgen de nodige permanente vorming die nuttig is voor de uitvoering van prestaties in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand;6° ze beschikken over voldoende relevante professionele ervaring..
Art. 20.De commissie brengt de advocaat individueel op de hoogte van haar gemotiveerde beslissing om de advocaat te selecteren of te schrappen uit te selectie. Dat gebeurt met een gewone brief of via e-mail. Afdeling 5. - Taken van de commissies
Art. 21.De commissie zorgt voor een aangepast vormings-, trainings- en opleidingskader, dat is afgestemd met deskundigen uit het welzijnswerk, voor alle advocaten die prestaties verrichten of willen verrichten in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand. Dit kader bevat zowel een welzijnsgericht luik als een juridisch luik. De commissie zorgt ervoor dat de advocaten voldoende zijn opgeleid voor de opdrachten die ze vervullen en dat ze worden begeleid in hun functioneren.
Een commissie kan met andere commissies samenwerken om de taak, vermeld in het eerste lid, te vervullen.
Art. 22.De juridische eerstelijnsbijstand wordt georganiseerd op een manier waardoor alle burgers, en in het bijzonder de meest kwetsbare burgers, worden bereikt.
De commissie legt haar doelgroepenbeleid vast waarin de doelgroepen die bijzondere aandacht krijgen, worden omschreven en de keuze ervan wordt verantwoord.
Om een laagdrempelig en kwaliteitsvol aanbod als vermeld in artikel 28, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, te realiseren, heeft de commissie de volgende taken: 1° de nodige bekendmakingscampagnes voeren zodat alle burgers, en in het bijzonder de meest kwetsbare burgers, de weg vinden naar de juridische eerstelijnsbijstand;2° proactieve acties realiseren, waarvoor samengewerkt kan worden met de samenwerkingsverbanden geïntegreerd breed onthaal uit haar werkgebied;3° specifieke methodieken van participatie gebruiken om kwetsbare doelgroepen te betrekken bij haar werkzaamheden. De commissie hanteert de volgende criteria voor de bepaling van de kwetsbaarheid van de doelgroepen: 1° factoren die ten gevolge van gebeurtenissen in de persoonlijke levenssfeer en in combinatie met kenmerken van personen, hun directe sociale omgeving en hun maatschappelijke positie, leiden tot een verhoogd risico op kwetsbaarheid, zoals gezins- en relatiebreuken, schokkende ervaringen en verlieservaringen;2° factoren die ten gevolge van criminaliteit en de maatschappelijke reacties erop, leiden tot verhoogde kwetsbaarheid of een verhoogd risico op sociale uitsluiting, zoals slachtofferschap, daderschap en detentie;3° factoren die wijzen op opgelopen kwetsingen in verschillende levensgebieden, die hebben geleid tot sociale uitsluiting, zoals dak- en thuisloosheid, bestaansonzekerheid, psychische problemen en het ontbreken van een sociaal netwerk;4° factoren die te maken hebben met etnische afkomst en verblijfsstatuut;5° factoren die maken dat personen door een beperkte financiële draagkracht geen gebruik kunnen maken van een vergelijkbaar hulpaanbod.
Art. 23.De dienstverlening van de commissie beantwoordt aan al de volgende voorwaarden: 1° de commissie waarborgt de integriteit en de menselijke waardigheid van de gebruiker, heeft oog voor de kwetsbaarheid van de gebruiker en neemt de eigen verantwoordelijkheid van de gebruiker als uitgangspunt van de dienstverlening;2° de commissie hanteert een werkingsconcept dat een dienstverlening op maat en aangepaste methodieken toelaat.In dat concept wordt de zelfredzaamheid van de gebruiker gestimuleerd en wordt een systematische en integrale benadering beoogd; 3° de commissie formuleert haar aanbod op een manier die voor de gebruiker begrijpbaar is en voert daarover een aangepaste communicatie met de doelgroepen en de potentiële doelgroepen en verwijzers;4° de commissie organiseert het aanbod aan juridische eerstelijnsbijstand op een manier waardoor het ook rechtstreeks en zonder afspraak bereikbaar en toegankelijk is;5° de commissie besteedt aandacht aan de fysieke, culturele en psychologische aspecten van bereikbaarheid en toegankelijkheid voor haar doelgroepen;6° de commissie garandeert het klachtenrecht aan de gebruiker conform artikel 27 tot en met 33.
Art. 24.De commissies promoten in hun werking vormen van herstelgerichte conflicthantering en alternatieve vormen van conflicthantering.
Art. 25.De commissies werken een samenwerkingsmodel uit met de bureaus voor juridische bijstand over de wijze waarop met de juridische tweedelijnsbijstand wordt samengewerkt.
Art. 26.De commissies ontwikkelen samen een geschreven referentiekader voor grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers.
De commissies hanteren een procedure voor de preventie van grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers en voor de detectie van en het gepast reageren op dat grensoverschrijdende gedrag. In die procedure is een registratiesysteem opgenomen dat geanonimiseerde gegevens bijhoudt over de gevallen van grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van de gebruikers.
De commissie meldt grensoverschrijdend gedrag van advocaten ten aanzien van de gebruikers aan de balie en aan de administratie. De meldingen bevatten geen persoonsgegevens. Afdeling 6. - Klachten en bemiddeling
Art. 27.Een klacht kan mondeling of schriftelijk worden ingediend bij de commissie. Onder schriftelijk wordt verstaan: 1° met een brief;2° via e-mail;3° in voorkomend geval met een webformulier. Een schriftelijke klacht is ontvankelijk als: 1° de naam en het adres van de indiener van de klacht bekend zijn;2° de klacht een omschrijving bevat van de feiten waartegen ze gericht is.
Art. 28.De commissie kan de gegevens in het kader van de klachtenbehandeling verwerken, meer bepaald de naam van de indiener en het voorwerp van de klacht bekendmaken bij de betrokkene tegen wie de klacht gericht is of bij andere betrokken overheidsinstanties, als de indiener daarvoor voorafgaandelijk zijn uitdrukkelijke en geïnformeerde, schriftelijke toestemming heeft gegeven.
De commissie informeert de indiener van de klacht op gepaste wijze over zijn rechten in het kader van de verwerking van persoonsgegevens.
Art. 29.De commissie bevestigt de ontvangst van de ontvankelijke schriftelijke klacht schriftelijk binnen dertig dagen na de dag waarop ze de klacht heeft ontvangen, als ze binnen die termijn de klacht nog niet afgehandeld heeft.
Art. 30.Als een klacht wordt behandeld, wordt een strikte neutraliteit in acht genomen. In geen geval wordt de klacht behandeld door een persoon die betrokken is of was bij de feiten waarop de klacht betrekking heeft.
De commissie mag geen feiten bekendmaken waarvan de bekendmaking de indiener of de betrokkene kan schaden.
Art. 31.De commissie beoordeelt of het aangewezen is om bemiddeling te organiseren tussen de indiener en de personen die betrokken zijn bij de feiten waarop de klacht betrekking heeft. De commissie kan daarvoor iemand aanwijzen die als bemiddelaar optreedt.
Binnen de termijn die de commissie bepaalt, antwoordt de indiener of die al dan niet gebruikmaakt van de aangeboden bemiddelingsmogelijkheid. Als de indiener niet binnen de voormelde termijn antwoordt, wordt ervan uitgegaan dat de indiener afziet van bemiddeling.
Art. 32.De commissie handelt de klacht af binnen zestig dagen na de dag waarop ze de klacht heeft ontvangen.
De termijn, vermeld in het eerste lid, kan in uitzonderlijke omstandigheden een keer verlengd worden tot maximaal 120 dagen. In dat geval worden de partijen schriftelijk geïnformeerd over de verlenging van de termijn en de motivering daarvoor, voor de termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is.
In dit artikel wordt onder uitzonderlijke omstandigheden onder meer verstaan: de complexiteit van de klacht, extra tijd om de bemiddeling te doen slagen en gevallen van overmacht.
Art. 33.Conform het decreet van 7 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/1998 pub. 25/08/1998 numac 1998035966 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap 7 JULI 1998 - Decreet houdende instelling van de Vlaamse ombudsdienst type decreet prom. 07/07/1998 pub. 07/07/1999 numac 1999035287 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998 sluiten houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst kan een persoon die een klacht indient bij een commissie in de volgende gevallen een klacht indienen bij de Vlaamse Ombudsdienst: 1° de commissie behandelt de klacht niet binnen de termijn, vermeld in artikel 32 van dit besluit;2° de indiener beslist dat het antwoord van de commissie onvoldoende tegemoetkomt aan de klacht. Het eerste lid is niet van toepassing voor klachten die betrekking hebben op de deontologie van de medewerkende advocaten. Afdeling 7. - Omgaan met gegevens
Art. 34.§ 1. De commissie informeert de gebruikers over de verwerking van de persoonsgegevens via een website en een brochure. Op de website en in de brochure staan de contactgegevens vermeld waar de gebruikers met vragen over de verwerking van de persoonsgegevens terechtkunnen.
Iedere advocaat informeert de gebruikers op gepaste wijze over hun rechten in het kader van de verwerking van persoonsgegevens.
De gebruikers bezitten de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 19 en in artikel 21 en 22 van de algemene verordening gegevensbescherming. § 2. De advocaten nemen passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beschermen die ze conform artikel 38 van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten verwerken.
De advocaten bewaren voor maximaal vijf jaar de persoonsgegevens die ze hebben verwerkt. De bewaartermijn begint te lopen zodra de advocaat de prestaties in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand voor de gebruiker in kwestie stopzet. § 3. Iedere uitwisseling van persoonsgegevens tussen de advocaten en tussen de advocaten en relevante, gespecialiseerde of meer aangewezen personen, instanties of organisaties die betrokken zijn bij de hulp- en dienstverlening aan de gebruiker, vermeld in artikel 38, § 3, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, gebeurt, behalve bij overmacht of dringende noodzaak, met de instemming van de gebruiker. De persoonsgegevens worden uitgewisseld conform de verwerkersovereenkomst die de commissie conform artikel 28, lid 3, van de algemene verordening gegevensbescherming met elke advocaat sluit.
De advocaten onderzoeken in dialoog met de gebruiker of het wenselijk of noodzakelijk is om persoonsgegevens uit te wisselen, en ondersteunen de gebruiker om die gegevens zo veel mogelijk zelf te communiceren. § 4. De advocaten bezorgen per gebruiker de volgende informatie aan de commissie, zodat die haar opdracht, vermeld in artikel 40 van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, en artikel 41 van dit besluit, kan uitvoeren: 1° de leeftijdscategorie van de gebruiker;2° het geslacht van de gebruiker;3° de gezinssituatie van de gebruiker;4° de herkomst van de gebruiker, namelijk of de gebruiker Belg, onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of onderdaan van een derde land is;5° het probleemdomein waarop de vraag van de gebruiker betrekking heeft;6° in voorkomend geval, de instantie die de gebruiker heeft verwezen naar de juridische eerstelijnsbijstand;7° in voorkomend geval, de instanties waar de commissie de gebruiker naar verwezen heeft. De minister stelt in overleg met de commissies een gestandaardiseerd formulier op voor de uitwisseling van informatie, vermeld in het eerste lid. De administratie stelt dat formulier ter beschikking.
De advocaten kunnen de informatie, vermeld in het eerste lid, die persoonsgegevens bevat, alleen aan een commissie bezorgen als de gebruiker daarvoor instemming heeft verleend.
De persoonsgegevens worden via een beveiligde toepassing die de commissies ter beschikking stellen, uitgewisseld tussen de advocaten en de commissies. § 5. De verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt bij de samenstelling en werking van de commissie en het bestuur van de commissie, is gebaseerd op artikel 6, eerste lid, e), van de algemene verordening gegevensbescherming. Het gaat om volgende persoonsgegevens van de leden en kandidaat-leden van de commissie: 1° de voor- en achternaam;2° het geslacht;3° de organisatie;4° het professionele adres;5° het professionele mailadres;6° het telefoonnummer. De verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt bij de selectie van advocaten, is gebaseerd op artikel 6, eerste lid, e), van de algemene verordening gegevensbescherming. Het gaat om volgende persoonsgegevens van de advocaten die prestaties willen verrichten, vermeld artikel 18, eerste lid: 1° de voor- en achternaam 2° de organisatie;3° het professionele adres;4° het professionele mailadres;5° het telefoonnummer;6° het bankrekeningnummer. De commissie informeert de leden, kandidaat-leden en advocaten op gepaste wijze over hun rechten in het kader van de verwerking van persoonsgegevens. § 6. Naast haar taak als verwerkingsverantwoordelijk als vermeld in artikel 38, § 1, derde lid, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, treedt de commissie ook op als verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevensverwerking, vermeld in paragraaf 5, eerste en tweede lid. Als verwerkingsverantwoordelijke treft de commissie alle passende maatregelen opdat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming is met de algemene verordening gegevensbescherming en de geldende wetgeving over de gegevensbescherming.
De commissie en de personen, instanties en organisaties die persoonsgegevens ontvangen conform paragraaf 3 en 5, bewaren die gegevens maximaal vijf jaar nadat ze die gegevens hebben ontvangen. HOOFDSTUK 3. - Subsidiëring, programmatie en registratie
Art. 35.§ 1. De minister kent aan de erkende commissies jaarlijks een subsidie-enveloppe toe.
De subsidie-enveloppe wordt bepaald op basis van de beschikbare begrotingskredieten en de programmatie.
De programmatie heeft tot doel een evenwichtig gespreid aanbod aan juridische bijstand over de verschillende werkgebieden van de commissies te bepalen op basis van objectieve indicatoren.
De programmatie wordt voor 90% bepaald door het aandeel van het gewogen aantal inwoners van twaalf jaar of ouder van het werkgebied van de commissie, berekend conform paragraaf 2, en voor 10% door het aandeel van de dagpopulatie beklaagden en veroordeelden in de gevangenissen, berekend conform paragraaf 3. § 2. Het aandeel van het gewogen aantal inwoners wordt berekend door het gewogen aantal inwoners van twaalf jaar of ouder van de gemeenten in het werkgebied te delen door het gewogen aantal inwoners van twaalf jaar of ouder van de gemeenten in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Het aantal inwoners van twaalf jaar of ouder van de gemeente, vermenigvuldigd met het gewicht van de gemeente, vormt het gewogen aantal inwoners van twaalf jaar of ouder van de gemeente.
Het gewicht van een gemeente wordt bepaald op basis van de acht indicatoren waarvan de omschrijving is opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
Gemeenten die voor een indicator een score halen boven het vijfenzeventigste percentiel, krijgen een risicoscore 1 op de indicator in kwestie. De andere gemeenten krijgen een risicoscore 0 op de indicator in kwestie.
Het gewicht van een gemeente wordt als volgt bepaald op basis van de som van de risicoscores voor alle indicatoren: 1° gemeenten met een score van 0 tot en met 2 krijgen als gewicht 1,00;2° gemeenten met een score van 3 tot en met 5 krijgen als gewicht 1,40;3° gemeenten met een score van 6 tot en met 8 krijgen als gewicht 1,80. Om de indicatoren voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad te berekenen, gelden de volgende regels: 1° om het aantal inwoners van dat gebied te bepalen, wordt 30% van het totale aantal inwoners van dat gebied in aanmerking genomen;2° in afwijking van het eerste tot en met het vierde lid, wordt het gewogen aantal inwoners van twaalf jaar of ouder in de gemeenten van het Nederlandse taalgebied gedeeld door het aantal inwoners van twaalf jaar of ouder in de gemeenten van het Nederlandse taalgebied om het gewicht van de gemeenten van dat gebied te bepalen. § 3. Het aandeel van de dagpopulatie beklaagden en veroordeelden in de gevangenissen wordt berekend door de som van de dagpopulatie beklaagden en veroordeelden in de gevangenissen in het werkgebied te delen door de som van de dagpopulatie beklaagden en veroordeelden in de gevangenissen in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Voor gevangenissen die minder dan vijf jaar in gebruik zijn genomen, wordt de gemiddelde capaciteit in plaats van de dagpopulatie gebruikt.
Voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt 15% van de dagpopulatie beklaagden en veroordeelden in de gevangenissen in dat gebied in aanmerking genomen.
De dagpopulatie en gemiddelde capaciteit, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, worden bepaald op basis van de cijfers, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. § 4. De minister maakt in het eerste kwartaal van het tweede en het laatste jaar van de legislatuur een lijst bekend met het gewogen aantal inwoners van twaalf jaar of ouder per gemeente die berekend is conform paragraaf 2, en de dagpopulatie beklaagden en veroordeelden per gevangenis die berekend is conform paragraaf 3. Daarbij worden de meest recente cijferreeksen gebruikt waarover de minister beschikt.
Art. 36.Naast de voorwaarden, vermeld in artikel 39, § 2, derde lid, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, voldoet een commissie aan al de volgende aanvullende voorwaarden om een subsidie te krijgen: 1° ze leeft de voorwaarden, vermeld in artikel 21 tot en met 26 van dit besluit, na;2° ze wendt de subsidie-enveloppen aan voor de volgende zaken en betaalt die kosten daadwerkelijk uit: a) de werkingskosten van de commissie;b) het sluiten van overeenkomsten met derden;c) de vergoeding van de advocaten voor de juridische eerstelijnsbijstand.3° ze wendt ten minste 70% van de jaarlijkse subsidie aan voor de vergoeding van de advocaten voor de juridische eerstelijnsbijstand. De minister kan maximumbedragen bepalen voor de kosten, vermeld in het eerste lid, 2°, die regelmatig terugkeren.
De minister kan na overleg met de commissies een gelijke vergoeding van de advocaten door de commissies bepalen.
Art. 37.De subsidie-enveloppe wordt geïndexeerd op de wijze, vermeld in de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
De koppeling aan het indexcijfer, vermeld in het eerste lid, wordt berekend en toegepast conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art. 38.Maximaal 10% van de jaarlijkse subsidie-enveloppe mag als reserve overgedragen worden naar het volgende jaar. De reserves die in het boekjaar zijn opgebouwd en die op het ogenblik waarop het boekjaar wordt afgesloten, meer dan 10% van de subsidie-enveloppe bedragen, worden voor het bedrag dat 10% van het jaarlijkse subsidie-enveloppe overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.
De gecumuleerde reserve, opgebouwd uit de jaarlijkse subsidie-enveloppe, mag niet meer bedragen dan 25% van die jaarlijkse subsidie-enveloppe vanuit de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 39.Per semester wordt aan de commissies een schijf uitgekeerd van 50% van de subsidie-enveloppe die de minister bepaalt conform artikel 35. De eerste schijf wordt uitbetaald voor het einde van de maand februari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. De tweede schijf wordt uitbetaald voor het einde van de maand juli van het voormelde jaar.
Art. 40.§ 1. De commissie verantwoordt de aanwending van de subsidie-enveloppe in het voorbije jaar in een inhoudelijk en een financieel verslag, dat ze bij de administratie indient vóór 1 mei van het kalenderjaar dat daarop volgt. § 2. Het inhoudelijke verslag bevat ten minste: 1° verslagen van de manier waarop de taken, vermeld in artikel 22, derde lid, uitgevoerd zijn;2° een rapport over de wijzigingen in de samenstelling van de commissie, vermeld in artikel 11;3° een rapport over het vormings-, trainings- en opleidingskader, vermeld in artikel 21;4° een rapport over de meldingen van grensoverschrijdend gedrag, vermeld in artikel 26;5° signalen van vastgestelde tekorten en behoeften en voorstellen aan de diverse beleidsniveaus en instanties;6° een evaluatie van de werking en het doelgroepenbeleid;7° de gegevens, vermeld in artikel 41. Het inhoudelijke verslag wordt gebruikt om het beleid en de dienstverlening bij te sturen. § 3. Het financiële verslag bevat een financiële verantwoording van de subsidie-enveloppe. Daarbij wordt aangetoond welke kosten zijn gemaakt om de activiteiten, vermeld in artikel 36, eerste lid, 2°, te realiseren. Bij het financiële verslag voegt de commissie de volgende verantwoordingsstukken: 1° een resultatenrekening waarin alle kosten en opbrengsten van de gesubsidieerde periode zijn opgenomen voor de gesubsidieerde activiteiten.Eventuele bijkomende subsidies van de Vlaamse overheid of andere overheden voor dezelfde activiteiten worden ook in die resultatenrekening opgenomen; 2° een balans van activa en passiva;3° een verklaring op eer;4° bewijsstukken inzake de uitgaven. § 4. Als het financiële verslag of het inhoudelijke verslag, inclusief de gegevens, vermeld in artikel 41, niet op tijd worden ingediend conform paragraaf 1, wordt 5% van de toegekende subsidie-enveloppe teruggevorderd.
Als de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, niet zijn vervuld, kan de minister de uitbetaling van de subsidie-enveloppe volledig of gedeeltelijk stopzetten.
Art. 41.In dit artikel wordt verstaan onder gecodeerde persoonsgegevens: de gecodeerde persoonsgegevens, vermeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten.
Conform artikel 40, eerste lid, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten bezorgt de commissie jaarlijks de volgende gegevens aan de administratie: 1° het aantal vragen naar juridische eerstelijnsbijstand;2° de leeftijd van de gebruikers;3° het geslacht van de gebruikers;4° de gezinssituatie van de gebruikers;5° de nationaliteit van de gebruikers;6° het probleemdomein waarop de vraag betrekking heeft;7° in voorkomend geval de instanties die de gebruikers hebben verwezen naar de juridische eerstelijnsbijstand;8° in voorkomend geval de instanties waar de juridische eerstelijnsbijstand de gebruikers naar verwezen heeft. De advocaten bezorgen de gegevens, vermeld in het tweede lid, aan de commissie. De persoonsgegevens worden uitgewisseld conform artikel 34, § 4.
De gegevens, vermeld in het tweede lid, zijn anoniem of, als dat niet mogelijk is voor het doel van de verwerking, gecodeerd.
De minister bepaalt: 1° in welke gevallen de persoonsgegevens gecodeerd of geanonimiseerd aan de administratie moeten worden bezorgd;2° op welke wijze de geanonimiseerde gegevens en de gecodeerde persoonsgegevens moeten worden opgenomen in het inhoudelijke verslag, vermeld in artikel 40, § 2;3° hoe de persoonsgegevens moeten worden gecodeerd;4° hoelang de administratie de gecodeerde persoonsgegevens moet bewaren. De verwerkingsverantwoordelijke van de gecodeerde persoonsgegevens is de administratie. HOOFDSTUK 4. - Projecten
Art. 42.De minister kan, binnen de perken van de begrotingskredieten, een subsidie verlenen voor vernieuwende en experimentele projecten. De projecten spelen in op de behoeften van de commissies of een maatschappelijke behoefte en de aanvraag vermeldt het innovatieve aspect ervan ten aanzien van de reguliere werking. HOOFDSTUK 5. - Toezicht
Art. 43.De leden van de administratie die daarvoor zijn aangewezen, kunnen ter plaatse of op stukken toezicht uitoefenen op de werking en de naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 39, § 2, derde lid, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, en de aanvullende subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 36, eerste lid, van dit besluit, door de commissies.
De commissies verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze bezorgen aan de administratie, op haar eenvoudig verzoek, de stukken die met de subsidiëring verband houden.
Art. 44.§ 1. De subsidie van een commissie wordt verminderd of teruggevorderd conform artikel 76 van het besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019, als: 1° een commissie niet langer voldoet aan een of meer subsidievoorwaarden, vermeld in titel 3, hoofdstuk 1, van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten, of de aanvullende subsidievoorwaarden, vermeld in artikel 36, eerste lid, van dit besluit;2° een commissie niet langer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, tweede lid, van dit besluit;3° een commissie de subsidie-enveloppe niet aanwendt voor de doeleinden waarvoor ze is verleend;4° een commissie niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, vermeld in artikel 43 van dit besluit. § 2. De minister deelt aan de commissie het voornemen mee om een beslissing te nemen met toepassing van paragraaf 1. De mededeling bevat informatie over de mogelijkheid en de procedure om opmerkingen mee te delen.
De commissie heeft zes weken vanaf de dag waarop ze het voornemen heeft ontvangen om haar opmerkingen over de voorgenomen beslissing mee te delen aan de minister. De commissie kan daarbij vragen om te worden gehoord.
De minister beslist over de vermindering of terugvordering van de subsidie binnen zestig dagen vanaf de dag waarop de mededeling, vermeld in het eerste lid, is verstuurd. Binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de minister beslist over de vermindering of terugvordering van de subsidie, brengt de minister de commissie op de hoogte van die beslissing.
Art. 45.Artikel 43 en 44 zijn van overeenkomstige toepassing op projecten als vermeld in artikel 42. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 46.In het jaar 2024 evalueert de minister de werking van de commissies en legt de minister die evaluatie voor aan de Vlaamse Regering.
Art. 47.Het koninklijk besluit van 20 december 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/12/1999 pub. 30/12/1999 numac 1999010236 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels inzake erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, alsook betreffende de samenstelling en de werking van de commissie voor juridische bijstand en tot vaststelling van de objectieve criteria van subsidiëring van de commissies voor juridische bijstand, overeenkomstig de artikelen 508/2, § 3, tweede lid, en 508/4, van het Gerechtelijk Wetboek sluiten tot bepaling van de nadere regels inzake erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, alsook betreffende de samenstelling en de werking van de commissie voor juridische bijstand en tot vaststelling van de objectieve criteria van subsidiëring van de commissies voor juridische bijstand, overeenkomstig de artikelen 508/2, § 3, tweede lid, en 508/4, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 2002, wordt opgeheven.
Art. 48.§ 1. De commissies voor juridische bijstand, vermeld in artikel 508/1, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals van kracht op 31 december 2021, worden van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 beschouwd als erkend conform artikel 4. § 2. De organisaties die vanaf 1 januari 2023 conform artikel 4 erkend willen worden als commissie, voldoen uiterlijk op 1 juni 2022 aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5, eerste lid, en dienen respectievelijk voor 1 mei 2022 en 1 juni 2022 de volgende stukken in bij de minister: 1° een meerjarenplan als vermeld in artikel 7;2° een ontvankelijke erkenningsaanvraag als vermeld in artikel 6. De uitvoering van het meerjarenplan start op 1 januari 2023 en loopt, in afwijking van artikel 7, zesde lid, af op 31 december 2025.
De organisaties kunnen pas worden erkend als is aangetoond dat de som van de werkgebieden van de organisaties, het volledige grondgebied van het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad dekt.
Art. 49.Voor de organisatie van de juridische bijstand in het jaar 2022 wordt voor de commissies, vermeld in artikel 48, § 1, een subsidie-enveloppe vastgelegd conform artikel 35. De minister kent de subsidie-enveloppes toe aan de commissies. De commissies dienen voor 1 mei 2023 de verantwoordingsstukken, vermeld in artikel 40, § 3, in bij de administratie.
Art. 50.Het jaar 2023 is het eerste jaar waarvoor een inhoudelijk en financieel verslag wordt ingediend conform artikel 40. De verslagen worden voor 1 mei 2024 bij de administratie ingediend.
Art. 51.Artikel 2, 1°, 3° tot en met 6°, 8°, 11°, 12°, 16° en 20°, artikel 26 tot en met 43 en artikel 45 van het decreet van 26 april 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/04/2019 pub. 17/06/2019 numac 2019012937 bron vlaamse overheid Decreet houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand type decreet prom. 26/04/2019 pub. 20/05/2019 numac 2019030509 bron vlaamse overheid Decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2019 betreffende de deelname van de particuliere niet-lineaire televisieomroeporganisaties aan de productie van Vlaamse audiovisuele werken sluiten treden in werking op 1 januari 2022.
Art. 52.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2022.
Art. 53.De Vlaamse minister, bevoegd voor de juridische eerstelijnsbijstand, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 oktober 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR
Bijlage 1. Omschrijving van de indicatoren als vermeld in artikel 35, § 2, derde lid De indicatoren, vermeld in artikel 35, § 2, derde lid, worden op de volgende wijze omschreven: 1° het aantal inwoners met voorkeursregeling in de ziekteverzekering ten opzichte van het totale aantal inwoners: a) omschrijving: het aantal personen dat recht heeft op de voorkeursregeling in de ziekteverzekering, gedeeld door het totale aantal inwoners;b) bron: Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar;2° het aantal alleenstaande ouders ten opzichte van het totale aantal huishoudens met kinderen onder de 25 jaar: a) omschrijving: het aantal huishoudens met een alleenstaande ouder waarvan het jongste kind niet ouder dan 24 jaar is, gedeeld door het totale aantal huishoudens met kinderen waarvan het jongste kind niet ouder dan 24 jaar is;b) bron: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar;3° het aantal inwoners met recht op een tegemoetkoming hulp aan bejaarden of een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood ten opzichte van het totale aantal inwoners van 65 jaar of ouder: a) omschrijving: het aantal personen dat recht heeft op een tegemoetkoming hulp aan bejaarden of een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, gedeeld door het totale aantal inwoners van 65 jaar of ouder;b) bron: FOD Sociale Zekerheid, agentschap Vlaamse Sociale Bescherming en FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar;4° de kansarmoede-index van Kind en Gezin: a) omschrijving: de kansarmoede-index van Kind en Gezin;b) bron: Kind en Gezin;c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar;5° het aantal laaggeschoolde langdurig werkzoekenden ten opzichte van het totale aantal niet-werkende werkzoekenden: a) omschrijving: het aantal laaggeschoolde langdurig niet-werkende werkzoekenden, gedeeld door het totale aantal niet-werkende werkzoekenden;b) bron: VDAB-studiedienst;c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar;6° het aantal inwoners van buitenlandse niet-EU-herkomst ten opzichte van het totale aantal inwoners: a) omschrijving: het totale aantal inwoners van buitenlandse niet-EU-herkomst, gedeeld door het totale aantal inwoners;b) bron: Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar;7° het aantal kredietnemers met minstens één uitstaand achterstallig contract ten opzichte van het totale aantal inwoners van achttien jaar of ouder: a) omschrijving: het aantal kredietnemers met minstens één uitstaand achterstallig contract, gedeeld door het totale aantal inwoners van achttien jaar of ouder;b) bron: Nationale Bank van België, Centrale voor kredieten aan particulieren (CKP), en FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar;8° het aantal geplaatste en ingeschakelde budgetmeters ten opzichte van het aantal huishoudelijke elektriciteitsafnemers die aangesloten zijn op het distributienet: a) omschrijving: het aantal geplaatste en ingeschakelde budgetmeters, gedeeld door het aantal huishoudelijke elektriciteitsafnemers die aangesloten zijn op het distributienet;b) bron: Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG);c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar. Het aantal inwoners van twaalf jaar of ouder, vermeld in artikel 35, wordt als volgt omschreven: a) omschrijving: het aantal inwoners van 12 jaar of ouder;b) bron: FOD Economie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI);c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2021 over de juridische eerstelijnsbijstand.
Brussel, 29 oktober 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR
Bijlage 2. Omschrijving van de cijfers die de dagpopulatie en gemiddelde capaciteit, vermeld in artikel 35, § 3, vierde lid, bepalen De gehanteerde cijfers om de dagpopulatie van beklaagden en veroordeelden en de gemiddelde capaciteit, vermeld in artikel 35, § 3, vierde lid, te berekenen, worden op de volgende wijze omschreven: 1° dagpopulatie beklaagden: a) omschrijving: de gemiddelde dagelijkse bevolking met prioritaire wettelijke toestand beklaagde.Beklaagden zijn verdachten die zijn opgesloten in afwachting van een definitieve rechterlijke beslissing (veroordeling, internering, vrijspraak enzovoort); b) bron: jaarverslag directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen;c) periode: voortschrijdend gemiddelde van de laatste drie beschikbare jaren;2° dagpopulatie veroordeelden: a) omschrijving: de gemiddelde dagelijkse bevolking met prioritaire wettelijke toestand veroordeelde.Veroordeelden zijn gedetineerden aan wie door een strafbaar feit door de rechtbank een straf of maatregel is opgelegd; b) bron: jaarverslag directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen;c) periode: voortschrijdend gemiddelde van de laatste drie beschikbare jaren;3° gemiddelde capaciteit: a) omschrijving: het gemiddelde aantal plaatsen waarin voorzien is voor de gedetineerden in de gevangenis in kwestie;b) bron: jaarverslag directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen;c) periode: de gegevens van het laatst beschikbare jaar. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2021 over de juridische eerstelijnsbijstand.
Brussel, 29 oktober 2021.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Justitie en Handhaving, Omgeving, Energie en Toerisme, Z. DEMIR