gepubliceerd op 27 maart 2003
Besluit van de Vlaamse regering betreffende natuurrichtplannen
28 FEBRUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende natuurrichtplannen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu inzonderheid op de artikelen 48 en 50, vervangen bij het decreet van 19 juli 2002;
Gelet op het advies van de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 14 juni 2002;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juni 2002;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies 33.896/3 van de Raad van State, gegeven op 10 december 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1o het decreet : het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; 2o de minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het Natuurbehoud; 3o de afdeling : de afdeling Natuur van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; 4o een erkende milieu- en natuurvereniging : een vereniging in de zin van het besluit van de Vlaamse regering van 3 juni 1992 tot vaststelling van de bijzondere regelen inzake de erkenning en de subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen; 5o een erkend reservaat : een reservaat in de zin van het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van natuurreservaten en van terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies; 6o landbouworganisatie : een algemene landbouworganisatie die erkend is in minstens 1 van de provinciale landbouwkamers overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 april 1977 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 september 1924 tot inrichting van de officiële vertegenwoordiging van de landbouw; 7o erkende wildbeheereenheid : een wildbeheereenheid die is erkend op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 1 december 1998 houdende vaststelling van de voorwaarden waaronder afzonderlijke jachtterreinen vrijwillig tot grotere beheereenheden kunnen worden samengevoegd en van de criteria waaronder beheereenheden kunnen worden erkend; 8o plangroep : interdisciplenair samengesteld team van ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap belast met de beleidsvoorbereiding van een natuurrichtplan; 9o coördinator : de coördinator van een plangroep aangesteld door de minister. De coördinator is het aanspreekpunt tijdens het beleidsproces met betrekking tot een natuurrichtplan. HOOFDSTUK II. - Inhoud en vorm van een natuurrichtplan
Art. 2.De inhoud van een natuurrichtplan kan zowel tekstueel als grafisch-planologisch worden weergegeven.
HOOFDSTUK. III. - De totstandkoming en de wijziging van de natuurrichtplannen Afdeling 1. - Natuurrichtplannen voor natuurverbindingsgebieden
Art. 3.§ 1. De bestendige deputatie neemt het initiatief om over te gaan tot het opmaken van een natuurrichtplan voor een gebied dat tot de natuurverbindingsgebieden behoort en dat geen groengebied, bosgebied of één met deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebied is, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; en geen speciale beschermingszone is. § 2. De bestendige deputatie neemt vervolgens het initiatief om tot de samenstelling van een stuurgroep over te gaan.
Art. 4.§ 1. De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van betrokken besturen en betrokken maatschappelijke belangengroepen.
De stuurgroep bestaat uit : 1oeen vertegenwoordiger van elke gemeente op wier grondgebied het natuurrichtplan betrekking heeft voorgedragen door het betrokken college van burgemeester en schepenen; 2o maximaal twee vertegenwoordigers van de polders en wateringen voorzover van toepassing. Elk bestuur van een polder of waterring kan slechts één vertegenwoordiger voordragen; 3o maximaal twee vertegenwoordigers van de erkende milieu- en natuurverenigingen voorzover die actief zijn in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft, voorgedragen door de betrokken verenigingen. Elke vereniging kan slechts één lid voordragen; 4o maximaal twee vertegenwoordigers van erkende natuurreservaten gelegen in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft voorzover van toepassing; 5o maximaal twee landbouwers in hoofdberoep die actief zijn in het gebied, voorgedragen door een landbouworganisatie; voorzover van toepassing. Elke landbouworganisatie kan slechts één lid voordragen; 6o maximaal twee boseigenaars die een bos bezitten in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft voorgedragen door een bosgroep die actief is in het gebied voorzover van toepassing; elke bosgroep kan slechts één lid voordragen; 7o maximaal twee vertegenwoordigers van wildbeheerseenheden die actief zijn in het gebied voorgedragen door de betrokken wildbeheerseenheden, waarbij de vertegenwoordiger houder moeten zijn van het jachtrecht op een gebied gelegen in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft, voorzover van toepassing. Elke wildbeheerseenheid kan slechts één lid voordragen; 8o maximaal twee vertegenwoordigers van de provinciale visserijcommissies, waarbij de vertegenwoordiger actief moet zijn in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft, voorzover van toepassing. Elke provinciale visserijcommissie kan slechts één lid voordragen; 9o de landschapsanimator van een erkend regionaal landschap voorzover van toepassing.
Voor elke vertegenwoordiger kan een plaatsvervanger worden aangeduid die voldoet aan dezelfde voorwaarden. § 2. De bestendige deputatie stelt de leden van de stuurgroep en hun plaatsvervangers aan.
De bestendige deputatie duidt onder de leden van de stuurgroep de voorzitter er van aan. § 3. De bestendige deputatie kan betreffende de werking van de stuurgroep een huishoudelijk reglement opstellen, waarin ook de administratieve ondersteuning van de werking van de stuurgroep nader kan worden geregeld.
Art. 5.§ 1. De bestendige deputatie stelt een voorlopig ontwerp van natuurrichtplan op en pleegt daartoe op regelmatige basis overleg met de stuurgroep vooraleer zij het voorlopig ontwerp van natuurrichtplan voor advies per aangetekend schrijven overmaakt aan de leden van de stuurgroep. § 2. De stuurgroep bezorgt haar advies aan de bestendige deputatie binnen dertig dagen na het aangetekend versturen van het ontwerp zoals bedoeld in § 1. Wanneer het advies niet is verleend binnen deze termijn, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
Art. 6.De bestendige deputatie past eventueel het voorlopig ontwerp aan het advies bedoeld in artikel 5, § 2, aan en maakt het definitief ontwerp op.
Art. 7.§ 1. De bestendige deputatie keurt het ontwerp van natuurrichtplan voorlopig goed en onderwerpt het aan een openbaar onderzoek dat binnen dertig dagen na die goedkeuring wordt aangekondigd door tenminste : 1o de aanplakking in elke gemeente waarvan het grondgebied door het natuurrichtplan geheel of gedeeltelijk wordt bestreken; 2o een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste één regionaal verspreid dag- of weekblad. § 2. Deze aankondiging vermeldt minstens : 1o de gemeenten waarop het ontwerp betrekking heeft; 2o plaats waar het ontwerp in de betrokken gemeenten ter inzage ligt; 3o begin- en einddatum van het openbaar onderzoek; 4o datum, plaats en uur van de informatievergaderingen bedoeld in § 4; 5o de plaats in de betrokken gemeenten waar de opmerkingen en bezwaren bedoeld in § 5 kunnen worden ingediend. § 3. Na de aankondiging in het Belgisch Staatsblad wordt het ontwerp van natuurrichtplan gedurende zestig dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis van elke betrokken gemeente. § 4. Ten laatste twintig dagen nadat het ontwerp natuurrichtplan ter inzage werd gelegd, organiseert de bestendige deputatie ten minste één informatievergadering over de inhoud van het natuurrichtplan. § 5. De opmerkingen en bezwaren worden uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek op het gemeentehuis van elke betrokken gemeente afgegeven tegen ontvangstbewijs of per aangetekende brief naar de gemeente opgestuurd.
De gemeente bezorgt uiterlijk de vijfde werkdag na het sluiten van het openbaar onderzoek de bezwaren en opmerkingen aan de bestendige deputatie.
Met bezwaren en opmerkingen die laattijdig aan de bestendige deputatie worden bezorgd, moet geen rekening worden gehouden.
Art. 8.Na onderzoek van de bezwaren en opmerkingen stelt de bestendige deputatie het natuurrichtplan definitief vast.
Het vastgestelde natuurrichtplan mag slechts van het ontwerp bedoeld in artikel 7, § 1, afwijken voorzover de afwijkingen voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde opmerkingen en bezwaren. Het vastgestelde natuurrichtplan kan geen betrekking hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen waren in het ontwerp van natuurrichtplan zoals bedoeld in artikel 7, § 1. Afdeling 2. - Overige natuurrichtplannen
Art. 9.De minister neemt het initiatief om over te gaan tot het opmaken van een natuurrichtplan voor een gebied dat gelegen is in de speciale beschermingszones, het Vlaams Ecologisch Netwerk, de natuurverwevingsgebieden, de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden en de met één van deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, behoudens wanneer het louter om natuurverbindingsgebied gaat, en stelt daartoe een coördinator en een plaatsvervanger behorende tot de afdeling aan.
De coördinator bereidt de samenstelling van de plangroep en de stuurgroep voor.
De leden van de plangroep en van de stuurgroep en hun plaatsvervangers worden aangesteld door de minister.
Art. 10.§ 1. De plangroep bestaat naast de coördinator of een plaatsvervanger ten minste uit een vertegenwoordiger of een plaatsvervanger van : 1o de afdeling; 2o de afdeling bevoegd voor bossen; 3o de afdeling bevoegd voor water; 4o de afdeling bevoegd voor landschappen.
Daarnaast kunnen vertegenwoordigers of hun plaatsvervangers van andere betrokken diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap deel uitmaken van de plangroep.
De leden en hun plaatsvervangers worden in voorkomend geval op vraag van de minister voorgedragen door de voor de materie bevoegde minister.
Wanneer in de loop van de beleidsvoorbereiding blijkt dat er bij het project meer bevoegdheden betrokken zijn dan aanvankelijk gedacht, kan de plangroep op initiatief van de minister worden uitgebreid op de wijze voorzien in het vorige lid. § 2. De plangroep kan bij de uitvoering van zijn opdracht worden bijgestaan door onder meer de wetenschappelijke instellingen van de Vlaamse overheid en door externe deskundigen. § 3. De minister kan betreffende de werking van de plangroep een huishoudelijk reglement opstellen.
Art. 11.§ 1. De stuurgroep bestaat uit vertegenwoordigers van betrokken besturen en betrokken maatschappelijke belangengroepen, en wordt als volgt samengesteld : 1o een vertegenwoordiger van elke provincie op wier grondgebied het natuurrichtplan betrekking heeft voorgedragen door de betrokken bestendige deputatie; 2o een vertegenwoordiger van elke gemeente op wier grondgebied het natuurrichtplan betrekking heeft voorgedragen door het betrokken college van burgemeester en schepenen; 3o maximaal twee vertegenwoordigers van de polders en wateringen voorzover van toepassing. Elk bestuur van een polder of waterring kan slechts één vertegenwoordiger voordragen; 4o maximaal twee vertegenwoordigers van erkende milieu- en natuurverenigingen voorzover die actief zijn in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft, voorgedragen door de betrokken verenigingen. Elke vereniging kan slechts één lid voordragen; 5o maximaal twee vertegenwoordigers van erkende natuurreservaten gelegen in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft voorzover van toepassing; 6o maximaal twee landbouwers in hoofdberoep die actief zijn in het gebied, voorgedragen door een landbouworganisatie; voorzover van toepassing. Elke landbouworganisatie kan slechts één lid voordragen; 7o maximaal twee boseigenaars die een bos bezitten in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft voorgedragen door een bosgroep die actief is in het gebied voorzover van toepassing; Elke bosgroep kan slechts één lid voordragen; 8o maximaal twee vertegenwoordigers van wildbeheerseenheden die actief zijn in het gebied voorgedragen door de betrokken wildbeheerseenheden, waarbij de vertegenwoordiger houder moeten zijn van het jachtrecht op een gebied gelegen in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft, voorzover van toepassing. Elke wildbeheerseenheid kan slechts één lid voordragen; 9o maximaal twee vertegenwoordigers van de provinciale visserijcommissies, waarbij de vertegenwoordiger actief moet zijn in het gebied waarop het natuurrichtplan betrekking heeft, voorzover van toepassing. Elke provinciale visserijcommissie kan slechts één lid voordragen; 10o de landschapsanimator van een erkend regionaal landschap voorzover van toepassing.
Voor elke vertegenwoordiger kan een plaatsvervanger worden aangeduid die voldoet aan dezelfde voorwaarden. § 2. De minister duidt onder de leden van de stuurgroep de voorzitter er van aan.
De coördinator van de plangroep is de secretaris van de stuurgroep. De secretaris kan agendapunten aanbrengen en neemt deel aan de bijeenkomsten, maar heeft geen inspraak in het uiteindelijk advies van de stuurgroep. § 3. De minister kan betreffende de werking van de stuurgroep een huishoudelijk reglement opstellen, waarin ook de administratieve ondersteuning van de werking van de stuurgroep nader kan worden geregeld.
Art. 12.§ 1. De plangroep stelt een voorlopig ontwerp van natuurrichtplan op en pleegt daartoe op regelmatige basis overleg met de stuurgroep vooraleer zij het voorlopig ontwerp van natuurrichtplan voor advies per aangetekend schrijven overmaakt aan de leden van de stuurgroep. § 2. De stuurgroep bezorgt haar advies aan de coördinator binnen dertig dagen na het aangetekend versturen van het ontwerp zoals bedoeld in § 1. Wanneer het advies niet is verleend binnen deze termijn, mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 3. In de loop van de gehele procedure kan de plangroep de stuurgroep steeds om advies vragen.
Art. 13.De plangroep past eventueel het voorlopig ontwerp aan het advies bedoeld in artikel 12, § 2, aan en bezorgt het definitieve ontwerp samen met voormeld advies aan de minister.
Art. 14.§ 1. De minister keurt het ontwerp van natuurrichtplan binnen dertig dagen voorlopig goed en onderwerpt het aan een openbaar onderzoek dat binnen dertig dagen na die goedkeuring wordt aangekondigd door tenminste : 1o de aanplakking in elke gemeente waarvan het grondgebied door het natuurrichtplan geheel of gedeeltelijk wordt bestreken; 2o een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste één regionaal verspreid dag- of weekblad. § 2. Deze aankondiging vermeldt minstens : 1o de gemeenten waarop het ontwerp betrekking heeft; 2o plaats waar het ontwerp in de betrokken gemeenten ter inzage ligt; 3o begin- en einddatum van het openbaar onderzoek; 4o datum, plaats en uur van de informatievergaderingen bedoeld in § 4; 5o de plaats in de betrokken gemeenten waar de opmerkingen en bezwaren bedoeld in § 5 kunnen worden ingediend. § 3. Na de aankondiging in het Belgisch Staatsblad wordt het ontwerp van natuurrichtplan gedurende zestig dagen ter inzage gelegd in het gemeentehuis van elke betrokken gemeente. § 4. Ten laatste twintig dagen nadat het ontwerp natuurrichtplan ter inzage werd gelegd, organiseert de coördinator ten minste één informatievergadering over de inhoud van het natuurrichtplan. § 5. De opmerkingen en bezwaren worden uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek op het gemeentehuis van elke betrokken gemeente afgegeven tegen ontvangstbewijs of per aangetekende brief naar de gemeente opgestuurd.
De gemeente bezorgt uiterlijk de vijfde werkdag na het sluiten van het openbaar onderzoek de bezwaren en opmerkingen aan de coördinator.
Met bezwaren en opmerkingen die laattijdig aan de coördinator worden bezorgd, moet geen rekening worden gehouden.
Art. 15.De plangroep bundelt en coördineert alle opmerkingen en bezwaren uit het openbaar onderzoek.
De plangroep onderzoekt de opmerkingen en bezwaren, maakt daarover een verslag op en past in voorkomend geval het ontwerp natuurrichtplan aan de opmerkingen en bezwaren aan.
Het ontwerp wordt samen met de gebundelde opmerkingen en bezwaren en het verslag bedoeld in het tweede lid, binnen zestig dagen na het sluiten van het openbaar onderzoek overgemaakt aan de minister.
Art. 16.De minister stelt het natuurrichtplan vast binnen zestig dagen na de ontvangst van het ontwerp bedoeld in artikel 15, derde lid.
Het vastgestelde natuurrichtplan mag slechts van het ontwerp bedoeld in artikel 14, § 1, afwijken voorzover de afwijkingen voortvloeien uit de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde opmerkingen en bezwaren. Het vastgestelde natuurrichtplan kan geen betrekking hebben op delen van het grondgebied die niet opgenomen waren in het ontwerp van natuurrichtplan zoals bedoeld in artikel 14, § 1. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle
natuurrichtplannen
Art. 17.Wanneer, overeenkomstig artikel 9, § 1, eerste lid, van het decreet, een natuurrichtplan maatregelen bevat zoals bedoeld in artikel 36ter, §§ 1 en 2, van het decreet die de realisatie van de ruimtelijke bestemming onmogelijk maken, dan moet het natuurrichtplan worden vastgesteld door de Vlaamse regering, behoudens wanneer het maatregelen betreft die betrekking hebben op gebieden gelegen in het VEN. Wanneer deze maatregelen reeds opgenomen zijn in het ontwerp van natuurrichtplan, dan moet het ontwerp van natuurrichtplan worden goedgekeurd door de Vlaamse regering.
In dat geval moet de plangroep ook een vertegenwoordiger of een plaatsvervanger van de dienst van het Vlaamse Gewest bevoegd voor de ruimtelijke planning bevatten.
Wanneer deze maatregelen na het openbaar onderzoek worden opgenomen, dan moet de plangroep worden uitgebreid met een vertegenwoordiger of een plaatsvervanger van de dienst van het Vlaamse Gewest bevoegd voor de ruimtelijke planning en moet deze nog een inbreng hebben in de werkzaamheden van de plangroep.
Art. 18.Het natuurrichtplan wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad .
De minister stuurt een afschrift van het volledige natuurrichtplan naar de betrokken provincies en gemeenten. Van de inhoud van het natuurrichtplan dat in kaartvorm wordt weergegeven, wordt tevens een versie op elektronische drager overgemaakt.
Art. 19.Een natuurrichtplan blijft geheel of gedeeltelijk van kracht tot het besluit dat het natuurrichtplan respectievelijk geheel of gedeeltelijk wijzigt in werking treedt of tot het opgeheven wordt.
Art. 20.§ 1. Wanneer het gehele gebied of een gedeelte van het gebied waarvoor een natuurrichtplan werd opgesteld een ander statuut krijgt dan dat bedoeld in artikel 48, § 1, van het decreet, is het natuurrichtplan van rechtswege voor het betrokken gedeelte van het gebied opgeheven. § 2. Wanneer het gehele gebied of een gedeelte van het gebied waarvoor een natuurrichtplan werd opgesteld een nieuw statuut krijgt maar volgens artikel 48, § 1, van het decreet wel nog in aanmerking komt voor een natuurrichtplan, neemt de minister onmiddellijk het initiatief om over te gaan tot het opmaken van een nieuw natuurrichtplan ingeval door deze wijziging sommige bindende bepalingen hun rechtskracht verliezen.
Wanneer het nieuwe statuut van het gebied natuurverbindingsgebied is en het gebied niet gelegen is in de groengebieden en bosgebieden en de met deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden, aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, en de speciale beschermingszones, verzoekt de minister de bestendige deputatie om het nodige te doen om een natuurrichtplan op te maken.
In afwachting van het nieuwe natuurrichtplan maakt de minister kenbaar welke bindende bepalingen uit het natuurrichtplan door de wijziging van het statuut van het gebied hun rechtskracht verliezen.
Art. 21.De minister beslist in voorkomend geval om over te gaan tot het opmaken van een gehele of gedeeltelijke wijziging of aanvulling van een goedgekeurd natuurrichtplan.
Art. 22.De regels voor het opmaken van natuurrichtplannen zijn eveneens van toepassing op de wijziging of aanvulling ervan.
Brussel, 28 februari 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA