gepubliceerd op 09 februari 2024
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
26 JANUARI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/04/2023 pub. 30/05/2023 numac 2023042393 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid sluiten tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 4, 1°, a), ingevoegd bij het decreet van 26 april 2019, en artikel 44, tweede lid.
Vormvereisten De volgende vormvereiste(n) is/zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 18 december 2023; - Er is op 4 januari 2024 bij de Raad van State een aanvraag ingediend voor een advies binnen 30 dagen, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. De Raad van State heeft op 10 januari 2024 beslist geen advies te geven, met toepassing van artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1.Aan artikel 1, 11°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/04/2023 pub. 30/05/2023 numac 2023042393 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid sluiten tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt de volgende zin toegevoegd: "Percelen blijvend grasland uit de voorgaande campagne kunnen niet als braakliggend land beschouwd worden;"
Art. 2.In artikel 4, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° de verhouding tussen de btw-verkoophandelingen als gevolg van de landbouwactiviteit en als gevolg van de verkoop van de volgende producten ten opzichte van de btw-verkoophandelingen van alle economische activiteiten van de onderneming in kwestie, zonder rekening te houden met de met de actieve landbouwer verbonden ondernemingen, is groter dan of gelijk aan een derde: a) bier, dat gemaakt is met graan dat voor minstens 75% afkomstig is van eigen teelt;b) gedistilleerde dranken die gemaakt zijn met granen, noten of fruit die voor minstens 75% afkomstig zijn van eigen teelt c) consumptie-ijs en yoghurt die gemaakt zijn met melk die voor minstens 75% afkomstig is van eigen dieren".
Art. 3.In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Onderhoud van braakliggend land bestaat uit het beperken van opslag van houtige planten en verruiging zodat beweiding of teelt mogelijk is zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan het gebruik van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines. Braakliggend land wordt jaarlijks gemaaid.".
Art. 4.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 32.Per campagnejaar wordt de waarde van de betalingsrechten die toegekend worden uit de reserve, bepaald bij de eerste toekenning van de rechten uit de reserve. De waarde van de betalingsrechten die toegekend worden uit de reserve in een bepaald jaar, stemt overeen met de gemiddelde waarde van de betalingsrechten, vermeld in artikel 26, lid 8, van verordening (EU) 2021/2115, die bepaald wordt door de som van de waarden van alle betalingsrechten te delen door het aantal betalingsrechten in dat jaar. De waarde van de bestaande rechten na verhoging wordt op dezelfde manier bepaald.".
Art. 5.Aan artikel 58 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "Op percelen met een zware bodemtextuur, namelijk met een klei- of leembodem, is winter-voorploegen toegestaan vanaf 1 oktober op kleibodems gelegen in de landbouwstreek Polders en Duinen, vermeld in het koninklijk besluit van 24 februari 1951 houdende grensbepaling van de landbouwstreken van het Rijk, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 15 juli 1953, 8 maart 1968 en 15 februari 1974, vanaf 15 oktober op andere kleibodems dan deze gelegen in de landbouwstreek Polders en Duinen en vanaf 1 december op leembodems.Daarbij wordt de bodem na de oogst van de hoofdteelt tot de aanvang van het ploegen bedekt gehouden door een van de volgende acties te ondernemen: 1° een groenbedekker of een nateelt inzaaien;2° de stoppels en de opslag behouden; 3° de plantenresten aan de oppervlakte laten liggen."; 2° in het derde lid, 3°, wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) bij teelt van korrelmaïs, spruiten of andere koolsoorten: de plantenresten aan de oppervlakte laten liggen tot de inzaai van de volgende teelt;".
Art. 6.In artikel 60 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Voor de volgende percelen geldt ook een vrijstelling van de verplichting, vermeld in het eerste lid: 1° percelen met teelten in volle grond onder vaste overkapping;2° percelen met knolbegonia of met sierteelten in containers op en in volle grond;3° percelen die besmet zijn met knolcyperus (Cyperus esculentus) op een zandbodem, op voorwaarde dat het perceel in de verzamelaanvraag bekend is als een perceel dat besmet is met knolcyperus.De vrijstelling voor de voormelde percelen geldt tot het perceel vrij is van knolcyperus."; 2° aan paragraaf 1 worden een vierde tot en met een achtste lid toegevoegd, die luiden als volgt: "In het derde lid wordt verstaan onder zandbodem: bodem die op grond van de bodemkaart gekarakteriseerd wordt met de codes P (licht zandleem), S (lemig zand) of Z (zand), zoals vermeld in het Compendium voor de monsterneming, meting en analyse in het kader van de bodembescherming, goedgekeurd bij het ministerieel besluit van 12 oktober 2017Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 12/10/2017 pub. 20/11/2017 numac 2017040791 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van nadere regels voor de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van lokale besturen worden uitgevoerd sluiten houdende goedkeuring van het compendium voor monsterneming, meting en analyse in het kader van de bodembescherming (BOC), versie 2.1, of een combinatie van de code P, S, Z. De landbouwer die in het kader van educatieve demonstraties of in het kader van wetenschappelijke proefnemingen een gewasrotatie wil toepassen die afwijkt van de bepalingen in paragraaf 1, eerste lid, dient daarvoor een gemotiveerde aanvraag in bij de bevoegde entiteit.
Een aanvraag als vermeld in het vijfde lid, bevat al de volgende gegevens: 1° de voor- en achternaam of de benaming van de aanvrager;2° de teelt en het perceel waarvoor de aanvrager de afwijking wil verkrijgen;3° de tijdsduur waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;4° een omschrijving van de geplande educatieve demonstratie of wetenschappelijke proefneming, met vermelding van de bepalingen van het eerste lid waarvan de aanvrager wil afwijken. De aanvrager dient een aanvraag als vermeld in het vijfde lid, in bij de bevoegde entiteit minimaal dertig werkdagen voor het begin van de periode waarvoor de aanvrager de afwijking wil verkrijgen. Als de voormelde aanvraag conform het zesde lid onvolledig is of onvoldoende informatie bevat, kan de bevoegde entiteit aanvullende gegevens opvragen.
De bevoegde entiteit kan voor een aanvraag als vermeld in het vijfde lid, de toelating geven om van de bepalingen in het eerste lid af te wijken en beslist binnen twintig werkdagen nadat ze de voormelde aanvraag heeft ontvangen. Als de bevoegde entiteit bijkomende gegevens opvraagt conform het zevende lid, wordt de lopende beslissingstermijn gestuit en begint een nieuwe beslissingstermijn te lopen vanaf de dag waarop de bevoegde entiteit de bijkomende gegevens ontvangt."; 3° in paragraaf 2 van het voormelde besluit wordt tussen het woord "aardappelen" en het woord "kan" de volgende zinsnede: ", met uitzondering van de teelt van aardappelen onder niet-verplaatsbare serres," ingevoegd.
Art. 7.Aan artikel 62 van hetzelfde besluit wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° niet meer dan 10 hectare van het areaal is bouwland, waarvan minstens 50% bouwlandareaal onder vaste overkappingen is."
Art. 8.Aan artikel 65 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° In punt 1° worden tussen het woord "elementen" en het woord ",vermeld" de woorden "en arealen" toegevoegd;2° In punt 3° worden de woorden "de afmetingen van en" geschrapt en worden tussen de woorden "op" en "bufferstroken" de woorden "braakliggend land," toegevoegd.
Art. 9.Aan artikel 81, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd: "De bevoegde entiteit kan de uiteindelijke begunstigden, vermeld in artikel 4, 27° van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, van de landbouwer controleren."
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 januari 2024.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw, J. BROUNS