Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 26 februari 2010
gepubliceerd op 22 maart 2010

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk

bron
vlaamse overheid
numac
2010035215
pub.
22/03/2010
prom.
26/02/2010
ELI
eli/besluit/2010/02/26/2010035215/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 FEBRUARI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor autonoom vrijwilligerswerk


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 3 april 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/04/2009 pub. 17/09/2009 numac 2009035880 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn Volksgezondheid en Gezin, artikelen 8, tweede lid, 9, 10 en 14, eerste lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 30/05/2008 pub. 22/12/2008 numac 2008204552 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector sluiten tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 augustus 2009;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor financiën en begroting, gegeven op 10 november 2009;

Gelet op advies 47.563/3 van de Raad van State, gegeven op 29 december 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 3 april 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/04/2009 pub. 17/09/2009 numac 2009035880 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;3° administratie : de entiteit van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin die het autonome vrijwilligerswerk onder haar bevoegdheid heeft, of het intern verzelfstandigd agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;4° organisatie : een organisatie voor autonoom vrijwilligerswerk;5° erkende organisatie : een organisatie die erkend is krachtens het decreet;6° secretaris-generaal : de persoon die de leiding heeft over het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 2.Alleen organisaties die voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld bij of krachtens artikel 4 tot en met 8, eerste lid, van het decreet en bij artikel 3, kunnen erkend worden.

Art. 3.Om erkend te worden moet een organisatie rond minstens een van de volgende thema's werken : 1° bevordering van de levenskwaliteit in voorzieningen : activiteiten die tot doel hebben de kwaliteit van het leven te verbeteren van personen die in voorzieningen van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin verblijven, en waarbij het persoonlijke contact centraal staat;2° palliatieve verzorging : activiteiten die tot doel hebben een zo goed mogelijke levenskwaliteit te waarborgen aan terminale patiënten en hun naastbestaanden;3° intergenerationele solidariteit : activiteiten met betrekking tot de solidariteit tussen zorgbehoevende ouderen en jongeren;4° praktische en emotionele bijstand : activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand wordt geboden aan zieken, personen met een handicap en zwaar zorgbehoevenden, ter ondersteuning van thuisverzorgers of ter vervanging van familie, vrienden of partner;5° de weerbaarheid van jongeren : communicatie- of informatieactiviteiten, gericht op jongeren, die de weerbaarheid van de jongeren helpen verhogen;6° verhoging van zelfredzaamheid : laagdrempelige activiteiten waarbij mensen in armoede actief betrokken worden om hun zelfredzaamheid te bevorderen, en om hun zelfwaardegevoel en kansen op zelfontplooiing te verhogen;7° psychosociale begeleiding : activiteiten waarbij mensen met psychosociale moeilijkheden actief worden geholpen om hun zelfredzaamheid en hun kansen op zelfontplooiing te verhogen. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure en procedure voor de intrekking van de erkenning Afdeling I. - Erkenningsprocedure

Art. 4.Een organisatie die erkend wil worden, bezorgt daartoe voor 1 september een aanvraag aan de administratie. De aanvraag bevat de volgende elementen : 1° de statuten of het besluit tot oprichting van de organisatie;2° een lijst van de leden van de raad van bestuur van de organisatie of, als de organisatie geen rechtspersoon is, een lijst van de verantwoordelijken;3° een activiteitenverslag over de werking van de organisatie gedurende een periode van een jaar voor de datum van de erkenningsaanvraag.In dat verslag geeft de organisatie aan binnen welke prioritaire thema's, vermeld in artikel 3, haar activiteiten vallen; 4° de structuur van de organisatie;5° een beschrijving van de doelstellingen en de doelgroep van de organisatie;6° de wijze waarop de organisatie concreet met vrijwilligers werkt : rekrutering, onthaal, opleiding, vorming, begeleiding;7° de wijze waarop de vrijwilligers inspraak hebben in de organisatie en in de concrete situatie waarin ze worden ingeschakeld;8° het aantal ingezette vrijwilligers;9° een model van afsprakennota van de organisatie;10° de wijze waarop en de mate waarin met professionelen die in dezelfde sector of hetzelfde werkveld werken, overleg wordt gepleegd;11° in voorkomend geval de vermelding van de aan de vrijwilligers toegekende onkostenvergoedingen;12° de afgesloten verzekering;13° de goedgekeurde jaarrekening;14° de begroting van het lopende jaar.

Art. 5.Een ambtenaar van de administratie inspecteert voor 15 november de aanvragende organisatie op haar conformiteit met de erkenningsvoorwaarden en maakt daarvan een verslag op.

Art. 6.Als op basis van de aanvraag en van het verslag, vermeld in artikel 5, blijkt dat aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, neemt de secretaris-generaal voor 31 december een beslissing tot erkenning, die binnen vijftien dagen per aangetekende brief aan de organisatie wordt meegedeeld.

Als blijkt dat niet aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, bezorgt de secretaris-generaal voor 1 december per aangetekende brief een gemotiveerd voornemen tot weigering van erkenning aan de betrokken organisatie. De organisatie kan daartegen bezwaar aantekenen conform artikel 11. Als de organisatie binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar heeft aangetekend, wordt het voornemen van de secretaris-generaal van rechtswege geacht een beslissing van de secretaris-generaal tot weigering van de erkenning te zijn. De administratie brengt de organisatie daarvan per aangetekende brief op de hoogte binnen een maand nadat de bezwaartermijn verstreken is.

Art. 7.De erkenning geldt voor onbepaalde duur. Afdeling II. - Procedure voor de intrekking van de erkenning

Art. 8.Als de organisatie niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, stelt de secretaris-generaal de organisatie met een aangetekende brief in gebreke. Ze krijgt de mogelijkheid om binnen drie maanden haar toestand te regulariseren.

Art. 9.Als aan de ingebrekestelling, vermeld in artikel 8, geen gevolg wordt gegeven, deelt de secretaris-generaal per aangetekende brief zijn gemotiveerd voornemen tot intrekking van de erkenning mee aan de organisatie. De organisatie kan daartegen bezwaar aantekenen conform artikel 11. Als binnen de vastgestelde termijn geen bezwaar wordt aangetekend, neemt de secretaris-generaal een beslissing tot intrekking van de erkenning van de organisatie. De administratie stuurt die beslissing aangetekend naar de organisatie binnen een maand nadat de bezwaartermijn verstreken is.

Art. 10.De organisatie waarvan de erkenning is ingetrokken, kan op zijn vroegst twee jaar na de datum van de intrekking van de erkenning opnieuw worden erkend. Afdeling III. - Bezwaarprocedure

Art. 11.Als de organisatie niet akkoord gaat met het voornemen tot weigering van de erkenning, vermeld in artikel 6, tweede lid, of met het voornemen tot intrekking van de erkenning, vermeld in artikel 9, kan ze daartegen bezwaar aantekenen. De organisatie stuurt daartoe een gemotiveerd bezwaarschrift aangetekend naar de administratie, uiterlijk dertig dagen nadat ze het voornemen in kwestie ontvangen heeft.

De administratie beoordeelt de ontvankelijkheid van het bezwaar en bezorgt het bezwaarschrift, samen met het administratieve dossier, binnen vijftien dagen aan de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De adviescommissie bezorgt uiterlijk drie maanden na de ontvangst van het bezwaarschrift een advies aan de minister : als het advies van de adviescommissie niet afwijkt van de oorspronkelijke beslissing, neemt de secretaris-generaal een beslissing binnen dertig dagen nadat hij het advies heeft ontvangen.

Als het advies afwijkt van de oorspronkelijke beslissing, beslist de minister binnen dertig dagen of, als het advies niet binnen de voormelde termijn werd verstrekt, nadat die termijn verstreken is. Die beslissing wordt binnen vijftien dagen met een aangetekende brief aan de betrokken organisatie betekend. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring

Art. 12.Alleen erkende organisaties die minstens twintig vrijwilligers inzetten, met uitsluiting van vrijwilligers in administratieve, bestuurlijke of beleidsfuncties, komen in aanmerking voor subsidiëring. De secretaris-generaal kan echter afwijkingen toestaan om een of meer van de volgende redenen : 1° de specifieke behoefte van de doelgroep;2° de noodzaak tot het gebruik van bijzondere methodieken;3° de bijzondere moeilijkheden om geschikte vrijwilligers te vinden.

Art. 13.De erkende organisaties die met toepassing van artikel 12 voor subsidiëring in aanmerking komen, ontvangen jaarlijks een forfaitair subsidiebedrag. Dat subsidiebedrag wordt bepaald op basis van : 1° het beschikbare begrotingskrediet;2° het aantal organisaties dat voor een subsidie in aanmerking komt;3° de subsidiecategorie, bepaald door het aantal ingezette vrijwilligers voor wie een ondertekende afsprakennota bestaat, met uitsluiting van vrijwilligers in administratieve, bestuurlijke of beleidsfuncties.Het referentiepunt daarvoor is 1 januari van het voorafgaande jaar.

De secretaris-generaal bepaalt de subsidiebedragen per subsidiecategorie : 1° van 1 tot en met 9 vrijwilligers : coëfficiënt 1,5;2° van 10 tot en met 19 vrijwilligers : coëfficiënt 3;3° van 20 tot en met 50 vrijwilligers : coëfficiënt 7;4° van 51 tot en met 100 vrijwilligers : coëfficiënt 8;5° van 101 tot en met 500 vrijwilligers : coëfficiënt 9;6° meer dan 500 vrijwilligers : coëfficiënt 10. Vanaf 1 januari 2010 wordt, binnen het beschikbare begrotingskrediet, het totale subsidiebedrag jaarlijks als volgt geïndexeerd : 1° Nx = Tx (Cx/Cx-i), waarbij : 2° Nx = het geïndexeerde bedrag in het begrotingsjaar X;3° Tx = het bedrag dat in de tabel voor het vorige begrotingsjaar X-1 vermeld staat;4° Cx = de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar X;5° Cx-i = de gezondheidsindex bij het begin van het begrotingsjaar X-1.

Art. 14.Het aantal ingezette vrijwilligers, vermeld in artikel 13, eerste lid, 3°, wordt vastgesteld op basis van het werkingsverslag, vermeld in artikel 16.

Art. 15.De secretaris-generaal kent de subsidie toe.

De subsidie wordt verantwoord op basis van het werkingsverslag, vermeld in artikel 16. HOOFDSTUK V. - Toezicht

Art. 16.Jaarlijks voor 30 april bezorgt de erkende organisatie een werkingsverslag over het afgelopen jaar aan de administratie. Dat werkingsverslag bevat zowel een inhoudelijk als een financieel deel.

De minister stelt daarvoor een model ter beschikking.

De erkende organisatie bezorgt aan de administratie elke wijziging van de stukken, vermeld in artikel 8 van het decreet, alsook elke wijziging van de elementen, vermeld in artikel 2 en 3.

Ambtenaren van de administratie houden toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden en op de aanwending van de subsidie, met behoud van de toepassing van artikel 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. Ze kunnen de werking van de erkende organisatie en het aantal ingezette vrijwilligers ter plaatse controleren. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 17.Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 mei 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 30/05/2008 pub. 22/12/2008 numac 2008204552 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector sluiten tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector wordt opgeheven.

Art. 18.De organisaties die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn, blijven erkend met behoud van de toepassing van artikel 16 van het decreet. Als ze nog erkend zijn voor een bepaalde duur, blijven ze erkend voor de resterende duur van de erkenning. Uiterlijk drie maanden voor hun erkenning afloopt, dienen ze een aanvraag in voor een erkenning van onbepaalde duur conform dit besluit.

De organisaties, vermeld in het eerste lid, conformeren zich aan de bepalingen van het decreet en van dit besluit, uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding ervan.

Art. 19.Zolang hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin niet in werking is getreden, wordt het bezwaarschrift, vermeld in artikel 11, tweede lid, bezorgd aan en behandeld door de commissie, vermeld in artikel 13 van het decreet van 15 juli 1997 houdende oprichting van een Gezins- en Welzijnsraad en van een adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden.

Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 februari 2010.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^