Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 september 2015
gepubliceerd op 21 oktober 2015

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun aan projecten in het kader van het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds

bron
vlaamse overheid
numac
2015036252
pub.
21/10/2015
prom.
25/09/2015
ELI
eli/besluit/2015/09/25/2015036252/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 SEPTEMBER 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun aan projecten in het kader van het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds


De Vlaamse Regering, Gelet op het besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen;

Gelet op verordening (EU) Nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen;

Gelet op verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

Gelet op verordening (EU) Nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese Territoriale Samenwerking";

Gelet op verordening (EU) Nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006;

Gelet op verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;

Gelet op verordening (EU) Nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad;

Gelet op verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Gelet op het decreet van 16 maart 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/03/2012 pub. 27/04/2012 numac 2012202237 bron vlaamse overheid DECREET betreffende het economisch ondersteuningsbeleid sluiten betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, artikelen 37/1 en 37/2;

Gelet op het advies van Inspectie van Financiën, gegeven op 3 december 2014 ;

Gelet op advies 57.894/1/V van de Raad van State, gegeven op 1 september 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat als er in het kader van de Europese structuurfondsenprogramma's steun wordt gegeven aan ondernemingen, de Europese regelgeving inzake staatssteun nageleefd dient te worden;

Overwegende de beslissing van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014 tot goedkeuring en indiening bij de Europese Commissie van het programma Vlaanderen 2014-2020 voor de Doelstelling "Investering in Groei en Jobs";

Overwegende de beslissingen van de Vlaamse Regering van 20 juni 2014, 24 oktober 2014 en 5 juni 2015 tot goedkeuring en indiening bij de Europese Commissie van het programma Vlaanderen 2014-2020 voor de Doelstelling "Europese territoriale Samenwerking";

Overwegende de beslissing van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot goedkeuring en indiening bij de Europese Commissie van het Operationeel Programma Europees Sociaal Fonds;

Op voorstel van de minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° gemeenschappelijke structuurfondsenverordening : de verordening (EU) Nr.1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (Publicatieblad van 20 december 2013, L 347/320), en de latere wijzigingen ervan, met inbegrip van latere uitvoeringsverordeningen en gedelegeerde verordeningen; 2° ETS verordening : de verordening (EU) Nr.1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese Territoriale Samenwerking" (Publicatieblad van 20 december 2013, L 347/259), en de latere wijzigingen ervan, met inbegrip van latere uitvoeringsverordeningen en gedelegeerde verordeningen; 3° EFRO verordening : de verordening (EU) Nr.1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling "Investeren in groei en werkgelegenheid", en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (Publicatieblad van 20 december 2013, L 347/289), en de latere wijzigingen ervan, met inbegrip van latere uitvoeringsverordeningen en gedelegeerde verordeningen; 4° ESF verordening : de verordening (EU) Nr.1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (Publicatieblad van 20 december 2013, L 347/470), en de latere wijzigingen ervan, met inbegrip van latere uitvoeringsverordeningen en gedelegeerde verordeningen; 5° algemene groepsvrijstellingsverordening : de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Publicatieblad van 26 juni 2014, L 187/1), en de latere wijzigingen ervan; 6° de-minimisverordening : de verordening (EU) Nr.1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (Publicatieblad van 24 december 2013, L 352/1), en de latere wijzigingen ervan; 7° DAEB de-minimisverordening : de verordening (EU) Nr.360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (Publicatieblad van 26 april 2012, L 114/8), en de latere wijzigingen ervan; 8° DAEB besluit : het besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (Publicatieblad van 11 januari 2011, L 7/3), en de latere wijzigingen ervan;9° onderneming : iedere entiteit, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent.Handelsvennootschappen, burgerlijke vennootschappen, verenigingen die een economische activiteit uitoefenen, en buitenlandse ondernemingen met een gelijkaardig statuut, die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest worden als zodanig beschouwd. De onderneming dient, met uitzondering van de representatieve vakbonden, rechtspersoonlijkheid te bezitten naar publiek of privaat recht; 10° staatssteun : elke maatregel die aan alle criteria, vermeld in artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voldoet;11° steun : elke maatregel waarbij subsidies worden toegekend aan entiteiten die niet als onderneming beschouwd moeten worden;12° comité van toezicht : het toezichtcomité, vermeld in deel Twee, titel V, hoofdstuk 1, afdeling 1, van de gemeenschappelijke structuurfondsenverordening;13° managementautoriteit : de openbare autoriteit die verantwoordelijk is voor het operationele EFRO- en ESF-programma, die overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer wordt beheerd, en zoals vermeld in artikel 125 van de gemeenschappelijke structuurfondsenverordening;14° Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) : het fonds zoals vastgelegd in de EFRO-verordening;Dit fonds omvat zowel de doelstelling `Investeren in Groei en Jobs', als de doelstelling "Europese Territoriale Samenwerking"; 15° Europees Sociaal Fonds (ESF) : het fonds zoals vastgelegd in de ESF-verordening;16° Agentschap Ondernemen : het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid dat behoort tot het beleidsdomein EWI. Vanaf 1 januari 2016 wordt dit gelezen als "Agentschap voor Innoveren en Ondernemen"; Afdeling 2. - Algemene bepalingen

Art. 2.De bepalingen binnen deze afdeling zijn van toepassing op alle projecten, ongeacht of die onder de staatssteunregels vallen.

Art. 3.Dit besluit is van toepassing op projecten bedoeld onder de volgende programma's : 1° het Vlaamse Operationele Programma "Investeringen in Groei en Jobs" gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2014-2020, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering;2° de Operationele Programma's "Europese Territoriale Samenwerking" gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2014-2020, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering;3° het Vlaamse Operationeel Programma Europees Sociaal Fonds, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering;

Art. 4.Het comité van toezicht van het desbetreffende programma bepaalt de selectieprocedure en -criteria waaraan een project dient te voldoen om in aanmerking te komen voor ondersteuning.

Art. 5.De managementautoriteit van het desbetreffende programma beslist op grond van de modaliteiten, prioriteiten, selectiecriteria en het beschikbare budget van het desbetreffende programma welke projecten in aanmerking komen voor ondersteuning.

Art. 6.De managementautoriteit van het desbetreffende programma staat in voor de uitvoeringsbepalingen van de toegekende ondersteuning. Die worden opgenomen in elk individueel subsidiecontract.

Hoofdstuk 2. - Steun die niet onderworpen is aan de staatssteunregels

Art. 7.Steun aan entiteiten die niet als ondernemingen worden beschouwd, is niet onderworpen aan de staatssteunregels. Op deze steun zijn de regels van het desbetreffende programma van toepassing, vermeld in de algemene structuurfondsenverordening, de ETS-verordening, de EFRO-verordening of de ESF-verordening.

De managementautoriteit beslist over de toekenning van deze steun. De managementautoriteit kan beslissen om een lager steunpercentage toe te staan dan het maximale dat is toegestaan volgens de programmaregels.

Hoofdstuk 3. - Staatssteun aan ondernemingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 8.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing voor de toekenning van staatssteun aan ondernemingen.

Art. 9.Als staatssteun wordt verleend conform dit besluit, dient dit aan de desbetreffende organisatie te worden meegedeeld. De onderneming wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht door het Agentschap Ondernemen of door de managementautoriteit ESF.

Art. 10.Alleen projecten goedgekeurd door de managementautoriteit vormen het onderwerp van dit besluit. De managementautoriteit kan beslissen om een steunbedrag of steunpercentage toe te kennen dat lager is dan het maximaal toegelaten steunbedrag of -percentage, conform de staatssteunregels. Afdeling 2. - Staatssteun aan ondernemingen conform de algemene

groepsvrijstellingsverordening

Art. 11.De managementautoriteit beslist over de toekenning van de staatssteun en baseert zich daarvoor op de bepalingen, vermeld in hoofdstuk III, deel 1, 2, 4 tot en met 8, 11 en 13 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Met behoud van de toepassing van het eerste lid kan de managementautoriteit oordelen dat de voorgenomen staatssteun verenigbaar is met andere bepalingen van de algemene vrijstellingsverordening dan de bepalingen, vermeld in het eerste lid.

Art. 12.De staatssteun wordt verleend binnen de maximale grenzen van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De managementautoriteit controleert of alle modaliteiten van de algemene groepsvrijstellingsverordening worden nageleefd.

Art. 13.De onderneming mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, en mag geen procedure op basis van Europees recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.

Art. 14.Er wordt alleen staatssteun verleend als het stimulerend effect van deze steun conform artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt aangetoond. De managementautoriteit neemt hierover de beslissing. Afdeling 3. - Staatssteun aan ondernemingen conform de

de-minimisverordening

Art. 15.Als de voorwaarden, vermeld in afdeling 2, niet zijn voldaan, kan de managementautoriteit staatssteun verlenen aan ondernemingen onder de voorwaarden, vermeld in de de-minimisverordening. Afdeling 4. - Staatssteun aan ondernemingen conform de

DAEB-de-minimisverordening of het DAEB-besluit

Art. 16.Als de dienstverlening door de Vlaamse Regering bepaald is als dienst van algemeen economisch belang, kan de managementautoriteit een vergoeding toekennen aan ondernemingen onder de voorwaarden, vermeld in de DAEB-de-minimisverordening, of een vergoeding toekennen aan ondernemingen onder de voorwaarden, vermeld in het DAEB-besluit.

In het eerste lid wordt verstaan onder vergoeding : een financiële compensatie voor de uitvoering van een dienst. Afdeling 5. - Staatssteun aan ondernemingen in het kader van

aanmelding bij de Europese Commissie rechtstreeks gebaseerd op artikel 107 van het Verdrag

Art. 17.De managementautoriteit kan op voorwaarde van aanmelding bij de Europese Commissie steun verlenen aan ondernemingen die rechtstreeks gebaseerd is op artikel 107 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, als de steun niet ressorteert binnen de bepalingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening, de de-minimisverordening, de DAEB-de-minimisverordening, of het DAEB-besluit.

Hoofdstuk 4. - Uitbetaling, terugvordering en controle

Art. 18.De managementautoriteit bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de uitbetaling en terugvordering, vermeld in deel vier, titel I, van de gemeenschappelijke structuurfondsenverordening.

Art. 19.De afdeling Inspectie en Ondersteuning van het Agentschap Ondernemen is bevoegd om controles uit te voeren betreffende de steun en staatssteun toegekend op basis van dit besluit in het kader van de EFRO-verordening en de ETS-verordening.

De afdeling Toezicht en Handhaving van het Departement Werk en Sociale Economie is bevoegd om alle controles uit te voeren betreffende de steun en staatssteun toegekend op basis van dit besluit in het kader van de ESF-verordening. Dit verloopt met toepassing van de bepalingen van het decreet houdende sociaalrechtelijk toezicht van 30 april 2004.

Hoofdstuk 5. - Slotbepalingen

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2015.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor Werk, Economie, Innovatie en Sport, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 september 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS

^