Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 februari 2022
gepubliceerd op 29 april 2022

Besluit van de Vlaamse Regering tot oplegging van de sanctie van de verplichte fusie aan De Vrije Woonst, cvba met sociaal oogmerk, met zetel te 2800 Mechelen, Vrijewoonstplein 7

bron
vlaamse overheid
numac
2022031339
pub.
29/04/2022
prom.
25/02/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 FEBRUARI 2022. - Besluit van de Vlaamse Regering tot oplegging van de sanctie van de verplichte fusie aan De Vrije Woonst, cvba met sociaal oogmerk, met zetel te 2800 Mechelen, Vrijewoonstplein 7


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de Vlaamse Codex Wonen van 2021, artikel 6.23; - het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/07/2021 pub. 10/09/2021 numac 2021021712 bron vlaamse overheid Decreet houdende houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen sluiten houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, artikel 205, § 7.

Vormvereiste De volgende vormvereiste is vervuld: - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 21 februari 2022.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven: - Dit besluit heeft betrekking op de sociale huisvestingsmaatschappij De Vrije Woonst, met ondernemingsnummer 0403.635.311, waarvan de maatschappelijke zetel zich bevindt te 2800 Mechelen, Vrijewoonstplein 7. - Gedurende verschillende decennia weigerde de sociale huisvestingsmaatschappij De Vrije Woonst, ondanks herhaalde aanmaningen, om zich te conformeren aan de geldende regelgeving voor sociale huur. In die periode werd bovendien het administratief toezicht actief bemoeilijkt, aangezien De Vrije Woonst in het kader van verschillende gerechtelijke procedures ten onrechte betwistte dat ze een erkende sociale huisvestingsmaatschappij is die onder het toepassingsgebied van de gewestelijke toezichts- en sanctiebepalingen valt. De algemene vergadering van De Vrije Woonst wijzigde ook drie keer eenzijdig de statuten van de vennootschap, zonder goedkeuring van de toezichthoudende overheid. Zo trachtte de algemene vergadering onder meer om De Vrije Woonst wederrechtelijk te privatiseren. Elk van de opeenvolgende statutenwijzigingen werd op verzoek van de toezichthoudende overheid gerechtelijk vernietigd. - Bij het arrest van 20 maart 2019Relevante gevonden documenten type arrest prom. 20/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019011340 bron federale overheidsdienst financien Besluit van de Voorzitter van het Directiecomité tot wijziging van het besluit van de Voorzitter van het Directiecomité van 9 december 2015 tot oprichting van de KMO Centra en het Centrum Buitenland binnen de Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en tot vaststelling van hun zetel en hun materiële en territoriale bevoegdheid zoals gewijzigd door de besluiten van de Voorzitter van het Directiecomité van 28 juni 2016, 2 december 2016, 8 december 2017, 24 januari 2018, 11 juli 2018 en 14 september 2018 sluiten (rolnummer 2012/AR/1597) oordeelde het hof van beroep in Brussel dat de sociale huisvestingsmaatschappij De Vrije Woonst sedert 1982 in vereffening is en minstens sedert 1 juli 1991 vereffend moest worden. Het hof van beroep zegt voor recht dat De Vrije Woonst, ongeacht haar vereffening, onder het toepassingsgebied valt van artikel 29bis, artikel 48 en artikel 49 van het decreet van 15 juli 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/1997 pub. 19/08/1997 numac 1997036023 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de Vlaamse Wooncode sluiten houdende de Vlaamse Wooncode (VWC) (thans artikel 4.79 tot en met 4.91 en artikel 4.50 tot en met 4.53 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 (VCW2021)). Het hof van beroep oordeelt dat de ambtshalve erkenningen van De Vrije Woonst als sociale huisvestingsmaatschappij, die in de jaren 1991-1993 verstrekt zijn, als wettig moeten worden beschouwd. Die erkenningen werden terecht verleend om de continuïteit van het toezicht te garanderen en om de doelstellingen van het toezicht - de rechten van de sociale huurders waarborgen en het patrimonium beschermen - verder te realiseren. Het arrest van 20 maart 2019Relevante gevonden documenten type arrest prom. 20/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019011340 bron federale overheidsdienst financien Besluit van de Voorzitter van het Directiecomité tot wijziging van het besluit van de Voorzitter van het Directiecomité van 9 december 2015 tot oprichting van de KMO Centra en het Centrum Buitenland binnen de Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en tot vaststelling van hun zetel en hun materiële en territoriale bevoegdheid zoals gewijzigd door de besluiten van de Voorzitter van het Directiecomité van 28 juni 2016, 2 december 2016, 8 december 2017, 24 januari 2018, 11 juli 2018 en 14 september 2018 sluiten werd betekend aan De Vrije Woonst en heeft kracht van gewijsde. - In de periode 2017-2020 heeft de afdeling Toezicht van het agentschap Wonen-Vlaanderen De Vrije Woonst bij herhaling aangemaand om de geldende bepalingen van de Vlaamse Wooncode na te leven. De toezichthouder stuurde onder meer op 20 februari 2020 een aangetekende brief naar De Vrije Woonst waarin werd gemeld dat De Vrije Woonst niet voldoet aan diverse belangrijke bepalingen uit artikel 40 van de Vlaamse Wooncode (VWC). - Bij de beschikking van 21 februari 2020 (rolnummer A/19/00473) stelde de voorzitter van de ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen, de heer Serge Van Eeghem, advocaat, aan als nieuwe vereffenaar van De Vrije Woonst. - Op 17 juli 2020 besloot de Vlaamse Regering om een ingebrekestelling in de zin van artikel 4.51, derde lid van de VCW2021 te richten aan de sociale huisvestingsmaatschappij De Vrije Woonst. - Op 20 juli 2020 heeft de Vlaamse minister van Wonen de ingebrekestelling aangetekend en per e-mail verstuurd naar De Vrije Woonst. In die ingebrekestelling werd aangegeven dat De Vrije Woonst de erkenningsvoorwaarden niet nakomt, dat De Vrije Woonst haar publieke opdracht niet behoorlijk uitvoert en dat haar werking in gebreke blijft. De volgende inbreuken werden vastgesteld: (i) inbreuk op artikel 40, § 1, 3° van de VWC: tot op vandaag verhuurt De Vrije Woonst haar sociale woningen tegen abnormaal lage huurprijzen, ongeacht de reële inkomenssituatie van de zittende huurders, overeenkomstig een niet-toegelaten formule van `renovatiehuurovereenkomsten'.Het is onduidelijk of, en in welke mate, De Vrije Woonst daadwerkelijk het inkomen van de kandidaat-huurders heeft gecontroleerd. De Vrije Woonst heeft ook bij herhaling geprobeerd om haar sociaal patrimonium wederrechtelijk te privatiseren. De Vrije Woonst heeft geen noemenswaardige vereffeningsdaden gesteld ter uitvoering van de arresten waarin de verplichting tot vereffening van De Vrije Woonst werd vastgesteld. Een dergelijke vereffening zou nochtans de gelegenheid hebben geboden aan De Vrije Woonst om zelf haar patrimonium over te dragen aan een sociale huisvestingsmaatschappij die wel voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van de VCW2021; (ii) inbreuk op artikel 40, § 1, 5° van de VWC: De Vrije Woonst heeft nagelaten om de decretaal verplichte modelstatuten aan te nemen.

Bovendien zijn er geen rechtsgeldige gecoördineerde statuten voorhanden, en vermelden de lidboekjes van De Vrije Woonst nog altijd de ongeldige statuten van 1991, zodat het voor de zittende huurders niet mogelijk is om kennis te nemen van de geldende statuten van De Vrije Woonst; (iii) inbreuk op artikel 40, § 1, 7° van de VWC: doordat schriftelijke tegenindicaties ter zake ontbreken, moet de Vlaamse Regering ervan uitgaan dat een behoorlijk systeem van interne controle ontbreekt. De documenten daarover die de toezichthouder heeft opgevraagd, werden nooit bezorgd; (iv) inbreuk op artikel 40, § 1, 8° van de VWC: De Vrije Woonst voldoet niet aan de verplichting om haar financiële middelen die niet noodzakelijk zijn voor de dagelijkse werking, te laten beheren door de VMSW; (v) inbreuk op artikel 40, § 1, 11° van de VWC: De Vrije Woonst beschikt momenteel niet over de vereiste duizend sociale huurwoningen in beheer, en heeft nooit gebruikgemaakt van de mogelijkheid om een aanvraag tot uitstel in te dienen. Uitgaande van die inbreuken, werd aan De Vrije Woonst gemeld dat de Vlaamse minister van Wonen voornemens was om de Vlaamse Regering voor te stellen een intrekking van de erkenning van De Vrije Woonst in overweging te nemen. - Per aangetekende brieven en e-mails van 28 juli 2020 en van 13 augustus 2020 heeft De Vrije Woonst vervolgens, bij monde van haar vereffenaar, erkend dat de opgesomde inbreuken niet kunnen worden ontkend. Die inbreuken dateren van lang voor de aanstelling van de huidige vereffenaar en zijn het gevolg van een historische scheefgroei die actueel niet meer kan worden geremedieerd. De Vrije Woonst suggereert dat haar (doelgebonden) sociaal patrimonium zou worden overgedragen aan de sociale huisvestingsmaatschappij Woonpunt Mechelen, de natuurlijke en enige woonactor die de sociale huisvesting in de regio kan verzorgen met toepassing van alle wettelijke en reglementaire bepalingen. De Vrije Woonst verzoekt ook om de transitie gepaard te laten gaan met een aantal bijbehorende overgangsmaatregelen. De Vrije Woonst meldt dat ze de ingebrekestelling alsook haar antwoord bezorgt aan Woonpunt Mechelen, zodat ook Woonpunt Mechelen zijn standpunt ter zake kenbaar kan maken aan de Vlaamse Regering. Tot slot verzoekt De Vrije Woonst, mede gelet op de huidige COVID-omstandigheden, niet om mondeling gehoord te worden. - Met de aangetekende brief en e-mail van 14 augustus 2020 heeft Woonpunt Mechelen het engagement geuit om het patrimonium van De Vrije Woonst over te nemen. Woonpunt Mechelen acht de overdracht haalbaar op voorwaarde dat er overgangsmaatregelen gelden, zoals vermeld in het antwoord van De Vrije Woonst. In het kader daarvan verzoekt Woonpunt Mechelen dat het geheel van de overdracht fiscaal neutraal wordt georganiseerd, zodat Woonpunt Mechelen geen extra niet-financierbare kosten ingevolge belastingen moet dragen. - Met de brief van 23 september 2020 heeft de Vlaamse minister van Wonen de instructie gegeven aan de directie van Woonpunt Mechelen om alle relevante informatie te verzamelen, opdat de Vlaamse Regering een besluit ten gronde zou kunnen nemen. - Op 16 juli 2021 besloot de Vlaamse Regering om de eerder in overweging genomen sanctie (van de intrekking van de erkenning van De Vrije Woonst) te heroverwegen en om aan De Vrije Woonst mede te delen dat de Vlaamse Regering in plaats daarvan een verplichting tot fusie met een andere sociale huisvestingsmaatschappij overwoog. Die heroverweging werd ingegeven door de volgende motieven: (i) Een verplichte fusie biedt, naar de meest recente inzichten, de grootste garantie voor een fiscaal neutraal karakter van de in overweging genomen sanctie.Woonpunt Mechelen had in zijn brief van 14 augustus 2020 aangedrongen op een fiscaal neutrale operatie. De Vlaamse Regering heeft terdege rekening gehouden met die bekommernis en wenst voor zover als mogelijk maximaal te vermijden dat er naar aanleiding van de toepassing van de sanctie financiële middelen zouden onttrokken worden aan de betrokken sociale huisvestingsmaatschappijen; (ii) Daarnaast werd vastgesteld dat een verplichte fusie, niet minder dan een intrekking van de erkenning, evenzeer geëigend is om de doelstelling van de regularisering van de onwettige situatie van De Vrije Woonst te bewerkstelligen; (iii) Ten slotte nam de Vlaamse Regering nota van de mededelingen van de vereffenaar van De Vrije Woonst alsook van de vertegenwoordigers van Woonpunt Mechelen dat tijdens het afgelopen jaar de houding van de huurders-coöperanten gewijzigd is, en dat op basis van dat gegeven mag worden verwacht dat de Algemene Vergadering van De Vrije Woonst desgevallend niet zal weigeren om zich te voegen naar een sanctie die door de Vlaamse Regering zou worden opgelegd met toepassing van artikel 4.51 VCW2021. - Op 22 juli 2021 heeft de Vlaamse minister van Wonen daarom een nieuwe ingebrekestelling aangetekend en per e-mail verstuurd naar De Vrije Woonst, waarin melding werd gemaakt van het gegeven dat de Vlaamse Regering een andere sanctie (i.e. een verplichting tot fusie met een andere sociale huisvestingsmaatschappij) overwoog, en waarin de aan De Vrije Woonst ten laste gelegde inbreuken nogmaals werden omschreven, met de constatatie dat de vastgestelde onwettige situatie - behoudens een eventuele weerlegging - tot op heden niet fundamenteel gewijzigd is. - Per aangetekende brief en e-mail van 2 augustus 2021 heeft De Vrije Woonst, bij monde van haar vereffenaar, nogmaals herhaald dat de opgesomde inbreuken niet kunnen worden ontkend, en dat ze het gevolg zijn van een historische scheefgroei die actueel niet meer kan worden geremedieerd door De Vrije Woonst. De inhoud van dat antwoord is gelijkluidend met de aangetekende brieven en e-mails van 28 juli 2020 en van 13 augustus 2020 en De Vrije Woonst herhaalt haar verzoek om de transitie gepaard te laten gaan met een aantal bijbehorende overgangsmaatregelen. Opnieuw meldt De Vrije Woonst dat ze de ingebrekestelling alsook haar antwoord bezorgt aan Woonpunt Mechelen, zodat ook Woonpunt Mechelen zijn standpunt ter zake kenbaar kan maken aan de Vlaamse Regering. Tot slot verzoekt De Vrije Woonst opnieuw niet om mondeling gehoord te worden. - Per aangetekende brief en e-mail van 13 augustus 2021 herhaalt Woonpunt Mechelen - in een brief die gelijkluidend is met zijn brief van 14 augustus 2020 - zijn engagement om het patrimonium van De Vrije Woonst over te nemen. Woonpunt Mechelen bevestigt opnieuw dat het de overdracht haalbaar acht op voorwaarde dat er overgangsmaatregelen gelden, zoals vermeld in het antwoord van De Vrije Woonst, en het verzoekt opnieuw dat het geheel van de overdracht fiscaal neutraal wordt georganiseerd, zodat Woonpunt Mechelen geen extra niet-financierbare kosten ingevolge belastingen moet dragen. - Noch De Vrije Woonst, noch Woonpunt Mechelen, verzet zich tegen de door de Vlaamse Regering in overwogen genomen sanctie van een verplichting tot fusie met een andere sociale huisvestingsmaatschappij. - De herhaaldelijke vaststellingen van ernstige inbreuken door De Vrije Woonst op de erkenningsvoorwaarden nopen de Vlaamse Regering tot het opleggen van een maatregel in de zin van artikel 4.51, tweede lid van de VCW2021, versie van vóór 20 september 2021. Op basis van de overgangsbepaling uit artikel 205, § 7 van het decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/07/2021 pub. 10/09/2021 numac 2021021712 bron vlaamse overheid Decreet houdende houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen sluiten houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen blijven sociale huisvestingsmaatschappijen die de dag vóór de inwerkingtreding van dat decreet erkend zijn conform de op die dag geldende erkenningsvoorwaarden, tot aan de afsluiting van hun vereffening namelijk onderworpen aan de bepalingen van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 zoals van toepassing de dag vóór de datum van inwerkingtreding van dat decreet (namelijk 20 september 2021). Als in dit besluit verwezen wordt naar de Vlaamse Codex Wonen van 2021 gaat het telkens over de versie van vóór 20 september 2021.

De inbreuken op de erkenningsvoorwaarden staan onomstotelijk vast en worden niet ontkend door De Vrije Woonst. Bovendien kunnen de gemaakte inbreuken niet meer geremedieerd worden. Aangezien het hof van beroep in Brussel, in het kader van het voormelde arrest van 20 maart 2019Relevante gevonden documenten type arrest prom. 20/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019011340 bron federale overheidsdienst financien Besluit van de Voorzitter van het Directiecomité tot wijziging van het besluit van de Voorzitter van het Directiecomité van 9 december 2015 tot oprichting van de KMO Centra en het Centrum Buitenland binnen de Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en tot vaststelling van hun zetel en hun materiële en territoriale bevoegdheid zoals gewijzigd door de besluiten van de Voorzitter van het Directiecomité van 28 juni 2016, 2 december 2016, 8 december 2017, 24 januari 2018, 11 juli 2018 en 14 september 2018 sluiten, heeft geoordeeld dat De Vrije Woonst sedert 1982 in vereffening is en minstens sedert 1 juli 1991 vereffend moest worden, bestaat er eens te meer geen reden om die sociale huisvestingsmaatschappij nog verder te laten bestaan als autonome juridische entiteit. Om die redenen besluit de Vlaamse Regering om de sanctie uit artikel 4.51, tweede lid, 1° van de VCW2021 op te leggen en om De Vrije Woonst te verplichten tot een fusie met een andere sociale huisvestingsmaatschappij. Er wordt gekozen voor een verplichting tot fusie - en niet voor een intrekking van de erkenning van de sociale huisvestingmaatschappij - om de volgende redenen, die (ook) al werden aangegeven in de ingebrekestelling van 22 juli 2021: (i) Een verplichte fusie is - (zeker) niet minder dan een intrekking van de erkenning - volstrekt geëigend om de doelstelling van de regularisering van de onwettige situatie van De Vrije Woonst te bewerkstelligen.Een fusie zal onder meer de volgende positieve gevolgen ressorteren: (a)Er wordt een einde gesteld aan de onregelmatige situatie van De Vrije Woonst in het licht van de Vlaamse Codex Wonen van 2021. In tegenstelling tot De Vrije Woonst, zal de overnemende vennootschap zich (kunnen) conformeren aan de verschillende wettelijke verplichtingen die bestaan voor erkende sociale huisvestingsmaatschappijen. (b) Een verplichte fusie verleent uitvoering aan het arrest van het hof van beroep van Brussel van 20 maart 2019, zonder in te gaan tegen de gerechtvaardigde bekommernissen van de huidige huurders (zie hierna).Een verplichte fusie van De Vrije Woonst met een andere erkende sociale huisvestingsmaatschappij is noodzakelijk om de sociale verhuuractiviteiten te kunnen voortzetten. Een toepassing van het sanctieregime van artikel 4.51 VCW2021 is verenigbaar met het gezag van gewijsde van het arrest van 20 maart 2019Relevante gevonden documenten type arrest prom. 20/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019011340 bron federale overheidsdienst financien Besluit van de Voorzitter van het Directiecomité tot wijziging van het besluit van de Voorzitter van het Directiecomité van 9 december 2015 tot oprichting van de KMO Centra en het Centrum Buitenland binnen de Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en tot vaststelling van hun zetel en hun materiële en territoriale bevoegdheid zoals gewijzigd door de besluiten van de Voorzitter van het Directiecomité van 28 juni 2016, 2 december 2016, 8 december 2017, 24 januari 2018, 11 juli 2018 en 14 september 2018 sluiten, aangezien dat arrest uitdrukkelijk bevestigt dat De Vrije Woonst "als sociale huisvestingsmaatschappij in vereffening onder het toepassingsgebied valt van art. 29bis, 48 en 49" van de Vlaamse Wooncode (nu artikel 4.79, 4.51, 4.52 en 4.53 VCW2021). (c) Een verplichte fusie kadert in de door de Vlaamse decreetgever gewenste schaalvergroting van sociale huisvestingsmaatschappijen.(d) Een verplichte fusie maakt een efficiënter beheer van gelijkaardige activiteiten mogelijk.Zo zal de schaalvergroting in principe leiden tot een vereenvoudigde en regelconforme administratie, betere kostenbeheersing, efficiënter beheer van de beschikbare middelen en een grotere uniformiteit; (e) Een verplichte fusie stelt een einde aan de decennialange weigering van de private coöperanten en huurders om zich te schikken naar de dwingende regelgeving inzake sociale huisvesting, zoals voorgestaan door de publieke coöperanten.De publieke coöperanten beogen vanzelfsprekend een regularisering en een einde van de onenigheid daarover (i.e. aandeelhoudersmotieven). (f) De verplichte fusie van De Vrije Woonst met een andere erkende sociale huisvestingsmaatschappij geeft aanleiding tot een billijke oplossing van de gerechtvaardigde bekommernissen van de private coöperanten-huurders van De Vrije Woonst, gelet op de beslissing van de Vlaamse Regering om de fusie te koppelen aan billijke overgangsmaatregelen.(g) De verplichte fusie laat toe om het doelgebonden vermogen van De Vrije Woonst op een ordentelijke manier te laten overgaan naar een andere erkende sociale huisvestingsmaatschappij.(h) De Vrije Woonst heeft geen aftrekbare overdraagbare bestanddelen.(i) De overnemende vennootschap zal in aanmerking komen voor fusiesteun, ter compensatie van de diverse administratieve meerinspanningen die in het kader van de fusie en regularisering moeten worden geleverd door de erkende sociale huisvestingsmaatschappij waarnaar het doelgebonden vermogen van De Vrije Woonst overgaat.(j) In het kader van de verplichte fusie bestaat er geen saneringsverplichting bij de overdracht van gronden.Op grond van artikel 250 en 251 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 17/12/2021 pub. 15/04/2022 numac 2022040494 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van verschillende besluiten over wonen sluiten tot wijziging van verschillende besluiten over wonen komt de overnemende vennootschap in aanmerking voor bijkomende voordelen. Enerzijds geldt een nultarief voor het verkrijgen van een bodemattest dat voor 1 januari 2024 bij de OVAM wordt ingediend door een sociale huisvestingsmaatschappij en dat vereist wordt in het kader van een overdracht van gronden naar aanleiding van een herstructurering. Het nultarief geldt slechts eenmalig voor een grond die het voorwerp vormt van een herstructurering. Anderzijds wordt voorzien in een uitzonderingsbepaling: sociale huisvestingsmaatschappijen die betrokken zijn bij een herstructurering mogen risicogronden overdragen zonder dat vooraf een oriënterend bodemonderzoek is uitgevoerd. Als bij latere bodemonderzoeken toch bodemverontreiniging wordt aangetroffen waar een beschrijvend bodemonderzoek of bodemsanering noodzakelijk is conform de bepalingen van artikel 9 of 19 van het Bodemdecreet, treedt de sociale huisvestingsmaatschappij die de gronden verworven heeft (i.c. de overnemende vennootschap) volledig in de rechten en plichten van de sociale huisvestingsmaatschappij die de gronden overgedragen heeft (i.c. De Vrije Woonst). (ii) De Vlaamse Regering heeft nota genomen van de mededelingen van de vereffenaar van De Vrije Woonst en van de vertegenwoordigers van Woonpunt Mechelen dat tijdens het afgelopen jaar de houding van de huurders-coöperanten gewijzigd is, en dat op basis van dat gegeven mag worden verwacht dat de Algemene Vergadering van De Vrije Woonst desgevallend niet zal weigeren om zich te voegen naar de verplichting om De Vrije Woonst te fuseren met een andere erkende sociale huisvestingsmaatschappij, overeenkomstig artikel 4.51, tweede lid, 1° VCW2021. (iii) Een verplichte fusie biedt, naar de meeste recente inzichten, de grootste garantie voor een fiscaal neutraal karakter van de sanctiemaatregel in de zin van artikel 4.51, tweede lid VCW2021. In zijn brieven (zie hierboven) verzocht Woonpunt Mechelen aan de Vlaamse Regering om desgevallend te verzekeren "dat het geheel van de overdracht fiscaal neutraal is waardoor er geen extra niet-financierbare kosten ingevolge belastingen van welke aard dan ook moeten gedragen worden door Woonpunt Mechelen." De Vlaamse Regering heeft terdege rekening gehouden met die bekommernis: (a) Enerzijds stelt ze vast dat een verplichte fusie - in tegenstelling tot een intrekking van de erkenning van De Vrije Woonst - (onder meer) geen vragen doet rijzen over het al dan niet verschuldigd zijn van de aanslag vermeld in artikel 219bis, § 2, WIB92.(b) Anderzijds vindt een verplichte fusie plaats met belastingneutraliteit in de zin van artikel 211, § 1, vierde lid WIB92.De overnemende vennootschap (Woonpunt Mechelen) is immers een binnenlandse vennootschap en de verrichting beantwoordt aan artikel 183bis WIB92. De vooropgestelde fusie heeft namelijk niet als hoofddoel of als een van de hoofddoelen belastingfraude of -ontwijking. De zakelijke en niet-fiscale redenen die verbonden zijn aan de voorgenomen verplichte fusie, worden hierboven weergegeven onder (i) en staven afdoende dat de verplichte fusie van De Vrije Woonst met een andere sociale huisvestingsmaatschappij (i.c. Woonpunt Mechelen, zie hierna) niet als hoofddoel of één der hoofddoelen belastingfraude of -ontwijking heeft in de zin van artikel 183bis WIB92. Ook inzake btw (artikel 11 en 18, § 3 van het Wetboek btw) en inzake registratierechten (artikel 117 van het Wetboek van Registratierechten) is voldaan aan de voorwaarden voor een toepassing van een belastingvrije overgang van het patrimonium en vermogen.

Zodoende kan de vooropgestelde verplichte fusie met fiscale neutraliteit plaatsvinden. Die vaststelling strookt met het legitieme oogmerk van de Vlaamse Regering om, voor zover als mogelijk, maximaal te vermijden dat er naar aanleiding van de toepassing van het voorliggend sanctiemechanisme financiële middelen zouden worden onttrokken aan de betrokken sociale huisvestingsmaatschappij. - Om de voornoemde redenen besluit de Vlaamse Regering om de sanctie uit artikel 4.51, tweede lid, 1°, van de VCW2021 op te leggen en De Vrije Woonst te verplichten tot een fusie met een andere erkende sociale huisvestingsmaatschappij. Ter zake is de erkende sociale huisvestingsmaatschappij Woonpunt Mechelen, met ondernemingsnummer 0403.607.397, en zetel te 2800 Mechelen, Lijsterstraat 6, de aangewezen woonactor om mee te fusioneren. Die sociale huisvestingsmaatschappij is namelijk al actief in Mechelen en vormt, mede door haar ervaring, de woonactor die de sociale huisvesting in die regio kan voortzetten. - Oorspronkelijk beschikte De Vrije Woonst over drie publieke aandeelhouders, een ere-aandeelhouder en enkele honderden aandeelhouders-sociale huurders. In artikel 208, eerste lid, van het decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen van 9 juli 2021 wordt echter bepaald dat sociale huurders die ingeschreven hebben op aandelen ter vervanging van een huurwaarborg geacht worden van rechtswege uit te treden met die aandelen. Het scheidingsaandeel waarop de sociale huurder recht heeft, wordt van rechtswege omgeboekt tot een huurwaarborg. Sinds de inwerkingtreding van het voornoemde decreet van 9 juli 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/07/2021 pub. 10/09/2021 numac 2021021712 bron vlaamse overheid Decreet houdende houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen sluiten op 20 september 2021 heeft De Vrije Woonst dan ook van rechtswege geen aandeelhouders-sociale huurders meer. - In het vermelde arrest van 20 maart 2019Relevante gevonden documenten type arrest prom. 20/03/2019 pub. 27/03/2019 numac 2019011340 bron federale overheidsdienst financien Besluit van de Voorzitter van het Directiecomité tot wijziging van het besluit van de Voorzitter van het Directiecomité van 9 december 2015 tot oprichting van de KMO Centra en het Centrum Buitenland binnen de Administratie Kleine en Middelgrote Ondernemingen van de Algemene Administratie van de Fiscaliteit en tot vaststelling van hun zetel en hun materiële en territoriale bevoegdheid zoals gewijzigd door de besluiten van de Voorzitter van het Directiecomité van 28 juni 2016, 2 december 2016, 8 december 2017, 24 januari 2018, 11 juli 2018 en 14 september 2018 sluiten (rolnummer 2012/AR/1597) oordeelde het hof van beroep van Brussel dat de sociale huisvestingsmaatschappij De Vrije Woonst sedert 1982 in vereffening is en minstens sedert 1 juli 1999 vereffend moest worden. Wegens inbreuken op de erkenningsvoorwaarden door De Vrije Woonst beslist de Vlaamse Regering nu om de sanctie van artikel 4.51, tweede lid, 1° VCW 2021 toe te passen en De Vrije Woonst verplicht te laten fuseren met Woonpunt Mechelen.

Echter, volgens het vennootschapsrecht is een fusie van een vennootschap in staat van vereffening in principe niet mogelijk.

Artikel 12:12 van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV 2019) voorziet echter een uitzondering.Een fusie van een vennootschap in staat van vereffening kan nog plaatsvinden, zolang de vennootschap nog geen begin heeft gemaakt met de uitkering van haar vermogen aan haar vennoten of aandeelhouders. Daarbij worden alle taken die normaal gezien toekomen aan het bestuursorgaan uitgeoefend door de vereffenaar.

De verplichte fusie zal dus worden geïmplementeerd door een combinatie van de VCW2021 en het federale ondernemings- en vennootschapsrecht. De verhouding tussen gewestelijke en federale wetgevende bepalingen wordt geregeld in artikel 4.37 VCW2021. Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) zal slechts van toepassing zijn voor zover de VCW 2021 daarvan niet afwijkt.

Immers, ter verduidelijking: in het kader van arrest nr. 64/2015 van 21 mei 2015 sprak het Grondwettelijk Hof zich in antwoord op een prejudiciële vraag uit over de bevoegdheid van de Vlaamse decreetgever om in het kader van het gewestelijk huisvestingsbeleid af te wijken van het federale vennootschapsrecht. Het Hof kwam tot de conclusie dat de Vlaamse decreetgever mocht afwijken om vorm trachten te geven aan het grondwettelijk recht op behoorlijke huisvesting (artikel 23, derde lid, 3° Grondwet). Aangezien de sociale huisvestingsmaatschappijen worden beschouwd als de bevoorrechte uitvoerders van het Vlaamse woonbeleid, en rekening houdend met de aanzienlijke middelen die de Vlaamse overheid in de sector investeert, bestond er geen bezwaar tegen een bescherming van dat publieke belang, afwijkend van het vennootschapsrecht.

Maar in het kader van de huidige oefening wordt er wel degelijk van uit gegaan dat de ter zake relevante bepalingen van de VCW 2021 en het WVV onderling verenigbaar zijn. - Zoals gesteld, beoogt de verplichte fusie in dit geval om een einde te stellen aan een reeks manifeste fundamentele inbreuken op de VCW2021 en zijn uitvoeringsbesluiten. Die fundamentele inbreuken op de VCW2021 zijn (ten dele) het gevolg van een jarenlange historische scheefgroei, en De Vrije Woonst kan die onwettige situatie op dit moment zelf niet (meer) rechtzetten door de VCW2021 en zijn uitvoeringsbesluiten eenvoudigweg onverkort toe te passen; aldus door maatregelen te nemen die minder verregaand zijn dan de sancties, vermeld in artikel 4.51, tweede lid VCW2021. Als de Vlaamse Regering nu - in een dergelijke situatie, ter remediëring van een situatie van historische scheefgroei - een sanctie neemt overeenkomstig artikel 4.51, tweede lid VCW2021 (i.c. een verplichte fusie), veronderstelt dat noodzakelijk de bevoegdheid om in het kader daarvan flankerende overgangsmaatregelen aan te nemen die, voor zover als nodig, bijvoorbeeld tijdelijk kunnen afwijken van de algemene bepalingen van het Besluit VCW2021. Deze bevoegdheid blijkt ook uit artikel 4.51, vijfde lid VCW2021, waarin wordt bevestigd dat de Vlaamse Regering - met behoud van de toepassing van artikel 4.52 en 4.53 VCW2021 - (onder meer) `de nadere regelen' kan vaststellen voor het opleggen van de sancties, vermeld in artikel 4.51, tweede lid VCW2021 (aldus, eveneens voor het opleggen van een verplichte fusie). Daarmee biedt de decreetgever aan de Vlaamse Regering het nodige instrumentarium om de voorliggende knoop `te ontwarren'. Een onmiddellijke en onverkorte toepassing van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 (BVCW2021) op het sociaal patrimonium van De Vrije Woonst en/of haar zittende huurders, in het kader van de implementatie van de opgelegde sanctie, zou integendeel op gespannen voet staan met het vertrouwensbeginsel, met het rechtszekerheidsbeginsel, met het redelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, met het recht op wonen van de zittende huurders en met het gelijkheidsbeginsel (ongelijke situaties mogen niet zomaar gelijk worden behandeld, en overgangsmaatregelen kunnen noodzakelijk worden geacht om een categorie van rechtsonderhorigen die zich in een uitzonderlijke uitgangssituatie bevinden te laten ressorteren onder de algemene regelgeving). Ook in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en de Raad van State wordt (inzake de tijdelijke handhaving van de gevolgen van onwettige bestuurshandelingen) aanvaard dat onder meer de beginselen van rechtszekerheid of de continuïteit van de openbare dienst in gemotiveerde omstandigheden voorrang kunnen hebben op een strikte toepassing van het legaliteitsprincipe. Met name moet er in soortgelijke omstandigheden gezocht worden naar een billijk evenwicht, dat door de overheid gerespecteerd moet worden, tussen "het belang dat elke situatie die strijdig is met het recht, wordt verholpen en de bekommernis dat bestaande toestanden en gewekte verwachtingen na verloop van tijd niet meer in het gedrang worden gebracht" (GwH, nr. 18/2021, 9 februari 2012). In dit geval rechtvaardigt de uitzonderlijke, maar onwettige, situatie van De Vrije Woonst het treffen van de tijdelijke overgangsmaatregelen, ten bate van de zittende huurders van De Vrije Woonst en/of de overnemende vennootschap, die zijn opgenomen in artikel 3 tot 7 van het voorliggende besluit. Die overgangsmaatregelen zijn het resultaat van een belangenafweging tussen enerzijds het oogmerk van de Vlaamse Regering om de onwettige situatie zo snel als mogelijk te regulariseren, en anderzijds de gerechtvaardigde bekommernis van de zittende huurders van De Vrije Woonst en/of van Woonpunt Mechelen dat dat (op bepaalde punten) gradueel gebeurt, zodat ze niet van de ene op de andere dag geconfronteerd worden met een onverkorte toepassing van de VCW2021 en het BVCW2021. Het gaat om de volgende billijke overgangsmaatregelen die aansluiten bij de overgangsmaatregelen die zijn voorgesteld door zowel De Vrije Woonst als Woonpunt Mechelen in de voormelde brieven aan de Vlaamse Regering, en die deze sociale huisvestingsmaatschappijen - zoals blijkt uit die brieven - zelf redelijk en haalbaar achten: (i) De overnemende vennootschap zal ingevolge artikel 3 van het besluit met elke zittende huurder een nieuwe huurovereenkomst voor onbepaalde duur sluiten.Dit betreft een afwijking op het reguliere kader. Sociale huurders die reeds huurder waren vóór 1 maart 2017 behouden in lijn met het principe, vermeld in artikel 6.28, vierde lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 hun huurovereenkomst van onbepaalde duur. Sociale huurders die huurder zijn geworden vanaf 1 maart 2017, hadden volgens het sociaal huurstelsel een huurovereenkomst van bepaalde duur moeten krijgen. De bestuurders van De Vrije Woonst bleven echter nog steeds huurovereenkomsten van onbepaalde duur sluiten. Om het vertrouwen van de huurders niet te schenden, wordt in afwijking van artikel 6.28, eerste lid, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 in artikel 3 van het besluit bepaald dat de overnemende sociale verhuurder ook met deze huurders een huurovereenkomst van onbepaalde duur sluit. (ii) Vervolgens wordt in artikel 4 van het besluit een afwijking voorzien op het vlak van de sociale huurprijs. De huurders van De Vrije Woonst betaalden allen een inkomensonafhankelijke huurprijs van 125 euro per maand. Zij moesten in ruil voor deze lage maandelijkse huurprijs zelf instaan voor een groot deel van de verhuurdersherstellingen, hetgeen tot gevolg heeft dat de huurders zelf in meerdere of mindere mate investeringen aan hun woning hebben gedaan. Het voorliggend besluit beoogt om de voorliggende situatie zo snel mogelijk te regulariseren richting een huurprijsberekening die volgens het sociaal huurstelsel op sociale huisvestingsmaatschappijen van toepassing is, maar ook hier wordt een billijke overgangsbepaling in acht genomen. Met toepassing van artikel 6.55, eerste lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 zal voor elke betrokken sociale huurwoning afzonderlijk de marktwaarde worden opgenomen in de nieuwe sociale huurovereenkomst die de overnemende sociale verhuurder zal sluiten met de huurders. Met toepassing van artikel 6.55, tweede lid, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 zal deze (geïndexeerde) marktwaarde gehanteerd worden tot aan het negende jaar na het aangaan van de huurovereenkomst. Een afwijking om een vlotte overgang naar de toepassing van het reguliere sociale huurstelsel mogelijk te maken, is de bevriezing van de maandelijkse huurprijs op 125 euro per maand gedurende drie jaar (artikel 4, eerste lid van het besluit), te rekenen vanaf 1 januari 2021. Deze datum werd gekozen om een evenwicht te houden tussen enerzijds de historische situatie van de huurders en anderzijds het respect voor de vigerende regelgeving. Deze huurprijs is inclusief de vermindering van onroerende voorheffing, als de huurder of een van zijn gezinsleden daar recht op heeft, zoniet zouden de betrokkenen een extra (overtollig) voordeel genieten, bovenop de voornoemde billijke overgangs(gunst)maatregel van de bevriezing op 125 euro per maand. De eerste drie jaar blijft de huurprijs voor de huurders dus ongewijzigd ten opzichte van de huurprijs die de huurders momenteel betalen. Er vindt dus ook geen jaarlijkse indexatie plaats.

Vanaf het vierde jaar wordt overgeschakeld op de reguliere sociale huurprijsberekening. Zodra de huurders een inkomensgerelateerde huurprijs betalen (vanaf het vierde jaar), kunnen zij echter de door hen gedane investering aan de sociale huurwoning gespreid recupereren (artikel 4, tweede lid van het besluit). Zolang zij nog een bedrag te recupereren hebben, blijft de huurprijs de facto begrensd op 125 euro per maand. In de GSC-berekening (betreffende de Gewestelijke Sociale Correctie) wordt evenwel rekening gehouden met theoretische huurinkomsten, die op een andere manier worden berekend, nl. op basis van de aangepaste huurprijs op basis van de reguliere sociale huurprijsberekening. Om de overnemende sociale verhuurder niet te benadelen voor de overname van de huurwoningen van DVW in de GSC-berekening wordt in het derde lid van artikel 4 bepaald dat in de plaats van de aangepaste huurprijs (vermeld in artikel 6.52 BVCW) rekening wordt gehouden met de huurprijs die aangerekend wordt (niet de effectief geïnde huurprijs) conform het eerste en tweede lid. De lagere huurprijs is immers een beslissing van de Vlaamse Regering, die bij de berekening van de GSC in het nadeel zou spelen van de overnemende sociale verhuurder. Door deze aanpassing wordt dit nadeel gecompenseerd. (iii) Daarnaast bepaalt artikel 5 dat, uitzonderlijk en bij wege van gunstmaatregel in het kader van de billijke overgangsmaatregelen, aan de sociale huurders van De Vrije Woonst de mogelijkheid zal geboden worden om de investeringen te recupereren die zij hebben gedaan en dewelke nog niet zijn afgeschreven. Hierbij wordt, met het oog op het vrijwaren van het gelijkheidsbeginsel, rekening gehouden met twee mogelijke hypotheses: enerzijds de situatie van de sociale huurwoningen die verder worden verhuurd en anderzijds de situatie van de sociale huurwoningen die worden verkocht aan de zittende huurder.

In beide hypotheses gebeurt een verrekening van afschrijvingen en bestaat er geen begrenzing van de waarde, noch hoeft het te gaan over investeringen die geleid hebben tot conformiteit van de woning. Gelet op de historische scheefgroei en de (weliswaar foutieve) verwachting van de sociale huurders dat de woning levenslang aan hen zou toebehoren (een onjuiste verwachting die deels voortvloeide uit het ontbreken van rechtsgeldige gecoördineerde statuten binnen De Vrije Woonst), wordt het billijk geacht om ter zake geen grenzen te stellen aan de terugbetaling van de door deze sociale huurders verrichte investeringen. Met het oog op bewijs, is het vanzelfsprekend gepast dat de betrokken huurders wel uitgenodigd worden om terzake facturen en stavingsdocumenten voor te leggen. Een onafhankelijke deskundige kan vervolgens het te compenseren bedrag vaststellen. De vereffenaar of de overnemende sociale verhuurder kan zodoende vervolgens een voorstel doen aan de sociale huurder, met vermelding van de mogelijkheid om verhaal in te dienen bij de toezichthouder, wanneer deze het niet eens zou zijn met het voorgestelde compensatiebedrag. (iv) Artikel 6 vervolgens, regelt het lot van de eventuele nog niet gerecupereerde investeringen bij een beëindiging van de huurovereenkomst. Indien de huurder de huurovereenkomst zelf beëindigt (toepassing van artikel 6.34 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021) of wanneer de overnemende sociale verhuurder de huurovereenkomst beëindigt omwille van contractuele wanprestatie (toepassing van artikel 6.33 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021), vervalt het recht van de huurder op recuperatie van de niet-afgeschreven investering - dit ten gevolge van de eigen keuze van de huurder om zijn hoedanigheid van sociale huurder (en de daarmee verbonden overgangsregeling) te beëindigen, dan wel ten gevolge van de eigen toerekenbare fout van de huurder. Indien de verhuurder daarentegen - buiten de wil om van de sociale huurder - opzegt wegens overbezetting of omwille van de grondige renovatie van de sociale huurwoning, is het in het licht van de overgangsbepalingen billijk dat de huurder het gedeelte van de niet-afgeschreven investeringen (dat nog niet werd gerecupereerd via een korting op de sociale huurprijs volgens artikel 4, tweede lid).

Daarmee worden de openstaande bedragen volledig vereffend. Bij een beëindiging van de huurovereenkomst wegens overbezetting of omwille van de grondige renovatie van de sociale huurwoning, heeft de huurder het recht om door de sociale verhuurder te worden geherhuisvest. Om te vermijden dat de overgangsregeling doorwerkt naar de nieuwe sociale huurovereenkomst voor de nieuwe sociale huurwoning, wordt er afgerekend en zal voor de nieuwe sociale huurwoning de normale huurprijsberekening integraal worden toegepast. De huurder heeft uiteraard ook het recht om niet in te gaan op het herhuisvestingsaanbod van de verhuurder. Ook in dat geval wordt er afgerekend en ontvangt de huurder het gedeelte van de niet-afgeschreven investering dat nog niet werd gerecupereerd via een korting op de sociale huurprijs. (v) Tot slot bepaalt artikel 7 bij wege van overgangsmaatregel dat de overnemende sociale verhuurder een korting toekent op de verkoopprijs ten bedrage van het nog niet-afgeschreven en niet via de huurprijs gerecupereerde gedeelte van de investering, zoals vermeld in het artikel 5.Bij de verkoop van een sociale huurwoning aan de zittende huurder (na de uitoefening van het kooprecht van de zittende huurder of vrijwillig door de overnemende sociale verhuurder) is de koopprijs immers in principe de venale waarde van de woning. Aangezien de venale waarde van de woning hoger zal liggen wanneer de huurder bepaalde investeringen heeft uitgevoerd aan die woning, is het logisch en billijk dat deze investeringen in voorliggend geval worden verrekend bij de vaststelling van de koopprijs. - Overeenkomstig artikel 4.53, tweede lid VCW2021 wordt het voorliggend besluit tot verplichte fusie met een andere sociale huisvestingsmaatschappij betekend aan De Vrije Woonst, en zal dit besluit uitwerking hebben vanaf de dag van de betekening ervan. Met het oog op de publiciteit en tegenwerpelijkheid ervan, wordt dit besluit ook betekend aan Woonpunt Mechelen en wordt het bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Tegen het voorliggend besluit kan binnen de geijkte termijn een beroep worden ingesteld bij de Raad van State.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

Artikel 1.De sociale huisvestingsmaatschappij De Vrije Woonst, cvba met sociaal oogmerk, met ondernemingsnummer 0403.635.311, met zetel te 2800 Mechelen, Vrijewoonstplein 7, is verplicht om te fusioneren met de sociale huisvestingsmaatschappij Woonpunt Mechelen, cvba met sociaal oogmerk, met ondernemingsnummer 0403.607.397, met zetel te 2800 Mechelen, Lijsterstraat 6, hierna de overnemende vennootschap te noemen.

Art. 2.De verplichte fusie wordt door De Vrije Woonst en de overnemende vennootschap geïmplementeerd via een gecombineerde toepassing van artikel 4.51, tweede lid, 1° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zoals van kracht op 19 september 2021, en artikel 12:12 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.

Art. 3.De overnemende vennootschap sluit met elke zittende huurder een nieuwe huurovereenkomst voor onbepaalde duur.

Art. 4.In afwijking van boek 6, deel 9, titel 1 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, hanteren De Vrije Woonst, en daarna de overnemende vennootschap, met ingang vanaf 1 januari 2021 gedurende drie jaar een maandelijkse huurprijs van 125 euro, voor het verhuren van de sociale woningen van De Vrije Woonst aan de huurders die op datum van de betekening van dit besluit aan De Vrije Woonst een sociale woning huren van De Vrije Woonst. Deze huurprijs is inclusief de vermindering van onroerende voorheffing, vermeld in titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 5, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, als de huurder of een van zijn gezinsleden daar recht op zou hebben.

De huurprijs, vermeld in het eerste lid, wordt vanaf 1 januari 2024 door de overnemende vennootschap vastgesteld conform boek 6, deel 9, titel 1 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. De overnemende vennootschap beperkt de maandelijkse huurprijs evenwel tot 125 euro, zolang de huurder nog recht heeft op compensatie wegens gedane niet-verrekende en niet-afgeschreven investeringen, vastgesteld volgens artikel 5 van dit besluit.

In afwijking van artikel 5.75, § 1, tweede lid van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021 wordt voor de vaststelling van de theoretische huurinkomsten voor de berekening van de gewestelijke sociale correctie in plaats van de aangepaste huurprijs, vermeld in artikel 6.52 van het voormelde besluit, rekening gehouden met de huurprijs, vermeld in het eerste en tweede lid, met inbegrip van eventueel toegepaste verrekening in de huurprijs van gedane investeringen, vermeld in artikel 5 van dit besluit.

Art. 5.Alle door de huurder, vermeld in artikel 3 van dit besluit, verrichte niet-verrekende en niet-afgeschreven investeringen die hebben bijgedragen tot de huidige waarde van de sociale huurwoning worden gecompenseerd, ofwel via verrekening in de verkoopprijs, volgens artikel 7 van dit besluit, indien de huurder de betrokken woning koopt van De Vrije Woonst of de overnemende vennootschap, ofwel via verrekening in de huurprijs, volgens artikel 4, tweede lid van dit besluit.

Art. 6.Als de overnemende vennootschap, als verhuurder, met toepassing van artikel 6.33 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 of de huurder, met toepassing van artikel 6.34 van de voormelde codex, de huurovereenkomst, vermeld in artikel 3 van dit besluit, beëindigt, verliest de huurder het recht op compensatie wegens niet-verrekende en niet-afgeschreven investeringen, vastgelegd in artikel 5 van dit besluit.

Als de overnemende vennootschap, als verhuurder, de huurovereenkomst, vermeld in artikel 3 van dit besluit, beëindigt omdat de sociale huurwoning niet meer voldoet aan de normen, vermeld in artikel 3.1, § 1, vierde lid van de Vlaamse Codex Wonen van 2021, zonder dat dat te wijten is aan meerderjarige personen die na de aanvang van de huurovereenkomst zijn komen inwonen of omdat de verhuurder sloop-, renovatie- of aanpassingswerkzaamheden aan de sociale huurwoning noodzakelijk acht, betaalt de overnemende vennootschap aan de huurder het deel van de gedane niet-verrekende en niet-afgeschreven investeringen dat nog niet via de huurprijs is gecompenseerd.

Art. 7.Als de overnemende vennootschap of De Vrije Woonst de sociale huurwoning verkoopt aan de huurder, vermeld in artikel 3, kent de overnemende vennootschap of De Vrije Woonst een korting toe op de verkoopprijs voor het bedrag dat gelijk is aan het deel van de gedane niet-verrekende en niet-afgeschreven investeringen dat nog niet via de huurprijs is gecompenseerd.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het woonbeleid, maakt dit besluit bekend in het Belgisch Staatsblad en betekent het aan De Vrije Woonst en aan Woonpunt Mechelen.

Art. 9.De Vrije Woonst en Woonpunt Mechelen kunnen tegen dit besluit bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een beroep tot nietigverklaring en, in voorkomend geval, een vordering tot schorsing instellen binnen zestig dagen na de betekening van dit besluit. Daarvoor moet een verzoekschrift aangetekend verstuurd worden naar de griffie van de Raad van State, Wetenschapsstraat 33 te 1040 Brussel, of ingediend worden volgens de elektronische procedure (zie daarvoor de rubrieken "e-procedure" en "procedure" op de website van de Raad van State - http://www.raadvst-consetat.be/).

Alle overige belanghebbenden kunnen tegen dit besluit bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een beroep tot nietigverklaring en, in voorkomend geval, een vordering tot schorsing instellen binnen zestig dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. Daarvoor moet een verzoekschrift aangetekend verstuurd worden naar de griffie van de Raad van State, Wetenschapsstraat 33 te 1040 Brussel, of ingediend worden volgens de elektronische procedure (zie daarvoor de rubrieken "e-procedure" en "procedure" op de website van de Raad van State - http://www.raadvst-consetat.be/).

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het woonbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 februari 2022.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Wonen en Onroerend Erfgoed, M. DIEPENDAELE

^