Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 25 april 2025
gepubliceerd op 15 mei 2025

Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993

bron
vlaamse overheid
numac
2025003614
pub.
15/05/2025
prom.
25/04/2025
ELI
eli/besluit/2025/04/25/2025003614/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2025. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; - het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993, artikel 6, § 3, artikel 7, § 2, vervangen bij het samenwerkingsakkoord van 17 december 2015, artikel 8, § 2, artikel 9, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 17 december 2015, artikelen 10, 11, 14, § 2, artikel 15, § 2, 20, § 2, en artikel 24, § 2, vervangen bij het samenwerkingsakkoord van 17 december 2015.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 13 november 2023; - De Raad van State heeft advies 76.511 gegeven op 19 juni 2024; - De Vlaamse Toezichtcommissie heeft advies 2024/071 gegeven op 17 december 2024.

Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993; - het decreet van 24 oktober 1996 tot goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens en van drie bijlagen, ondertekend in Parijs op 13 januari 1993; - het decreet van 4 juli 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/07/2008 pub. 29/08/2008 numac 2008202907 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs, op 13 januari 1993 sluiten houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs, op 13 januari 1993; - het decreet van 8 juli 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/07/2016 pub. 22/08/2016 numac 2016036201 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 17 december 2015 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993 (1) sluiten houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 17 december 2015 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie en Industrie, Buitenlandse Zaken, Digitalisering en Facilitair Management.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° CAS-registratienummer: het CAS-registratienummer, vermeld in artikel III, eerste lid, e), van het verdrag;2° DCSG: de Dienst Controle Strategische Goederen binnen het departement;3° departement: het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken, vermeld in artikel 17, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;4° inrichting: de inrichting, vermeld in artikel 2, 9°, van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007;5° invoerder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht heeft te beslissen over de ontvangst uit een ander land van chemische stoffen van lijst 1, 2 en 3;6° lijst 1: de lijst 1, vermeld in onderdeel B van de bijlage inzake stoffen bij het verdrag;7° lijst 2: de lijst 2, vermeld in onderdeel B van de bijlage inzake stoffen bij het verdrag;8° lijst 3: de lijst 3, vermeld in onderdeel B van de bijlage inzake stoffen bij het verdrag;9° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid;10° onderscheiden organische stoffen: de onderscheiden organische stoffen, vermeld in afdeling 1, § 4, van de verificatiebijlage;11° PSF-stoffen: de PSF-stoffen, vermeld in afdeling IX, § 1, van de verificatiebijlage;12° samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007: het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993;13° secretaris-generaal: de secretaris-generaal van het departement;14° uitvoerder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht heeft te beslissen over de verzending van een chemische stof van lijst 1, 2 of 3 naar een ontvanger in een ander land;15° verdrag: het verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993;16° verificatiebijlage: de bijlage inzake uitvoering en verificatie bij het verdrag.

Art. 2.Een personeelslid van de DCSG neemt deel aan het ad-hoccomité, vermeld in artikel 14, § 1, van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007.

Een personeelslid van de DCSG voert de taken uit, vermeld in artikel 15, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007, als de geïnspecteerde inrichting zich bevindt op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.

Art. 3.Alle correspondentie tussen de uitbater van een inrichting en de DCSG of de secretaris-generaal verloopt volgens een van de volgende betekeningswijzen: 1° een aangetekende brief;2° een afgifte tegen ontvangstbewijs; 3° langs elektronische weg conform artikel II.22 tot en met II.23/1 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten.

Als de DCSG een formulier ter beschikking stelt op haar website, gebruikt de aanvrager van een ontheffing als vermeld in artikel 4, het voormelde formulier voor die aanvraag.

HOOFDSTUK 2. - Chemische stoffen van lijst 1 Afdeling 1. - Ontheffingen


Art. 4.Wie een inrichting uitbaat op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, kan aan de DCSG een ontheffing vragen van het verbod op het produceren, anderszins verwerven, opslaan, in bezit houden of gebruiken van chemische stoffen van lijst 1 als de productie, verwerving, opslag of het bezit of gebruik, uitsluitend voor onderzoeksdoeleinden, medische of farmaceutische doeleinden is.

Om ontvankelijk te zijn, bevat de aanvraag, vermeld in het eerste lid, de gegevens, vermeld in afdeling VI, § 17, van de verificatiebijlage.

Art. 5.§ 1. Als een aanvraag als vermeld in artikel 4, eerste lid, ontvankelijk is conform artikel 4, tweede lid, formuleert de DCSG een advies en stuurt dat door naar de minister die over de ontheffing, vermeld in artikel 4, beslist. § 2. De minister kan in de beslissing tot ontheffing, vermeld in paragraaf 1, de volgende specifieke voorwaarden opleggen: 1° maximumhoeveelheden voorschrijven voor het produceren, anderszins verwerven, opslaan, in bezit houden of gebruiken van chemische stoffen van lijst 1;2° het doel, dat de uitbater nastreeft met de activiteiten, aan voorwaarden verbinden. § 3. Als de minister een negatief advies of specifieke voorwaarden als vermeld in paragraaf 2, overweegt, brengt de DCSG de uitbater op de hoogte van: 1° de redenen voor de overweging;2° als dat van toepassing is, een beschrijving van de overwogen specifieke voorwaarden;3° het recht van de uitbater om zijn verweermiddelen mee te delen en te vragen om gehoord te worden. De uitbater bezorgt binnen vijftien dagen na de dag waarop hij de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, de DCSG zijn verweermiddelen en deelt mee of hij gehoord wil worden.

Bij een hoorzitting brengt de DCSG verslag uit bij de minister over de hoorzitting. § 4. Binnen vijftien dagen na de datum waarop de minister de aanvraag, vermeld in artikel 4, heeft ontvangen, beslist de minister over de ontheffing en bezorgt hij zijn beslissing aan de uitbater.

Als de minister een negatief advies of specifieke voorwaarden als vermeld in paragraaf 2, overweegt, beslist de minister in afwijking van het eerste lid binnen vijftien dagen na een van de volgende momenten: 1° nadat de uitbater de DCSG heeft geïnformeerd dat hij geen verweermiddelen indient en dat hij niet zal vragen om gehoord te worden;2° nadat de minister de verweermiddelen heeft ontvangen, als de uitbater verweermiddelen aan de DCSG bezorgt, conform paragraaf 3, tweede lid;3° na de hoorzitting, vermeld in paragraaf 3, derde lid;4° na de termijn van paragraaf 3, tweede lid, als de uitbater niet reageert op de kennisgeving, vermeld in paragraaf 3, eerste lid. De minister kan de termijn, vermeld in het eerste of het tweede lid, verlengen tot veertig dagen of, als het dossier zeer complex is, tot vier maanden. De minister brengt de uitbater op de hoogte van de voormelde verlenging en hij motiveert de verlenging. § 5. Bij weigering van een aanvraag tot ontheffing of als specifieke voorwaarden als vermeld in paragraaf 2, worden opgelegd, brengt de DCSG de uitbater op de hoogte van de redenen daarvoor. § 6. Als de uitbater na een negatieve beslissing over nieuwe elementen beschikt die een ontheffing kunnen rechtvaardigen, kan hij een nieuwe aanvraag tot ontheffing indienen als vermeld in artikel 4.

Art. 6.§ 1. In de volgende gevallen kan de minister de ontheffing, vermeld in artikel 4, eerste lid, intrekken of beperken: 1° de uitbater leeft de specifieke voorwaarden van de ontheffing, vermeld in artikel 5, § 2, niet na;2° de uitbater verstrekt de aangiften, vermeld in afdeling 2 en 3, niet;3° het is nodig voor de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van het Vlaamse Gewest of van het koninkrijk België of om redenen van openbare orde of veiligheid. § 2. Als de minister overweegt de ontheffing, vermeld in artikel 4, eerste lid, in te trekken of beperken, brengt de DCSG de uitbater daarvan op de hoogte. De voormelde kennisgeving bevat de volgende elementen: 1° de situatie, vermeld in paragraaf 1, die aanleiding geeft tot de overweging;2° als dat van toepassing is, een beschrijving van de voorgenomen beperking van de ontheffing;3° als dat van toepassing is, de maatregelen die de minister overweegt te verbinden aan de beperking;4° het recht van de uitbater om zijn verweermiddelen mee te delen en te vragen om gehoord te worden;5° het recht van de uitbater om maatregelen te nemen om de situatie, vermeld in punt 1°, te remediëren en om die maatregelen mee te delen. De ontheffing is geschorst vanaf de datum waarop de uitbater de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, tot de minister definitief beslist over de intrekking of beperking. § 3. Binnen vijftien dagen vanaf de dag waarop hij de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, heeft ontvangen, bezorgt de uitbater de DCSG zijn verweermiddelen of een beschrijving van de genomen remediëringsmaatregelen en deelt mee of hij gehoord wil worden.

Bij een hoorzitting brengt de DCSG verslag uit aan de minister over de hoorzitting. § 4. De minister beslist over de intrekking of de beperking van de ontheffing, vermeld in artikel 4, eerste lid, en bezorgt de beslissing aan de uitbater binnen vijftien dagen na een van de volgende momenten: 1° nadat de uitbater de DCSG heeft geïnformeerd dat hij geen verweermiddelen of een beschrijving van remediëringsmaatregelen indient en hij niet vraagt om gehoord te worden;2° nadat de minister de verweermiddelen of de beschrijving van de remediëringsmaatregelen, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, heeft ontvangen;3° na de hoorzitting, vermeld in paragraaf 3, tweede lid;4° na de termijn, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, als de uitbater niet reageert op de kennisgeving, vermeld in paragraaf 2, eerste lid. De beslissing, vermeld in het eerste lid, bevat, als dat van toepassing is, een beschrijving van de beperking van de ontheffing of van de bijkomende remediëringsmaatregelen.

De minister kan de termijn, vermeld in het eerste lid verlengen tot veertig dagen of, als het dossier zeer complex is, tot vier maanden.

De minister brengt de uitbater op de hoogte van de voormelde verlenging en hij motiveert de verlenging. § 5. Als de uitbater na de beslissing, vermeld in paragraaf 4, remediëringsmaatregelen neemt, kan hij een nieuwe aanvraag tot ontheffing indienen als vermeld in artikel 4. Afdeling 2. - Aangiften van productie, verwerking en verbruik


Art. 7.§ 1. De uitbater van een inrichting die stoffen van lijst 1 produceert, bezorgt jaarlijks voor 1 maart van het lopende kalenderjaar aan de DCSG de volgende gegevens van het vorige kalenderjaar: 1° de gegevens, vermeld in afdeling VI, § 15, van de verificatiebijlage, als de productie plaatsvindt in een afzonderlijke kleinschalige inrichting;2° de gegevens, vermeld in afdeling VI, § 19, van de verificatiebijlage, als de productie plaatsvindt in andere inrichtingen. § 2. De uitbater, vermeld in paragraaf 1, bezorgt jaarlijks, voor 15 oktober van het lopende kalenderjaar, aan de DCSG al de volgende gegevens over het komende kalenderjaar: 1° de gegevens, vermeld in afdeling VI, § 16, van de verificatiebijlage, als de productie plaatsvindt in een afzonderlijke kleinschalige inrichting;2° de gegevens, vermeld in afdeling VI, § 20, van de verificatiebijlage, als de productie plaatsvindt in andere inrichtingen. Als veranderingen ten opzichte van de eerdere aangifte worden overwogen, deelt de uitbater, vermeld in paragraaf 1, de overwogen veranderingen mee aan de DCSG binnen zeven maanden vóór de geplande datum van de veranderingen. § 3. Een uitbater van een inrichting op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, die een ontheffing als vermeld in artikel 4, eerste lid, heeft, waar voor het eerst de productie, verwerking of het verbruik van chemische stoffen van lijst 1 gepland wordt, dient een aangifte in minstens zeven maanden voor de aanvang van de activiteit. Afdeling 3. - Aangiften van overdracht


Art. 8.§ 1. Wie een ontheffing als vermeld in artikel 4, eerste lid, heeft, brengt de DCSG met een aangifte op de hoogte van iedere overdracht van chemische stoffen van lijst 1 die bestemd is voor of afkomstig is van een inrichting die door het Vlaamse Gewest is vergund ten minste vijfenveertig dagen voor de overdracht.

De aangifte, vermeld in het eerste lid, bevat naast de gegevens, vermeld in afdeling VI, § 6, van de verificatiebijlage, al de volgende gegevens: 1° de vooropgestelde datum van overdracht;2° het nummer van de uitvoer- of invoervergunning, als dat beschikbaar is. In afwijking van het eerste lid geeft de uitbater van de inrichting de overdracht, voor medische of diagnostische doeleinden, van de chemische stof Saxitoxine in hoeveelheden die gelijk zijn aan of kleiner zijn dan 5 milligram, uiterlijk drie dagen voor die overdracht aan. § 2. De uitbater bezorgt jaarlijks voor 1 maart van het lopende kalenderjaar de DCSG de informatie, vermeld in afdeling VI, § 6, van de verificatiebijlage, over het vorige kalenderjaar.

HOOFDSTUK 3. - Chemische stoffen van lijst 2

Art. 9.§ 1. Wie een inrichting uitbaat op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, waarin chemische stoffen van lijst 2 het vorige kalenderjaar zijn geproduceerd, verwerkt of verbruikt of naar verwachting het komende kalenderjaar zullen worden geproduceerd, verwerkt of verbruikt in de minimale hoeveelheden, vermeld in afdeling VII, § 3, van de verificatiebijlage, dient de volgende aangiften in bij de DCSG, conform afdeling VII, § 6 tot en met § 8, van de verificatiebijlage binnen de volgende termijnen: 1° een jaarlijkse aangifte van verrichte activiteiten uiterlijk op 1 maart van het lopende kalenderjaar;2° een jaarlijkse aangifte van geplande activiteiten uiterlijk op 15 oktober van het jaar vóór het jaar waarin de activiteiten gepland zijn;3° als dat van toepassing is, een aangifte van nieuwe activiteiten die, na de jaarlijkse aangifte van de geplande activiteiten, gepland zijn uiterlijk twintig dagen voor de aanvang van die activiteiten. Wie voor het eerst de productie, de verwerking of het verbruik van chemische stoffen van lijst 2 plant in een inrichting op het grondgebied van het Vlaamse Gewest in de minimale hoeveelheden, vermeld in afdeling VII, § 3, van de verificatiebijlage, dient een aangifte in bij de DCSG binnen twintig dagen voor de aanvang van de activiteiten. § 2. Conform afdeling VII, § 5, van de verificatiebijlage is paragraaf 1 van dit artikel niet van toepassing voor de productie, de verwerking of het verbruik van mengsels van chemische stoffen in een van de volgende gevallen: 1° de mengsels bevatten maximaal 1% van een chemische stof van lijst 2A of van lijst 2A*;2° de mengsels bevatten meer dan 1% en maximaal 10% van een chemische stof van lijst 2A of lijst 2A* op voorwaarde dat de jaarlijks geproduceerde, verwerkte of verbruikte hoeveelheid kleiner is dan de volgende hoeveelheden: a) 10 kg van een chemische stof van lijst 2A*;b) 1 ton van een chemische stof van lijst 2A;3° de mengsels bevatten een hoeveelheid die gelijk is aan of kleiner is dan 30% van een chemische stof van lijst 2B.

Art. 10.De invoerder, respectievelijk de uitvoerder die in het vorige kalenderjaar chemische stoffen van lijst 2 heeft in- of uitgevoerd naar of vanuit het Vlaamse Gewest of die chemische stoffen van lijst 2 heeft doorgevoerd, dient daarvoor een aangifte in bij de DCSG uiterlijk op 1 maart van het lopende kalenderjaar.

De aangifte, vermeld in het eerste lid, bevat de volgende informatie: 1° de chemische benaming, de structuurformule en het CAS-registratienummer, als dat toegekend is;2° de ingevoerde, uitgevoerde of doorgevoerde hoeveelheid van chemische stoffen van lijst 2;3° het land waarnaar of van waaruit de chemische stoffen van lijst 2 zijn uitgevoerd of ingevoerd;4° in geval van doorvoer, het land van uitvoer en het land van invoer;5° de naam en het adres van de bestemmeling of de afzender als de bestemmeling of de afzender van de chemische stoffen van lijst 2 een andere is dan de invoerder, respectievelijk de uitvoerder.

Art. 11.Het invoer-, uitvoer- en doorvoerverbod op het grondgebied van het Vlaamse Gewest voor chemische stoffen van lijst 2, dat van toepassing is op landen die geen partij zijn bij het verdrag, geldt niet voor de volgende stoffen: 1° stoffen die, in een verhouding die gelijk is aan of kleiner is dan 1%, een chemische stof van lijst 2A of lijst 2A* bevatten;2° stoffen die, in een verhouding die gelijk is aan of kleiner is dan 10%, een chemische stof van lijst 2B bevatten;3° stoffen die als consumptiegoederen bestemd zijn voor de kleinhandel of voor persoonlijk gebruik. HOOFDSTUK 4. - Chemische stoffen van lijst 3

Art. 12.Wie een inrichting op het grondgebied van het Vlaamse Gewest uitbaat waarin in het vorige kalenderjaar of in het komende kalenderjaar minimaal de hoeveelheden, vermeld in afdeling VIII, § 3, van de verificatiebijlage, van een chemische stof van lijst 3 zijn geproduceerd of naar verwachting zullen worden geproduceerd, bezorgt de DCSG de volgende aangiften binnen de volgende termijnen: 1° de jaarlijkse aangifte van verrichte activiteiten uiterlijk op 1 maart van het lopende kalenderjaar;2° de jaarlijkse aangifte van vooropgestelde activiteiten uiterlijk op 15 oktober van elk jaar vóór het jaar waarin de activiteit wordt verwacht;3° als dat van toepassing is, een aangifte van nieuwe activiteiten die, na de jaarlijkse aangifte van de geplande activiteiten, gepland zijn uiterlijk twintig dagen voor de aanvang van die activiteiten. Een uitbater van een inrichting op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, waar voor het eerst de productie, verwerking of het verbruik van chemische stoffen van lijst 3 gepland wordt in het komende kalenderjaar, dient over de vooropgestelde activiteiten een aangifte in bij de DCSG uiterlijk op 15 oktober van het jaar vóór het jaar waarin de activiteit wordt gepland.

Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de productie van mengsels van chemische stoffen die een hoeveelheid die gelijk is aan of kleiner is dan 30%, van een chemische stof van lijst 3 bevatten.

Art. 13.De invoerder, respectievelijk de uitvoerder die in het vorige kalenderjaar chemische stoffen van lijst 3 heeft in- of uitgevoerd naar of vanuit het Vlaamse Gewest of die chemische stoffen van lijst 3 heeft doorgevoerd, dient daarover een aangifte in bij de DCSG uiterlijk op 1 maart van het lopende kalenderjaar. De aangifte bevat de volgende informatie: 1° de chemische benaming, de structuurformule en het CAS-registratienummer, als dat toegekend is;2° de ingevoerde, uitgevoerde of doorgevoerde hoeveelheid van chemische stoffen van lijst 3;3° het land waarnaar of van waaruit de chemische stoffen van lijst 3 zijn uitgevoerd of ingevoerd;4° in geval van doorvoer, het land van uitvoer en het land van invoer;5° de naam en het adres van de bestemmeling of de afzender als de ontvanger of de afzender van de chemische stoffen van lijst 3 een andere is dan de invoerder, respectievelijk de uitvoerder. HOOFDSTUK 5. - Onderscheiden organische stoffen en PSF-stoffen

Art. 14.De uitbater van een inrichting waarin in het vorige kalenderjaar onderscheiden organische stoffen of PSF-stoffen zijn geproduceerd in de hoeveelheden, vermeld in afdeling IX, § 1, van de verificatiebijlage, bezorgt de DCSG jaarlijks voor 1 maart van het lopende kalenderjaar de gegevens, vermeld in afdeling IX, § 4 tot en met § 6, van de verificatiebijlage.

Het eerste lid is niet van toepassing op inrichtingen waar uitsluitend de volgende stoffen geproduceerd worden: 1° de stoffen, vermeld in afdeling IX, § 2, van de verificatiebijlage;2° oligomeren of polymeren die al dan niet fosfor, zwavel of fluor bevatten;3° chemische stoffen die uitsluitend bestaan uit koolstof en een metaal. HOOFDSTUK 6. - Divergenties en vertrouwelijkheid van de informatie

Art. 15.Als de DCSG aanvullende inlichtingen vraagt over een ontdekte divergentie in verband met de invoer of de uitvoer van chemische stoffen van lijst 1, 2 of 3 naar of vanuit het Vlaamse Gewest, bezorgt de betrokkene alle nuttige informatie binnen vijftien dagen na de dag waarop hij het verzoek om aanvullende inlichtingen heeft ontvangen.

Art. 16.De DCSG garandeert de geheimhouding van de bezorgde informatie en stuurt die informatie uitsluitend naar de Nationale Autoriteit, vermeld in artikel 2, 12°, en 3, § 1, van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007.

HOOFDSTUK 7. - Gegevensverwerking

Art. 17.§ 1. De DCSG verwerkt de volgende persoonsgegevens bij de behandeling van ontheffingen en aangiftes, met het oog op de controle op chemische wapens, op grond van artikel 6, lid 1, e), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming): 1° de naam en het adres van uitbaters;2° de naam van de ontvanger van chemische stoffen van lijst 1;3° de naam van de eigenaar van een inrichting die chemische stoffen van lijst 2 of 3 of onderscheiden organische stoffen of PSF-stoffen produceert, verwerkt of verbruikt;4° de naam van bestemmelingen, afzenders, invoerders of uitvoerders van chemische stoffen van lijst 2 of 3;5° de handtekening van de uitbater bij ontheffingen;6° informatie over het naleven van de voorwaarden van ontheffingen;7° strafrechtelijke gegevens;8° andere persoonsgegevens dan de persoonsgegevens, vermeld in 1° tot en met 5°, in: a) de verweermiddelen of remediëringsmaatregelen, vermeld in artikel 5, § 3, eerste lid, 3°, artikel 6, § 3, eerste lid, of artikel 19, § 1, tweede lid, van dit besluit;b) het verslag van de hoorzitting, vermeld in artikel 5, § 3, derde lid, of artikel 6, § 3, tweede lid, van dit besluit;c) de beslissing, vermeld in artikel 5, § 4, artikel 6, § 4, of artikel 19, § 2, van dit besluit. De DCSG verwerkt de persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, met het oog op de afhandeling van ontheffingen en aangiftes en om te voldoen aan de verificatie- en informatieverplichtingen van het verdrag. § 2. De DCSG is verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) voor de persoonsgegevens die zijn verwerkt in het kader van paragraaf 1, tweede lid. § 3. De bestuursdocumenten die betrekking hebben op ontheffingen en aangiftes voor chemische stoffen van lijst 1, 2 en 3, worden maximaal dertig jaar bewaard, als ze persoonsgegevens bevatten. De termijn begint te lopen vanaf het ogenblik dat de ontheffingen of de aangiftes gedaan zijn.

HOOFDSTUK 8. - Procedure om administratieve sancties op te leggen en de nadere regels voor de uitvoering ervan

Art. 18.De secretaris-generaal legt de administratieve sancties, vermeld in artikel 24, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007, op namens de Vlaamse Regering conform de procedure, vermeld in artikel 19 van dit besluit.

De secretaris-generaal kan de bevoegdheid, vermeld in het eerste lid, delegeren aan een of meer personeelsleden van het departement.

Art. 19.§ 1. De secretaris-generaal deelt aan de betrokken persoon mee dat een administratieve sanctie overwogen wordt. De voormelde mededeling bevat de volgende elementen: 1° als dat van toepassing is, het proces-verbaal van overtreding dat ten laste van de persoon is opgesteld, conform artikel 46, § 3, van het Wapenhandel decreet van 15 juni 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/06/2012 pub. 04/07/2012 numac 2012035751 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie sluiten;2° het feit dat binnen twee maanden nadat een inbreuk als vermeld in artikel 24, § 1, van het samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007, is vastgesteld, de bevoegde procureur des Konings geen strafvordering heeft ingesteld;3° de beoogde administratieve geldboete;4° het recht van de betrokken persoon om zijn verweermiddelen mee te delen en te vragen om gehoord te worden;5° een voorstel van twee data voor een eventuele hoorzitting. De betrokken persoon deelt zijn verweermiddelen en zijn wens om gehoord te worden binnen vijftien dagen na de dag waarop hij de mededeling, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, mee aan de secretaris-generaal.

Als de betrokken persoon gebruikmaakt van zijn hoorrecht, hoort de DCSG die persoon binnen dertig dagen na de dag waarop de secretaris-generaal de mededeling, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen. De DCSG brengt verslag uit bij de minister over de hoorzitting. § 2. De secretaris-generaal beslist over de administratieve sanctie en deelt de beslissing mee aan de betrokken persoon binnen een van de volgende termijnen: 1° dertig dagen na de mededeling, vermeld in paragraaf 1, eerste lid;2° vijftien dagen na de dag waarop de secretaris-generaal de mededeling heeft ontvangen dat de betrokken persoon niet wil gebruikmaken van het hoorrecht, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;3° vijftien dagen na de datum van de hoorzitting, vermeld in paragraaf 1, derde lid. De beslissing, vermeld in het eerste lid, vermeldt het bedrag van de geldboete, de wijze waarop en de termijn waarin die moet worden betaald.

De beslissing, vermeld in het eerste lid, vermeldt de duur van de proefperiode als de secretaris-generaal een administratieve geldboete met uitstel oplegt.

HOOFDSTUK 9. - Slotbepaling

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 april 2025 De minister-president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Economie, Innovatie en Industrie, Buitenlandse Zaken, Digitalisering en Facilitair Management, M. DIEPENDAELE


^