gepubliceerd op 30 november 2006
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de inwerkingtreding van sommige bepalingen van het provinciedecreet van 9 december 2005 en ter uitvoering van artikelen 156, 175 en 264 van het provinciedecreet van 9 december 2005
24 NOVEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de inwerkingtreding van sommige bepalingen van het provinciedecreet van 9 december 2005 en ter uitvoering van artikelen 156, 175 en 264 van het provinciedecreet van 9 december 2005
De Vlaamse Regering, Gelet op het provinciedecreet van 9 december 2005, inzonderheid op artikel 156, § 2, vierde lid, tweede volzin, en op artikel 268, § 1, eerste en tweede lid;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 oktober 2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 oktober 2001;
Gelet op het advies 41.483/3 van de Raad van State, gegeven op 7 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De volgende artikelen van het provinciedecreet van 9 december 2005 treden in werking : 1° artikel 10;2° artikel 12;3° artikelen 14 tot en met 37;4° artikelen 39 tot en met 43;5° artikelen 46 tot en met 61;6° artikelen 63 tot en met 88;7° artikel 89, met uitzondering van punt 2°, wat betreft de geconsolideerde jaarrekening;8° artikelen 90 tot en met 97;9° artikelen 114 tot en met 140;10° artikel 144, vierde en vijfde lid;11° artikel 145;12° artikel 149;13° artikel 152;14° artikel 153;15° artikelen 154 tot en met 159;16° artikelen 161 tot en met 164;17° artikel 165, § 1 tot en met § 4 en § 9;18° artikel 166, § 1, eerste zin;19° artikel 166, § 9;20° artikel 167;21° artikel 170;22° artikel 171, § 2;23° artikelen 175 tot en met 183;24° artikelen 188 tot en met 217;25° artikel 218;26° artikelen 219 tot en met 227;27° artikel 228, uitgezonderd de bepalingen over de externe auditcommissie;28° artikelen 229 tot en met 232;29° artikelen 234 en 235;30° artikel 236, eerste lid, derde zin en het tweede tot en met het vierde lid;31° artikelen 237 tot en met 239;32° artikel 240, met uitzondering van punt 4°, wat betreft de externe auditcommissie;33° artikel 254, § 2, eerste lid;34° artikel 260;35° artikel 261, wat de volgende punten betreft : a) punt 1°;b) punten 5° tot en met 8°;c) punten 10° tot en met 30°;d) punt 31°, wat betreft de woorden « Binnen drie maanden » in artikel 66, § 2bis ;e) punten 36° tot en met 47°;f) punt 48°, wat betreft artikel 96, § 3;g) punten 49° tot 65°;h) punt 66°, uitgezonderd wat betreft artikel 112, derde lid, punt b), en vierde lid;i) punt 66°, wat betreft artikel 112, derde lid, punt b), en vierde lid;j) punt 68°, wat betreft artikel 113bis tot en met 113septies;k) punt 68°, wat betreft artikel 113octies, met uitzondering van punt f) ;l) punt 68°, wat betreft artikel 113octies, punt f) ;m) punt 68°, wat betreft artikel 113novies tot en met artikel 113undecies ;n) punt 69°, uitgezonderd wat betreft de provinciebedrijven;o) punt 70°, met uitzondering van artikel 114septies en 114duodecies ;p) punten 71° tot en met 90°;36° artikel 262, punten 1°, 2°, 5° en 7°;37° artikel 263;38° artikel 266;39° artikel 267.
Art. 2.Met toepassing van artikel 175 van het provinciedecreet wordt het begrip « beleidsnota van het budget » ingevuld door het begrip « algemene beleidsnota » uit de Provinciewet van 30 april 1836 en wordt het begrip « financiële nota van het budget » ingevuld door het begrip « begroting » uit het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001.
Art. 3.De provincieraad stelt in zijn installatievergadering op de eerste werkdag van de maand december van het jaar 2006 de provincieontvanger aan als financieel beheerder, met behoud van de verworven rechten inzake het geldelijk statuut, overeenkomstig artikel 264 van het provinciedecreet.
Art. 4.In het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, worden de volgende bepalingen opgeheven : 1° artikel 1, punt 8°;2° artikel 3;3° artikel 4, tweede lid;4° artikel 12;5° artikel 23, eerste lid;6° artikel 24;7° artikel 25;8° artikel 34, tweede lid;9° artikel 35;10° artikel 43, § 1 en § 2, eerste lid;11° in artikel 43, § 3, eerste lid, wat betreft de woorden « door de bestendige deputatie besliste »;12° artikel 43, de §§ 5 en 7;13° artikel 44, § 4;14° artikel 48;15° artikel 49;16° in artikel 52, eerste lid, de woorden « en het opmaken van een bevelschrift tot betaling »;17° in artikel 52, tweede lid, tweede streepje, de woorden « door de bestendige deputatie of de gemachtigde provinciale ambtenaren »;18° artikel 52, tweede lid, derde streepje;19° in artikel 52, tweede lid, vierde streepje, de woorden « de beslissing van de bestendige deputatie of gemachtigde provinciaal ambtenaar en het visum van de provincieontvanger of zijn diensten » en de woorden « getekend door de bestendige deputatie »;20° artikel 52, tweede lid, laatste streepje;21° artikel 53, eerste lid;22° in artikel 54, punt 5°, de woorden « van de bestendige deputatie »;23° in artikel 54, punt 7°, de woorden « door de bestendige deputatie »;24° in artikel 57 de woorden « van de bestendige deputatie »;25° artikel 59, eerste en tweede lid;26° artikel 60;27° artikel 61;28° artikel 62;29° artikel 76;30° artikel 77;31° in artikel 83, derde lid, de woorden « ten laste van de uittredende provincieontvanger »;32° artikel 85;33° artikelen 86 en 87;34° artikelen 88 tot en met 90.
Art. 5.De verrichtingen waarvan het bedrag niet hoger is dan het bedrag van de verrichtingen die in het kader van de wet op de overheidsopdrachten kunnen gegund worden op basis van artikel 122, 1° van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, kunnen door de provincieraad uitgesloten worden van de visumverplichting.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2006, met uitzondering van : 1° artikel 1, punten 9°, 10°, 11°, 12°, 14°, 21°, 25°, 30°, 33° en 35°, l) en n), artikel 2 en artikel 4, punten 12°, 13°, 15° en 32°, die in werking treden op 1 januari 2007;2° artikel 1, punt 35°, i) en artikel 4, punt 33°, die in werking treden op 1 januari 2008.
Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 24 november 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN