gepubliceerd op 14 augustus 2007
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang
19 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang
De Vlaamse Regering, Gelet op decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 22 december 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang;
Gelet op het Vlaams akkoord voor de non-profit/social profit van 6 juni 2005;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 juli 2007;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het Vlaams akkoord voor de non-profit/social profit van 6 juni 2005 een maatregel ter bevordering van de werkdrukverlichting omvatte, de vzw-voorzieningen hiervoor al de nodige subsidies verkregen maar dat pas in 2007 afspraken werden gemaakt over budgetten voor de openbare besturen, dat de openbare besturen nu dringend aanspraak moeten kunnen maken op die subsidie, met ingang van 2006, en dat een wijziging van het besluit daarom onverwijld nodig is;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 41 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor de erkenning en subsidiëring als gemandateerde voorziening wordt vervangen door wat volgt : « Art.41. Een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering wordt toegekend, naar rato van de arbeidsprestaties, voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in de erkende kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, voor elke coördinator en elke kindbegeleider in de initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor elke door Kind en Gezin gesubsidieerde begeleider in de buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, voor de door Kind en Gezin gesubsidieerde personeelsleden binnen het experimentele kader van projecten voor kinderopvang in buurt- en nabijheidsdiensten en in lokale diensten van buurtgerichte opvang, voor de personeelsleden met een gewezen DAC-statuut en voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid in een gemandateerde voorziening.
Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals vastgesteld in de begroting, voor alle opvangvoorzieningen.
Voor een vzw geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw, in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden : 1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden. Voor een openbaar bestuur geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt voor elk gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, georganiseerd door een openbaar bestuur, een forfaitair subsidiebedrag werkdrukvermindering uitgetrokken. Voor gesubsidieerde plaatsen op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie binnen een initiatief voor buitenschoolse opvang of een buitenschoolse opvang, verbonden aan een kinderdagverblijf, georganiseerd door een openbaar bestuur, geldt de volgende omzettingsregel : 1 plaats betekent 0,040 fractie van het vastgestelde subsidiebedrag werkdrukvermindering per VTE voor een initiatief voor buitenschoolse opvang en 1 plaats betekent 0,125 fractie van de vastgestelde werkdrukvermindering per VTE voor een plaats binnen een buitenschoolse opvang, verbonden aan een kinderdagverblijf. Voor een plaats in een buurt- en nabijheidsdienst en een lokale dienst van buurtgerichte opvang geldt de volgende omzettingsregel : 1 plaats in een lokale dienst voor voorschoolse opvang komt overeen met 0,175 VTE, 1 plaats buitenschools komt overeen met 0,125 VTE. Voor de gemandateerde voorziening, georganiseerd door een openbaar bestuur, wordt per VTE daartoe door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid een forfaitair bedrag toegekend. »
Art. 2.In artikel 28 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2007 houdende de voorwaarden voor toestemming en subsidiëring van lokale diensten buurtgerichte kinderopvang, wordt § 5 vervangen door wat volgt : « § 5. Een aanvullende subsidie in het kader van de werkdrukvermindering wordt toegekend, naar rato van de arbeidsprestaties, voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in de erkende kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, voor elke coördinator en elke kindbegeleider in de initiatieven voor buitenschoolse opvang, voor elke door Kind en Gezin gesubsidieerde begeleider in de buitenschoolse opvang in aparte lokalen in kinderdagverblijven, voor de door Kind en Gezin gesubsidieerde personeelsleden binnen het experimentele kader van projecten voor kinderopvang in buurt- en nabijheidsdiensten en in lokale diensten van buurtgerichte opvang, voor de personeelsleden met een gewezen DAC-statuut en voor elk door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid in een gemandateerde voorziening.
Die aanvullende subsidie wordt voor ieder werkingsjaar apart berekend op basis van specifieke bedragen zoals vastgesteld in de begroting, voor alle opvangvoorzieningen.
Voor een vzw geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt nagegaan hoeveel personeelsleden in voorzieningen, georganiseerd door een vzw, in aanmerking komen. Voor de personeelsleden met een gescostatuut in initiatieven voor buitenschoolse opvang wordt de ondersteuning beperkt tot het gedeelte dat niet in de gescopremie opgenomen is. Het vastgestelde bedrag wordt omgerekend per voltijds personeelslid, waarbij de volgende voorwaarden gelden : 1° een personeelslid dat 45 jaar is of ouder maar jonger dan 50 jaar telt voor één eenheid;2° een personeelslid dat 50 jaar is of ouder maar jonger dan 55 jaar telt voor twee eenheden;3° een personeelslid dat 55 jaar is of ouder telt voor drie eenheden. Voor een openbaar bestuur geldt het volgende : op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie wordt voor elk gesubsidieerd personeelslid (1VTE) in kinderdagverblijven en diensten voor onthaalouders, georganiseerd door een openbaar bestuur, een forfaitair subsidiebedrag werkdrukvermindering uitgetrokken. Voor gesubsidieerde plaatsen op 1 januari van het subsidiejaar in kwestie binnen een initiatief voor buitenschoolse opvang of een buitenschoolse opvang, verbonden aan een kinderdagverblijf, georganiseerd door een openbaar bestuur, geldt de volgende omzettingsregel : 1 plaats betekent 0,040 fractie van het vastgestelde subsidiebedrag werkdrukvermindering per VTE voor een initiatief voor buitenschoolse opvang en 1 plaats betekent 0,125 fractie van de vastgestelde werkdrukvermindering per VTE voor een plaats binnen een buitenschoolse opvang, verbonden aan een kinderdagverblijf. Voor een plaats in een buurt- en nabijheidsdienst en een lokale dienst van buurtgerichte opvang geldt de volgende omzettingsregel : 1 plaats in een lokale dienst voor voorschoolse opvang komt overeen met 0,175 VTE, 1 plaats buitenschools komt overeen met 0,125 VTE. Voor de gemandateerde voorziening, georganiseerd door een openbaar bestuur, wordt per VTE daartoe door Kind en Gezin gesubsidieerd personeelslid een forfaitair bedrag toegekend. »
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.
Art. 4.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 juli 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE