Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 19 april 2013
gepubliceerd op 11 juni 2013

Besluit van de Vlaamse Regering tot verlening van een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen aan Mijnen nv voor een gebied van 363,09 km2 op het grondgebied van de gemeenten As, Beringen, Dilsen-Stokkem, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Leopoldsburg, Maasmechelen, Meeuwen-Gruitrode, Opglabbeek, Zonhoven en Zutendaal

bron
vlaamse overheid
numac
2013035420
pub.
11/06/2013
prom.
19/04/2013
ELI
eli/besluit/2013/04/19/2013035420/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering tot verlening van een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen aan Mijnen nv voor een gebied van 363,09 km2 op het grondgebied van de gemeenten As, Beringen, Dilsen-Stokkem, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Leopoldsburg, Maasmechelen, Meeuwen-Gruitrode, Opglabbeek, Zonhoven en Zutendaal


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010;

Gelet op de aanvraag van Mijnen nv voor een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor een gebied van 363,09 km2 in de provincie Limburg, ingediend op 21 december 2012 en volledig bevonden door de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, op 8 februari 2013;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 april 2013;

Overwegende dat het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 15/07/2011 pub. 06/09/2011 numac 2011035717 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten sluiten tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten de nadere regels bevat over het opsporen en het winnen van koolwaterstoffen;

Overwegende dat Mijnen nv de aanvraag voor een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen indient met toepassing van artikel 34, § 2, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, als houder van steenkoolconcessies die verleend zijn in het kader van de op 15 september 1919 gecoördineerde wetten op de mijnen, de graverijen en de groeven; dat het gebied van de vergunningsaanvraag overeenstemt met het gebied van de steenkoolconcessies; dat de procedure, vermeld in artikel 6 van het voormelde decreet, dus niet gevolgd hoeft te worden;

Overwegende dat de aangevraagde opsporingsactiviteiten zich volgens de aanvraag voornamelijk focussen op steenkoolgas (koollaagmethaan of coalbed methane), maar er zich niet toe beperken;

Overwegende dat Mijnen nv voor 100 % een dochtermaatschappij is van nv LRM; dat Mijnen nv in 2011 samen met het Australische Dart Energy (Europe) Ltd. de projectvennootschap nv Limburg Gas heeft opgericht, waarvan Mijnen nv 20 % bezit en Dart Energy (Europe) Ltd. 80 %; dat de projectvennootschap is opgericht om het potentieel van methaangaswinning uit de Limburgse steenkoollagen te onderzoeken;

Overwegende dat de vergunning wordt aangevraagd door Mijnen nv, maar dat het projectmanagement en de activiteiten die in het kader van een eventuele opsporingsvergunning zullen worden ontwikkeld, in opdracht van Mijnen nv door de nv Limburg Gas zullen worden uitgevoerd; dat Dart Energy (Europe) Ltd. door nv Limburg Gas is aangesteld als operator voor de ontwikkeling en uitvoering van alle verkennings- en opsporingsactiviteiten; dat Mijnen nv in de vergunningsaanvraag de intentie aangeeft om, als uit het verkenningsonderzoek blijkt dat de kans om voldoende koolwaterstoffen te vinden in het vergunningsgebied voldoende groot is, een of meer boringen te plaatsen, en om overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond een aanvraag in te dienen tot overdracht van de verleende opsporingsvergunning aan nv Limburg Gas;

Overwegende dat de aanvraag niet slaat op een gebied waarvoor al een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen is verleend; dat de aanvraag niet slaat op een gebied waarvoor al een opsporingsvergunning voor koolstofdioxideopslag is verleend; dat de aanvraag niet slaat op een gebied dat de Vlaamse Regering niet wil openstellen voor de opsporing of de winning van koolwaterstoffen; dat er dus geen enkele van de verplichte weigeringsgronden,vermeld in artikel 9, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, van toepassing is op de vergunningsaanvraag;

Overwegende dat de aanvraag niet slaat op een gebied waarvoor al een opslagvergunning in het kader van hoofdstuk III van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond of een vergunning in het kader van de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ voor het opslaan van gas is verleend; dat met Dart Energy (Europe) Ltd., via de projectvennootschap nv Limburg Gas, een rechtspersoon van buiten de Europese Economische Ruimte feitelijk zeggenschap heeft over de aanvrager aangezien Dart Energy (Europe) Ltd. door nv Limburg Gas is aangesteld als operator voor de ontwikkeling en uitvoering van alle verkennings- en opsporingsactiviteiten en de aanvrager bovendien aangeeft de intentie te hebben om op termijn de opsporingsvergunning over te dragen aan de projectvennootschap nv Limburg Gas, waarvan Dart Energy (Europe) Ltd. 80 % bezit; dat het echter niet opportuun is de opsporingsvergunning om die reden te weigeren vanuit overwegingen van nationale veiligheid; dat het niet onaannemelijk is dat de opsporing van koolwaterstoffen binnen het aangevraagde vergunningsgebied economisch en technisch haalbaar is; dat er dus geen enkele van de facultatieve weigeringsgronden,vermeld in artikel 9, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, van toepassing is op de vergunningsaanvraag;

Overwegende dat de aanvrager, onder meer via de projectvennootschap nv Limburg Gas, over voldoende technische mogelijkheden beschikt om de voorgenomen verkennings- en opsporingsactiviteiten te verrichten; dat de aanvrager als houder van de oude steenkoolconcessies kan buigen op een uitgebreide geologische en mijnbouwkundige kennis; dat de aanvrager, via de projectvennootschap nv Limburg Gas en de deelname van Dart Energy (Europe) Ltd. daarin, kan steunen op een uitgebreide en gedegen ervaring inzake het opsporen van koolwaterstoffen; dat de aanvrager, onder meer via de projectvennootschap nv Limburg Gas en de deelname van Dart Energy (Europe) Ltd. daarin, de technische middelen zal inzetten die nodig zijn voor een efficiënte en rationele opsporing van koolwaterstoffen;

Overwegende dat de voorgenomen verkennings- en opsporingsactiviteiten gefinancierd zullen worden vanuit de projectvennootschap nv Limburg Gas; dat de aandeelhouders van de projectvennootschap Mijnen nv en Dart Energy (Europe) Ltd. voor de financiële behoefte van het project in totaal 10,3 miljoen euro ter beschikking hebben gesteld om de verkennings- en opsporingsactiviteiten in het Kempische steenkoolbekken te financieren; dat de kosten van het voorgestelde werkprogramma voor de verkennings- en opsporingsactiviteiten die voorgenomen zijn in het kader van deze vergunningsaanvraag, door de aanvrager op 3,6 miljoen euro geschat worden; dat uit het voorgaande en uit de recente jaarrekeningen van Mijnen nv, Dart Energy (Europe) Ltd. en de moedermaatschappij Dart Energy Ltd. blijkt dat de aanvrager, onder meer via de projectvennootschap nv Limburg Gas, over voldoende financiële mogelijkheden beschikt om de voorgenomen verkennings- en opsporingsactiviteiten te verrichten;

Overwegende dat de manier waarop de aanvrager zich voorneemt de opsporingsactiviteiten te verrichten, beantwoordt aan een efficiënte en rationele opsporing van koolwaterstoffen en geen reden tot weigering van de vergunning uitmaakt; dat de geplande activiteiten geologisch voldoende onderbouwd en praktisch uitvoerbaar zijn; dat het opsporen van koolwaterstoffen altijd een bedrijfseconomisch risico inhoudt voor de aanvrager; dat het bijgevolg niet mogelijk is de rendabiliteit van de geplande activiteiten met zekerheid positief of negatief te beoordelen; dat het veronderstelde volume aanwezige koolwaterstoffen in elk geval tot een rendabele winning ervan aanleiding kan geven;

Overwegende dat de aanvrager in het verleden houder was van steenkoolconcessies voor het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft, en dat hij of zijn rechtsvoorgangers gedurende ruime tijd steenkool ontgonnen heeft in dat gebied; dat daaruit volgt dat de aanvrager al een aanzienlijke kennis van de diepe ondergrond van het gebied vergaard heeft;

Overwegende dat de aanvrager geen blijk heeft gegeven van een gebrek aan efficiëntie en verantwoordelijkheidszin in het kader van een eerdere vergunning;

Overwegende dat er geen sprake is van een hinderlijke interferentie tussen de voorgenomen opsporingsactiviteiten en andere activiteiten in de ondergrond die al vergund zijn;

Overwegende dat het aanvraagdossier voldoende informatie bevat over de impact van de geplande activiteiten op het milieu en de boven- en ondergrondse omgeving, en over de middelen die zullen worden aangewend om die impact tot een minimum te beperken; dat een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen er in essentie op gericht is aan de houder ervan een tijdelijk alleenrecht voor het opsporen van koolwaterstoffen te geven in een bepaald gebied; dat het gebied bij het verlenen van een opsporingsvergunning per definitie te groot is om de milieu-impact van de geplande activiteiten tot op detailniveau in te schatten aangezien bij het verlenen van een opsporingsvergunning nog niet bekend is op welke plaats of plaatsen boringen verricht zullen worden; dat de opsporingsvergunning voor de activiteiten waarvoor een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning vereist is, zoals voor het verrichten van boringen, alleen uitvoerbaar wordt nadat alle noodzakelijke vergunningen verkregen zijn; dat de milieu-impact van die activiteiten in elk geval in het kader van de milieuvergunningsaanvraag grondig onderzocht zal worden, onder meer via een milieueffectrapport;

Overwegende dat het tijdschema van alle voorgenomen activiteiten, vermeld in de aanvraag, onvoldoende rekening lijkt te houden met de tijd die nodig is om de nodige stedenbouwkundige en milieuvergunningen voor die activiteiten te verkrijgen; dat een aanpassing van dat tijdschema daarom wenselijk is in de vergunning; dat het wenselijk is om in een eerste fase van twee jaar te voorzien voor een verkenningsonderzoek, gevolgd door een tweede fase van vier jaar als de vergunninghouder op basis van het verkenningsonderzoek beslist om een of meer boringen te verrichten in het vergunningsgebied;

Overwegende dat een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen met toepassing van artikel 11, § 1, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond de duur moet aangeven waarvoor ze geldt, en dat die duur, met behoud van de toepassing van artikel 19, § 2, van het voormelde decreet, niet langer dan noodzakelijk mag zijn om de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend, op een behoorlijke manier te verrichten;

Overwegende dat een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen met toepassing van artikel 11, § 2, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond moet aangevenvoor welk gebied ze geldt, en dat het gebied zo wordt afgebakend dat de uitoefening van de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend, vanuit technisch en economisch oogpunt op zo goed mogelijke wijze kan plaatsvinden;

Overwegende dat een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen met toepassing van artikel 12, § 2, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond moet aangeven binnen welke periode nadat de vergunning onherroepelijk geworden is, de verkennings- of opsporingsactiviteiten die vermeld zijn in de vergunning, verricht moeten worden;

Overwegende dat een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen met toepassing van artikel 12, § 2, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond moet aangeven onder welke voorwaarden koolwaterstoffen als monsters of formatiebeproevingen aan de ondergrond onttrokken mogen worden; dat er enerzijds vermeden moet worden dat de vergunninghouder via monsters of formatiebeproevingen de vergoedingsplicht aan het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 27 van het voormelde decreet, omzeilt; dat een houder van een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen anderzijds voldoende gelegenheid moet krijgen om via monsters en formatiebeproevingen de technische en economische haalbaarheid van eventuele winningsactiviteiten in het vergunningsgebied in te schatten; dat het wenselijk is om in het kader van de vergunningsaanvraag de mogelijkheid om koolwaterstoffen als monsters of formatiebeproevingen aan de ondergrond te onttrekken, in de tijd te beperken, tot een periode van maximaal twee jaar;

Overwegende dat de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 18, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond de houder of laatste houder van een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen kan verplichten een financiële zekerheid te stellen om de aansprakelijkheid voor de schade door bodembeweging als gevolg van het opsporen van koolwaterstoffen te dekken; dat er op dit ogenblik geen reden is om de aanvrager te verplichten die financiële zekerheid te stellen, maar dat een dergelijke financiële zekerheid later alsnog opgelegdkan worden als daar reden toe lijkt te zijn; dat een vergunninghouder in elk geval met toepassing van artikel 33 van het voormelde decreet van rechtswege verplicht is elke schade te vergoeden die veroorzaakt is door de activiteit waarop de vergunning betrekking heeft;

Overwegende dat als een vergunninghouder een beroep doet op artikel 32 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, de Vlaamse Regering de houder of laatste houder van die vergunning kan verplichten om een financiële zekerheid te stellen om de kosten te dekken die gepaard gaan met de verwijdering van alle gebouwen en installaties die door zijn toedoen opgetrokken zijn; dat het thans nog niet duidelijk is of de aanvrager een beroep zal doen op het voormelde artikel 32; dat als de aanvrager later een beroep zou doen op het voormelde artikel 32, de Vlaamse Regering met toepassing van artikel 18, derde lid, van het voormelde decreet op dat ogenblik een dergelijke financiële zekerheid kan opleggen; dat het daarom nodig is de vergunninghouder te verplichten om, als hij later een beroep doet op het voormelde artikel 32, de ligging van die gronden aan de bevoegde minister te melden, en een overzicht te geven van alle gebouwen en installaties die hij op die gronden plant op te richten;

Overwegende dat er geen aanleiding bestaat om de verlening van de opsporingsvergunning afhankelijk te maken van een deelneming van het Vlaamse Gewest in de opsporingsactiviteiten;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder vergunninghouder: de Mijnen nv.

Art. 2.De vergunninghouder wordt een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen verleend.

Art. 3.De vergunning geldt voor een gebied met een oppervlakte van 363,09 km2, waarvan de coördinaten van de hoekpunten hieronder zijn weergegeven (in Lambert BD72/TAW):

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het vergunningsgebied wordt gevormd door het aardoppervlak, vermeld in het eerste lid, en de ondergrond daarvan vanaf een diepte van 500 meter tot een diepte van 1 500 meter.

Art. 4.§ 1. De vergunning geldt in een eerste fase voor een duur van twee jaar voor de uitvoering van een verkenningsonderzoek om na te gaan of de kans om voldoende koolwaterstoffen te vinden in het vergunningsgebied, voldoende groot is om een of meer boringen te verrichten. § 2. Als de vergunninghouder op basis van het verkenningsonderzoek beslist om een of meer boringen te verrichten in het vergunningsgebied, meldt hij dat, op straffe van verval van de vergunning, voor het einde van de eerste fase per aangetekende brief aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met vermelding van de plaats, de diepte en een beschrijving van de voorgenomen boring of boringen. In dat geval geldt de vergunning in een tweede fase voor een bijkomende duur van vier jaar vanaf de datum waarop de aangetekende brief verstuurd is.

Onder voorbehoud van het verkrijgen van de nodige vergunningen, verricht de vergunninghouder uiterlijk vier jaar na het onherroepelijk worden van de opsporingsvergunning ten minste een verticale boring door de steenkoollagen om het volume aan koolwaterstoffen en de eigenschappen van de steenkoollagen te bepalen.

In de tweede fase beschikt de vergunninghouder over een maximumduur van twee jaar om koolwaterstoffen als monsters of formatiebeproevingen aan de ondergrond te onttrekken. In het jaarlijkse rapport,vermeld inartikel 16 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond,meldt de vergunninghouder in elk geval de hoeveelheden van de koolwaterstoffen die als monsters of formatiebeproevingen aan de ondergrond worden onttrokken, in voorkomend geval onderverdeeld per type koolwaterstof.

Art. 5.Met behoud van de toepassing van artikel 4 en onder voorbehoud van het verkrijgen van de nodige vergunningen, geeft de vergunninghouder uitvoering aan het werkprogramma, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 6.Als de vergunninghouder in het vergunningsgebied gronden bezet overeenkomstig artikel 32 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 06/07/2009 numac 2009202546 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de diepe ondergrond sluiten betreffende de diepe ondergrond, meldt hij de ligging van die gronden per aangetekende brief aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, en geeft hij een overzicht van alle gebouwen en installaties die hij op die gronden plant op te richten.

Art. 7.De vergunning treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Een afschrift van de vergunning wordt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, per aangetekende brief verstuurd aan de aanvrager.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 april 2013.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage. Werkprogramma als vermeld in artikel 5, eerste lid Werkprogramma 1. Verkenningsonderzoek De activiteiten tijdens het verkenningsonderzoek bestaan uit de opmaak van een gedetailleerde deskstudie met als doel het vergunningsgebied te onderzoeken op het vlak van de ondergrond (geologie), de oppervlakte (terreingebonden, stedenbouwkundige en milieuaspecten), en de engineering (boorgatontwerp en -uitvoering). Het geologische onderzoek brengt alle relevante en beschikbare gegevens over de ondergrond samen tot een coherent geologisch model.

De gegevens zijn onder meer wetenschappelijke publicaties, historische boor- en ontginningsgegevens, kaarten en bestaande seismische gegevens.

De oppervlaktestudie identificeert geschikte boorlocaties op basis van het geologische onderzoek, waarbij zowel de toegankelijkheid, de ruimtelijke voorschriften, de milieueffecten als het regelgevende kader beoordeeld worden.

Op basis van het geologische model wordt een theoretisch boorgatontwerp ontwikkeld. Samen met de oppervlaktestudie leidt dat tot een keuze van de meest geschikte locatie en een ontwerp voor een boring in het betreffende gebied, waarbij alle geïdentificeerde risico's worden onderzocht en de kostprijs van de boring wordt berekend.

Als de deskstudie aantoont dat het technisch en economisch haalbaar is om de koolwaterstoffen aan de ondergrond te onttrekken, worden een definitief boorgatontwerp en een ontwerp voor de inrichting van een boorsite opgesteld, en worden de noodzakelijke stedenbouwkundige en milieuvergunningen aangevraagd. 2. Verticale boring Als de resultaten van het verkenningsonderzoek positief zijn, verricht de vergunninghouder ten minste een verticale kernboring tot een maximale diepte van 1500 meter.Het hoofddoel van de kernboring is om boorkernen of stalen van steenkool te nemen, geofysische logs uit te voeren en de doorlatendheid van de steenkoollaag te testen.

Daarnaast wordt een selectie van boorkernen of stalen onderworpen aan een uitgebreid onderzoek in het laboratorium om de karakteristieken van de steenkool en van de gasinhoud te onderzoeken (volume, verzadiging, doorlatendheid, ...).

Nadien wordt de boring verlaten en wordt het omliggende terrein opnieuw in de oorspronkelijke staat hersteld. 3. Formatiebeproeving Als de resultaten van de verticale boring en de analyse van de stalen positief zijn, kan de vergunninghouder een formatiebeproeving uitvoeren. In het kader van de formatiebeproeving wordt een SIS-boring (« Surface to In-Seam » of « van oppervlak tot in de koollaag ») verricht. Die verticale boring buigt in de diepte af om vervolgens (sub)horizontaal een steenkoollaag te volgen. Zo kunnen er tot vier zijdelingse of horizontale boringen uitgevoerd worden vanuit dezelfde positie aan de oppervlakte. De SIS-boring doorsnijdt vervolgens een verticale boring vanwaaruit een pompproef uitgevoerd wordt. Die verticale boring kan ofwel een bestaande intact gehouden verkenningsboring ofwel een nieuwe boring zijn.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Via de pompproef wordt nagegaan of er voldoende gas aan de ondergrond kan worden onttrokken over een bepaalde periode. Als er een stabiel gasdebiet kan worden bereikt, zal er ofwel elektriciteit opgewekt worden met het gas via de combinatie van een gasmotor en een elektriciteitsgenerator, ofwel een verbinding gemaakt worden met het lokale aardgasleidingnetwerk. Als er sprake is van voldoende volumes, kan de opsporingsfase beëindigd worden en kan de vergunninghouder een winningsvergunning aanvragen.

Zodra de activiteiten op de verticale of SIS-boorsites afgerond zijn, voert de vergunninghouder een herstelprogramma uit om de boorgaten te verlaten en af te sluiten, en om de terreinen in hun oorspronkelijke staat te herstellen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 april 2013 tot verlening van een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen aan Mijnen nv voor een gebied van 363,09 km2 op het grondgebied van de gemeenten As, Beringen, Dilsen-Stokkem, Genk, Ham, Hasselt, Heusden-Zolder, Houthalen-Helchteren, Leopoldsburg, Maasmechelen, Meeuwen-Gruitrode, Opglabbeek, Zonhoven en Zutendaal.

Brussel, 19 april 2013.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

^