Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 november 1997
gepubliceerd op 24 december 1997

Besluit van de Vlaamse regering houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur van de erkende sociale verhuurkantoren

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036524
pub.
24/12/1997
prom.
18/11/1997
ELI
eli/besluit/1997/11/18/1997036524/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 NOVEMBER 1997. Besluit van de Vlaamse regering houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur van de erkende sociale verhuurkantoren


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 december 1996 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1997;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 57 en 58;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en van een overleg- en ondersteuningscentrum;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 november 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat op 31 oktober 1997 de overeenkomst van 26 november 1993 over het ondersteunen en het evalueren van de werking van sociale verhuurkantoren afloopt, terwijl de artikelen 57 en 58 van de Vlaamse Wooncode op 1 november 1997 in werking treden;

Overwegende dat de bestaande samenwerkings- en overlegstructuur onder de Conventie kennis en expertise inzake de werking van sociale verhuurkantoren en huurdersorganisaties heeft opgebouwd, dat die kennis en expertise één van de basisvoorwaarden is voor de geïnstitutionaliseerde werking van de samenwerkings- en overlegstructuur en dat die verloren dreigen te gaan;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° afdeling Woonbeleid : de afdeling Woonbeleid van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;2° erkenningsbesluit voor sociale verhuurkantoren : besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;4° sociaal verhuurkantoor : de sociale verhuurkantoren die zijn erkend en de sociale verhuurkantoren die zijn gesubsidieerd overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;5° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. HOOFDSTUK II. - De erkenning van de samenwerkings- en overlegstructuur

Art. 2.De minister kan, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, de vereniging zonder winstoogmerk die erkend is als overleg- en ondersteuningscentrum voor de huurdersbonden overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en van een overleg- en ondersteuningscentrum, erkennen als samenwerkings-en overlegstructuur voor de sociale verhuurkantoren. De minister kan haar afhankelijk van de kredieten op het Fonds voor de Huisvesting subsidie verlenen voor de uitvoering van de taken, vermeld in dit besluit.

Art. 3.De erkende samenwerkings- en overlegstructuur moet de volgende taken vervullen : 1° de opdrachten uitvoeren, vermeld in artikel 57, § 3 van de Vlaamse Wooncode;2° de sociale verhuurkantoren bijstaan bij de toepassing van het genormaliseerde rekeningstelsel, bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid van het erkenningsbesluit voor sociale verhuurkantoren;3° signaleren, via de in artikel 9 van dit besluit bedoelde commissaris, aan de afdeling Woonbeleid van a) de tekortkomingen in de werking van een sociaal verhuurkantoor;b) de niet-naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden door een sociaal verhuurkantoor;c) de onbehoorlijke uitvoering door een sociaal verhuurkantoor van de taken die het erkenningsbesluit voor sociale verhuurkantoren oplegt.

Art. 4.Het in artikel 2 vermelde overleg- en ondersteuningscentrum kan slechts worden erkend en gesubsidieerd voor zover het voor de uitvoering van de in artikel 3 vermelde taken ten minste een voltijds personeelsequivalent met een diploma van academisch hoger onderwijs of met drie jaar nuttige ervaring inzake huisvestingsproblematiek, en een halftijds personeelsequivalent voor administratief werk tewerkstelt.

De aanvraag voor de erkenning en subsidiëring moet worden ingediend bij de afdeling Woonbeleid. Deze afdeling bezorgt het dossier, met haar gemotiveerd advies, binnen tien werkdagen aan de minister voor een beslissing.

De afdeling Woonbeleid stelt de organisatie in kwestie in kennis van de beslissing tot erkenning en subsidiëring of tot weigering van de erkenning en eventueel van de motivering van de weigeringsbeslissing.

Bij de kennisgeving van de erkenning is een subsidiebesluit gevoegd dat melding maakt van : 1° de periode waarvoor de erkenning als samenwerkings- en overlegstructuur geldt;2° het maximumbedrag van de jaarlijkse subsidie voor personeelskosten en van het bedrag van de jaarlijkse forfaitaire subsidie voor werkingskosten.

Art. 5.De erkenning geldt tot op 31 december van het vijfde kalenderjaar volgend op de inwerkingtreding ervan. Ze kan telkens met vijf jaar worden verlengd voorzover de samenwerkings- en overlegstructuur uiterlijk 6 maanden voor de vervaldatum een aanvraag tot verlenging van de erkenning bij de afdeling Woonbeleid ingediend heeft.

De eerste erkenning gaat in op 1 november 1997. Als ze niet werd verleend vóór 15 december 1997, gaat ze in op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van het erkenningsbesluit.

Art. 6.Onverminderd de toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, gewijzigd bij de wet van 7 juni 1994, kan de minister, na gemotiveerd advies van de afdeling Woonbeleid, de uitbetaling van de subsidie stopzetten indien 1° tegensprekelijk wordt vastgesteld dat de samenwerkings- en overlegstructuur niet meer voldoet aan één van de voorwaarden voor de erkenning en/of de subsidiëring én ze niet kan aantonen dat ze opnieuw aan de voorwaarden voldoet op het einde van het eerste trimester volgend op de datum van de tegensprekelijke vaststelling;2° de samenwerkings- en overlegstructuur een ernstige onregelmatigheid begaat bij de uitvoering van haar taak;3° de samenwerkings- en overlegstructuur ten onrechte een erkenning en/of subsidiëring heeft bekomen op grond van onjuiste informatie. In het geval, bedoeld in het eerste lid, 2° wordt de toegekende subsidie slechts uitbetaald voor het lopende trimester, tenzij de minister beslist tot een onmiddellijke stopzetting en/of tot een invordering van de voor het lopende kalenderjaar uitbetaalde subsidie ten gunste van het Fonds voor de Huisvesting.

In het geval, bedoeld in het eerste lid, 3° wordt de uitbetaling onmiddellijk stopgezet en de voor het lopende kalenderjaar uitbetaalde subsidie teruggevorderd ten gunste van het Fonds voor de Huisvesting.

Art. 7.§ 1.De jaarlijkse subsidie bedraagt : 1° maximum 2 600 000 frank voor personeelskosten;2° een forfaitair bedrag van 900 000 frank voor werkingskosten. Deze bedragen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van het rijk worden gekoppeld, met dien verstande dat de geldende spilindex op 1 januari 1997 gekoppeld wordt aan het verhogingspercentage 100. § 2. De uitbetaling gebeurt voor elk volledig kalenderjaar via 4 voorschotten van elk 22,5 % op het toegestane maximumbedrag. De voorschotten worden ambtshalve betaalbaar gesteld door de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen vóór het einde van elk trimester. Ze worden afgetrokken bij de afrekening van de subsidie voor elk kalenderjaar nadat de minister het jaarverslag over de werking heeft goedgekeurd en de verantwoordingsstukken m.b.t. de personeelskosten zijn gecontroleerd.

De subsidiëring voor de personeelskosten wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de werkelijke lasten van de bezoldiging van de voltijds of deeltijds tewerkgestelde personeelsleden, met inbegrip van de werkgeverslasten, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en het vervroegde vakantiegeld bij uitdiensttreding. Er wordt rekening gehouden met de anciënniteit in een voltijdse of deeltijdse dagtaak. De voormelde lasten worden bewezen door overlegging van een staat van stortingen aan een organisatie voor sociale zekerheid of aan een pensioenfonds.

Wanneer na controle van de verantwoordingsstukken blijkt dat niet-verschuldigde subsidies werden uitbetaald, kunnen deze bedragen worden afgetrokken van de voorschotten en/of de afrekening voor het volgende kalenderjaar. § 3. De subsidie voor de maanden tussen de inwerkingtreding van het subsidiebesluit en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden. Ze wordt uitbetaald volgens de voorschottenregeling, opgenomen in § 2, per periode van maximum 3 maanden. In dat geval wordt de subsidie afgerekend samen met de afrekening voor het eerste volledige kalenderjaar.

Art. 8.§ 1. De samenwerkings- en overlegstructuur moet een boekhouding voeren gebaseerd op een minimum genormaliseerd rekeningstelsel overeenkomstig de modaliteiten, bepaald door de minister.

Ze bezorgt jaarlijks uiterlijk op 15 maart, behalve in het eerste volledige kalenderjaar na de inwerkingtreding van het subsidiebesluit, de volgende stukken aan de afdeling Woonbeleid : 1° een staat van inkomsten en uitgaven en een balans betreffende het afgelopen kalenderjaar, overeenkomstig het in het eerste lid vermelde genormaliseerde rekeningstelsel, alsook een begroting voor het lopende kalenderjaar, die goedgekeurd is door het bevoegde bestuursorgaan;2° een afschrift van alle individuele RSZ-staten voor de tewerkgestelde personeelsleden over de gesubsidieerde periode; 3° een jaarverslag over de eigen activiteiten m.b.t. de taken vermeld in artikel 3.

Ze bezorgt bovendien jaarlijks uiterlijk op 30 april, behalve in het eerste volledige kalenderjaar na de inwerkingtreding van het besluit waarbij een sociaal verhuurkantoor wordt erkend, een verslag met haar analyse van de werking van het sociale verhuurkantoor.

De samenwerkings- en overlegstructuur brengt ook onmiddellijk bij aangetekend schrijven de afdeling Woonbeleid in kennis van elke wijziging in de statuten, de personeelsbezetting en de werking van de organisatie. § 2. De afdeling Financiering Huisvestingsbeleid is belast met de controle op de stukken bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°. Ze maakt een ontwerp van afrekening op zoals bedoeld in artikel 7, § 2 en bezorgt haar opmerkingen over voormelde stukken aan de afdeling Woonbeleid.

De afdeling Woonbeleid legt uiterlijk op 31 mei de verslagen, vermeld in § 1, samen met haar advies over de eigen activiteiten van de erkende samenwerkings- en overlegstructuur, met het ontwerp van afrekening en met de eventuele opmerkingen van de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, ter goedkeuring aan de minister voor. HOOFDSTUK III. - Toezicht

Art. 9.Bij de samenwerkings- en overlegstructuur wordt ter uitvoering van artikel 57, § 2 van de Vlaamse Wooncode een commissaris benoemd door de Vlaamse ministers respectievelijk bevoegd voor de huisvesting en financiën en begroting, die in het bijzonder belast is met het toezicht op de besteding van de subsidies door de samenwerkings- en overlegstructuur en het toezicht op de opportuniteit van beslissingen van het bestuursorgaan van de samenwerkings- en overlegstructuur.

Hij/zij bezorgt een afschrift van zijn/haar rapportering bij de minister aan de afdeling Woonbeleid.Onverminderd de bevoegdheid van de commissaris, hebben de daartoe aangewezen ambtenaren van de afdeling Woonbeleid en van de afdeling Financiering Huisvestingsbeleid, alsook de Inspecteur van Financiën vrije toegang tot de lokalen van de erkende samenwerkings- en overlegstructuur. Ze hebben het recht zich ter plaatse alle administratieve stukken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdracht ter inzage te laten overhandigen.

De daartoe aangewezen ambtenaren van de afdeling Woonbeleid hebben bovendien het recht deel te nemen aan alle overlegvergaderingen die worden belegd door de erkende samenwerkings- en overlegstructuur. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de datum van de goedkeuring ervan, met uitzondering van artikel 5, 7 en 8 die in werking treden op 1 november 1997.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 november 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, L. PEETERS

^