Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 18 juli 2008
gepubliceerd op 13 november 2008

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten

bron
vlaamse overheid
numac
2008204011
pub.
13/11/2008
prom.
18/07/2008
ELI
eli/besluit/2008/07/18/2008204011/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten


De Vlaamse Regering, Gelet op de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971, inzonderheid op artikel 80, vervangen bij de decreten van 5 juli 1989 en 8 juli 1996, op artikel 94 en 95, vervangen bij het decreet van 5 juli 1989, en op artikel 96, § 3, gewijzigd bij de decreten van 5 juli 1989 en 23 oktober 1991;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 22, § 2, op artikel 26, op artikel 33, vervangen bij het decreet van 24 maart 2006, op artikel 34, § 3, gewijzigd bij het decreet van 24 maart 2006, op artikel 42, op artikel 64, § 3, gewijzigd bij het decreet van 29 juni 2007, op artikelen 69, 70 en 71 en op artikel 95, vervangen bij het decreet van 15 december 2006;

Gelet op het begrotingsakkoord, gegeven op 2 juni 2008;

Gelet op het advies 44.711/3 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit worden de begrippen, vermeld in het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, gebruikt, en wordt daarnaast verstaan onder : 1° agentschap : het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Wonen-Vlaanderen;2° bestaande woonkern : een gebied als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode;3° departement : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;4° Huisvestingscode : artikelen 80, 94, 95 en 96, § 3, van de Huisvestingscode, waarnaar artikel 103, § 1, 6°, van de Vlaamse Wooncode verwijst, in afwachting van de inwerkingtreding van die bepaling;5° initiatiefnemers : a) de VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen, vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode;b) het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, vermeld in artikel 50 van de Vlaamse Wooncode;c) gemeenten en verenigingen van gemeenten;d) openbare centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;e) sociale verhuurkantoren als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 21°, van de Vlaamse Wooncode;f) andere initiatiefnemers als vermeld in artikel 75 van de Vlaamse Wooncode;6° investeringsprogramma : het beleidsmatig investeringsprogramma, vermeld in artikel 22, § 2, van de Vlaamse Wooncode;7° lokaal woonoverleg : overleg als vermeld in artikel 28 van de Vlaamse Wooncode, waarbij de gemeente, samen met sociale woonorganisaties en in voorkomend geval andere woonactoren die op haar grondgebied werken, de doelstellingen bespreekt op het vlak van wonen op korte of middellange termijn en de relatie daarvan met sociale woonprojecten;8° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting;9° rijwoning : een woning waarvan twee zijden verbonden zijn met andere gebouwen of bestaan uit wachtgevels;10° uitvoeringsprogramma : het uitvoeringsprogramma, vermeld in artikel 33, § 3, van de Vlaamse Wooncode, dat wordt opgesteld door de VMSW;11° verrichtingen : a) de verwerving van de eigendom van een of meer onroerende goederen, de vestiging van een recht van erfpacht of een recht van opstal erop;b) de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, in het bijzonder : 1) het bouwrijp maken van een of meer percelen;2) de gehele of gedeeltelijke sloop van een of meer gebouwen;3) de uitvoering van infrastructuurwerken;4) de oprichting van gemeenschapsvoorzieningen;5) de uitvoering van aanpassingswerken aan de woonomgeving;c) de bouw van één of meer woningen, met inbegrip van de vervangingsbouw;d) de renovatie van een of meer woningen of de omvorming van een gebouw of een gedeelte ervan tot een of meer woningen;e) de verbetering of de aanpassing van een of meer woningen;12° vervangingsbouw : het volledig wegruimen van gebouwen en het oprichten, in de plaats ervan, van nieuwe woningen met volledig nieuwe of gerecupereerde materialen;13° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;14° VMSW : de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, vermeld in artikel 30 van de Vlaamse Wooncode;15° woningbouwgebied : een gebied als vermeld in bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 april 1998 houdende de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden;16° woonproject met sociaal karakter : een project als vermeld in artikel 1, § 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 1994 houdende regeling van het beheer van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, en houdende regeling van de voorwaarden inzake woonprojecten met sociaal karakter;17° woonvernieuwingsgebied : een gebied als vermeld in bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 april 1998 houdende de afbakening van woonvernieuwings- en woningbouwgebieden. De minister kan nader bepalen wat verstaan wordt onder de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, 11°. HOOFDSTUK II. - De planning, vaststelling en goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 2.Het uitvoeringsprogramma bevat de op jaarbasis door de minister goedgekeurde lijst van uit te voeren verrichtingen ter vervulling van de woonbehoeften, opgenomen in het investeringsprogramma, met vermelding van de geraamde kostprijs ervan en de wijze waarop de verrichtingen gefinancierd zullen worden.

Art. 3.Bij de totstandkoming van het uitvoeringsprogramma wordt rekening gehouden met : 1° de prioriteiten en criteria, vermeld in het investeringsprogramma, zoals vermeld in artikel 33, § 3, van de Vlaamse Wooncode;2° het onderscheid tussen enerzijds de verrichtingen die erop gericht zijn sociale huurwoningen beschikbaar te stellen en anderzijds de verrichtingen voor kredietverlening of verkoop, vermeld in artikel 38, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode;3° de voorrang, vermeld in artikel 43, § 3, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode;4° het lokaal woonoverleg en de door de initiatiefnemers aan het agentschap gemelde lokale knelpunten of opportuniteiten Afdeling II.- De aanmelding en de beoordeling van geplande

verrichtingen

Art. 4.§ 1. De initiatiefnemers brengen de VMSW op de hoogte van de geplande sociale woonprojecten met het oog op hun opname in een uitvoeringsprogramma. Per project vermelden ze de verrichtingen die eraan verbonden zijn.

Voor elke verrichting bevat de aanmelding minstens de volgende gegevens : 1° de locatie;2° het jaar van de geplande uitvoering, met aanduiding van de mogelijke knelpunten;3° een raming van de kostprijs;4° de initiatiefnemer;5° de wijze waarop de verrichting gefinancierd zal worden. De initiatiefnemers wijzen de sociale woonprojecten of de verrichtingen aan die prioritaire uitvoering moeten krijgen en geven een beknopte toelichting over de samenhang met het investeringsprogramma.

De initiatiefnemers maken gebruik van een aanmeldingsdocument dat door de VMSW ter beschikking gesteld wordt.

De minister bepaalt de aanvullende gegevens en stukken die de initiatiefnemers aan de VMSW moeten overhandigen als ze een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, of een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling II, aanvragen. § 2. Als er geen lokaal woonoverleg heeft plaatsgevonden, brengen de initiatiefnemers de gemeenten in kwestie en het agentschap op de hoogte van de aanmelding van het geplande sociale woonproject met het oog op de organisatie van het woonoverleg. § 3. Het geheel van de aangemelde sociale woonprojecten en verrichtingen wordt door de VMSW digitaal beheerd en geactualiseerd.

Art. 5.§ 1. Behoudens voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), wordt de aanmelding van verrichtingen waarvan de uitvoering gepland is in het jaar waarop het uitvoeringsprogramma betrekking heeft, afgesloten op 31 mei van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het uitvoeringsprogramma betrekking heeft.

De VMSW gaat na of de aangemelde verrichtingen uitgevoerd of aanbesteed kunnen worden in het jaar waarop het uitvoeringsprogramma betrekking heeft. Bij de beoordeling van de uitvoerbaarheid en de aanbesteedbaarheid van de verrichtingen houdt de VMSW rekening met de gegevens die haar bekend zijn of die ze opgevraagd heeft over de aflevering van de vereiste vergunningen, de verkrijging van de gevraagde adviezen, het technische ontwerp, het gunningsdossier en de noodzaak van de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur. § 2. Uiterlijk op 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het uitvoeringsprogramma betrekking heeft, stelt de VMSW een voorlopige lijst op van alle aangemelde verrichtingen waarvan de uitvoering of aanbesteding mogelijk is in het jaar waarop het uitvoeringsprogramma betrekking heeft.

De voorlopige lijst wordt door de VMSW digitaal ter beschikking gesteld aan de verschillende initiatiefnemers en de gemeenten in kwestie, evenals aan het departement en het agentschap.

Art. 6.Het departement gaat na of de verrichtingen die zijn opgenomen in de voorlopige lijst, vermeld in artikel 5, § 2, beantwoorden aan de bepalingen, vermeld in artikel 3, 1°, 2° en 3°.

Bij zijn beoordeling houdt het departement rekening met de uitvoeringsprogramma's van voorgaande jaren en met wijzigingen in de vastgestelde woonbehoeften.

Uiterlijk twee maanden na de ontvangst van de voorlopige lijst, vermeld in artikel 5, § 2, brengt het departement het agentschap en de VMSW op de hoogte van zijn bevindingen.

Art. 7.Het agentschap toetst de verrichtingen die zijn opgenomen in de voorlopige lijst, vermeld in artikel 5, § 2, aan : 1° de resultaten van het lokaal woonoverleg;2° de door de initiatiefnemers aan het agentschap gemelde lokale knelpunten of opportuniteiten. Uiterlijk twee maanden na de ontvangst van de voorlopige lijst, vermeld in artikel 5, § 2, brengt het agentschap het departement en de VMSW op de hoogte van zijn bevindingen. Afdeling III. - De opmaak van het uitvoeringsprogramma

Art. 8.Uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop het uitvoeringsprogramma betrekking heeft, stelt de VMSW een ontwerp van uitvoeringsprogramma op, daarbij rekening houdend met de tijdig ontvangen bevindingen, vermeld in artikelen 6 en 7.

Het ontwerp van uitvoeringsprogramma bevat minstens de volgende gegevens : 1° een lijst met effectieve verrichtingen, met vermelding van de geraamde kostprijs ervan en de wijze waarop de verrichtingen gefinancierd zullen worden;2° een lijst met reserveverrichtingen, met vermelding van de geraamde kostprijs ervan en de wijze waarop de verrichtingen gefinancierd zullen worden;3° een enveloppe voor de erelonen van de ontwerpers, vermeld in artikel 16, eerste lid, en voor verwervingen en andere verrichtingen als vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, die voldoen aan door de minister vastgestelde criteria;4° een lijst van projecten voor de realisatie van sociale koopwoningen, waarvoor de VMSW aan de kopers bijzondere sociale leningen kan toestaan. Na advies van de VMSW kan de minister een model van het ontwerp van uitvoeringsprogramma vaststellen.

Art. 9.§ 1. Het ontwerp van uitvoeringsprogramma wordt voor advies bezorgd aan een beoordelingscommissie, met vermelding van de vertegenwoordiging van de VMSW die het ontwerp zal toelichten. § 2. De beoordelingscommissie wordt als volgt samengesteld : 1° twee vertegenwoordigers van het departement, waaronder de voorzitter;2° één vertegenwoordiger van het agentschap;3° één vertegenwoordiger van de VMSW;4° één vertegenwoordiger, voorgedragen door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten;5° één vertegenwoordiger, voorgedragen door de sociale huisvestingsmaatschappijen die actief zijn in de sociale huursector;6° één vertegenwoordiger, voorgedragen door de sociale huisvestingsmaatschappijen die actief zijn in de sociale koopsector. Het secretariaat van de beoordelingscommissie wordt waargenomen door het departement. § 3. Uiterlijk een maand na de ontvangst van het ontwerp van uitvoeringsprogramma maakt de beoordelingscommissie een advies over het ontwerp van uitvoeringsprogramma over aan het departement en aan de VMSW.

Art. 10.§ 1. Uiterlijk tien werkdagen na de ontvangst van het advies, vermeld in artikel 9, § 3, past de VMSW het ontwerp van uitvoeringsprogramma aan het advies van de beoordelingscommissie aan.

Het aangepaste ontwerp wordt onmiddellijk bezorgd aan het departement.

Uiterlijk tien werkdagen na de ontvangst van het aangepaste ontwerp van uitvoeringsprogramma legt het departement het ontwerp samen met het advies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 9, § 3, en zijn eindadvies ter goedkeuring voor aan de minister.

De minister neemt een beslissing tot gehele of gedeeltelijke goedkeuring of afkeuring van het ontwerp van uitvoeringsprogramma. De beslissing van de minister wordt, samen met de eventuele voorwaarden, bemerkingen of voorstellen van aanpassing, binnen vijf werkdagen bezorgd aan de VMSW, het departement en het agentschap. § 2. Als de minister het ontwerp van uitvoeringsprogramma goedkeurt onder voorwaarden, past de VMSW het ontwerp van uitvoeringsprogramma aan de door de minister gestelde voorwaarden aan. § 3. Als de minister het ontwerp van uitvoeringsprogramma slechts gedeeltelijk goedkeurt, stelt de VMSW voor het niet-goedgekeurde gedeelte, binnen een maand vanaf de kennisgeving van de ministeriële beslissing, een aan de ministeriële beslissing aangepast ontwerp van uitvoeringsprogramma op.

De minister neemt een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het aangepaste ontwerp van uitvoeringsprogramma. De beslissing van de minister wordt binnen vijf werkdagen bezorgd aan de VMSW, het departement en het agentschap. § 4. Als de minister het ontwerp van uitvoeringsprogramma afkeurt, stelt de VMSW, binnen een maand vanaf de kennisgeving van de ministeriële beslissing, een aan de ministeriële beslissing aangepast ontwerp van uitvoeringsprogramma op. Het aangepaste ontwerp van uitvoeringsprogramma wordt bezorgd aan de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 9, § 1.

Uiterlijk een maand na de ontvangst van het aangepaste ontwerp van uitvoeringsprogramma maakt de beoordelingscommissie een advies over het aangepaste ontwerp van uitvoeringsprogramma over aan het departement en de VMSW. Rekening houdend met het advies, vermeld in het tweede lid, neemt de minister een beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het aangepaste ontwerp van uitvoeringsprogramma. De beslissing van de minister wordt binnen vijf werkdagen bezorgd aan de VMSW, het departement en het agentschap. § 5. Als blijkt dat de uitvoering of aanbesteding van een effectieve verrichting die is opgenomen in een door de minister goedgekeurd uitvoeringsprogramma, onwaarschijnlijk geworden is in het jaar waarop het uitvoeringsprogramma betrekking heeft, kan de VMSW de effectieve verrichting vervangen door een of meer reserveverrichtingen. § 6. Op gemotiveerd voorstel van het departement kan de minister het uitvoeringsprogramma wijzigen in de loop van het jaar waarop het betrekking heeft.

Art. 11.Als voor een aangemelde verrichting een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling II is aangevraagd, heeft de opname van de verrichting in het door de minister goedgekeurde uitvoeringsprogramma enkel tot gevolg dat de verrichting vatbaar is voor tenlasteneming of voor subsidiëring. Voor de verrichting, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), wordt de belofte van subsidie verleend overeenkomstig artikel 39, § 1, derde lid. Voor de andere verrichtingen wordt de belofte van tenlasteneming of de belofte van subsidie verleend overeenkomstig artikel 40, § 1, tweede lid. Afdeling IV. - De voortgangscontrole van het uitvoeringsprogramma

Art. 12.De VMSW rapporteert regelmatig en minstens tweemaal per jaar over de voortgang van het uitvoeringsprogramma aan de minister, het agentschap en het departement.

De rapportering omvat een gemotiveerde stand van zaken van de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, waarbij onder meer de vervanging van effectieve verrichtingen door reserveverrichtingen wordt toegelicht. HOOFDSTUK III. - De uitvoering van verrichtingen in het kader van het uitvoeringsprogramma Afdeling I. - Bepaling aan alle verrichtingen gemeen

Art. 13.Als voor de realisatie van een sociaal woonproject woningen moeten worden ontruimd, moet de initiatiefnemer zich ertoe verbinden de bewoners van die woningen : 1° zelf te herhuisvesten of te laten herhuisvesten in een aangepaste woning in dezelfde gemeente, bij voorkeur in de nabijheid van de woning die moet worden ontruimd, of, als de initiatiefnemer een sociale huisvestingsmaatschappij is die in dezelfde gemeente niet over een aangepaste woning beschikt, binnen haar werkgebied;2° een recht van voorrang te verlenen voor het huren van een aangepaste huurwoning die ter uitvoering van het sociaal woonproject wordt gerealiseerd, of, als de initiatiefnemer een sociale huisvestingsmaatschappij is, een recht van voorrang te verlenen voor het huren van elke andere vrijkomende, aangepaste huurwoning die tot het patrimonium van de maatschappij in kwestie behoort;3° een recht van voorrang te verlenen voor het kopen van een aangepaste koopwoning of kavel die ter uitvoering van het sociaal woonproject wordt gerealiseerd, of, als de initiatiefnemer een sociale huisvestingsmaatschappij is, een recht van voorrang te verlenen voor het kopen van elke andere vrijkomende, aangepaste koopwoning of kavel die tot het patrimonium van de maatschappij in kwestie behoort. De verplichtingen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, gelden niet voor bewoners die niet voldoen aan de voorwaarden inzake inkomen en onroerend bezit, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociaal huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, tenzij de te ontruimen woningen voor de aanvang van het sociaal woonproject aan de initiatiefnemer toebehoorden. Voor de toepassing van de onroerende bezitsvoorwaarde wordt geen rekening gehouden met de te ontruimen woningen.

De verplichtingen, vermeld in het eerste lid, 3°, gelden niet voor bewoners die niet voldoen aan de voorwaarden inzake inkomen en onroerend bezit, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, tenzij de te ontruimen woningen voor de aanvang van het sociaal woonproject aan de initiatiefnemer toebehoorden. Voor de toepassing van de onroerende bezitsvoorwaarde wordt geen rekening gehouden met de te ontruimen woningen.

De verplichting, vermeld in het eerste lid, 1°, geldt niet voor bewoners die schriftelijk te kennen geven vrijwillig af te zien van hun recht op herhuisvesting. De bewoners kunnen gedurende drie maanden, vanaf de schriftelijke kennisgeving, de vrijwillige afstand herroepen. Afdeling II. - De uitvoering van verwervingsverrichtingen

Art. 14.De verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), waarvoor een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, of een subsidie als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling II, is aangevraagd, mogen niet uitgevoerd worden voor de aanmelding, vermeld in artikel 4, § 1. Afdeling III. - De uitvoering van de andere verrichtingen

Art. 15.De bepalingen, vermeld in deze afdeling, zijn van toepassing op andere verrichtingen dan de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), waarvoor een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, of een tenlasteneming of een subsidie als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling II, is aangevraagd.

In afwijking van het eerste lid is artikel 19 niet van toepassing op de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, waarvoor een financiering als vermeld in hoofdstuk IV, afdeling I, is aangevraagd.

Art. 16.Als voor een verrichting een stedenbouwkundige studie of de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur vereist is, kan de VMSW een of meer overeenkomsten sluiten met ontwerpers stedenbouw of met ontwerpers wegen- en rioleringswerken of omgevingswerken van zodra de verrichting aangemeld is. De erelonen van die ontwerpers worden vastgelegd op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap binnen de perken van de daartoe beschikbare kredieten in de enveloppe, vermeld in artikel 8, tweede lid, 3°.

De minister kan de kwalificaties vaststellen waaraan de ontwerpers, vermeld in het eerste lid, moeten voldoen.

De VMSW en de initiatiefnemer sturen, in onderling overleg, de door hen aangestelde ontwerpers en architecten aan met het oog op een optimale afstemming tussen de verschillende verrichtingen. De ontwerpers en architecten stellen hun studies en voorontwerpen op in onderling overleg. Als de VMSW overeenkomstig § 1 een ontwerper stedenbouw heeft aangesteld, treedt die tijdens de ontwerpfase op als coördinator tussen de verschillende ontwerpers en architecten.

Art. 17.De initiatiefnemer informeert de lokale bevolking op gepaste wijze over de uit te voeren verrichtingen, al dan niet door een informatievergadering te beleggen, en bezorgt de VMSW de eventuele opmerkingen van de lokale bevolking of het verslag van de informatievergadering.

In afwijking van het eerste lid hoeft de initiatiefnemer de lokale bevolking niet te informeren over een geplande verrichting als aan elk van de volgende voorwaarden voldaan is : 1° voor de verrichting is noch een stedenbouwkundige studie, noch de aanleg of aanpassing van wooninfrastructuur vereist;2° de kostprijs van de verrichting overschrijdt een door de minister vast te stellen bedrag niet;3° het aantal woningen of kavels dat bij de verrichting betrokken is, overschrijdt een door de minister vast te stellen hoeveelheid niet.

Art. 18.De initiatiefnemer stelt een ontwerpdossier op, dat de gunningswijze vermeldt, waarbij in voorkomend geval rekening gehouden wordt met het overleg, vermeld in artikel 16, derde lid, en de opmerkingen van de lokale bevolking of het verslag van de informatievergadering, vermeld in artikel 17, eerste lid. Hij kiest de gunningswijze die hem het meest geschikt lijkt voor de uitvoering van de verrichting, met inachtneming van de geldende wettelijke bepalingen, en maakt het ontwerpdossier over aan de VMSW. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder ontwerpdossier een dossier dat bestaat uit : 1° het volledige bestek, het offerteformulier en de plannen die het voorwerp zullen uitmaken van de oproep tot mededinging;2° de gedetailleerde raming, volgens het model van de meetstaat, gevoegd bij het offerteformulier. Uiterlijk zestig kalenderdagen na de ontvangst van het ontwerpdossier gaat de VMSW na of voldaan is aan de door de Vlaamse Regering vastgelegde technische normen waaraan sociale woningen moeten voldoen.

De beoordeling van het ontwerpdossier, vermeld in het derde lid, wordt aan de initiatiefnemer betekend. De betekening geeft de initiatiefnemer het recht om de gunningsprocedure te starten.

Uiterlijk negentig kalenderdagen na de betekening moeten de offertes ingediend worden.

Art. 19.§ 1. Uiterlijk honderdtwintig kalenderdagen voor het verstrijken van de gestanddoeningstermijn van de offertes bezorgt de initiatiefnemer het gunningsdossier, samen met het gemotiveerde voorstel van toewijzing, aan de VMSW. Uiterlijk zestig kalenderdagen na de ontvangst van het gunningsdossier legt de VMSW het dossier, waar haar advies bijgevoegd is, ter goedkeuring voor aan de minister of aan de door hem gemachtigde ambtenaar.

De goedkeuring van het gunningsdossier wordt aan de initiatiefnemer betekend, overeenkomstig artikel 40, § 1, tweede lid. § 2. Om subsidiabel te zijn, mogen de verrichtingen niet worden gegund voor de betekening van de goedkeuring van het gunningsdossier.

In afwijking van het eerste lid kan de VMSW schriftelijk toestemming verlenen tot het gunnen van een verrichting voor de betekening van de goedkeuring van het gunningsdossier als aan een van de volgende voorwaarden voldaan is : 1° in geval van hoogdringendheid, na gemotiveerde aanvraag van de initiatiefnemer;2° als de verrichting een door de minister vast te stellen bedrag niet overschrijdt. HOOFDSTUK IV. - De financiering van verrichtingen in het kader van het uitvoeringsprogramma Afdeling I. - De financiering van de VMSW en de sociale

huisvestingsmaatschappijen in het kader van de realisatie van sociale huurwoningen

Art. 20.Het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 houdende de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de realisatie van sociale huurwoningen en de daaraan verbonden werkingskosten is van toepassing op de verrichtingen die de VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen in het kader van de realisatie van sociale huurwoningen uitvoeren.

In afwijking van het eerste lid is het besluit, vermeld in het eerste lid, niet van toepassing op de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, b), 1), 3), 4) en 5). Afdeling II. - De tenlasteneming of de subsidiëring

van verrichtingen in het kader van het uitvoeringsprogramma Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 21.De bepalingen, vermeld in deze afdeling, zijn van toepassing op verrichtingen die de initiatiefnemers in het kader van de realisatie van sociale woonprojecten uitvoeren, uitgezonderd de verrichtingen waarop het besluit, vermeld in artikel 20, eerste lid, van toepassing is.

Art. 22.Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbare kredieten kan de minister, onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit, de kosten van de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur geheel of gedeeltelijk ten laste nemen, of subsidies toekennen aan de initiatiefnemers die afzonderlijk of in onderlinge samenwerking een van de volgende voorwaarden vervullen : 1° overgaan tot een of meer van de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°;2° op hun grond een houder van het recht van erfpacht of het recht van opstal, al dan niet via onroerende leasing waarbij de initiatiefnemers op het einde van de overeenkomst eigenaar worden, laten overgaan tot een of meer van de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, b), c), d) en e).

Art. 23.In afwijking van artikel 1, eerste lid, 5°, worden voor de toepassing van deze afdeling als initiatiefnemers beschouwd : 1° de VMSW en de sociale huisvestingsmaatschappijen, vermeld in artikel 40 van de Vlaamse Wooncode, voor de verrichtingen die betrekking hebben op sociale koopwoningen of sociale kavels of voor de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur;2° het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, vermeld in artikel 50 van de Vlaamse Wooncode, voor de verrichtingen die betrekking hebben op sociale koopwoningen of sociale huurwoningen, behalve voor de bouw die geen vervangingsbouw is;3° gemeenten en verenigingen van gemeenten, behalve voor de bouw van sociale koopwoningen en de renovatie of de omvorming tot sociale koopwoningen;4° openbare centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen als vermeld in artikel 118 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, behalve voor de bouw van sociale koopwoningen en de renovatie of de omvorming tot sociale koopwoningen;5° sociale verhuurkantoren als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 21°, van de Vlaamse Wooncode, voor de renovatie of de omvorming tot sociale huurwoningen en de verbetering of de aanpassing van sociale huurwoningen, op voorwaarde dat ze die woningen, gebouwen of gedeelten ervan in erfpacht nemen, voor minstens negen jaar in huur nemen of in sociaal beheer nemen overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode met de bedoeling ze als sociale huurwoningen onder te verhuren;6° andere initiatiefnemers als vermeld in artikel 75 van de Vlaamse Wooncode die door de Vlaamse Regering als initiatiefnemer erkend worden, voor de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur. De instanties die in het kader van het Vlaamse welzijnsbeleid op hun grond serviceflatgebouwen als vermeld in artikel 2, 5°, van de gecoördineerde decreten van 18 december 1991 inzake voorzieningen voor bejaarden laten oprichten, worden erkend als initiatiefnemers voor de aanleg of de aanpassing van wooninfrastructuur, behalve voor de uitvoering van aanpassingswerken aan de woonomgeving, op voorwaarde dat de serviceflats opgericht worden door een houder van het recht van opstal of het recht van erfpacht of in het kader van een leasingovereenkomst.

Onderafdeling II. - De subsidiëring van het sociale grond- en pandenbeleid

Art. 24.§ 1. Opdat de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), in aanmerking komen voor een subsidie, moeten de te verwerven bebouwde onroerende goederen beantwoorden aan een van de volgende criteria : 1° de gebouwen voldoen aan de criteria, vermeld in artikel 29 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, of aan de criteria, vermeld in artikel 30 van voormelde decreet;2° de woningen vertonen volgens het technisch verslag, dat als bijlage I gevoegd is bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht op woningen, minstens twee gebreken van categorie III met betrekking tot vocht of stabiliteit;3° de onroerende goederen zijn bestemd voor woningbouw en liggen in een bijzonder gebied als vermeld in artikel 28 van het besluit, vermeld in 2°, voor zover de initiatiefnemer een recht van voorkoop kan uitoefenen. Opdat de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), in aanmerking komen voor een subsidie, moeten de te verwerven onbebouwde onroerende goederen in een bestaande woonkern liggen of beantwoorden aan het criterium, vermeld in het eerste lid, 3°.

Mits voorafgaande mededeling aan de Vlaamse Regering, kan de minister de criteria, vermeld in het eerste en het tweede lid, nader bepalen. § 2. Met behoud van de toepassing van § 1 komen de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, slechts in aanmerking voor een subsidie als het project voor maximaal 50 % gefinancierd wordt met middelen van het Investeringsfonds voor Grond- en Woonbeleid voor Vlaams-Brabant, opgericht bij artikel 16 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992.

In afwijking van het eerste lid komen de verrichtingen, vermeld in het eerste lid, die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, gelegen in een randgemeente als vermeld in artikel 7 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, steeds in aanmerking voor een subsidie, met dien verstande dat voor het gedeelte van het project dat gefinancierd wordt met middelen van het fonds, vermeld in het eerste lid, maximaal ten belope van de helft van het gehele project een subsidie verleend kan worden.

Art. 25.De minister of de door hem gemachtigde ambtenaar stelt de waarde van de te verwerven onroerende goederen vast op basis van een raming door een notaris of door een openbaar of privaatrechtelijk schatter van onroerend goed. In geval van uitoefening van het recht van voorkoop is evenwel geen raming vereist.

Art. 26.§ 1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som van de kostprijs van de verwerving, vermeld in § 2, en de algemene kosten, vermeld in § 3, verminderd met de theoretische grondwaarde van de te verwerven percelen, vermeld in § 4. § 2. Als de verwerving de aankoop van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs van de verwerving gelijk aan de reële kostprijs van de aankoop, met inbegrip van de wederbeleggingsvergoeding. Behoudens wat het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen betreft, kunnen onroerende goederen aangekocht worden door de tussenkomst van een comité voor aankoop van onroerende goederen, overeenkomstig artikel 3, 7°, van het protocol van 5 maart 1985 tussen de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen betreffende de bevoegdheid van de comités tot aankoop van onroerende goederen en van de kantoren der domeinen van de Staat.

Als de onroerende goederen niet aangekocht worden door de tussenkomst van een comité voor aankoop en de reële kostprijs van de aankoop de geraamde waarde, vastgesteld overeenkomstig artikel 25, overtreft, wordt de subsidie berekend op basis van de geraamde waarde, tenzij de reële kostprijs van de aankoop niet meer bedraagt dan 110 % van de geraamde waarde.

Als de verwerving de onteigening van een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs van de verwerving gelijk aan het bedrag van de onteigeningsvergoeding, met inbegrip van de wederbeleggingsvergoeding.

Als de verwerving de vestiging van een recht van erfpacht of van een recht van opstal op een of meer onroerende goederen betreft, is de kostprijs van de verwerving gelijk aan het bedrag dat op het ogenblik van de vestiging van het recht van erfpacht of van het recht van opstal wordt betaald.

De minister kan maximumbedragen vaststellen voor de kostprijs van de verwerving, vermeld in het eerste, het tweede en het derde lid. § 3. De algemene kosten betreffen de reële uitgaven, inclusief BTW, voor : 1° de kosten van de opmeting van het onroerend goed;2° de kosten van het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;3° de kosten van keuringen en van proeven. § 4. De theoretische grondwaarde van de te verwerven percelen wordt berekend door de grondoppervlakte van de percelen te vermenigvuldigen met de theoretische grondprijs, die als volgt wordt vastgesteld : 1° voor de percelen die in een woonvernieuwingsgebied liggen : 30 euro per vierkante meter;2° voor de andere percelen : 50 euro per vierkante meter. § 5. De subsidie bedraagt 70 % van het subsidiabele bedrag.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 35 % van het subsidiabele bedrag als het onroerend goed niet in een woonvernieuwingsgebied of een woningbouwgebied ligt.

De subsidie, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt verhoogd met 15 % als binnen een periode van drie jaar na de vastlegging van de subsidie een opdracht voor de bouw of de renovatie van woningen is gegund.

Onderafdeling III. - De tenlasteneming of de subsidiëring van wooninfrastructuur

Art. 27.De VMSW treedt op als opdrachtgever van de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, b). De kosten voor de uitvoering van de verrichtingen komen geheel of gedeeltelijk ten laste van het Vlaamse Gewest, overeenkomstig de bepalingen van artikelen 28 en 29.

In afwijking van het eerste lid kan de VMSW de initiatiefnemer of een andere aanbestedende overheid machtigen om als opdrachtgever op te treden in een van de volgende gevallen : 1° de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, b), 3), betreffen enkel de openbare verlichting of het watervoorzieningsnet;2° de VMSW is van oordeel dat de machtiging nodig is voor een degelijke coördinatie van de verrichtingen waarvoor een subsidie is aangevraagd;3° een door de minister vast te stellen kostprijs wordt niet overschreden. Als de initiatiefnemer of een andere aanbestedende overheid dan de VMSW opdrachtgever is, verleent het Vlaamse Gewest een forfaitaire subsidie.

Art. 28.§ 1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, b), 1) en 2), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief BTW, van : 1° de kostprijs van het bouwrijp maken of van de sloop, vermeld in § 2;2° de algemene kosten, vermeld in § 3;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van het bouwrijp maken is gelijk aan de reële kostprijs van het bouwrijp maken van de percelen.

De kostprijs van de sloop is gelijk aan de reële kostprijs voor de sloop van de gebouwen.

Magazijnkosten, beheer- en coördinatiekosten, vervoerskosten, evenals eventuele kosten voor de uitvoering van verplichte archeologische opgravingen of verplichte archeologische prospecties met ingreep in de bodem maken eveneens deel uit van de kostprijs, vermeld in het eerste en het tweede lid. § 3. De algemene kosten betreffen de reële uitgaven voor : 1° het ereloon voor de studie en de leiding van de werkzaamheden;2° het ereloon van de veiligheids- en gezondheidscoördinator;3° de kosten van het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;4° de kosten van het archeologisch onderzoek;5° de kosten van het toezicht op de uitvoering van de opdracht;6° de kosten van keuringen en van proeven;7° de kosten voor het houden van een gunningsprocedure. Als de initiatiefnemer of een andere aanbestedende overheid dan de VMSW opdrachtgever is, worden de algemene kosten, vermeld in het eerste lid, forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, vermeld in § 2, inclusief de contractuele prijsherzieningen. § 4. De tenlasteneming of de subsidie bedraagt 100 % van het subsidiabele bedrag.

De minister kan maximumbedragen vaststellen voor de tenlasteneming of de subsidie, vermeld in het eerste lid. § 5. Meerwerken zijn subsidiabel als de VMSW oordeelt dat ze bestemd en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking of de bruikbaarheid van de woningen of kavels.

Als de initiatiefnemer of een andere aanbestedende overheid dan de VMSW opdrachtgever is, kunnen onvoorziene meerwerken, in afwijking van het eerste lid, alleen worden gesubsidieerd als de initiatiefnemer aantoont dat ze bestemd en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking of de bruikbaarheid van de woningen of kavels en als ze worden gecompenseerd door subsidiabele werken die niet of slechts gedeeltelijk worden uitgevoerd.

Art. 29.§ 1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, b), 3), 4) en 5), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief btw, van : 1° de kostprijs van de infrastructuurwerken, van de gemeenschapsvoorzieningen of van de aanpassingswerken aan de woonomgeving, vermeld in § 2;2° de algemene kosten, vermeld in § 3;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van de infrastructuurwerken is gelijk aan de reële kostprijs voor de uitvoering van de infrastructuurwerken.

De kostprijs van de gemeenschapsvoorzieningen is gelijk aan de reële kostprijs voor de oprichting van de gemeenschapsvoorzieningen.

De kostprijs van de aanpassingswerken aan de woonomgeving is gelijk aan de reële kostprijs voor de uitvoering van de aanpassingswerken aan de woonomgeving.

Magazijnkosten, beheer- en coördinatiekosten, vervoerskosten, evenals eventuele kosten voor de uitvoering van verplichte archeologische opgravingen of verplichte archeologische prospecties met ingreep in de bodem maken eveneens deel uit van de kostprijs, vermeld in het eerste, het tweede en het derde lid. § 3. De algemene kosten betreffen de reële uitgaven, vermeld in artikel 28, § 3, eerste lid.

Als de initiatiefnemer of een andere aanbestedende overheid dan de VMSW opdrachtgever is, worden de algemene kosten, vermeld in het eerste lid, forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, vermeld in § 2, inclusief de contractuele prijsherzieningen. § 4. De tenlasteneming of de subsidie wordt als volgt berekend : 1° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van sociale woningen binnen een bestaande woonkern, bedraagt de tenlasteneming of de subsidie 100 % van het subsidiabele bedrag;2° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van sociale woningen buiten een bestaande woonkern, bedraagt de tenlasteneming of de subsidie 80 % van het subsidiabele bedrag;3° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van sociale woningen buiten een bestaande woonkern en kadert in een gemengd sociaal woonproject dat voor minstens een derde en voor hoogstens twee derde uit sociale koopwoningen en voor het overige uit sociale huurwoningen bestaat, bedraagt de tenlasteneming of de subsidie 100 % van het subsidiabele bedrag;4° als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van een sociale verkaveling, bedraagt de tenlasteneming of de subsidie 60 % van het subsidiabele bedrag;5° als de verrichting kadert in een renovatieproject voor woningen van een wijk of buurt waaraan de initiatiefnemer deelneemt via de renovatie van een of meer woningen in de wijk of buurt die hem toebehoren, bedraagt de tenlasteneming of de subsidie 60 % van het subsidiabele bedrag;6° het gedeelte van een technisch ondeelbare verrichting dat andere gemeenschappelijke belangen dan de belangen van de woningen of kavels ten goede komt, wordt ten laste genomen of gesubsidieerd voor 60 % ;7° een verrichting die enerzijds de belangen van de woningen of kavels en anderzijds andere gemeenschappelijke belangen of private belangen ten goede komt, wordt ten laste genomen of gesubsidieerd op basis van door de minister vastgestelde criteria voor evenredige verdeling. De minister kan maximumbedragen vaststellen voor de tenlasteneming of de subsidie, vermeld in het eerste lid. § 5. Meerwerken zijn subsidiabel overeenkomstig de bepalingen van artikel 28, § 5.

Art. 30.De grond waarin of waarop de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, b), 3), 4) en 5), worden uitgevoerd, en de wooninfrastructuur zelf worden kosteloos aan de gemeente overgedragen uiterlijk zes maanden na de voorlopige oplevering van de weg- en rioleringswerkzaamheden.

De overdracht, vermeld in het eerste lid, wordt geregeld bij akte, verleden door een notaris, mits de gemeente in kwestie daarmee instemt, of door de burgemeester met toepassing van artikel 9 van de wet van 27 mei 1870 houdende vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten inzake onteigening voor openbaar nut, en op basis van een opmetingsplan van de VMSW. De gemeente is onderhoudsplichtig voor de wooninfrastructuur die aan haar werd overgedragen.

Onderafdeling IV. - De subsidiëring van de bouw en de renovatie van woningen

Art. 31.§ 1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, c), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief BTW, van : 1° de kostprijs van de bouw, vermeld in § 2;2° de algemene kosten, vermeld in § 3;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van de bouw is gelijk aan de reële kostprijs van de bouw.

Kosten voor de uitvoering van verplichte archeologische opgravingen of verplichte archeologische prospecties met ingreep in de bodem maken eveneens deel uit van de kostprijs, vermeld in het eerste lid.

De kostprijs, vermeld in het eerste lid, wordt slechts in aanmerking genomen voor door de minister te bepalen maximumbedragen per type van woning. § 3. De algemene kosten betreffen de reële uitgaven, vermeld in artikel 28, § 3, eerste lid, en worden forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, vermeld in § 2, inclusief de contractuele prijsherzieningen. § 4. Als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van sociale huurwoningen, bedraagt de subsidie 60 % van het subsidiabele bedrag.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 65 % van het subsidiabele bedrag als de te realiseren sociale huurwoningen in een woonvernieuwingsgebied liggen.

Als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van sociale koopwoningen, bedraagt de subsidie 25 % van het subsidiabele bedrag, op voorwaarde dat de verrichting beantwoordt aan elk van de volgende criteria : 1° het sociaal woonproject is gelegen in een woonvernieuwingsgebied of in een bestaande woonkern van een gemeente;2° het sociaal woonproject omvat volledig of voor ten minste 70 % vervangingsbouw of renovatie;3° het sociaal woonproject omvat volledig of voor ten minste 70 % rijwoningen of appartementen. In afwijking van het derde lid bedraagt de subsidie 20 % van het subsidiabele bedrag als de verrichting slechts beantwoordt aan twee van de criteria, vermeld in het derde lid. § 5. Onverminderd de maximumbedragen, vermeld in § 2, tweede lid, zijn de meerwerken subsidiabel als de initiatiefnemer aantoont dat ze noodzakelijk zijn en redelijkerwijze niet te voorzien waren in het ontwerpstadium. De eventuele subsidie voor de meerwerken wordt gelijktijdig met het saldo uitbetaald.

Art. 32.Opdat de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, d), in aanmerking komen voor een subsidie, moeten de woningen, gebouwen of gedeelten ervan beantwoorden aan een van de volgende criteria : 1° de woningen, gebouwen of gedeelten ervan behoren toe aan de initiatiefnemer of moeten door hem in het kader van de realisatie van een sociaal woonproject worden verworven;2° de woningen, gebouwen of gedeelten ervan beantwoorden aan een van de criteria, vermeld in artikel 24, eerste lid, en worden door de initiatiefnemer in erfpacht, in sociaal beheer overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode, of voor minstens negen jaar in huur genomen met de bedoeling ze als sociale huurwoningen onder te verhuren. De inhuurneming, vermeld in het eerste lid, 2°, verloopt op grond van een door de minister vast te stellen model van renovatiehuurovereenkomst.

Art. 33.§ 1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, d), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief btw, van : 1° de kostprijs van de renovatie of omvorming, vermeld in § 2;2° de algemene kosten, vermeld in § 3;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van de renovatie of omvorming is gelijk aan de reële kostprijs van de renovatie of de omvorming.

De kostprijs, vermeld in het eerste lid, wordt slechts in aanmerking genomen voor door de minister te bepalen maximumbedragen per type van woning of gebouw. § 3. De algemene kosten betreffen de reële uitgaven, vermeld in artikel 28, § 3, eerste lid, en worden forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, vermeld in § 2, inclusief de contractuele prijsherzieningen. § 4. Als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van sociale huurwoningen, bedraagt de subsidie 60 % van het subsidiabele bedrag.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 65 % van het subsidiabele bedrag als de te renoveren woningen of de om te vormen gebouwen of gedeelten ervan in een woonvernieuwingsgebied liggen.

Als de verrichting betrekking heeft op de realisatie van sociale koopwoningen, bedraagt de subsidie 25 % of 20 % van het subsidiabele bedrag, al naargelang de verrichting beantwoordt aan alle of aan slechts twee van de criteria, vermeld in artikel 31, § 4, derde lid. § 5. Onverminderd de maximumbedragen, vermeld in § 2, tweede lid, zijn de meerwerken subsidiabel als de initiatiefnemer aantoont dat ze noodzakelijk zijn en redelijkerwijze niet te voorzien waren in het ontwerpstadium. De eventuele subsidie voor de meerwerken wordt gelijktijdig met het saldo uitbetaald.

Art. 34.Om de verkoopprijs van sociale koopwoningen te bepalen, worden de subsidies, vermeld in deze onderafdeling, in mindering gebracht van de kostprijs van de woningen die behoren tot het sociaal woonproject.

Art. 35.De verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, c) en d), die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, zijn uitgesloten van de toepassing van deze onderafdeling.

Onderafdeling V. - De subsidiëring van de verbetering en de aanpassing van woningen tot sociale huurwoningen

Art. 36.Opdat de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, e), in aanmerking komen voor een subsidie, moeten de woningen of gedeelten ervan beantwoorden aan een van de criteria, vermeld in artikel 32, eerste lid.

De inhuurneming, vermeld in artikel 32, eerste lid, 2°, verloopt op grond van een door de minister vast te stellen model van renovatiehuurovereenkomst.

Art. 37.§ 1. Voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, e), is het subsidiabele bedrag gelijk aan de som, inclusief btw, van : 1° de kostprijs van de verbetering of de aanpassing, vermeld in § 2;2° de algemene kosten, vermeld in § 3;3° de contractuele prijsherzieningen. § 2. De kostprijs van de verbetering of de aanpassing is gelijk aan de reële kostprijs van de verbetering of de aanpassing.

De kostprijs, vermeld in het eerste lid, wordt slechts in aanmerking genomen voor door de minister te bepalen maximumbedragen per type van woning. § 3. De algemene kosten betreffen de reële uitgaven, vermeld in artikel 28, § 3, eerste lid, en worden forfaitair vastgesteld op 10 % van de kostprijs, vermeld in § 2, inclusief de contractuele prijsherzieningen. § 4. De subsidie bedraagt 60 % van het subsidiabele bedrag.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie 65 % van het subsidiabele bedrag als de te verbeteren of aan te passen woningen in een woonvernieuwingsgebied liggen. § 5. Onverminderd de maximumbedragen, vermeld in § 2, tweede lid, zijn de meerwerken subsidiabel als de initiatiefnemer aantoont dat ze noodzakelijk zijn en redelijkerwijze niet te voorzien waren in het ontwerpstadium. De eventuele subsidie voor de meerwerken wordt gelijktijdig met het saldo uitbetaald.

Art. 38.De verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, e), die deel uitmaken van een woonproject met sociaal karakter, zijn uitgesloten van de toepassing van deze onderafdeling.

Onderafdeling VI. De toekenning van de tenlasteneming of de subsidie en de uitkering van de subsidie

Art. 39.§ 1. Als voor een of meer van de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), een subsidie is aangevraagd, neemt de minister een beslissing waarbij de subsidie al dan niet wordt toegekend.

Uiterlijk dertig kalenderdagen na de toekenning van de subsidie, vermeld in het eerste lid, worden de daartoe vereiste kredieten vastgelegd op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

De toekenning van de subsidie en de vastlegging ervan worden samen aan de initiatiefnemer betekend. Die betekening geldt als belofte van subsidie. § 2. Na de ontvangst van het bewijs dat de voorwaarde voor de verhoging van de subsidie, vermeld in artikel 26, § 5, derde lid, is vervuld, worden de daartoe vereiste kredieten vastgelegd op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

De vastlegging van de verhoging van de subsidie wordt aan de initiatiefnemer betekend. § 3. Uiterlijk twaalf maanden na de overlegging van het bewijs van eigendomsoverdracht wordt de subsidie, vermeld in artikel 26, § 5, eerste of tweede lid, in één schijf uitbetaald.

Uiterlijk twaalf maanden na de overlegging van het bewijs dat de voorwaarde, vermeld in artikel 26, § 5, derde lid, is vervuld, wordt de verhoging van de subsidie, vermeld in artikel 26, § 5, derde lid, uitbetaald.

Art. 40.§ 1. Als voor een andere verrichting dan de verrichting, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), een tenlasteneming of een subsidie is aangevraagd, worden de daartoe vereiste kredieten uiterlijk dertig kalenderdagen na de goedkeuring van het gunningsdossier, vermeld in artikel 19, § 2, tweede lid, op basis van het goedgekeurde gunningsbedrag vastgelegd op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.

De vastlegging van de tenlasteneming of de subsidie wordt samen met de goedkeuring van het gunningsdossier aan de initiatiefnemer betekend.

Die betekening geldt, al naargelang het geval, als belofte van tenlasteneming of als belofte van subsidie. § 2. De subsidie, vermeld in artikel 31, § 4, derde en vierde lid, en in artikel 33, § 4, derde lid, wordt in één schijf uitbetaald bij het indienen van de eindafrekening. De voorfinanciering gebeurt door de initiatiefnemer. § 3. Voor de uitbetaling van de subsidies, vermeld in artikel 28, § 4, artikel 29, § 4, artikel 31, § 4, eerste en tweede lid, artikel 33, § 4, eerste en tweede lid, en artikel 37, § 4, worden aan de initiatiefnemers voorschotten uitgekeerd die worden berekend op basis van het goedgekeurde toewijzingsbedrag van de werken, inclusief btw.

De voorschotten worden als volgt uitbetaald : 1° een eerste schijf van 30 % van het subsidiebedrag na de overlegging van het aanvangsbevel;2° een tweede schijf van 30 % van het subsidiebedrag als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden, met uitzondering van de meerwerken en de prijsherzieningen, meer bedraagt dan 75 % van het voorschot, vermeld in 1°;3° een derde schijf van 30 % van het subsidiebedrag als de kostprijs van de uitgevoerde werkzaamheden, met uitzondering van de meerwerken en de prijsherzieningen, meer bedraagt dan 75 % van de voorschotten, vermeld in 1° en 2°. Het saldo van het subsidiebedrag wordt uitbetaald na goedkeuring van de eindafrekening.

Art. 41.De opdracht tot betaling van de subsidies wordt gegeven bij besluit van de minister of van de door hem gemachtigde ambtenaar.

Art. 42.Als de initiatiefnemer de subsidie moet terugbetalen met toepassing van artikel 57 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, dan wordt het terug te betalen bedrag overeenkomstig artikel 59 van de Vlaamse Wooncode gestort ten voordele van het Fonds voor de Huisvesting. Als de initiatiefnemer niet vrijwillig terugbetaalt, wordt de invordering toevertrouwd aan het agentschap Inspectie RWO. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen

Art. 43.In artikel 171 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006 tot gedeeltelijke operationalisering van het beleidsdomein ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed en houdende aanpassing van de regelgeving inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, gewijzigd door het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2008, wordt de inleidende zin vervangen door wat volgt : "De regelingen, vermeld in artikel 167, 6°, 7°, 8°, 9°, 12°, 15° en 16°, blijven gelden voor subsidiedossiers waarvoor kredieten vastgelegd zijn op de datum van inwerkingtreding van het besluit waarbij de Vlaamse Regering overeenkomstig artikel 33, § 3, tweede lid, van de Vlaamse Wooncode, vervangen bij artikel 36 van het decreet van 24 maart 2006, een procedure voor de goedkeuring of de bekrachtiging van het uitvoeringsprogramma, opgesteld door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, vaststelt, met dien verstande dat : ".

Art. 44.In artikel 2 van bijlage II bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006 betreffende de voorwaarden voor de overdracht van onroerende goederen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de sociale huisvestingsmaatschappijen ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "De koper van een sociale kavel mag de kavel niet verder verkopen gedurende een periode van tien jaar, te rekenen vanaf het ogenblik van het verlijden van de aankoopakte. Hij is tevens gehouden de op die kavel op te richten woning gedurende diezelfde termijn persoonlijk te bewonen. Als de koper van een sociale kavel niet aan die verplichtingen voldoet, moet hij aan het Vlaamse Gewest een schadevergoeding betalen die overeenstemt met het gedeelte van de subsidie of de tenlasteneming dat werd toegekend voor verrichtingen die betrekking hebben op die kavel. »

Art. 45.In artikel 19, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociaal huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 maart 2008, wordt punt 2° vervangen door wat volgt : "2° de kandidaat-huurder die overeenkomstig artikel 18, § 2, tweede lid, 26, 60, § 3, en 90, § 1, vierde lid, van de Vlaamse Wooncode opnieuw moet worden gehuisvest of die, na opnieuw te zijn gehuisvest, wil verhuizen naar een aan de rationele bezetting aangepaste woning die gerealiseerd is in uitvoering van het sociaal woonproject dat aan de oorsprong ligt van zijn herhuisvesting, of naar een andere, aan de rationele bezetting aangepaste woning die tot het patrimonium van de verhuurder behoort. Voor de huurder van een sociale woning die door dezelfde verhuurder opnieuw gehuisvest wordt, geldt artikel 3, § 1, eerste lid, 2°, niet;". HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 46.Het eerste investeringsprogramma wordt in de loop van het jaar 2008 vastgesteld.

Op voorstel van het departement en na advies van het agentschap en van de VMSW kan het investeringsprogramma, vermeld in het eerste lid, in de loop van het jaar 2009 geactualiseerd worden.

Art. 47.§ 1. In afwijking van hoofdstuk II, afdeling I tot en met III, verloopt de procedure voor de opmaak, de goedkeuring en de wijziging van het uitvoeringsprogramma dat betrekking heeft op het jaar 2008, volgens de bepalingen van dit artikel. § 2. De VMSW stelt een voorlopige lijst op van alle bij haar bekende projecten en verrichtingen waarvan de uitvoering of aanbesteding mogelijk is in het jaar 2008.

In de voorlopige lijst worden minstens de volgende projecten en verrichtingen opgenomen : 1° de projecten die op basis van de regeling, vermeld in artikel 167, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2006 tot gedeeltelijke operationalisering van het beleidsdomein ruimtelijke ordening, woonbeleid en onroerend erfgoed en houdende aanpassing van de regelgeving inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid, opgenomen zijn in het goedgekeurde investeringsprogramma voor de huursector of in het goedgekeurde bouwprogramma voor de eigendomssector, beide voor het jaar 2008;2° de projecten die op basis van de regeling, vermeld in artikel 167, 12°, van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in 1°, in aanmerking komen voor een subsidie;3° de operaties of werken waarvoor een subsidieaanvraag werd ingediend op basis van een van de regelingen, vermeld in artikel 167, 6°, 7°, 8° en 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in 1°, die deel uitmaken van een erkend sociaal woonproject. De projecten en verrichtingen, vermeld in het tweede lid, alsook de andere bij haar bekende projecten en verrichtingen, worden door de VMSW ambtshalve aangemeld overeenkomstig artikel 4.

Het departement en het agentschap brengen elkaar en de VMSW op de hoogte van hun bevindingen bij de voorlopige lijst. § 3. De VMSW stelt een ontwerp van uitvoeringsprogramma op dat betrekking heeft op het jaar 2008, daarbij rekening houdend met de bevindingen, vermeld in § 2, vierde lid. Bij het ontwerp van uitvoeringsprogramma wordt een lijst gevoegd van de projecten of verrichtingen die behoren tot één van de categorieën, vermeld in § 2, tweede lid, maar niet in het ontwerp opgenomen zijn, samen met een opgave van de reden van hun niet-opname.

De VMSW bezorgt het ontwerp van uitvoeringsprogramma aan het departement, dat het samen met zijn eindadvies ter goedkeuring aan de minister voorlegt. § 4. Na overleg met het agentschap en het departement kan de VMSW een voorstel tot wijziging van het uitvoeringsprogramma dat betrekking heeft op het jaar 2008, bezorgen aan het departement, dat het samen met zijn eindadvies ter goedkeuring aan de minister voorlegt. § 5. Voor de uitvoering en voor de financiering van verrichtingen in het kader van het uitvoeringsprogramma dat betrekking heeft op het jaar 2008, kan de minister afwijkingen toestaan op de procedurestappen en de termijnen, vermeld in dit besluit.

Art. 48.§ 1. Met behoud van de toepassing van hoofdstuk II, afdelingen I, II en IV, verloopt de procedure voor de opmaak, de goedkeuring en de wijziging van het uitvoeringsprogramma dat betrekking heeft op het jaar 2009, volgens de bepalingen van dit artikel. § 2. In afwijking van artikel 5, § 1, eerste lid, wordt, behoudens voor de verrichtingen, vermeld in artikel 1, eerste lid, 11°, a), de aanmelding van de verrichtingen waarvan de uitvoering gepland is in het jaar 2009, afgesloten op 31 augustus 2008.

In afwijking van artikel 5, § 2, eerste lid, stelt de VMSW uiterlijk op 30 september 2008 een voorlopige lijst op van alle aangemelde verrichtingen waarvan de uitvoering of aanbesteding mogelijk is in het jaar 2009.

In afwijking van artikel 6, derde lid, en van artikel 7, tweede lid, brengen het departement en het agentschap elkaar en de VMSW uiterlijk op 15 oktober 2008 op de hoogte van hun bevindingen. § 3. Uiterlijk op 15 november 2008 stelt de VMSW een ontwerp van uitvoeringsprogramma op dat betrekking heeft op het jaar 2009, daarbij rekening houdend met de tijdig ontvangen bevindingen, vermeld in artikel 6 en 7.

De VMSW bezorgt het ontwerp van uitvoeringsprogramma aan het departement, dat het samen met zijn eindadvies ter goedkeuring aan de minister voorlegt. § 4. Na overleg met het agentschap en het departement kan de VMSW een voorstel tot wijziging van het uitvoeringsprogramma dat betrekking heeft op het jaar 2009, opstellen en voor advies bezorgen aan de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 9, § 1.

Uiterlijk een maand na de ontvangst van het voorstel tot wijziging van het uitvoeringsprogramma, vermeld in het eerste lid, maakt de beoordelingscommissie een advies over het voorstel tot wijziging over aan het departement en aan de VMSW. Uiterlijk tien werkdagen na de ontvangst van het advies, vermeld in het tweede lid, past de VMSW het voorstel tot wijziging van het uitvoeringsprogramma aan het advies van de beoordelingscommissie aan.

Het aangepaste voorstel tot wijziging wordt onmiddellijk bezorgd aan het departement.

Uiterlijk tien werkdagen na de ontvangst van het aangepaste voorstel tot wijziging van het uitvoeringsprogramma legt het departement het voorstel tot wijziging, samen met het advies, vermeld in het tweede lid, en zijn eindadvies, ter goedkeuring voor aan de minister.

Art. 49.Zolang de Vlaamse Regering geen technische normen heeft vastgelegd waaraan te realiseren sociale woningen moeten voldoen, gaat de VMSW, in afwijking van artikel 18, derde lid, na of voldaan is aan de door de door haar raad van bestuur op 12 september 2006 vastgelegde technische normen voor sociale woningen.

Art. 50.Voor het bepalen van de in de artikelen 26, § 2, vierde lid, 28, § 4, tweede lid, 29, § 4, tweede lid, 31, § 2, derde lid, 33, § 2, tweede lid en 37, § 2, tweede lid, vermelde maximumbedragen is het besluit van de Vlaamse Regering vermeld in artikel 20 van toepassing.

Indien wordt afgeweken van bedragen van het in het eerste lid vermelde besluit kan de minister de maximumbedragen enkel vastleggen na voorafgaande mededeling aan de Vlaamse Regering.

Art. 51.Artikel 64 van de Vlaamse Wooncode treedt in werking.

Art. 52.De Vlaamse minister, bevoegd voor Huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 18 juli 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^