gepubliceerd op 23 februari 1999
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van een subsidie voor de realisatie van de wachtlijstwerking inzake opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap
18 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van een subsidie voor de realisatie van de wachtlijstwerking inzake opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 53;
Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 24 november 1998;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 december 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het onontbeerlijk is voor de goede werking van de administraties van de provincies en de Vlaamse Gemeenschapscommissie om onverwijld op de hoogte gebracht te worden van de wijze waarop ze met de financiële steun van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap vanaf 1 januari 1999 de realisatie van een wachtlijstwerking inzake opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap kunnen opnemen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° personen met een handicap : alle personen, bedoeld bij het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;2° het Fonds : Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;3° wachtlijstwerking : het binnen iedere provincie te structureren samenwerkingsverband dat - via uniforme registratie van de individuele zorgvragen inzake opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap - bijdraagt tot zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning;4° zorgbemiddeling : het zoeken naar de best mogelijke begeleidings-, behandelings- of opvangvorm voor de gestelde individuele zorgvraag, rekening houdend met de aard van de zorgvraag, de urgentiegraad van de aanvraag en met het beschikbare regionale aanbod;5° zorgafstemming : het optimaal op elkaar afstemmen van het aanwezige aanbod aan begeleidings-, behandelings- en opvangvormen, gegeven de vastgestelde behoeften aan begeleiding, behandeling en/of opvang in de regio;6° zorgplanning : het uitbouwen van het zorgaanbod afhankelijk van de vastgestelde noden en het bestaande regionale aanbod.
Art. 2.Overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de beschikbare kredieten op de begroting kent het Fonds aan de Vlaamse provincies een jaarlijkse subsidie toe voor de realisatie van de wachtlijstwerking.
Deze wachtlijstwerking dient structureel ingepast te worden in het provinciale beleid inzake regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector.
De wachtlijstwerking draagt bij tot de realisatie van zorgbemiddeling, zorgafstemming en dient als beleidsinstrument voor de bevoegde overheden bij de zorgplanning.
Art. 3.§ 1. Met het oog op de realisatie van de wachtlijstwerking en in het kader van de organisatie van het regionaal welzijnsoverleg zet elke provincie een samenwerkingsverband op met als partners : 1° de voorzieningen inzake opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, erkend door het Fonds;2° de verwijzende instanties;3° de permanente cel, bedoeld in hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector;4° de administratie van het Fonds;5° de personen met een handicap of hun vertegenwoordigers. § 2. Het in § 1 bedoelde samenwerkingsverband voor de provincie Vlaams Brabant richt zich ook tot personen met een handicap die hun woonplaats hebben in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en die opvang, behandeling en begeleiding vragen in een door het Fonds erkende voorziening.
Ter uitvoering van het eerste lid worden de door het Fonds erkende en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gelegen voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding alsmede de Vlaamse Gemeenschapscommissie in het samenwerkingsverband opgenomen.
Art. 4.Onverminderd hetgeen bepaald in artikel 2 en 3 gaan de provincies de verbintenis aan om : 1° erover te waken dat de samenwerkingsverbanden : a) uniforme cijfergegevens, zonder dubbeltellingen en overlappingen, aanbrengen over het aantal personen dat op zorgverstrekking wacht, overeenkomstig het door het Fonds vastgestelde registratiemodel;b) instaan voor trimestriële rapportage van de gegevens inzake registratie en zorgbemiddeling;c) jaarlijks én op verzoek van het Fonds vooraf afgesproken analyses van het geregistreerde cijfermateriaal bezorgen;d) de wachtlijstwerking inbedden in een geheel van regionale zorgplanning en zorgafstemming.2° de wachtlijstwerking logistiek ondersteunen en bijdragen in personeels- en werkingskosten; Bij de trimesteriële rapportage, bedoeld in eerste lid, 1°, b), dienen de redenen vermeld te worden als individuele zorgvragen met een hoge urgentiecode (waarbij een oplossing gevraagd wordt binnen zes maanden) niet gehonoreerd worden.
Art. 5.Het Fonds verbindt er zich toe : 1° een ambtenaar aan te stellen binnen het hoofdbestuur die de communicatie onderhoudt met de in artikel 3 vernoemde samenwerkingsverbanden;2° een ambtenaar af te vaardigen per provinciaal samenwerkingsverband;3° aan de in artikel 3 vernoemde samenwerkingsverbanden terugkoppeling te geven inzake de verwerkte cijfergegevens.
Art. 6.Het Fonds en de provincies zullen over de in artikel 3, 4 en 5 besproken verbintenissen een samenwerkingsprotocol afsluiten.
Art. 7.De in artikel 2 bepaalde subsidie bedraagt, per provincie, maximum twee miljoen frank op jaarbasis.
Van dit bedrag wordt minimum 70 % aangewend als loonsubsidiëring.
Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen. Voor de toepassing hiervan wordt voormeld bedrag gekoppeld aan het indexcijfer dat van kracht is op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 8.De bij artikel 7 bedoelde subsidie wordt uitbetaald op basis van de door de provincie ingediende kostenstaten.
In de loop van het eerste kwartaal van elk werkingsjaar wordt 75 % van het subsidiebedrag bij wijze van voorschot uitbetaald. Het saldo wordt vereffend na oplevering van de bij artikel 4, 1°, c bedoelde jaarlijkse rapportering over de werking.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 18 december 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE. De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS