gepubliceerd op 26 april 2006
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden
17 MAART 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, § 1, II, 1° en 5°;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 12 januari 2006;
Gelet op het advies van de Raad van State 39.814/3, gegeven op 14 februari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt punt 4° vervangen door wat volgt : « 4° voldoen aan de bepalingen van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen; »; 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Om de kwaliteit van de opleidingen te garanderen en te bestendigen maakt het opleidingscentrum een kwaliteitshandboek op. Het kwaliteitshandboek is een schriftelijk document dat het kwaliteitsbeleid vastlegt, de minimale kwaliteitseisen bepaalt en het kwaliteitssysteem beschrijft.
De minister bepaalt de minimale kwaliteitseisen en de minimale vereisten waaraan het kwaliteitshandboek en het kwaliteitssysteem moeten voldoen.
Het kwaliteitshandboek kan door de administratie worden opgevraagd.
Het opleidingscentrum bezorgt jaarlijks vóór 1 april de kwaliteitsplanning voor het lopende jaar aan de administratie. De kwaliteitsplanning bevat kwantitatieve en kwalitatieve meetgegevens, een evaluatie van die meetgegevens en een actieplan dat wordt opgesteld op basis van die evaluatie.
De minister bepaalt de minimale vereisten waaraan de kwaliteitsplanning moet voldoen. »
Art. 2.In artikel 6 van hetzelfde besluit wordt punt 1° opgeheven.
Art. 3.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan het opleidingscentrum tot uiterlijk 15 september tegen het voornemen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie.»; 2° in het tweede lid worden de woorden «, § 1, » geschrapt.
Art. 4.In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt punt 3° vervangen door wat volgt : « 3° de subsidie wordt aangevraagd op de wijze die de minister bepaalt en de bepalingen in verband met het financieel verslag, vermeld in artikel 12bis, worden nageleefd; ».
Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 12bis.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring, moet het opleidingscentrum een boekhouding voeren volgens de algemene boekhoudregels die van toepassing zijn op zijn rechtsvorm, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Het boekjaar vangt aan op 1 januari en eindigt op 31 december.
Het opleidingscentrum bezorgt jaarlijks zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 augustus het financieel verslag van het afgelopen jaar aan de administratie. Dat financieel verslag omvat minstens de documenten die vermeld worden in artikel 13 en 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. »
Art. 6.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 13.De subsidie bestaat uit een forfaitair bedrag van 27.712,19 euro per opleiding, op voorwaarde dat er minstens tien cursisten aan de bekwaamheidsproef hebben deelgenomen. Indien er minder dan tien cursisten aan de bekwaamheidsproef hebben deelgenomen, wordt het subsidiebedrag verminderd met een forfaitair bedrag van 1.385,61 euro per cursist die nodig is om dat minimumaantal van tien te bereiken.
De bedragen, vermeld in het eerste lid, zijn gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en toegepast wordt overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. De basisindex is de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2006. De koppeling aan het prijsindexcijfer gebeurt op 1 januari van het jaar dat volgt op de indexsprong.
Voor de werkingsmiddelen die toegekend worden aan het opleidingscentrum wordt het prijsindexcijfer, vastgesteld in het tweede lid, beperkt tot 75 % van dat prijsindexcijfer. Het aandeel van de werkingsmiddelen wordt vastgesteld op 25 % van het subsidiebedrag. »
Art. 7.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan het opleidingscentrum tot uiterlijk vijfenveertig dagen na ontvangst van het voornemen van de minister tot intrekking van de erkenning hiertegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie.»; 2° in het tweede lid worden de woorden «, § 1, » geschrapt.
Art. 8.In artikel 21, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « voor een door hem te bepalen termijn » telkens geschrapt.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2006.
Artikel 4 en artikel 5 zijn voor het eerst van toepassing voor het financieel verslag van het jaar 2006.
Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 maart 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE