gepubliceerd op 12 mei 1998
Besluit van de Vlaamse regering betreffende steun aan de bedrijfsbegeleiding van land- en tuinbouwbedrijven in financiële moeilijkheden
17 MAART 1998. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende steun aan de bedrijfsbegeleiding van land- en tuinbouwbedrijven in financiële moeilijkheden
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 20 december 1996 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1997, inzonderheid op artikel 76;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, inzonderheid op de artikelen 55-58;
Gelet op het schrijven van de Europese Commissie van 4 november 1997;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 15 mei 1997;
Gelet op het overleg in de Interministeriële Conferentie Landbouw van 4 september 1997;
Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering van 29 april 1997 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 16 december 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° De minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid.2° De afdeling : de afdeling Structuur en Investeringen van de administratie Land- en Tuinbouw. 3° Landbouwer : een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, landbouwer in hoofdberoep, in de zin van artikel 1, 1., 2., 3. van het besluit van de Vlaamse regering van 4 juli 1996 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw. 4° Erkend centrum : een centrum voor de begeleiding van bedrijven in financiële moeilijkheden, erkend overeenkomstig artikel 2 van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Erkenning van centra voor bedrijfsbegeleiding
Art. 2.Om als centrum voor bedrijfsbegeleiding erkend te kunnen worden, dient het centrum aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° minstens 3 jaar ervaring hebben in het verstrekken van technische en economische bedrijfsadviezen aan land- en tuinbouwbedrijven in het Vlaamse Gewest;2° minstens 2 bedrijfsbegeleiders in dienst hebben die in het bezit zijn van een diploma van hogere studies in de landbouw, tuinbouw of een aanverwante discipline;3° beschikken over een vestiging in het Vlaamse Gewest met een permanent secretariaat waar alle gegevens, nodig voor de controle op de uitvoering van de maatregel, ter beschikking zijn;4° een natuurlijke- of rechtspersoon aanduiden verantwoordelijk voor de financiële verrichtingen van deze maatregel.
Art. 3.Elke erkenning geschiedt door de minister na overlegging van de stukken waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan. HOOFDSTUK III. - Steunverlening aan de erkende centra voor bedrijfsbegeleiding
Art. 4.De erkende centra kunnen binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten een vergoeding krijgen voor de begeleiding van landbouwers in financiële moeilijkheden ten gevolge van onvoldoende rendabiliteit van het landbouw- of tuinbouwbedrijf en die aan de volgende voorwaarden voldoen : hetzij een achterstand hebben van meer dan 6 maanden op de aflossingen in kapitaal en intresten op hun lopende kredieten aangewend voor de financiering van het bedrijf of de bedrijfsactiviteiten, al dan niet met overheidstegemoetkoming; hetzij een beschikbaar inkomen hebben sedert minstens 2 jaar dat lager is dan het referentieinkomen, bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 juli 1996 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, vermenigvuldigd met een door de minister vastgestelde coëfficiënt. Deze coëfficiënt wordt bepaald rekening houdend met de beschikbare begrotingskredieten.
De minister bepaalt de modaliteiten voor de berekening van het beschikbaar inkomen.
Art. 5.De achterstand op de lopende kredieten bedoeld in artikel 4 wordt aangetoond met een attest van de kredietinstelling.
Art. 6.Het erkende centrum dat de uitbetaling van de vergoeding wenst te krijgen dient bij de afdeling een door de betrokken landbouwer ondertekend aanvraagformulier in, vergezeld van een verslag van de bedrijfsdoorlichting, van een streekplan waarin de nagestreefde evolutie van het bedrijf wordt gegeven en van een voorstel van intensieve begeleiding.
Art. 7.De bij de aanvraag betrokken landbouwer machtigt de afdeling tot het opvragen van alle gegevens die nodig zijn om de juistheid van de aanvraag na te gaan.
Art. 8.Op het ogenblik van de aanvraag mag de betrokken landbouwer de leeftijd van 59 jaar niet bereikt hebben en mogen de kredieten niet opgezegd zijn. Per bedrijf kan de steun slechts eenmaal toegekend worden, behoudens de verlenging zoals bedoeld in artikel 15.
Art. 9.Na onderzoek over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van de aanvraag neemt de minister een beslissing over de steunverlening.
Art. 10.De steun voor de bedrijfsbegeleiding zoals omschreven in artikel 11, bedraagt : - 16 000 frank voor de doorlichting van het bedrijf; - 4 000 frank per bezoek, met een maximum van 6 bezoeken, voor de intensieve begeleiding; - 4 000 frank voor de evaluatie van de begeleiding. HOOFDSTUK IV. - Bedrijfsbegeleiding
Art. 11.De bedrijfsbegeleiding omvat : 1° een doorlichting van het bedrijf, op economisch, financieel en technisch vlak;2° het opstellen van een streefplan, waaruit blijkt dat de moeilijkheden van het bedrijf verholpen kunnen worden door het nemen van bepaalde maatregelen, dan wel dat de stopzetting van het bedrijf de meest aangewezen maatregel is;3° een intensieve begeleiding door een bedrijfsbegeleider, ter uitvoering van het streefplan.
Art. 12.De door het erkende centrum voorgestelde intensieve begeleiding kan van technische, economische of andere aard zijn en duurt maximum één jaar. Zij kan ook bestaan uit een begeleiding van de stopzetting van het bedrijf.
Art. 13.De voorgestelde intensieve begeleiding moet een bijkomende begeleiding zijn bij die welke eventueel reeds op het bedrijf aanwezig is. Bestaande bedrijfsbegeleiding komt niet in aanmerking voor steunverlening. De begeleider moet over de nodige scholing beschikken en in de sector waarin het bedrijf actief is, een voldoende ervaring kunnen aantonen met het voorgestelde type van begeleiding.
Art. 14.Na afloop van een periode van intensieve begeleiding wordt de toestand van het bedrijf geëvalueerd en getoetst aan het streefplan.
Afwijkingen ten opzichte van het streefplan worden uitgelegd. Het centrum stuurt een evaluatieverslag aan de afdeling.
Art. 15.Als uit de evaluatie blijkt dat een bijkomende periode van intensieve begeleiding nodig is, dan kan een tweede periode van intensieve begeleiding voorgesteld worden. Per kalenderjaar kan slechts steun verleend worden voor één periode van intensieve bedrijfsbegeleiding. Het aantal opeenvolgende perioden van intensieve bedrijfsbegeleiding is evenwel beperkt tot één voor de begeleiding van de stopzetting van het bedrijf en tot twee in de andere gevallen. De aanvraag dient te gebeuren overeenkomstig artikel 6 van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 16.De artikelen 55 tot 58 van de wetten op de rijkscomptabiliteit zijn mede van toepassing op de steun, bedoeld in hoofdstuk III van dit besluit.
Art. 17.Dit besluit houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2000. De Vlaamse regering kan de geldigheidsperiode verlengen.
Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 maart 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY.