gepubliceerd op 25 oktober 2000
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de goedkeuring en de subsidiering van projecten in het kader van de professionele integratie van personen met een handicap
17 JULI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de voorwaarden voor de goedkeuring en de subsidiering van projecten in het kader van de professionele integratie van personen met een handicap
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 55 en 59, lid 2;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 25 april 2000;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat een goede werking van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap vereist dat onverwijld bepaalde criteria zouden worden vastgesteld waaraan de aanvragen om subsidiëring van vernieuwende experimentele projecten in het kader van de professionele integratie van personen met een handicap moeten voldoen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;2° de persoon met een handicap : de persoon met een handicap zoals bedoeld in artikel 2, § 2,1° van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een handicap, waarvoor bij de bijstandsindicatie maatregelen inzake beroepsopleiding of tewerkstelling opgenomen zijn en die via de arbeidstrajectbegeleiding naar het project verwezen wordt;3° de voorziening : de door het Fonds erkende arbeidstrajectbegeleidingsdienst, alsmede de organisatie die conform artikel 3, § 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 betreffende de arbeidstrajectbegeleiding van personen met een handicap, met de arbeidstrajectbegeleidingsdienst een structurele samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten met als doel het uitvoeren van acties in de arbeidstrajecten van meerdere personen met een handicap;4° het project : de inhoudelijke en financiële beschrijving van acties, fasen of trajecten, die door de voorziening al dan niet in samenwerking met andere partners worden opgezet in het kader van de arbeidstrajectbegeleiding van personen met een handicap;5° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.
Art. 2.Binnen de perken van de middelen die hiervoor op zijn begroting zijn voorzien, kan het Fonds projecten met een maximale duurtijd van drie jaar goedkeuren en subsidiëren met het oog op de professionele integratie van personen met een handicap. HOOFDSTUK II. - Goedkeuring
Art. 3.Om in aanmerking te komen voor goedkeuring en subsidiëring moet een project aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° overeenstemmen met de doelstellingen van het Fonds zoals omschreven in artikel 4, 6° tot en met 8° en in hoofdstuk VIII van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;2° overeenstemmen met de regels, vastgesteld krachtens de verordening (EG) nr.1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen en inspelen op de doelstellingen en de strategie van het Europees Sociaal Fonds zoals vertaald in zwaartepunt 1 : inzetbaarheid, in het bijzonder van personen met een handicap; 3° niet structureel subsidieerbaar zijn uit hoofde van het decreet van 27 juni 1990 genoemd in 1°, van andere Europese reglementeringen dan deze betreffende de Europese Structuurfondsen of van andere door het Vlaamse of Brusselse Gewest of door de Vlaamse Gemeenschap uitgevaardigde reglementeringen;4° methoden en strategieën ontwikkelen die met het oog op het verhogen van de werkzaamheidsgraad van personen met een handicap, afgestemd zijn op de actuele en specifieke vraag- en aanbodanalyse van de arbeidsmarkt in het STC-ambtsgebied;5° de verbintenis aangaan een aanvraag tot subsidiëring in te dienen in uitvoering van voormelde verordening (EG) nr.1260/1999, Europees Sociaal Fonds, zwaartepunt 1, waarbij de cofinanciering bestaat uit de subsidie die aan het project wordt toegekend in uitvoering van dit besluit, eventueel aangevuld met een afzonderlijk te attesteren subsidie die het Fonds aan de voorziening toekent, en die eveneens kadert in zwaartepunt 1; 6° overeenstemmen met de subregionale actieplannen inzake opleiding en/of tewerkstelling van risicogroepen.
Art. 4.§ 1. Een aanvraag tot goedkeuring en subsidiëring van het project wordt bij het Fonds ingediend door de voorziening, bedoeld in artikel 1, 3°, en omvat minstens de volgende elementen die tevens de basis vormen voor de beoordeling en de selectie van de aanvragen : 1° de identificatie van de voorziening en de eventuele partners waarmee de voorziening samenwerkt;2° een omstandige beschrijving van het project met bijzondere aandacht voor de methodologie, de doelgroep, de doelstelling, de vooropgestelde en meetbare resultaten en de eerdere ervaring van het project;3° een projectvoorstel met de raming van het minimum en het maximum aantal deelnemers, die personen met een handicap moeten zijn zoals bedoeld in artikel 1, 2°, de geplande omvang van het project in uren uitgedrukt, het tewerkgesteld personeel, de begeleidingsmethoden, de registratiemethode (monitoring) en de wijze waarop zal worden gegarandeerd dat de deelnemers in regel blijven met alle wettelijke bepalingen zoals bedoeld in artikel 5, 8°;4° een geschreven samenwerkingsovereenkomst tussen de voorziening en de arbeidstrajectbegeleidingsdienst zoals bedoeld in artikel 1, 3°;5° een geschreven samenwerkingsovereenkomst ingeval de voorziening in het project samenwerkt met andere organisaties;6° een projectbegroting met een overzicht van alle geraamde kosten en voorziene inkomsten. § 2. Het Fonds bepaalt het model van het aanvraagformulier, de wijze en het tijdstip van indiening en in voorkomend geval de toe te voegen bewijsstukken.
Art. 5.De aanvrager verbindt zich ertoe : 1° geen financiële bijdrage te vragen aan de deelnemers;2° een verzekering af te sluiten die de deelnemers verzekert inzake risico's die uit het project voortvloeien;3° per deelnemer en per personeelslid een individueel dossier bij te houden dat minstens de registratie bevat van de ondernomen acties, van de opeenvolgende activiteiten, en van alle gepresteerde uren.Het Fonds kan het model hiervan bepalen dat rekening houdt met de afspraken inzake cliëntregistratie zoals bepaald in het samenwerkingsakkoord tussen het Fonds en de VDAB; 4° op verzoek van het Fonds alle gevraagde inlichtingen over de werking te verschaffen, met inbegrip van het reële gebruik van de cofinancieringsmiddelen;5° jaarlijks uiterlijk op 1 april aan het Fonds een werkingsverslag over het voorbije werkingsjaar te bezorgen, waarvan het model door het Fonds kan worden vastgesteld;6° een boekhouding te voeren overeenkomstig de richtlijnen die door het Fonds worden vastgesteld;7° zich te onderwerpen aan een controle zoals omschreven in hoofdstuk X van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;8° erover te waken dat de deelnemers en personeelsleden in orde zijn met alle bepalingen van de arbeids- en sociale zekerheidswetgeving die voor hen van toepassing zijn, en hiertoe de nodige contacten te leggen met de bevoegde diensten, inzonderheid de inspectie van de sociale wetten, de adviserend geneesheren van het RIZIV en de werkloosheidsuitkeringsdiensten;9° voor het project geen subsidiëringsaanvraag in andere Europese of andere bijstandsprogramma's in te dienen zonder voorafgaand akkoord van het Fonds.
Art. 6.§ 1. Na voorafgaand advies van de in § 5 bedoelde deskundigencommissie geeft het Fonds een goedkeuring aan de projecten.
Als het Fonds van dit voorafgaand advies afwijkt, moet dit grondig gemotiveerd worden.
Op basis van deze goedkeuring levert het Fonds een cofinancieringsattest af ter staving van de in artikel 3, 5° bedoelde aanvraag. § 2. In haar voorafgaand advies houdt de deskundigencommissie rekening met de bepalingen van dit hoofdstuk, met een evenwichtige geografische spreiding van de projecten, en met de prioriteitsregels, bedoeld in § 3. § 3. Voorrang zal gegeven worden aan projecten die : 1° gericht zijn op het invullen van leemtes in de geografische spreiding van het opleidings- en begeleidingsaanbod voor personen met een handicap;2° worden ingediend als onderdeel van een integraal en gecoördineerd projectenplan binnen het netwerk van de arbeidstrajectbegeleidingsdienst;3° gericht zijn op het realiseren van duurzame tewerkstelling in het normaal economisch circuit;4° gericht zijn op het verwerven en/of ontwikkelen van competenties inzake het gebruik van nieuwe technologieën in arbeidsprocessen;5° de resultaatgerichtheid versterken door het aanbieden van opleidingsmodules 'on the job';6° gericht zijn op de tewerkstelling van personen met een handicap in knelpuntberoepen in het STC-ambtsgebied;7° gericht zijn op de tewerkstelling van personen met een handicap in de gesubsidieerde welzijnssectoren;8° gericht zijn op de tewerkstelling van personen met een handicap in de openbare besturen;9° gericht zijn op de tewerkstelling van de prioritaire doelgroepen : personen met een auditieve handicap, personen met autisme en personen met een niet-aangeboren hersenletsel;10° een aanbod realiseren gericht op jongere personen met een handicap (-25jaar), voor ze hun zesde maand als werkzoekende hebben bereikt;11° in functie van de professionele integratie van personen met een handicap een structurele samenwerking met sociale partners kunnen aantonen;12° in vergelijking met kwalitatief evenwaardige projectaanvragen, een beduidend lagere kostprijs begroten per gepresteerd uur en per persoon met een handicap die deelneemt aan het project; §. 4. De in § 1 bedoelde deskundigencommissie bestaat uit : - twee ambtenaren van het Fonds; - twee vertegenwoordigers van de adhoc-commissie professionele integratie van het Fonds; - een vertegenwoordiger van de VDAB; - een afgevaardigde van de Vlaamse minister, bevoegd voor de werkgelegenheid; - een afgevaardigde van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
Al deze leden moeten over een deskundigheid beschikken inzake het werkgelegenheidsbeleid in het algemeen, en de professionele integratie van personen met een handicap in het bijzonder. § 5. De minister benoemt de leden van de in § 4 bedoelde deskundigencommissie, en bepaalt de beslissingsprocedure. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring
Art. 7.Het Fonds bepaalt de subsidie die aan de goedgekeurde projecten toegekend wordt overeenkomstig de procedure vastgesteld in artikel 6, § 1.
Minstens 70 % van de subsidie moet aangewend worden voor loon- of personeelskosten.
Art. 8.Aan de voorziening wordt voor het verstrijken van de maand die volgt op de in artikel 6, § 1 bedoelde goedkeuring door het Fonds een voorschot uitbetaald van 50 % van de op jaarbasis toegekende subsidie.
Een tweede voorschot van 30 % van de op jaarbasis toegekende subsidie wordt uitbetaald zes maanden na de uitbetaling van het in het eerste lid bedoelde eerste voorschot.
Het saldo van de toegekende subsidie wordt uitgekeerd na voorlegging aan het Fonds van het werkingsverslag, bedoeld in artikel 5, 5°, en van de rekeningen, en als blijkt dat het saldo verschuldigd is op basis van een proces- en resultaatsgerichte evaluatie door de in artikel 6 bedoelde deskundigencommissie.
Het Fonds kan te veel uitbetaalde voorschotten bij de voorziening terugvorderen wanneer het project niet of onvoldoende werd gerealiseerd. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 9.Bij wijze van overgangsmaatregel worden in afwijking van de bepalingen van artikel 1, 4°, de in artikel 6, § 1 bedoelde goedkeuringen voor projectaanvragen ingediend vóór 31 december 2000, gegeven tot 31 december 2003.
De subsidie die toegekend wordt voor het werkjaar 2000 zal rekening houden met de duurtijd van het project voor de periode die afloopt op 31 december 2000, en zal voor 80 % binnen een maand na de goedkeuring uitbetaald worden.
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2000.
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 juli 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS