gepubliceerd op 29 juli 2000
Besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van artikel 3, § 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6, § 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
17 JULI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van artikel 3, § 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6, § 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op de artikelen 5, § 2, en 20bis, §§ 2 en 6, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 1999;
Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 15 juni 2000;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de Begroting, gegeven op 22 juni 2000;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : - het decreet van 3 maart 2000 tot wijziging van het decreet van 23 januari 1991, inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, in werking is getreden op 1 januari 2000 en voorziet dat de producenten en gebruikers kunnen gebruik maken van deze nutriëntenarme voeders en voedertechnieken indien zij opteren voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans; de keuze voor het forfaitaire stelsel of voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans is bepalend voor de berekening van de dierlijke productie en de mestoverschotten zoals bepaald in de artikelen 5, § 1 en § 2 en 6, § 2 van het decreet; - de aanpak aan de bron één van de drie belangrijke pijlers is van het nieuwe mestbeleid voor de aanpak van de mestoverschotten; - het gebruik van milieuvriendelijke nutriëntenarme voeders en voedertechnieken gestimuleerd moet worden om de aanpak aan de bron te realiseren; - momenteel reeds bepaalde nutriëntenarme voerders op de markt zijn;
Gelet op het advies L. 30.365/5 van de Raad van State, gegeven op 4 juli 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;2° veevoederconvenant : productnormering afgesloten tussen het federaal ministerie van middenstand en landbouw en de beroepsvereniging van de mengvoederfabrikanten en veevoederfabricanten.3° de beschouwde diersoort : de diersoort overeenkomstig één regel in de tabel van art.5, § 1, van het decreet, waarvoor uitscheidingshoeveelheden zijn bepaald in deze tabel. De diersoort is vermeld in de eerste kolom van de tabel.
Art. 2.§ 1. Elke producent of gebruiker die, overeenkomstig de bepalingen van art. 20bis van het decreet, opteert voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 4°, artikel 5, § 2 en artikel 6, § 2 van het decreet, kan voor de berekening van de productie van dierlijke mest, de reële difosforpentoxide- en/of reële stikstofuitscheiding per dier en per jaar hanteren. § 2. Overeenkomstig art. 20bis, § 3, van het decreet, dient elke producent of gebruiker die opteert voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans, daarvan mededeling te doen aan de Mestbank vóór 21 januari van elk jaar waarin hij deze balans zal toepassen, door middel van het document vastgesteld in bijlage I. Voor het jaar 2000 dient deze mededeling te gebeuren binnen de 15 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad. § 3. Op het document vastgesteld in bijlage I, dient elke producent of gebruiker, voor elke beschouwde diersoort, aan te kruisen voor welk van de volgende subtypen van de mestuitscheidingsbalans hij zal opteren : - subtype veevoederconvenant, volgens de uitscheidingshoeveelheden van art. 5, § 1, van het besluit; deze optie is enkel mogelijk voor de beschouwde diersoorten waarvoor een veevoederconvenant is afgesloten; - subtype regressierechte, volgens de uitscheidingshoeveelheden van art. 6, § 1, van het besluit; - subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek, volgens de bepalingen van art. 7 van dit besluit.
Art. 3.Voor het productiejaar 2000 wordt de mestproductie, voor de producent of gebruiker die conform artikel 2 heeft geopteerd voor één van de subtypen van de mestuitscheidingsbalans en dit conform artikel 2, § 2, tweede lid, tijdig aan de Mestbank heeft medegedeeld, als volgt berekend : de mestuitscheidingshoeveelheden die conform dit besluit zijn bewezen vanaf 15 dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad tot 31 december 2000, worden geëxtrapoleerd voor het hele jaar 2000 en gelden voor het hele jaar 2000. HOOFDSTUK II. - Het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans Afdeling 1. - Subtype veevoederconvenant
Art. 4.§ 1. Wanneer de producent of gebruiker overeenkomstig de bepalingen van artikel 20bis van het decreet, heeft geopteerd voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans, en overeenkomstig artikel 2, § 3, voor het subtype veevoederconvenant, moet voor de berekening van de productie van dierlijke mest per landbouwen/ of veeteeltinrichting en/of deel hiervan, voor alle dieren van de beschouwde diersoort, worden uitgegaan van de volgende reële uitscheidingshoeveelheden, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en kg stikstof per dier en per jaar : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Het bewijs moet geleverd worden dat de voeding voor deze beschouwde diersoorten uitsluitend heeft bestaan uit veevoeders zoals beschreven in de veevoederconvenant, zijnde laag-fosforvoeders met een maximaal P-gehalte zoals omschreven in de tabel van § 1 en bepaald in de veevoederconvenant.
Als bewijs moet elke producent of gebruiker gedurende elk moment van het productiejaar, de factuur of het aankoopborderel dat bij elke levering veevoeders aanwezig is, en waarop het gehalte aan eiwit en fosfor door de veevoederfabricant moet worden vermeld, kunnen voorleggen ter controle door de toezichthoudende ambtenaren.
Tevens dient, aan de hand van dezelfde facturen of aankoopborderellen, het bewijs te worden geleverd van de hoeveelheid verbruikt veevoeder voor de beschouwde diersoort. Zowel van facturen als van aankoopborderellen dienen de betalingsbewijzen aanwezig te zijn, binnen de twee maand na opstellen van factuur of aankoopborderel.
Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken. Afdeling 2. - Subtype regressierechte
Art. 5.§ 1. Wanneer de producent of gebruiker overeenkomstig de bepalingen van artikel 20bis van het decreet, heeft geopteerd voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans, en overeenkomstig artikel 2, § 3, voor het subtype regressierechte, moet voor de berekening van de productie van dierlijke mest per landbouw-en/ of veeteeltinrichting en/of deel hiervan, voor alle dieren van de beschouwde diersoort, worden uitgegaan van de reële uitscheidingshoeveelheden volgens de volgende regressierechten, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en kg stikstof per dier en per jaar : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : y = de productie (in kg) is van respectievelijk difosforpentoxide en stikstof per dier en per jaar x = het verbruik (in kg) is van respectievelijk fosfor (P) en ruw eiwit (RE) per dier en per jaar. § 2. De balans vermeld in § 1 moet opgemaakt worden conform bijlage II. Het bewijs moet geleverd worden dat de voeding voor deze beschouwde diersoorten uitsluitend heeft bestaan uit veevoeders zoals opgenomen in de balans.
Als bewijs voor de balans moet elke producent of gebruiker gedurende elk moment van het productiejaar, de factuur of het aankoopborderel dat bij elke levering veevoeders aanwezig is, en waarop het gehalte aan eiwit en fosfor door de veevoederfabricant moet worden vermeld, kunnen voorleggen ter controle aan de toezichthoudende ambtenaar.
Zowel van facturen als van aankoopborderellen dienen de betalingsbewijzen aanwezig te zijn, binnen de twee maand na opstellen van factuur of aankoopborderel. § 3. Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en bijlage II. Afdeling 3. - Subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek
Art. 6.§ 1. Wanneer de producent of gebruiker overeenkomstig de bepalingen van artikel 20bis van het decreet, heeft geopteerd voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans, en overeenkomstig artikel 2, § 3, voor het subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek, moet voor de berekening van de productie van dierlijke mest per landbouw-en/ of veeteeltinrichting en/of deel hiervan, voor alle dieren van de beschouwde diersoort, worden uitgegaan van de reële uitscheidingshoeveelheden zoals bewezen door het opstellen van een mestuitscheidingsbalans zoals bedoeld in bijlage III, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde en kg stikstof per dier en per jaar. § 2. De producenten of gebruikers dienen, conform de bepalingen van art. 20bis, § 6, van het decreet, bij de melding zoals bepaald in art.2, § 2, van dit besluit, een duidelijk schema te voegen met een uitvoerige onderbouwing van de in § 1 bedoelde mestuitscheidingsbalans. Bij dit schema wordt tevens duidelijk gemaakt welke bewijsstukken op elk moment bij de producent of gebruiker ter inzage zullen liggen gedurende het volledige productiejaar. Voor aangekochte voeders is steeds als bewijs de factuur of het aankoopborderel dat bij elke levering veevoeders aanwezig is, vereist, waarop het gehalte aan eiwit en fosfor door de veevoederfabricant moet worden vermeld. Tevens dient, het bewijs te worden geleverd dat de hoeveelheid verbruikt veevoeder in overeenstemming is met de aanwezige dieren van de beschouwde diersoort tijdens het volledige productiejaar. § 3. Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en bijlage III. § 4. Een producent of gebruiker die gebruikt wenst te maken van de mestuitscheidingsbalans zoals bedoeld in § 1, dient deze balans op te stellen voor minimaal 3 opeenvolgende jaren. Hij houdt in de loop van de jaren rekening met de bemerkingen door de toezichthoudende ambtenaren of de Mestbank gemaakt. Tevens kan hij bijkomende inzichten, verworven tijdens het productjaar in rekening brengen, mits voorafgaande melding ervan aan de Mestbank. De producent of gebruiker kan het gebruik van de mestuitscheidingsbalans zoals bedoeld in § 1, elk jaar opzeggen voor 21 januari, via gemotiveerd en aangetekend schrijven aan de Mestbank. § 5. De producenten of gebruikers dienen, conform de bepalingen van art. 20bis, § 5, van het decreet, de bewijslast voor de mestuitscheidingsbalans bedoeld in § 1 zelf te dragen. HOOFDSTUK III. - Controle- en strafbepalingen
Art. 7.§ 1. De balans moet steeds worden opgesteld voor alle aanwezige dieren van de beschouwde diersoort van de veeteelt- en/of landbouwinrichting of delen ervan. § 2. De producent of gebruiker die geopteerd heeft voor het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans, dient de berekening van de balans en alle stavingsstukken te leveren aan de Mestbank vóór 15 maart van het jaar volgend op het productiejaar waarvoor een balans werd opgesteld. Een uitzondering wordt gemaakt voor de stavingsstukken facturen, aankoopborderellen en hun betalingsbewijzen welke niet moeten worden opgestuurd maar gedurende 5 jaar ter inzage moeten gehouden worden van de toezichthoudende ambtenaren en ook conform artikel 4, § 2, artikel 5, § 2 en artikel 6, § 2, tijdens het productiejaar zelf ter inzage moeten gehouden worden van de toezichthoudende ambtenaren.
Tijdens het productiejaar dienen alle stavingsstukken op de desbetreffende inrichting ter inzage te liggen van de toezichthoudende ambtenaren.
De producent of gebruiker moet de jaarlijks opgemaakte balansen, alsook de geëigende bescheiden ter staving van de balans, gedurende 5 jaar ter inzage houden van de toezichthoudende ambtenaren. § 3. De Mestbank kan, overeenkomstig art. 36, § 1, 1°, e), van het decreet, ten allen tijde controle uitoefenen op de samenstelling van de voeders op het bedrijf, in het bijzonder wat stikstof en fosforinhoud betreft.
Art. 8.Wanneer bij de controle van de balansen, de controle van de voeders en andere controles uitgevoerd ter staving van de mestuitscheidingsbalansen wordt vastgesteld dat deze niet conform zijn aan de bepalingen van het decreet en dit besluit, wordt de difosforpentoxide- en/of stikstofuitscheiding van de beschouwde diersoort ambtshalve berekend conform artikel 5, § 1, van het decreet. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 10.De Vlaamse minister bevoegd voor het Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 juli 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
Bijlage I Melding van het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans Melding van het gebruik van het nutriëntenbalansstelsel van het type mestuitscheidingsbalans voor het productiejaar . . . . . , zijnde aanslagjaar . . . . .
Mestbanknummer . . . . .
Nr. van de inrichting of deel van de inrichting . . . . .
Naam van het bedrijf . . . . .
Adres van de inrichting . . . . .
Kruis per diersoort aan welk subtype mestuitscheidingsbalans zal worden toegepast.
Wanneer geen subtype wordt aangekruist stemt dit overeen met de aanvaarding van de forfaitaire uitscheidingsnormen van artikel 5, § 1 van het meststoffendecreet.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) Overeenkomstige artikelen in het besluit op de uitscheidingsbalans.
Datum Handtekening Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van de artikelen 3, § 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6, § 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Brussel, 17 juli 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
Bijlage II De mestuitscheidingsbalans van het subtype regressierechte Ten behoeve van de mestuitscheidingsbalans zoals bedoeld in artikel 5, § 1 moet volgend register permanent worden bijgehouden : REGISTER VOEDERVERBRUIK (1) (register opstellen in volgorde van begin verbruik) Mestbanknummer . . . . .
Nr. van de inrichting of deel van de inrichting . . . . .
Naam van het bedrijf . . . . .
Adres van de inrichting . . . . .
Aard van de beschouwde diersoort . . . . .
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Voor erkende zelfmengers wordt het register voederverbruik vervangen door het register van de fabrikant (deel 3) model 411/134/15, zoals vereist voor het Ministerie van Middenstand en Landbouw, Bestuur voor de kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige sector (DG 4), met dien verstande dat alle voeders in het register dienen opgenomen te worden.Het register moet bovendien worden aangevuld met 2 kolommen welke de voedersamenstelling uitgedrukt in kg totaalP/ton voeder en kg ruw eiwit/ton voeder weergegeven. De Mestbank is ertoe gehouden geheimhoudingsplicht te garanderen omtrent de formules en hun samenstelling. (2) Voor aangekochte voeders wordt als begindatum voederverbruik de aankoopdatum opgegeven.(3) Voor aangekochte voeders moet op 1 januari van elk productiejaar een beginvoorraad voeders worden opgegeven.(4) Voeders die samen worden vervoederd moeten na elkaar in het register voorkomen (voorbeeld kernvoeder Z + 25 % CCM;in dit geval wordt het kernvoeder Z in het register gevolgd door CCM) Het verbruik (in kg) van respectievelijk totaalP en ruw eiwit per dierplaats/jaar (X) wordt berekend door het totale verbruik van totaalP en ruw eiwit in het jaar te delen door de gemiddelde veebezetting.
Het totale verbruik van totaalP en ruw eiwit in het jaar = hoeveelheid aangekochte voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg ruw eiwit) ) + hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg eiwit) + beginvoorraad aangekochte voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg ruw eiwit) - eindvoorraad aangekochte voeders (uitgedrukt in kg totaalP en kg ruw eiwit). De eindvoorraad van het beschouwde productiejaar dient het volgende productiejaar als beginvoorraad te worden genomen.
De hoeveelheid aangekochte voeders dient bewezen te worden aan de hand van de aankoopfacturen en betalingsbewijzen van het voeder, zoals bepaald in artikel 5, § 2. De samenstelling van het voeder wordt aangetoond door vermelding van de totaalP- en ruw eiwitinhoud op de aankoopfacturen of aan de hand van staalname en analyse door de Mestbank of het Ministerie van Landbouw erkende laboratoria. De hoeveelheid gebruikte op het bedrijf geproduceerde voeders dient bewezen te worden aan de hand van weegresultaten op erkende weeginstallaties. De samenstelling van het voeder wordt aangetoond aan de hand van analyse door de Mestbank of het Ministerie van Landbouw erkende laboratoria of door gebruik van de forfaitaire samenstelling uit de tabel in bijlage IV. Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en bijlage II. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van de artikelen 3, § 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6, § 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Brussel, 17 juli 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
Bijlage III De mestuitscheidingsbalans van het subtype andere voeder- en/of exploitatietechniek De mestuitscheidingsbalans zoals bedoeld in artikel 7 dient als volgt te worden opgesteld.
Mestbanknummer . . . . .
Nr. van de inrichting of deel van de inrichting . . . . .
Naam van het bedrijf . . . . .
Adres van de inrichting . . . . .
Aard van de beschouwde diersoort . . . . . 1. De balans moet in chronologische volgorde bestaan uit de posten : aanvoer, afvoer, begintoestand en eindtoestand, waarbij : - de « aanvoer » een overzicht bevat van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof die via het voeder in de loop van het jaar op het bedrijf zijn verbruikt voor de beschouwde diersoort. - de « afvoer » een overzicht bevat van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof die via dieren en dierproducten in de loop van het jaar van het bedrijf zijn afgevoerd voor de beschouwde diersoort. - de « begintoestand » een overzicht geeft van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof aanwezig op het bedrijf op 1 januari van het betreffende jaar voor de beschouwde diersoort. - de « eindtoestand » een overzicht geeft van de hoeveelheden difosforpentoxide en stikstof aanwezig op het bedrijf op 31 december van het betreffende jaar voor de beschouwde diersoort.
De posten dienen minstens de volgende onderdelen te bevatten. Per onderdeel wordt telkens vermeld welke elementen ter staving kunnen worden bijgevoegd. 1° Aanvoer - voederverbruik voor de beschouwde diersoort - aangekochte voeders facturen en betalingsbewijzen samenstelling van het voeder (gehalte aan ruw eiwit en totaal fosfor) vermeld op de facturen of analyseresultaten van het voeder - niet aangekochte voeders (zelf geproduceerde) weegresultaten op erkende weeginstallaties van de voeders analyseresultaten van de voeders of forfaitaire samenstelling (gehalte aan ruw eiwit en totaal fosfor) - aangekochte dieren van de beschouwde diersoort facturen en betalingsbewijzen analyseresultaten van de samenstelling per beschouwde diersoort of forfaitaire samenstelling (zie tabel hierna) 2° Afvoer - verkochte dieren van de beschouwde diersoort facturen en betalingsbewijzen analyseresultaten van de samenstelling per beschouwde diersoort of forfaitaire samenstelling (zie tabel hierna) - afvoer dieren van de beschouwde diersoort via Rendac analyseresultaten van de samenstelling per beschouwde diersoort of forfaitaire samenstelling bewijzen van afhaling in kg en zo nodig in aantallen van de beschouwde diersoort - afvoer van producten (eieren, melk,...) van de beschouwde diersoort leverings- en betalingsbewijzen samenstelling vermeld op de leveringsbewijzen of analyseresultaten of forfaitaire samenstelling (zie tabel hierna) 3° Begintoestand - aangekochte voeders voor de beschouwde diersoort facturen en betalingsbewijzen samenstelling van het voeder (gehalte aan ruw eiwit en totaal fosfor) vermeld op de facturen of analyseresultaten van het voeder - aanwezige dieren aantal dieren per beschouwde diersoort analyseresultaten van de samenstelling van de dieren of forfaitaire samenstelling 4° Eindtoestand - aangekochte voeders facturen en betalingsbewijzen met vermelding samenstelling (gehalte aan ruw eiwit en totaal fosfor) weegresultaten of nauwkeurige schatting van de voeders analyseresultaten van de voeders of forfaitaire samenstelling (gehalte aan ruw eiwit en totaal fosfor) - aanwezige dieren aantal dieren per beschouwde diersoort analyseresultaten van de samenstelling per beschouwde diersoort of forfaitaire samenstelling 2.De reële difosforpentoxide- en reële stikstofuitscheiding wordt berekend als volgt : aanvoer - afvoer + begintoestand - eindtoestand waarbij alle termen uitgedrukt worden in respectievelijk kg difosforpentoxide en kg stikstof. 3. Voor de difosforpentoxide- en stikstofinhoud van de dieren kunnen de volgende forfaitaire cijfers gebruikt worden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.Voor de forfaitaire samenstelling van de voeders wordt verwezen naar bijlage IV. Handtekening Bij ministerieel besluit kan de bevoegde minister bijkomende bewijsstukken vragen of nadere regels vaststellen betreffende de voor te leggen bewijsstukken en bijlage III en IV. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van de artikelen 3, § 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6, § 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Brussel, 17 juli 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA
Bijlage IV Forfaitaire samenstelling van de voeders Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor voeders en producten welke niet op deze lijst voorkomen moet de samenstelling aangetoond worden aan de hand van de analyse ervan door laboratoria welke door de Mestbank of het Ministerie van Landbouw erkend zijn.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000 omtrent de mestuitscheidingsbalans, ter uitvoering van de artikelen 3, § 1, 4°, 5, § 2, 1°, 6, § 2 en 20bis, § 2, § 3 en § 4 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.
Brussel, 17 juli 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Mevr. V. DUA