Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 juni 2006
gepubliceerd op 25 augustus 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw

bron
vlaamse overheid
numac
2006036279
pub.
25/08/2006
prom.
16/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/16/2006036279/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JUNI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, inzonderheid op artikel 12, gewijzigd bij de decreten van 24 december 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 maart 2004, 14 juli 2004 en 3 december 2004;

Overwegende dat de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad op 29 april 2003 een advies heeft verstrekt betreffende steun voor investeringen in coöperatieve vennootschappen van consumenten die als doelstelling de uitbating van een land- of tuinbouwbedrijf hebben of in de rechtspersonen met een maatschappelijke of sociale doelstelling die een land- of tuinbouwactiviteit uitoefenen;

Overwegende dat de Europese Commissie zich op 10 mei 2004 akkoord heeft verklaard met steun voor investeringen in coöperatieve vennootschappen van consumenten die als doelstelling de uitbating van een land- en/of tuinbouwbedrijf hebben of in de rechtspersonen met een maatschappelijke of sociale doelstelling die een land- of tuinbouwactiviteit uitoefenen;

Overwegende dat het noodzakelijk is om de steunmaatregelen beter af te stemmen op de evoluerende bedrijfsstructuren om economisch concurrentieel te blijven en dat het noodzakelijk is om de steunmaatregelen in overeenstemming te brengen met de beschikbare budgetten;

Gelet op het advies van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad, gegeven op 30 maart 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 maart 2006;

Gelet op advies 40.287/3 van de Raad van State, gegeven op 9 mei 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 1.In dit besluit wordt voor de productiesector verstaan onder : 1°de landbouwer : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een land- of tuinbouwbedrijf exploiteert met een arbeidsbehoefte van minimaal 0,5 en, voor aanvragen om steun tot 1 januari 2007, maximaal 10 volle arbeidskrachten (VAK) per bedrijfsleider en die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in 2° of 3°; 2° de natuurlijke persoon, landbouwer : de natuurlijke persoon die minstens 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt aan de werkzaamheden op het land- of tuinbouwbedrijf en die minstens 35 % van zijn totale inkomen uit die activiteit haalt;3° de rechtspersoon, landbouwer : a) de handelsvennootschap, vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek Vennootschappen, met uitzondering van het economisch samenwerkingsverband, die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet : 1) de statuten hebben de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf en de verhandeling van de op het bedrijf voortgebrachte producten tot doel;2) de statuten bepalen dat de vennootschap opgericht is voor onbepaalde duur of voor een duur van ten minste twintig jaar;3) de statuten bepalen dat de aandelen of de deelbewijzen van de vennootschap op naam zijn;4) de aandelen of de deelbewijzen van de vennootschap behoren voor minstens 51 % toe aan de zaakvoerders, de bestuurders of de gedelegeerd bestuurders met de kwalificatie landbouwer, wat betekent dat ze minstens 50 % van hun totale arbeidsduur besteden aan land- of tuinbouwactiviteiten in de vennootschap en minstens 35 % van hun totale inkomen uit die activiteiten halen;5) de zaakvoerders, de bestuurders of de gedelegeerd bestuurders worden onder de vennoten aangewezen;b) de landbouwvennootschap, vermeld in artikel 2, § 3, van het Wetboek van Vennootschappen;c) de vereniging zonder winstoogmerk met een maatschappelijke of sociale doelstelling die een land- of tuinbouwactiviteit uitoefent, hierna de sociale instelling te noemen, en die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet : 1) ze is erkend als sociale werkplaats met toepassing van artikel 7 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;2) de statuten hebben de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf en de verhandeling van de op het bedrijf voortgebrachte producten tot doel;3) de bestuurders worden onder de leden aangewezen;4) ten minste één van de bestuurders, hierna de bestuurder-landbouwer te noemen, wordt belast met de bedrijfseconomische opvolging van het land- of tuinbouwbedrijf;5) de statuten bepalen dat de vereniging opgericht is voor onbepaalde duur of voor een duur van ten minste twintig jaar;d) de consumentencoöperatie, namelijk een handelsvennootschap zoals vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek Vennootschappen die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet : 1) de statuten hebben de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf en de verhandeling van de op het bedrijf voortgebrachte producten tot doel;2) de bestuurders worden onder de vennoten aangewezen;3) tenminste een van de bestuurders, hierna de bestuurder-landbouwer te noemen, besteedt minstens 50 % van zijn totale arbeidsduur aan land- of tuinbouwactiviteiten in de vennootschap en haalt minstens 35 % van zijn totale inkomen uit die activiteiten;4) de statuten bepalen dat de vennootschap opgericht is voor onbepaalde duur of voor een duur van ten minste twintig jaar;4° een volle arbeidskracht (VAK) : de persoon die een arbeidsduur presteert van 1800 uur per jaar op het land- of tuinbouwbedrijf.»

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 2.In dit besluit wordt onder coöperatieve vennootschap voor verwerking, afzet en dienstverlening verstaan de coöperatieve vennootschap, namelijk een handelsvennootschap als vermeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet : 1° het voorwerp van de vennootschap houdt in hoofdzaak verband met de landbouw, de tuinbouw of de veeteelt;2° de meerderheid van de vennoten oefent de activiteit van landbouwer uit in de zin van artikel 1, of minstens 50 % van de stemgerechtigde aandelen is in handen van landbouwers of van een of meer coöperatieve vennootschappen voor verwerking, afzet en dienstverlening die voldoen aan de bepalingen van dit besluit;3° de vennootschap staat het toetreden van nieuwe leden toe zonder hierbij overdreven eisen te stellen;4° de statuten bepalen dat iedere vennoot op de algemene vergadering over minstens één stem beschikt en dat, in geval van meerdere stemmen per vennoot, het aantal stemmen waarover een vennoot beschikt, beperkt wordt tot ten hoogste een tiende van de op de algemene vergadering aan de vertegenwoordigde deelbewijzen verbonden stemmen;5° het jaarlijkse dividend bedraagt niet meer dan 7 % van het gestorte bedrag van de aandelen;6° de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, kan steeds, om de vertegenwoordiging van de landbouwers en de jongeren in het bijzonder te verzekeren, extra voorwaarden opleggen voor de samenstelling van de raad van bestuur;7° als de meerderheid van de stemgerechtigde aandelen in het bezit is van een of meer andere coöperatieve vennootschappen, opgericht overeenkomstig dit artikel, hoeft de coöperatieve vennootschap voor verwerking, afzet en dienstverlening de voorwaarden, vermeld onder 2° en 3° niet te vervullen.»

Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden het eerste en tweede lid vervangen door wat volgt : « De landbouwer die een landbouwbedrijf exploiteert waarvan kan worden aangetoond dat het levensvatbaar is en dat het voldoet aan minimumnormen op het gebied van leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn en waar de productie zo georganiseerd wordt dat een positief resultaat gerealiseerd wordt ten opzichte van die minimumnormen, kan de investeringssteun genieten die in aanmerking komt voor de financiering uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (E.O.G.F.L.), uitgezonderd de consumentencoöperatie of de sociale instelling.

De natuurlijke persoon landbouwer, de beherende vennoot, zaakvoerder, bestuurder of gedelegeerd bestuurder met de kwalificatie landbouwer of de bestuurder landbouwer van de sociale instelling of de consumentencoöperatie moet over voldoende vakbekwaamheid en deskundigheid beschikken. »

Art. 4.Artikel 6 van het hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van 19 maart 2004, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 6.§ 1. De investeringssteun kan een of meer van de volgende maatregelen omvatten : 1° de steun in de vorm van een investeringspremie al dan niet aanvullend aan een rentetoelage;2° de steun in de vorm van een rentetoelage;3° de waarborg, vermeld in artikel 12, § 5, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994. § 2. Het maximale percentage steun voor de investering dat de landbouwer, uitgezonderd de consumentencoöperatie of de sociale instelling, kan genieten, bedraagt naar gelang van de aard ervan : 1° 40 % voor investeringen die gericht zijn op de realisatie van een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw of biologische landbouw, zoals nader omschreven in de bijlage bij dit besluit;2° 30 % voor investeringen die gericht zijn op de reconversie van het landbouwbedrijf, zoals nader omschreven in de bijlage bij dit besluit;3° 20 % voor investeringen in onroerend goed die gericht op de realisatie van een structuurverbetering, zoals nader omschreven in de bijlage bij dit besluit;4° 10 % voor overige investeringen die gericht zijn op de realisatie van een structuurverbetering, zoals nader omschreven in de bijlage bij dit besluit; De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, bepaalt de andere soortgelijke investeringen als vermeld in de bijlage die de investeringssteun kunnen genieten. § 3. De consumentencoöperatie of de sociale instelling kan voor haar investeringen een rentetoelage van maximaal 4 % op een lening die gelijk is aan de subsidiabele investeringen, of een vervangende kapitaalpremie genieten. De consumentencoöperatie of de sociale instelling kan de waarborg, vermeld in artikel 12, § 5, van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, niet genieten.

De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, bepaalt de aard van de investeringen waarvoor de consumentencoöperatie of de sociale instelling van steun kan genieten. »

Art. 5.In artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2004, wordt punt 2° vervangen door wat volgt : « 2° investeringen in de varkenssector met uitzondering van die welke gericht zijn op het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten, hoevetoerisme, landschapsbeheer, de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren, de biologische landbouw, het bouwen van een nieuwe ammoniakemissiearme varkensstal die voorkomt op de lijst van ammoniakemissiearme stallen ter uitvoering van het VLAREM, voor zover dit in de zeugenhouderij gebeurt in combinatie met groepshuisvesting, het verbouwen en uitrusten van een bestaande zeugenstal naar een stal met groepshuisvesting. Bovendien mogen die investeringen niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit;"

Art. 6.In artikel 7, § 2, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2004, wordt het woord "volièrehuisvesting" telkens vervangen door de woorden "huisvesting in verrijkte kooien, volièrehuisvesting of grondhuisvesting".

Art. 7.Artikel 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2004, wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 8.De totale omvang van de subsidiabele investeringen bedraagt voor een voortschrijdende periode van 7 jaren maximaal 1.000.000 euro per natuurlijke persoon, beherend vennoot, zaakvoerder, bestuurder of gedelegeerd bestuurder telkens met de kwalificatie landbouwer of per bestuurder-landbouwer van de sociale instelling of de consumentencoöperatie, behoudens voor de overheidswaarborg waarvoor ongeacht het aantal personen met de kwalificatie landbouwer op het bedrijf 2.000.000 euro subsidiabele investeringen altijd aanvaard kunnen worden.

De rentetoelage bedraagt maximaal 4 % voor de investeringen, vermeld in artikel 6, § 2, 1° en 2°, en 3 % voor de investeringen, vermeld in artikel 6, § 2, 3° en 4°. »

Art. 8.In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De totale steun wordt bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, volgens de aard van de investering.

Dienstverlenende coöperaties, type machineringen, genieten dezelfde steun als de particuliere landbouwers. »

Art. 9.De bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit gevoegd is.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 10 maart 2006 uitgezonderd artikel 7 dat in werking treedt op 1 januari 2007.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juni 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^