gepubliceerd op 14 april 2004
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw
19 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw
De Vlaamse regering, Gelet op de verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 inzake de steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1783/2003 van de Raad van 29 september 2003;
Gelet op het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, inzonderheid op artikel 12, gewijzigd bij het decreet van 19 juli 2002;
Gelet op het akkoord van de Europese Commissie van 5 augustus 2003 met de wijziging 2002 van het programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor het Vlaamse Gewest met betrekking tot de programmeringsperiode 2000-2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 december 2003;
Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 9 februari 2004;
Gelet op de noodzaak om de omschakeling naar duurzame, diervriendelijke en biologische productiemethodes snel te bewerkstelligen om tegemoet te komen aan Europese en internationale afspraken inzake leefmilieu en dierenwelzijn;
Gelet op advies 36.294/3 van de Raad van State, gegeven op 8 januari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 6, lid 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw wordt aangevuld met een 5°, luidende : « 5° een variabel % steun dat minimaal 20 % bedraagt, voor investeringen in een ammoniakemissiearme stal voorkomend op de lijst van ammoniakemissiearme stallen in uitvoering van het VLAREM. Het % steun is gelijk aan de verhouding tussen de meerprijs per dierplaats, beperkt tot 40 % van de prijs per dierplaats bij een standaardstal en de prijs per dierplaats bij de ammoniakemissiearme stal. »
Art. 2.Artikel 7, § 2, van het hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. Komen niet in aanmerking voor steun als bedoeld in artikel 6 : 1° investeringen in de melkveesector die leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit tenzij ze samengaan met een evenredige verhoging van het aan het bedrijf toegekende melkquotum;2° investeringen in de varkenssector met uitzondering van deze gericht op het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten, hoevetoerisme, landschapsbeheer, de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren en/of biologische landbouw.Bovendien mogen deze investeringen niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit en moet na uitvoering van de investering een minimale graad van grondgebondenheid bereikt worden.
Deze minimale graad van grondgebondenheid is bereikt wanneer het bedrijf na de investeringen beschikt over een oppervlakte van 1 ha voor 30 vleesvarkensplaatsen en 1 ha voor 25 plaatsen voor productieve zeugen. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor het bouwen van een nieuwe ammoniakemissiearme varkensstal voorkomend op de lijst van ammoniakemissiearme stallen in uitvoering van het VLAREM, voor zover dit in de zeugenhouderij gebeurt in combinatie met groepshuisvesting, voor het verbouwen en uitrusten van een bestaande zeugenstal naar een stal met groepshuisvesting en voor investeringen in hoevetoerisme en landschapsbeheer; 3° investeringen in de pluimveesector met uitzondering van deze gericht op het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten, hoevetoerisme, landschapsbeheer, de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren, het bouwen van een nieuwe ammoniakemissiearme pluimveestal voorkomend op de lijst van ammoniakemissiearme stallen in uitvoering van het VLAREM, voor zover dit in de legkippenhouderij gebeurt in combinatie met volièrehuisvesting, voor het verbouwen en uitrusten van een bestaande legkippenstal naar een stal met volièrehuisvesting en/of biologische landbouw.Bovendien mogen deze investeringen niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit; 4° investeringen in de rundvleessector die leiden tot een bezetting van vleesrunderen die groter is dan 2 grootvee-eenheden (GVE) per hectare voor de voedering van die runderen bestemde oppervlakte voedergewassen.Elke stier, koe of ander rund van meer dan 2 jaar vertegenwoordigt 1 GVE en elk rund van zes maand tot 2 jaar 0,6 GVE. Deze voorwaarde geldt niet voor investeringen gericht op het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten, hoevetoerisme, landschapsbeheer, de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren en/of biologische landbouw voor zover ze niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit; 5° investeringen in de vleeskalversector met uitzondering van deze gericht op het zelf verwerken en commercialiseren van de voortgebrachte producten, hoevetoerisme, landschapsbeheer, de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren.Bovendien mogen deze investeringen niet leiden tot een verhoging van de productiecapaciteit; 6° de aankoop van varkens, pluimvee en mestkalveren;7° de aankoop van ander vee dan bedoeld onder 6°, met uitzondering van de eerste aankoop;8° de aankoop van grond. Bij omschakeling naar de biologische productiemethode zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 3 september 2000, geldt de voorwaarde inzake productiecapaciteit, bedoeld in het eerste lid, 1° tot 5°, niet. »
Art. 3.Artikel 8, tweede lid van het hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De rentetoelage bedraagt maximaal 4 % voor de investeringen, bedoeld in artikel 6, 1° en 2° en 3 % voor de investeringen, bedoeld in artikel 6, 3°, 4°en 5°. »
Art. 4.In hetzelfde besluit wordt aan de bijlage navolgende groep 3b toegevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 maart 2004.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER