Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 december 2005
gepubliceerd op 30 januari 2006

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het financiële en materiële beheer van de Dienst Afzonderlijk Beheer Waarborgfonds Microfinanciering

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035061
pub.
30/01/2006
prom.
16/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/16/2006035061/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het financiële en materiële beheer van de Dienst Afzonderlijk Beheer (DAB) Waarborgfonds Microfinanciering


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991;

Gelet op het decreet van 2 april 2004 betreffende de microfinanciering in landen in het Zuiden door middel van waarborgverlening aan ontwikkelingsfondsen, inzonderheid op artikel 7 en artikel 8, § 1;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 oktober 2005;

Gelet op advies 39.309/3 van de Raad van State, gegeven op 17 november 2005, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer Waarborgfonds Microfinanciering, hierna het WM te noemen.

Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Ontwikkelingssamenwerking. HOOFDSTUK II. - De begroting

Art. 3.Het WM maakt jaarlijks een begroting op van alle ontvangsten en alle uitgaven volgens de richtlijnen, verstrekt door de Vlaamse Regering. Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Art. 4.De begroting wordt onderverdeeld in twee delen : 1° de ontvangsten;2° de uitgaven.

Art. 5.De ramingen van de ontvangsten hebben betrekking op : 1° het over te dragen saldo;2° de dotatie;3° de bedragen die het WM gedurende het betreffende begrotingsjaar zal ontvangen;4° de schenkingen en legaten.

Art. 6.De uitgavenbegroting wordt opgemaakt volgens het stelsel van de gesplitste kredieten en bevat : 1° vastleggingskredieten ten belope waarvan bedragen kunnen worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen die ontstaan of worden gesloten tijdens het begrotingsjaar, en voor de recurrente verbintenissen waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren voordoen, ten belope van de tijdens het begrotingsjaar opeisbare sommen;2° ordonnanceringskredieten ten belope waarvan tijdens het begrotingsjaar bedragen kunnen worden vereffend uit hoofde van rechten, vastgesteld ter uitvoering van voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen.

Art. 7.Het begrotingsontwerp van het WM wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse minister en wordt toegevoegd aan het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 8.De minister kan, met het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, kredietoverschrijvingen en kredietoverschrijdingen toestaan. Als de kredietoverschrijding in totaal een hogere dotatie van de Vlaamse Gemeenschap zou meebrengen dan die welke is ingeschreven in de administratieve begroting van de Vlaamse Gemeenschap, moet ze voorafgegaan worden door een overeenstemmende wijziging van de begroting. HOOFDSTUK III. - De comptabiliteit en aflegging van de rekeningen

Art. 9.Het personeelslid dat met de leiding van het WM wordt belast, of zijn plaatsvervanger, wordt aangesteld als gedelegeerd ordonnateur van het WM. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de gedelegeerde ordonnateur worden vastgesteld overeenkomstig de regels die gelden voor de diensten van de Vlaamse Regering.

De minister stelt op voordracht van de gedelegeerde ordonnateur een rekenplichtige aan.

De gedelegeerde ordonnateur stelt een boekhouder aan.

Art. 10.Op het einde van ieder kwartaal worden een staat van ontvangsten en een staat van uitgaven opgemaakt.

De minister legt die staten aan het Rekenhof voor door bemiddeling van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begroting.

De bewijsstukken worden ter plaatse bewaard.

Art. 11.Op het einde van ieder jaar stelt de rekenplichtige de volgende documenten op : 1° een beheersrekening;2° een rekening van uitvoering van de begroting;3° een staat van activa en passiva. Uiterlijk op 31 maart na het jaar waarop ze betrekking hebben, stuurt de minister die rekeningen naar de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begroting, die ze voor 30 april van hetzelfde jaar aan het Rekenhof bezorgt.

Art. 12.Bij de uitdiensttreding van de rekenplichtige moeten de hierna genoemde rekenplichtige bescheiden worden opgesteld : 1° een beheersrekening;2° een rekening van uitvoering van de begroting;3° een staat van activa en passiva.

Art. 13.De uitvoeringsrekening van het WM wordt gevoegd bij die van het algemeen bestuur van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 14.Met behoud van de toepassing van de regelen inzake delegatie en inzake begrotingscontrole is het WM verantwoordelijk voor alle verrichtingen, zowel voor de voorbereiding als voor de uitvoering, met betrekking tot het financiële en budgettaire beheer van de inkomsten en uitgaven, toegewezen aan het WM. De boekhouding wordt gevoerd overeenkomstig de aanrekeningsregels, bepaald in het koninklijk besluit van 1 juli 1964 tot vaststelling van de regels van aanrekening van de budgettaire ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de staat, met uitzondering van de in artikelen 5, 6, § 2, en in artikel 8 van voornoemd besluit vermelde bepalingen.

Art. 15.Er wordt een vermogenscomptabiliteit gevoerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de diensten van de Vlaamse Regering. HOOFDSTUK IV. - Beheer

Art. 16.De gedelegeerde ordonnateur is gemachtigd om binnen de aan hem verleende delegatie alle verbintenissen aan te gaan die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de opdracht van het WM. De uitgaven worden - naargelang de uitgavenveroorzakende rechtshandeling gesteld wordt uit hoofde van het beheer van algemeen bestuur van de Vlaamse Gemeenschap betreffende personeel, ICT, gebouwen en faciliteiten, of uit hoofde van het beheer van het WM - respectievelijk gedragen door de begroting van de Vlaamse Gemeenschap of door de begroting van het WM.

Art. 17.Het bedrag van de uitgaven en het bedrag van de verbintenissen worden beperkt door het bedrag van de goedgekeurde limitatieve kredieten en door het bedrag van de ontvangsten.

Art. 18.§ 1. Van het op het einde van het begrotingsjaar beschikbare saldo wordt 10 procent aangewend voor de vorming van een reservefonds.

Die voorafname mag het bedrag van het reële kassaldo niet overschrijden. De minister kan dat percentage aanpassen als de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begroting zijn akkoord verleent.

De voorafname gebeurt totdat de middelen van het reservefonds 10 procent bedragen van het gemiddelde van de uitgaven van de drie voorafgaande begrotingsjaren, tenzij het bedrag wordt gewijzigd op voorstel van de bevoegde minister met akkoord van de minister, bevoegd voor de financiën en de begroting.

Onder beschikbaar saldo wordt verstaan : het kassaldo, vermeerderd met de nog te innen vastgestelde rechten, verminderd met de nog openstaande verbintenissen.

Op het einde van het begrotingsjaar worden de volgende bedragen ook overgedragen : 1° het gedeelte van het kassaldo dat beschikbaar is na vorming van het reservefonds;2° de vastgestelde rechten;3° de nog openstaande verbintenissen. § 2. De middelen van het reservefonds kunnen met het akkoord van de Vlaamse minister, of zijn gemachtigde, en met het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begroting, aangewend worden om uitgaven te dekken die voortvloeien uit onvoorzienbare omstandigheden of uit specifieke doelstellingen van het WM.

Art. 19.Vanaf het begin van het jaar mogen de geldmiddelen gebruikt worden die nog van het vorige jaar beschikbaar zijn.

Art. 20.De tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige is, overeenkomstig de opdrachten die gedefinieerd zijn in zijn aanstellingsbesluit, belast met : 1° het behandelen en bewaren van de gelden en waarden;2° het opstellen en bewaren van de bescheiden, vermeld in artikelen 11 en 12;3° het bijhouden van de inventaris van het vermogen en van de vermogenscomptabiliteit. HOOFDSTUK V. - De controle

Art. 21.Het Rekenhof en de administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen de rekeningen ter plaatse controleren. Ze mogen zich te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden. De uitgaven worden vereffend en betaald zonder bemiddeling van het Rekenhof.

Art. 22.De uitgaven van het WM worden vrijgesteld van het visum van de controleur van de vastleggingen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 23.Dit besluit treedt in werking op ...

Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ontwikkelingssamenwerking, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begroting, zijn, ieder wat hem haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 december 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS

^