Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 maart 2002
gepubliceerd op 26 april 2002

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van de artikelen 14, § 6 en 17, § 8 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035432
pub.
26/04/2002
prom.
15/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/15/2002035432/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 MAART 2002. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van de artikelen 14, § 6 en 17, § 8 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op artikelen 14, § 6 en 17, § 8 vervangen bij het decreet van 11 mei 1999;

Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 27 november 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 oktober 2001;

Gelet op advies van de Raad van State, gegeven op 28 december 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : - de opbrenging van de bedoelde andere meststoffen en dierlijke mest van toepassing zou moeten vanaf 21 september 2001, gelet op de reeds in voege zijnde verbodsperiode die duurt van 21 september tot 15 februari; - de incubatieproeven, beschreven in het compendium « Bemonsterings- en analyseprocedures voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet », nodig om te verantwoorden of de meststof voldoet aan de gestelde voorwaarden, minstens een maand duurt.

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en voorwaarden

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de minister bevoegd voor het leefmilieu;2° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;3° minerale stikstof : de hoeveelheid stikstof onder vorm van ammonium, nitriet en nitraat;de bepaling van de minerale stikstof dient te gebeuren conform het compendium « Bemonsterings- en analyseprocedures voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet »; 4° snel vrijkomende organische stikstof : de hoeveelheid organisch gebonden stikstof die binnen het jaar na toediening onder minerale vorm ter beschikking komt;de bepaling van de snel vrijkomende organische stikstof dient te gebeuren conform het compendium « Bemonsterings- en analyseprocedures voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet »; 5° tabel : tabel met andere meststoffen en dierlijke mest, die stikstof onder dusdanige vorm bevatten dat slechts een beperkt gedeelte van de totale stikstof vrij komt in het jaar van opbrenging gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad .

Art. 2.Dit besluit regelt de uitvoering van de bepalingen van : 1° het artikel 14, § 6 van het decreet voor het toestaan van de opbrenging van andere meststoffen en dierlijke mest die voorkomen op de tabel, binnen een meerjarig perspectief van maximaal drie jaar, 2° het artikel 17, § 8 van het decreet voor het toestaan van de opbrenging van andere meststoffen die voorkomen op tabel, in de periode van 21 september tot en met 31 januari m.b.t. grasland en in de periode van 21 september tot en met 15 februari, m.b.t. gewasgroepen en gewassen met lage stikstofbehoefte, maïs en andere gewassen. HOOFDSTUK II. - Algemene voorwaarden

Art. 3.Het is verboden de in artikel 2, 1° bedoelde opbrenging binnen een meerjarig perspectief te doen met andere meststoffen of dierlijke mest die niet voorkomen in de tabel.

Het is verboden de in artikel 2, 2° bedoelde opbrenging, in de periode van 21 september tot en met 31 januari m.b.t. grasland en in de periode van 21 september tot en met 15 februari m.b.t. gewasgroepen en gewassen met lage stikstofbehoefte, maïs en andere gewassen, te doen met andere meststoffen die niet voorkomen in de tabel.

Art. 4.Volgende voorwaarden dienen te zijn voldaan vooraleer een andere meststof of dierlijke mest kan opgenomen worden in de tabel : 1° zowel voor andere meststoffen als dierlijke mest moet de inhoud aan minerale stikstof kleiner zijn dan de 15 % van de totale hoeveelheid stikstof, eveneens moet de som van de inhoud aan minerale stikstof en de inhoud aan snel vrijkomende organische stikstof kleiner zijn dan 30 % van de totale hoeveelheid stikstof;2° de producent van de andere meststoffen of de dierlijke mest, de be/verwerkers of de invoerders moeten een correct en volledig ingevulde aangifte bedoeld in artikel 3 van het decreet, voor het voorgaand aanslagjaar hebben ingediend.

Art. 5.Indien voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, 1° en 2° kan een andere meststof of dierlijke mest opgenomen worden in de tabel.

Hiertoe moet de producent of de producent andere meststoffen, de be/verwerker of de invoerder een aanvraag indienen bij de Mestbank.

Deze aanvraag dient de nodige bewijzen te bevatten die staven dat andere meststoffen of dierlijke mest voldoen aan de bepalingen van artikel 4, 1°. Ter staving moeten de analyses gebeuren zoals beschreven in het compendium « Bemonsterings- en analyseprocedures voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet ». Deze analyses moeten gebeuren in de laboratoria erkend door de Minister.

Art. 6.Indien voldaan is aan de bepalingen van artikel 4 en 5, zal de andere meststof of dierlijke mest toegevoegd worden aan de tabel bij ministerieel besluit. De tabel omvat voor elke andere meststof of dierlijke mest de volgende omschrijvingen : - kolom a) voorziene identificatiegegevens van de meststof omvattende de mestcode, de naam van de meststof en de beslissing tot toelating op de tabel; - kolom b) voorziene identificatiegegevens van de producent of producent van andere meststoffen zijnde hun naam en hun mestbanknummer; - kolom c) beschrijving van het productieproces tot het bekomen van de andere meststof of dierlijke mest; - kolom d) de maximale hoeveelheid totale N in kg per ton, de maximale hoeveelheid minerale N in kg per ton, de maximale hoeveelheid difosforpentoxyde, in kg per ton.

De in de tabel bedoelde andere meststoffen en dierlijke mest moeten opgebracht worden zoals bepaald in kolom a) en in kolom b) van de tabel. De andere meststoffen en dierlijke mest moeten bovendien voldoen aan de bepalingen van kolom c) en kolom d).

Art. 7.§ 1. Uiterlijk op 31 juli van elk jaar dient de producent van dierlijke mest of de producent van andere meststoffen de volgende gegevens in verband met de dierlijke mest of de andere meststof naar de Mestbank op te sturen : de gegevens zoals bedoeld in kolom a), b), c) en d) van de tabel aangevuld met een beschrijving van het uitzicht van de meststof, het droge stofgehalte en het organische stofgehalte. De gegevens van kolom d) dienen te worden gestaafd met een analyse die ten minste jaarlijks wordt uitgevoerd en een laboratorium erkend door de Minister. § 2. Op basis van de gegevens ter beschikking gesteld conform § 1, adviseert de Mestbank de Minister binnen de 30 dagen tot verlenging van de toelating tot de tabel. Uiterlijk op 15 september van elk jaar wordt de tabel bij ministerieel besluit gewijzigd en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad .

Art. 8.§ 1. Producenten welke een identieke andere meststof produceren via hetzelfde productieprocédé, kunnen in groep een toevoeging vragen van de bedoelde identieke meststof op voorwaarde dat : 1° elke identieke andere meststof van de groep voldoet aan de bepaling van art.4, 1°; 2° elke producent van de groep voldoet aan de bepaling van art.4, 2°; 3° voldaan is aan art.5 van dit besluit. § 2. De tabel omvat dezelfde kolommen a), b), c) en d) als bedoeld in art. 6, aangevuld in kolom a) met de verwijzing naar de groepsaanvraag. § 3. De groepsproducenten bedoeld in § 1 dienen eveneens de gegevens zoals bedoeld in art. 7 over te maken aan de Mestbank. § 4. Indien niet voldaan is aan de bepalingen van § 1, § 2, § 3 of indien de Mestbank op basis van art. 7, § 2 de toelating tot de tabel niet kan verlengen, worden al de identieke andere meststoffen van de groepsaanvraag niet toegelaten tot de tabel. HOOFDSTUK III. - Bijzondere voorwaarden voor opbrenging

Art. 9.De bijzondere voorwaarden voor de opbrenging van andere meststoffen en dierlijke mest zoals bedoeld in artikel 2, 1° bestaan erin datde opbrenging aan minerale stikstof niet hoger mag zijn dan 90 kg stikstof per ha en dat een gewas aanwezig moet zijn op het perceel binnen de maand na de bemesting. Bovendien dient de gebruiker in het bezit te zijn van een door de Mestbank goedgekeurde aanvraag tot opbrenging van andere meststoffen en dierlijke mest in meerjarig perspectief. De gebruiker dient deze aanvraag in drievoud in bij de Mestbank, met het formulier waarvan het model is vastgelegd in bijlage I bij dit besluit. De Mestbank neemt haar beslissing over de voorgelegde aanvraag binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst ervan. Indien de Mestbank binnen de voormelde termijn geen beslissing heeft genomen, wordt de aanvraag geacht te zijn goedgekeurd, op voorwaarde dat de gebruiker kan bewijzen dat de Mestbank de aanvraag al meer dan 30 dagen in haar bezit heeft. De beslissing wordt kenbaar gemaakt op het formulier waarvan het model is vastgelegd in bijlage I bij dit besluit. De beslissing wordt medegedeeld aan de gebruiker en de erkende mestvoerder. De mededeling gebeurt door 1 exemplaar van het formulier waarvan het model is vastgelegd in de bijlage I bij dit besluit, met de beslissing van de Mestbank op te sturen naar de gebruiker en de erkende mestvoerder.

Onverminderd de verplichting tot het naleven van de bepalingen van de vervoersreglementering van het mestdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten, moet tijdens het transport het goedgekeurde exemplaar van de aanvraag aanwezig zijn in het erkende voertuig;

Art. 10.De bijzondere voorwaarde voor de opbrenging van andere meststoffen zoals bedoeld in artikel 2, 2° is : de opbrenging aan minerale stikstof in de periode van 21 september tot en met 31 januari m.b.t. grasland en in de periode van 21 september tot en met 15 februari m.b.t. gewasgroepen en gewassen met lage stikstofbehoefte, maïs en andere gewassen mag niet hoger zijn dan 30 kg N per ha; dit onverminderd de bemestingsnormen bedoeld in het artikel 14, 15bis en 15ter van het decreet; HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad .

Art. 12.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 maart 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van de artikelen 14, § 6 en 17, § 8 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.

Brussel, 15 maart 2002.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA

^