gepubliceerd op 23 juni 2005
Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 17, § 4bis, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, tot wijziging van het besluit van 15 maart 2002 van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de artikelen 14, § 6, en 17, § 8, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van 31 maart 2000 tot aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen zoals bedoeld in artikelen 13bis, 15, 15bis, 15quater, 15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
29 APRIL 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van artikel 17, § 4bis, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, tot wijziging van het besluit van 15 maart 2002 van de Vlaamse Regering tot uitvoering van de artikelen 14, § 6, en 17, § 8, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van 31 maart 2000 tot aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen zoals bedoeld in artikelen 13bis, 15, 15bis, 15quater, 15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op de artikelen 14, § 6, vervangen bij het decreet van 28 maart 2003, 15quater, § 4, ingevoegd bij het decreet van 11 mei 1999, 15quater, § 5, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2003, 17, § 4bis, ingevoegd bij het decreet van 28 maart 2003, en 17, § 8, vervangen bij het decreet van 11 mei 1999 en gewijzigd bij decreet van 28 maart 2003;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2000 tot aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen zoals bedoeld in artikel 13bis, 15, 15bis, 15quater, 15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2002 tot uitvoering van de artikelen 14, § 6, en 17, § 8, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 januari 2004;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 23 januari 2004;
Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 19 mei en 14 juni 2004;
Gelet op advies 38.248/3 van de Raad van State, gegeven op 12 april 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Minister bevoegd voor het Leefmilieu;2° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen; HOOFDSTUK II. - Artikel 17, § 4 bis, van het decreet : effluenten met laag gehalte aan ammoniakale stikstof
Art. 2.De Mestbank levert een attest af voor de aanwending van effluenten zoals bepaald in artikel 17, § 4bis, van het decreet, nadat door de aanvrager is aangetoond dat het effluent voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in het eerste lid van artikel 17, § 4bis, van het decreet. Hiervoor moet de aanvrager vooraleer het attest wordt afgeleverd een analyse van het effluent aan de Mestbank overmaken. De analyses gebeuren zoals beschreven in het compendium « Bemonsterings- en analyseprocedures voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet ». Deze analyses moeten gebeuren in de laboratoria erkend door de minister. De analyse mag niet ouder zijn dan drie maanden voor de datum van aanvraag van het attest.
Art. 3.De bewerkings- of verwerkingsinstallatie waarvoor het attest zoals bepaald in artikel 17, § 4bis, van het decreet, wordt afgeleverd, moet beschikken over een geldige milieuvergunning.
Art. 4.De werking van de bewerkings- of verwerkingsinstallatie moet gebeuren conform de overige bepalingen van het decreet.
Art. 5.Het attest wordt maximaal voor een kalenderjaar afgeleverd.
Art. 6.Het attest moet aanwezig zijn tijdens het transport en de toediening. HOOFDSTUK III. - Artikelen 14, § 6 en 17, § 8, van het decreet : bewerkte dierlijke mest of andere meststoffen met een laag gehalte aan stikstof
Art. 7.§ 1. In artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2002 tot uitvoering van de artikelen 14, § 6, en 17, § 8, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, worden de woorden « andere meststoffen en dierlijke mest » vervangen door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest en andere meststoffen ».
Art. 8.§ 1. In artikel 2 van hetzelfde besluit, worden 1° en 2° vervangen door wat volgt : « 1° het artikel 14, § 6, van het decreet voor het toestaan van de opbrenging van dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest en andere meststoffen die voorkomen op de tabel, binnen een meerjarig perspectief van maximaal drie jaar; 2° het artikel 17, § 8, van het decreet voor het toestaan van de opbrenging, in de periode zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 1° en 2°, van het decreet, van andere meststoffen en bewerkte dierlijke mest die voorkomen op tabel, »; § 2. Aan artikel 2 van hetzelfde besluit, wordt een 3° toegevoegd, die luidt als volgt : « 3° het artikel 17, § 8, van het decreet voor het toestaan van de opbrenging, in de periode zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 1° en 2°, van het decreet, van andere meststoffen en bewerkte dierlijke mest waarvan de inhoud aan totale stikstof laag is. ».
Art. 9.Artikel 3 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 3.Het is verboden de in artikel 2, 1°, bedoelde opbrenging te doen met dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest en andere meststoffen die niet voorkomen in de tabel.
Het is verboden de in artikel 2, 2°, bedoelde opbrenging te doen met andere meststoffen en bewerkte dierlijke mest die niet voorkomen in de tabel.
Het is verboden de in artikel 2, 3° bedoelde opbrenging te doen met andere meststoffen en bewerkte dierlijke mest die niet voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 4bis van dit besluit ».
Art. 10.In artikel 4 van hetzelfde besluit, worden de woorden « een andere meststof of dierlijke mest » vervangen door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest of andere meststof », de woorden « andere meststoffen als dierlijke mest » door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest of andere meststoffen » en de woorden « de andere meststoffen of de dierlijke mest » door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest of andere meststoffen ».
Art. 11.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 4bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 4bis.Volgende voorwaarden dienen te zijn voldaan vooraleer een andere meststof of bewerkte dierlijke mest bedoeld in artikel 2, 3°, kan opgebracht worden : 1° de inhoud aan totale stikstof mag niet hoger zijn dan 0,60 kg stikstof per ton;en 2° de producent van de andere meststof of bewerkte dierlijke mest of de invoerder moet een correct en volledig ingevulde aangifte bedoeld in artikel 3 van het decreet, voor het voorgaand aanslagjaar hebben ingediend.».
Art. 12.In artikel 5 van hetzelfde besluit, worden de woorden « een andere meststof of dierlijke mest » vervangen door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest of andere meststof » en de woorden « andere meststoffen of dierlijke mest » door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest of andere meststoffen ».
Art. 13.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 5bis.Indien aan de voorwaarden van artikel 4bis, 2°, is voldaan, mag een producent of invoerder een aanvraag indienen bij de Mestbank om een afwijking te bekomen conform artikel 17, § 8, van het decreet. Deze aanvraag dient de nodige bewijzen te bevatten die staven dat de andere meststof of bewerkte dierlijke mest voldoet aan de bepaling van artikel 4bis, 1°. De analyses gebeuren zoals beschreven in het compendium « Bemonsterings- en analyseprocedures voor mest, bodem en veevoeder in het kader van het mestdecreet ». Deze analyses moeten gebeuren in de laboratoria erkend door de minister. ».
Art. 14.In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de woorden « andere meststof of dierlijke mest » vervangen door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest of andere meststof », de woorden « producent van andere meststoffen » vervangen door de woorden « producent van bewerkte dierlijke mest of andere meststoffen » en de woorden « andere meststoffen en dierlijke mest » door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest en andere meststoffen ».
Art. 15.In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden « de producent van dierlijke mest of de producent van andere meststoffen » vervangen door de woorden « de producent of de producent van bewerkte dierlijke mest of andere meststoffen » en de woorden « de dierlijke mest of de andere meststof » door de woorden « de dierlijke mest, de bewerkte dierlijke mest of de andere meststof »
Art. 16.In artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit, wordt het woord « Producenten » vervangen door de woorden « Producenten van andere meststoffen ».
Art. 17.In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de woorden « andere meststoffen en dierlijke mest » vervangen door de woorden « dierlijke mest, bewerkte dierlijke mest en andere meststoffen ».
Art. 18.Artikel 10 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 10.§ 1. De bijzondere voorwaarde voor de opbrenging van andere meststoffen en bewerkte dierlijke mest zoals bedoeld in artikel 2, 2°, bestaat er in dat de hoeveelheid minerale stikstof niet hoger mag zijn dan 30 kg stikstof per ha; dit onverminderd de bemestingsnormen bedoeld in het artikel 14 van het decreet. § 2. De bijzondere voorwaarden voor de opbrenging van andere meststoffen en bewerkte dierlijke mest zoals bedoeld in artikel 2, 3°, bestaan er in dat de toegediende meststof op beteelde cultuurgrond moet aangewend worden en dat de totaal toegediende hoeveelheid stikstof niet hoger mag zijn dan 30 kg stikstof per ha, waarvan maximaal 10 kg minerale stikstof; dit onverminderd de bemestingsnormen bedoeld in het artikel 14 van het decreet. ». HOOFDSTUK IV. - Artikelen 13 bis, 15, 15 bis, 15 quater, 15 quinquies en 17 van het decreet : fosfaatverzadigde gronden
Art. 19.In artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2000 tot aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen zoals bedoeld in artikelen 13bis, 15, 15bis, 15quater, 15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, wordt het woord « FVG » vervangen door het woord « fosfaatverzadigingsgraad »;
Art. 20.In artikel 17, § 3, 1°, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1 ° tussen de woorden « een attest » en de woorden « voor elk betrokken perceel » worden de woorden « dat maximaal 5 jaar oud is voor Poxalaat en maximaal 10 jaar oud voor het fosfaatbindend vermogen op het moment van de aanvraag » ingevoegd; 2° de woorden « de FVG » worden vervangen door de woorden « de fosfaatverzadigingsgraad, het fosfaatbindend vermogen per bodemlaag van 30 cm, het gehalte aan Poxalaat per bodemlaag van 30 cm ».
Art. 21.In artikel 17 van hetzelfde besluit, wordt een § 3bis ingevoegd dat luidt als volgt : « § 3bis. In afwijking van artikel 17, § 3, 1°, dient de bepaling van het gehalte aan Poxalaat, zoals bedoeld in artikel 15quater, § 5, van het decreet, te gebeuren in de bodemlaag van 0 tot 30 cm. » HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 22.In afwijking van artikel 17, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2000 tot aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen zoals bedoeld in artikelen 13bis, 15, 15bis, 15quater, 15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, geldt voor het bemestingsjaar 2005 dat de aanvragen met betrekking tot artikel 21 nog mogen ingediend worden binnen de dertig dagen na publicatie van dit besluit.
Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 april 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister voor Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS